Subsidieverordening onderhoud monumenten Nuenen c.a. 2015

Geldend van 01-04-2015 t/m heden

Intitulé

Subsidieverordening onderhoud monumenten Nuenen c.a. 2015

De raad van de gemeente Nuenen c.a.;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 17 februari 2015;

gelet op de desbetreffende bepalingen in de Gemeentewet artikel 149 van de Gemeentewet, de Monumentenwet 1988 en de Erfgoedverordening 2010;

B E S L U I T :

navolgende ‘Subsidieverordening onderhoud monumenten Nuenen c.a. 2015’ vast te stellen:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nuenen c.a.;

  • b.

    Gemeentelijke monumenten: onroerende en roerende goederen die zijn opgenomen in het monumentenregister van de gemeente Nuenen c.a. zoals bedoeld in de "Erfgoedverordening gemeente Nuenen c.a. 2010”.

  • c.

    Beschermde monumenten: monumenten welke zijn opgenomen in het monumentenregister zoals bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet 1988.

  • d.

    Monumentencommissie: de op basis van art.15, lid 1 Monumentenwet 1988 ingestelde commissie met als taak de werkzaamheden die zijn beschreven in het Reglement van Orde van de monumentencommissie Nuenen 2015.

  • e.

    Onderhoud: werkzaamheden noodzakelijk om een monument in goede staat te houden c.q. als zodanig in stand te houden en/of toekomstig onderhoud en kostbare restauraties te voorkomen of te verminderen.

  • f.

    Bouwhistorisch onderzoek: in schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouwgeschiedenis en de bouwhistorische kwaliteit van een monument.

  • g.

    Monumentenwacht: de stichting Monumentenwacht Noord-Brabant.

Artikel 2 Reikwijdte verordening

  • 1. Het college kan op grond van deze verordening subsidie verlenen in de kosten van onderhoud van gemeentelijke monumenten.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan het college subsidie verlenen voor de kosten van onderhoud van beschermde monumenten, als bedoeld in artikel 15 lid 5 onder a, b en c.

Artikel 3 Doelgroep

De subsidie, bedoeld in artikel 2, kan uitsluitend worden verleend aan de natuurlijke persoon of rechtspersoon die krachtens enig zakelijk recht het genot heeft van een monument.

Artikel 4 Uitsluiting subsidie

  • 1. De subsidie kan uitsluitend worden verleend in die kosten van het onderhoud welke een bedrag van € 600,00 te boven gaan. Indien het onderhoud geheel in zelfwerkzaamheid wordt uitgevoerd kan slechts subsidie worden verleend in de materiaalkosten voor zover deze een bedrag van € 450,00 te boven gaan.

  • 2. De subsidie kan uitsluitend worden verleend indien niet eerder in hetzelfde kalenderjaar onderhoudssubsidie is verleend.

  • 3. Het tweede lid is niet van toepassing indien de eerder in dat kalenderjaar verleende subsidie betrekking heeft op de onderhoudskosten als bedoeld in artikel 15 lid 5 onder a en b.

  • 4. Lid 1 is niet van toepassing met betrekking tot die kosten zoals genoemd in artikel 15, lid 5 onder a, b en c.

Artikel 5 Bevoegdheid

  • 1. Het college is bevoegd tot het verlenen, vaststellen en uitbetalen van subsidie als bedoeld in deze verordening.

  • 2. Het college is eveneens bevoegd tot het intrekken of wijzigen van subsidieverlenings- of subsidievaststellingsbesluiten, alsmede tot het geheel of gedeeltelijk terugvorderen van subsidiegelden.

Artikel 6 Subsidieplafond

Het college stelt elk jaar een subsidieplafond vast, als bedoeld in artikel 4:25 e.v. van de Algemene wet bestuursrecht, voor de in deze verordening beschreven subsidies.

Artikel 7 Afhandeling aanvragen op volgorde van binnenkomst

Aanvragen om subsidie op grond van deze verordening worden in volgorde van binnenkomst afgehandeld.

Hoofdstuk 2 Onderhoud

Artikel 8 Staat van onderhoud

De in artikel 2 bedoelde kosten komen slechts voor subsidie in aanmerking indien het monument, waaraan het onderhoud zal geschieden, in een naar het oordeel van het college zodanige staat van onderhoud verkeert, dat zij het verrichten van onderhoud, gezien de in artikel 1, onder e, gegeven omschrijving, zinvol acht.

Artikel 9 Uitvoering onderhoud

  • 1.

    Met de uitvoering van het onderhoud mag niet eerder worden begonnen dan nadat de subsidie, bedoeld in artikel 2, is verleend.

  • 2.

    Met de uitvoering van het onderhoud dient een aanvang te worden gemaakt binnen 12 weken nadat de beschikking tot subsidieverlening is bekend gemaakt tenzij anders is overeengekomen met het college.

  • 3.

    Indien voor de uitvoering van het onderhoud een vergunning ingevolge de gemeentelijkeErfgoedverordening en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is vereist, mag met de uitvoering niet worden begonnen dan nadat de Omgevingsvergunning is verleend.

  • 4.

    De werkzaamheden, ten behoeve waarvan subsidie is verleend, mogen niet in afwijking van de ter zake verstrekte gegevens worden uitgevoerd, tenzij met schriftelijke toestemming van het college.

Artikel 10 Aanwijzingen uitvoering

  • 1. Het college kan aanwijzingen geven met betrekking tot de uitvoering van het onderhoud.

  • 2. Degene aan wie subsidie is verleend, dient een door het college aangewezen deskundige desgewenst de gelegenheid te geven de wijze waarop het onderhoud wordt uitgevoerd, te controleren.

Hoofdstuk 3 De aanvraagprocedure

Artikel 11 Indiening subsidieaanvraag

  • 1. Voor hetzelfde gemeentelijk monument kan één maal per kalenderjaar subsidie op grond van deze verordening worden aangevraagd.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op de onderhoudskosten als bedoeld in artikel 15 lid 5 onder a en b.

  • 3. Een aanvraag om subsidie op grond van deze verordening wordt schriftelijk bij het college ingediend op een daartoe beschikbaar gesteld formulier in het desbetreffende kalenderjaar.

  • 4. Naast het in lid 3 bedoelde aanvraagformulier dient de aanvraag te bevatten:

    • a.

      een gespecificeerde begroting van de met het onderhoud gemoeide kosten, dan wel een gespecificeerde rekening met betrekking tot een abonnement of inspectierapport van de Monumentenwacht;

    • b.

      indien van toepassing een bestek c.q. werkomschrijving;

    • c.

      indien van toepassing tekeningen, aangevende zowel de bestaande als de te maken toestand van het pand (schaal 1: 100);

    • d.

      indien van toepassing naam en adres van de aannemer(s)/uitvoerende bedrijven;

    • e.

      indien van toepassing een B.T.W.-verklaring;

    • f.

      indien van toepassing een recent inspectierapport van de bouwkundige staat, volgens de methodiek van de Monumentenwacht, of opgesteld door een, door het college aanvaardbaar geachte, onafhankelijke deskundige of een deskundige instantie.

Artikel 12 Aanvullen gegevens

  • 1. Indien de aanvraag niet volledig is of niet voorzien is van de in artikel 11 vierde lid bedoelde gegevens dan wel wanneer deze gegevens onvoldoende duidelijk zijn om de aanvraag in behandeling te kunnen nemen, wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld de aanvraag aan te vullen binnen een door het college gestelde termijn.

  • 2. De aanvrager dient binnen de in de mededeling aangegeven termijn zijn aanvraag aan te vullen met de nog ontbrekende gegevens of deze gegevens desgevraagd te verduidelijken. Indien de gevraagde gegevens niet binnen deze termijn zijn verstrekt, kan het college besluiten de aanvraag niet in behandeling te nemen.

  • 3. Van het niet in behandeling nemen van de aanvraag ontvangt de aanvrager schriftelijk een besluit.

Hoofdstuk 4 Subsidieverlening

Artikel 13 Termijn besluitvorming subsidieverlening

Het college beslist omtrent een aanvraag als bedoeld in artikel 11 derde lid binnen 8 weken na de dag, waarop de aanvraag ontvangen is.

Artikel 14 Advies Monumentencommissie

Alvorens een beslissing te nemen op de aanvraag kan het college het advies inwinnen van de Monumentencommissie.

Artikel 15 De subsidiabele onderhoudskosten

  • 1.

    Subsidiabele onderhoudskosten zijn kosten die, naar het oordeel van het college noodzakelijk zijn om een gemeentelijk monument, op sobere en doelmatige wijze, als zodanig in stand te houden.

  • 2.

    Subsidie kan worden verleend in de volgende onderhoudskosten:

    • a.

      herstel en vernieuwen van rieten daken (met deklatten en beperkt herstel van sporen);

    • b.

      herstel van dakvlakken gedekt met pannen (met deklatten), leien, lood, zink of koper met beperkt herstel van dakbeschot en sporen;

    • c.

      herstel van goten (in zink, koper of lood) inclusief bijbehorende hemelwaterafvoeren; het aanbrengen van goten waar deze niet eerder aanwezig waren, inclusief aansluitingen op riolering en open water;

    • d.

      herstel van buitenkozijnen, buitendeuren, raampartijen, luiken, stoepen, roedenverdeling, lijstwerk;

    • e.

      herstel van windveren, schoorstenen, kapellen en loodaansluitingen;

    • f.

      herstel van dak- en torenluiken, loopbruggen, het afgazen van torenluiken;

    • g.

      inboeten, beperkt herstel van muurwerk en opvoegen of pleisteren van gevels;

    • h.

      beperkt vervangen of inboeten van natuursteen;

    • i.

      behandeling van muur- en houtwerk ter regulering van de vochthuishouding dan wel ter bestrijding van zwamaantasting of houtaantasters;

    • j.

      herstel, vervangen en indien nodig aanbrengen van een nieuwe bliksembeveiliging;

    • k.

      buitenschilderwerk en binnenschilderwerk wat betreft buitenramen en -kozijnen en -deuren;

    • l.

      beperkt herstel van dragende constructies (onder andere ankerbalkgebinten, schoren en platen, balkkoppen, spantbenen);

    • m.

      herstel van glas-in-lood-beglazing en ander bijzonder glas en het aanbrengen van beschermende beglazing voor o.a. gebrandschilderd glas;

    • n.

      het aanbrengen van inspectievoorzieningen zoals dakluiken en klimhaken;

    • o.

      herstel van waardevolle interieuronderdelen;

    • p.

      uitwendig herstel van diverse bijgebouwen, zoals hooibergen, schuren, bakhuisjes, pompen, hekken, burgen, koetshuizen, oranjerieën, theekoepels, voor zover opgenomen in de redengevende omschrijving;

    • q.

      vervangingen herstel van overige bouwelementen met waarde van grote zeldzaamheid of historische waarde.

  • 3.

    De subsidiabele onderhoudskosten worden bepaald aan de hand van de “Leidraad subsidiabele onderhoudskosten” zoals vastgesteld door de minister van Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen in het boekje “Beleidsregels Onderhoud en Restauratie Monumenten” (herziene druk 2001).

  • 4.

    In daarvoor naar het oordeel van het college in aanmerking komende bijzondere gevallen kan de subsidie in andere onderhoudskosten dan genoemd in het tweede lid worden verleend.

  • 5.

    Subsidiabele onderhoudskosten zijn tevens, voor gemeentelijke monumenten en beschermde monumenten, de kosten van:

    • a.

      het abonnement van de Monumentenwacht;

    • b.

      de tweejaarlijkse inspectie door de Monumentenwacht, mits het college een afschriftontvangt van het inspectierapport;

  • c.het uitvoeren van een bouwhistorisch onderzoek.

Artikel 16 Subsidiepercentage

  • 1. De subsidie bedraagt 30% van de subsidiabele onderhoudskosten genoemd onder artikel 15 lid 2, met een maximum van € 5.000,00.

  • 2. De subsidie bedraagt 100% van de subsidiabele onderhoudskosten genoemd onder artikel 15 lid 5 onder a en c, met een maximum van € 5.000,00.

  • 3. De subsidie bedraagt 100% van de subsidiabele onderhoudskosten genoemd onder artikel 15 lid 5 onder b, met een maximum van € 200,00.

  • 4. In daarvoor naar het oordeel van het college in aanmerking komende bijzondere gevallen kan de subsidie op een hoger bedrag worden vastgesteld dan voortvloeit uit de toepassing van het eerste lid van dit artikel.

Artikel 17 Afwijzingscriteria

  • 1. De subsidie wordt niet verleend indien één of meerdere van de navolgende situaties zich voordoen:

    • a.

      door het verlenen van subsidie het in artikel 6 bedoelde subsidieplafond wordt overschreden;

    • b.

      een eventueel voor de werkzaamheden vereiste vergunning op grond van de “Erfgoedverordening gemeente Nuenen c.a. 2010” dan wel een anderszins vereiste vergunning niet is verleend;

    • c.

      de kosten van de voorzieningen niet geacht kunnen worden te staan in redelijke verhouding tot het te verkrijgen resultaat;

    • d.

      met het treffen van de voorzieningen is begonnen voordat hiervoor bij de gemeente een aanvraag om subsidie is ingediend;

    • e.

      de kosten op grond van een verzekeringsovereenkomst zijn gedekt;

    • f.

      de karakteristiek van het pand wordt aangetast;

    • g.

      het pand waaraan de voorzieningen worden getroffen is bestemd om binnen een periode van 10 jaar te worden afgebroken;

    • h.

      het bedrijf dat de voorzieningen zal treffen niet is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel;

    • i.

      dezelfde onderhoudswerkzaamheden binnen een periode van 5 jaar al voor subsidie in aanmerking zijn gekomen.

  • 2. Lid 1 onder h is niet van toepassing voor zover er sprake is van zelfwerkzaamheid. 3. Lid 1 onder d en i is niet van toepassing voor zover er sprake is van de onderhoudskosten als bedoeld in artikel 15 lid 5 onder a en b.

Hoofdstuk 5 Subsidievaststelling en –uitbetaling

Artikel 18 De gereedmelding

  • 1. Binnen 12 weken na het gereedkomen van de restauratie- dan wel onderhoudswerkzaamheden dient de aanvrager te verklaren dat de werkzaamheden zijn voltooid. Deze gereedmelding dient vergezeld te gaan van alle gegevens, facturen en betalingsbewijzen als bedoeld in artikel 19 eerste lid.

  • 2. Indien de gereedmelding naar het oordeel van het college niet voldoet aan het bepaalde in het eerste lid, doen zij daarvan binnen vier weken na ontvangst schriftelijk mededeling aan de aanvrager onder vermelding van de nog te verstrekken gegevens.

  • 3. De aanvrager dient binnen de in de mededeling aangegeven termijn zijn gereedmelding aan te vullen met de nog ontbrekende gegevens of deze gegevens desgevraagd te verduidelijken.

  • 4. De gereedmelding is tevens een verzoek om vaststelling van de definitieve subsidie en uitbetaling van de subsidie.

  • 5. Het recht op vaststelling en uitbetaling vervalt, indien niet is voldaan aan het bepaalde in het eerste of derde lid. De aanvrager ontvangt hiervan een schriftelijk besluit.

Artikel 19 Subsidievaststelling

  • 1. De definitieve vaststelling van de hoogte van een op grond van deze verordening verleende subsidie vindt plaats nadat:

    • a.

      de in de aanvraag opgenomen werkzaamheden conform artikel 18 schriftelijk zijn gereedgemeld onder indiening van de daarop betrekking hebbende gegevens;

    • b.

      de onder a bedoelde werkzaamheden, door of vanwege het college, zijn gecontroleerd en akkoord bevonden;

    • c.

      de rekeningen en betalingsbewijzen inzake de uitgevoerde werkzaamheden alsmede de totale kostenopstelling waarin de verrichte werkzaamheden op dezelfde wijze zijn gerangschikt als in de in artikel 11 vierde lid bedoelde begroting door het college is gecontroleerd en akkoord bevonden.

  • 2. De definitieve subsidie is gelijk aan de verleende subsidie, tenzij de werkelijke subsidiabele kosten lager zijn dan geraamd dan wel minder voorzieningen zijn getroffen dan in de subsidieaanvraag is aangegeven.

  • 3. Het besluit tot subsidievaststelling wordt binnen acht weken na indiening van de gereedmelding en het verzoek om subsidievaststelling als bedoeld in artikel 18 vierde lid genomen.

  • 4. Uitbetaling geschiedt binnen acht weken na bekendmaking van het besluit tot subsidievaststelling op een bij de gereedmelding door de aanvrager op te geven (IBN) rekeningnummer.

Artikel 20 Opschorting en terugvordering

Ten aanzien van opschorting en terugvordering zijn de artikelen 4:56 en 4:57 Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 6 Intrekking of wijziging van de subsidie

Artikel 21 Intrekking en wijziging

Voor wat betreft de mogelijkheden om een besluit tot subsidieverlening of subsidievaststelling in te trekken of te wijzigen is Afdeling 4.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht onverkort van toepassing.

Hoofdstuk 7 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 22 Hardheidsclausule

  • 1. Het college kan, in het belang van de monumentenzorg, van de bepalingen van deze verordening afwijken, indien de strikte toepassing ervan zou leiden tot een onredelijk besluit.

  • 2. Van de in het eerste lid bedoelde mogelijkheid mag geen gebruik worden gemaakt als hierdoor in strijd gehandeld zou worden met de Algemene wet bestuursrecht of andere wettelijke bepalingen.

Artikel 23 Overgangsbepaling

Deze verordening is niet van toepassing op subsidies die voor de inwerkingtreding van deze verordening zijn verleend of vastgesteld.

Artikel 24 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking de achtste dag na bekendmaking.

  • 2. Bij de inwerkingtreding van deze verordening vervalt de "Subsidieverordening onderhoud monumenten, gemeente Nuenen c.a.", vastgesteld bij raadsbesluit van 29 maart 2007.

Artikel 25 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als "Subsidieverordening onderhoud monumenten Nuenen c.a. 2015".

Ondertekening

Aldus vastgesteld in zijn openbarevergadering van 26 maart 2015

DE RAAD VOORNOEMD,

de griffier, de voorzitter,
M.C.P. Laurenssen Msc M.J. Houben MBA

Toelichting Subsidieverordening onderhoud monumenten Nuenen c.a. 2015

A Algemene toelichting

Het uitgangspunt bij de Subsidieverordening is dat er geen grote restauratieachterstand bestaat bij de gemeentelijke monumenten. Om die reden is de Subsidieverordening er op gericht om onderhoud aan monumenten financieel te stimuleren. Hiermee wordt aangesloten op het rijksbeleid om met name de instandhouding van monumenten te waarborgen.

Hoofdstuk 1 bevat de begripsbepalingen en enige formele bepalingen.

Hoofdstuk 2 bevat bepalingen betreffende de staat en uitvoering van onderhoud.

Hoofdstuk 3 tot en met 6 gaan in op de aanvraagprocedure, de overwegingen op een aanvraag en op de subsidievaststelling.

Hoofdstuk 7 bevat de artikelen met betrekking tot het overgangsrecht en inwerkingtreding, alsmede een hardheidsclausule.

In de artikelsgewijze toelichting wordt, indien nodig, dieper ingegaan op de diverse artikelen.

B Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Sub b en c

Hier wordt gesproken over onroerende monumenten. Roerende monumenten worden derhalve niet beschermd. Reden hiervoor is dat het effectueren van de bescherming een probleem vormt. Roerende monumenten kunnen meestal eenvoudig worden verplaatst en daardoor ongemerkt over de gemeentegrens en daarmee buiten de werking van de verordening worden gebracht. Roerende zaken zijn bijvoorbeeld schepen, voertuigen, schilderijen, kerkschatten en gebruiksvoorwerpen. Zaken die naar hun aard onroerend zijn, zoals een kerkorgel, kunnen wel de beschermde status krijgen, op basis van de redengevende omschrijving.

Sub d

De taken van de monumentencommissie strekken zich uit over de Erfgoedverordening en de Monumentenwet 1988. De samenstelling en werkwijze heeft het college uitgewerkt in het Reglement van orde van de Monumentencommissie Nuenen c.a. 2015.

Sub g

Het bouwhistorisch onderzoek moet voldoen aan de ‘Richtlijnen voor bouwhistorisch onderzoek 2009’ van Leo Hendriks / Jan van der Hoeve, namens de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed.

Er kunnen verschillende vormen van bouwhistorisch onderzoek worden onderscheiden, afhankelijk van de diepgang van de werkzaamheden. Een bouwhistorische verkenning is de lichtste vorm van bouwhistorisch onderzoek van een object, dat over het algemeen wordt uitgevoerd naar aanleiding van een bouw- of restauratieplan. Het onderzoek bestaat uit een betrekkelijk kort bezoek ter plaatse, waarbij de ruimtelijke opbouw, het exterieur (gevels) en de zichtbare onderdelen van de constructie en de interieurafwerking in hoofdlijnen worden gekarakteriseerd en gedateerd. Archiefonderzoek blijft over het algemeen beperkt tot bestudering van oude kaarten en beschikbare overzichtsliteratuur.

Een bouwhistorische opname is een onderzoek van een bouwwerk of structuur, waarbij tenminste de zichtbare onderdelen van de ruimtelijke opbouw, het exterieur en de zichtbare onderdelen van de constructie en de interieurafwerking worden beschreven, geanalyseerd en zo mogelijk gedateerd.

Daarnaast vinden literatuuronderzoek en een beperkt archiefonderzoek plaats. Bij archiefonderzoek worden in elk geval oude kaarten, bouwtekeningen en foto’s betrokken. Op grond van deze onderzoeksgegevens wordt een waardestelling geformuleerd. Naar de eis van het werk en de wensen van de opdrachtgever is het mogelijk om het onderzoek te verdiepen door uitvoering van specialistische onderzoekingen.

Een bouwhistorische ontleding is het meest uitvoerige en gedetailleerde onderzoek naar de bouw- en gebruiksgeschiedenis van een bouwwerk of structuur. Bij een bouwhistorische ontleding worden niet alleen de zichtbare, maar ook de ‘verborgen’ bouwsporen in het muurwerk en de draagconstructie blootgelegd (voorzover dat niet ten koste gaat van waardevolle afwerkingen en pleisterlagen) en gedocumenteerd. Verder vinden bijvoorbeeld een gedetailleerde opmeting, een fotodocumentatie en een uitvoerig literatuur- en archiefonderzoek plaats. Vrijwel steeds maakt specialistisch onderzoek deel uit van een bouwhistorische ontleding, waaronder dendrochronologisch onderzoek, materiaaltechnisch onderzoek en kleuronderzoek. Naar bevind van zaken kunnen architectuur- en/of ander kunsthistorisch onderzoek en algemeen historisch onderzoek deel uitmaken van een bouwhistorische ontleding. Ten behoeve van een restauratie of verbouwing kan een bouwhistorische waardestelling op basis van de onderzoeksresultaten worden gegeven. Bij een bouwhistorische ontleding vinden behalve tijdens de planfase van een verbouwing, ook waarnemingen plaats tijdens de uitvoering van verbouwings- of restauratiewerkzaamheden. Als bij sloop historische waarden verloren gaan, vindt gelijktijdig documentatie plaats door middel van opmetingen (gefaseerde plattegronden) en foto’s. Ook moeten in dat geval vrijkomende materialen veilig gesteld worden.

Artikel 2 en 3

Deze artikelen spreken voor zich.

Artikel 4

Dit artikel regelt de onderste grens van de subsidiabele onderhoudskosten. Deze grens is nodig om versnippering van het onderhoud in kleine delen te voorkomen. Hiermee wordt voorkomen dat de administratieve last van de subsidiering van onderhoud onnodig groot wordt.

Artikel 5

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 6

Het college stelt jaarlijks het subsidieplafond vast. Het subsidieplafond moet jaarlijks worden medegedeeld. Overschrijding van het subsidieplafond is een weigeringsgrond voor een aanvraag voor subsidie.

Artikel 7 en 8

Deze artikelen spreken voor zich.

Artikel 9

Lid 1 is opgenomen, omdat vooraf gecontroleerd moet kunnen worden dat werkzaamheden ook inderdaad moeten worden verricht en dus niet onnodig plaats vinden.

Artikel 10 tot en met 14

Deze artikelen spreken voor zich.

Artikel 15

Dit artikel geeft aan welke werkzaamheden en activiteiten tot de subsidiabele onderhoudskosten worden gerekend. Hierbij wordt onder onderhoud tevens het lidmaatschap van en een tweejaarlijkse inspectie door de Monumentenwacht verstaan. Ook valt het uitvoeren van een bouwhistorisch onderzoek onder onderhoud. De diensten van de Monumentenwacht hebben tot resultaat dat eigenaren beter inzicht hebben in de mogelijke gebreken in het onderhoud van het monument. Daarnaast kan een inspectierapport van de Monumentenwacht als deskundige onderbouwing van de subsidieaanvraag dienen. Met uitzondering van de kosten voor de Monumentenwacht en een bouwhistorisch onderzoek, kan alleen subsidie worden gevraagd voor gemeentelijke monumenten. Voor beschermde monumenten bestaan op rijks- en provinciaal niveau afzonderlijke regelingen voor onderhoud.

Artikel 16

Het doel van de subsidieverordening is om de meerkosten van onderhoud van monumenten ten opzichte van het onderhoud aan reguliere panden te subsidiëren. Op basis van landelijke ervaringen wordt geschat, dat deze meerkosten ongeveer 30% bedragen van de onderhoudskosten. Het subsidiepercentage is om die reden begrensd op 30%.

Het maximum van de subsidie is begrensd op € 5.000,00. Om de kosten van inspectie niet geheel los te laten, is hiervoor een maximum van € 200,00 gesteld. Voor de meeste monumenten is dit toereikend.

Artikel 17 tot en met 25

Deze artikelen spreken voor zich.