Regeling vervallen per 12-02-2016

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING VAN KOMPAS, GEMEENTELIJK COLLECTIEF VOOR WERK, INKOMEN & ZORG

Geldend van 12-02-2016 t/m 11-02-2016

Intitulé

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING VAN KOMPAS, GEMEENTELIJK COLLECTIEF VOOR WERK, INKOMEN & ZORG

HOOFDSTUK 1: ALGEMENEBEPALINGEN

Artikel 1: Begripsomschrijvingen

Deze regeling verstaat onder:

  • a)

    Kompas: het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2; verder te noemen, de dienst.

  • b)

    Gemeente(n): de bij de regeling aangesloten gemeenten Simpelveld, Nuth en Voerendaal

  • c)

    Gemeentebesturen: de raden en de colleges van burgemeester en wethouders, ieder voor zover zij bevoegd zijn.

  • d)

    Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van de provincie Limburg.

Artikel 2: Openbaar lichaam

  • 1. Er is een openbaar lichaam: Kompas, Gemeentelijk collectief voor werk, inkomen & zorg. Het openbaar lichaam is gevestigd te Nuth.

  • 2. Het rechtsgebied van de dienst omvat het grondgebied van de deelnemende gemeenten.

Artikel 3: Bestuursorganen

De dienst kent de volgende bestuursorganen: het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

HOOFDSTUK 2: BELANGEN, TAKEN EN BEVOEGDHEDEN

Artikel 4: Belang

De dienst voert de taken, genoemd onder artikel 5 van deze regeling, uit voor de gemeenten die onder artikel 1 sub b staan vermeld.

Artikel 5: Taken en bevoegdheden

  • 1. De dienst voert de taken uit in het kader van de Participatiewet, de Invoeringswet Participatiewet en andere sociale zekerheidswetten waarvan de uitvoering aan gemeenten, al dan niet in medebewind, is opgedragen, voor zover deze niet reeds zijn ondergebracht bij andere organisaties. De dienst voert aldus de taken uit in het kader van de Algemene bijstandswet (Abw) (voor zover nog van toepassing), het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004, de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, de Wet inburgering (Wi) en de Wet participatiebudget. Voorts is de dienst belast met de uitvoering van de algemene maatregelen van bestuur, uitvoeringsregelingen van de genoemde wetten, en andere taken op het gebied van de sociale zekerheid, voortvloeiende uit gemeentelijke verordeningen, zowel autonome als in medebewind tot stand gekomen verordeningen, alsmede beleidsplannen in het kader van het gemeentelijke minimabeleid. De dienst is bij de uitvoering van deze taken gebonden aan het door de gemeenten ingevolge artikel 18 vastgestelde beleidsplan.

  • 2. De taken onder het eerste lid vermeld vormen het basispakket.

  • 3. Behalve de onder het eerste lid vermelde taken voert de dienst optionele producten uit, waarvan afname door de aangesloten gemeenten mogelijk is.

  • 4. De dienst verleent alleen diensten aan gemeenten en andere organisaties buiten het in artikel 2 lid 2 genoemde rechtsgebied als het algemeen bestuur hiermee instemt. De diensten worden verleend tegen een vooraf overeengekomen prijs. Verschuldigde BTW wordt apart in rekening gebracht.

  • 5. De taken genoemd onder lid 1 worden zoveel mogelijk uitgevoerd in samenwerking met het UWV, organisaties van zorginstellingen en instanties die met de uitvoering van sociale zekerheidswetten zijn belast.

  • 6. De gemeenten verlenen hun medewerking aan de uitvoering van besluiten die het bestuur van de dienst neemt binnen de aan het bestuur toegekende bevoegdheden.

  • 7. Als de gemeente, naar het oordeel van het bestuur, de in lid 6 bedoelde medewerking niet of niet in voldoende mate verleent, kan het bestuur namens of ten laste van de betrokken gemeente een besluit uitvoeren of laten uitvoeren.

  • 8. Alvorens over te gaan tot toepassing van lid 7, stelt het bestuur het gemeentebestuur van de betrokken gemeente daarvan in kennis.

  • 9. Mocht enige in het eerste lid genoemde wet of regeling op enig moment vervangen worden door een andere, gelijksoortige wet, dan treedt deze in de plaats van de aldaar genoemde wet of regeling. Daartoe is geen wijziging van deze gemeenschappelijke regeling noodzakelijk.

HOOFDSTUK 3: HET ALGEMEEN BESTUUR

Artikel 6: Samenstelling

  • 1. Het algemeen bestuur is samengesteld als volgt:

    Van iedere gemeente: één collegelidplus twee door de gemeenteraad uit diens midden aan te wijzen leden, niet zijnde wethouder.

  • 2. De raden van de gemeenten beslissen in de eerste vergadering van elke zittingsperiode over de aanwijzing van de leden en twee plaatsvervangende leden van het algemeen bestuur.

  • 3. De leden van het algemeen bestuur hebben, onverminderd het bepaalde in artikel 17 lid 3, zitting gedurende de zittingsduur van de gemeenteraad.

  • 4. De leden van het algemeen bestuur treden af op de dag waarop de nieuwe leden door de nieuwe raden van de gemeenten zijn aangewezen.

  • 5. Het lid dat ophoudt lid van de raad te zijn, houdt daarmee tevens op lid te zijn van het algemeen bestuur.

  • 6. Het lid dat ter vervulling van een tussentijdse vacature als lid van het algemeen bestuur wordt benoemd, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens of wier plaats dit lid is benoemd, zou hebben moeten aftreden.

  • 7. De leden van het algemeen bestuur die tussentijds ontslag nemen, stellen de voorzitter van het algemeen bestuur alsmede de raad die hen heeft aangewezen hiervan op de hoogte. Het ontslag is onherroepelijk. Leden van het algemeen bestuur die ontslag hebben genomen, behouden hun lidmaatschap totdat in hun opvolging is voorzien.

  • 8. De aanwijzing voor de vervulling van plaatsen die zijn opengevallen, vindt in de eerstkomende vergadering plaats van de raad die het aangaat.

Artikel 7: Werkwijze

  • 1. Het algemeen bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen vast. Besluiten worden genomen met gewone meerderheid van stemmen. Als de stemmen staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

  • 2. Het algemeen bestuur vergadert zo vaak als hij daartoe heeft besloten, maar minimaal twee keer per jaar en verder zo dikwijls als de voorzitter dit nodig acht of ten minste eenvijfde deel van de leden van het algemeen bestuur zulks verzoekt (onder schriftelijke opgave van de redenen). In het laatste geval vindt de vergadering binnen twee weken plaats.

  • 3. De voorzitter roept de leden schriftelijk tot de vergadering op.

  • 4. Tegelijkertijd met de oproep brengt de voorzitter dag, tijdstip en plaats van de vergadering ter openbare kennis. De agenda en de daarbij behorende voorstellen – met uitzondering van de in Gemeentewet artikel 25, tweede lid, (stukken waaromtrent geheimhouding is opgelegd), bedoelde stukken – worden tegelijkertijd met de oproep en op een bij de openbare kennisgeving aan te geven wijze ter inzage gelegd. (Art 19 Gemeentewet en art 22 Wet gemeenschappelijke regelingen).

  • 5. De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar.

  • 6. De deuren worden gesloten wanneer eenvijfde deel van de aanwezige leden daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt.

  • 7. Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren wordt vergaderd.

  • 8. Uit de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing de bepalingen in artikel 20 (quorum voor opening van vergadering), artikel 22 (onschendbaarheid, verschoningsrecht), artikel 26 (handhaving orde vergadering), artikel 28 (niet-deelname aan de stemming), artikel 29 (quorum voor geldige stemming), artikel 30 (totstandkoming besluit), artikel 31 (geheime stembriefjes), artikel 32 (overige stemmingen) en artikel 33 (ambtelijke bijstand leden van het bestuur).

Artikel 8 : Taak

De taak van het algemeen bestuur is:

  • 1.

    Het uitvoeren van alle taken en bevoegdheden die op grond van de in artikel 5, eerste en derde lid genoemde wetten en regelgeving aan de deelnemende gemeenteraden toekomen;

  • 2.

    Het vaststellen van beleidsvoorstellen en verordeningen die aan de gemeenten worden voorgelegd;

  • 3.

    Het vaststellen van het beleidsverslag en jaarrekening; en

  • 4.

    Het vaststellen van de begroting conform artikel 21.

Artikel 9: Besloten vergadering

Op grond van de belangen genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur over de geheimhouding van de inhoud van stukken is het bepaalde in art. 23 lid 1 tot en met 4 van de Wet gemeenschappelijke regelingen van toepassing. In een besloten vergadering van het algemeen bestuur worden geen besluiten genomen over het beleidsplan, de begroting, de rekening en het liquidatieplan.

HOOFDSTUK 4: HET DAGELIJKS BESTUUR

Artikel 10: Samenstelling

  • 1. Het dagelijks bestuur wordt benoemd door het Algemeen Bestuur.

  • 2. De leden van het dagelijks bestuur oefenen hun functie uit met ingang van de eerste vergadering van het algemeen bestuur in nieuwe samenstelling.

  • 3. De leden van het dagelijks bestuur treden, onverminderd het bepaalde in artikel 15 vierde lid, af op de dag van aftreden van de leden van het algemeen bestuur. Ze houden hun lidmaatschap totdat in hun opvolging is voorzien.

  • 4. Degene die ophoudt lid van het algemeen bestuur te zijn, houdt tevens op lid te zijn van het dagelijks bestuur.

Artikel 11: Werkwijze

  • 1. Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter of een ander lid van het dagelijks bestuur dit nodig acht, zulks onder opgave van redenen. De vergadering vindt plaats binnen twee weken nadat het verzoek is ingekomen.

  • 2. Voor zover deze regeling niet anders bepaalt, kan het dagelijks bestuur zijn werkzaamheden verdelen over zijn leden. Het dagelijks bestuur deelt zijn besluiten daarover mee aan het algemeen bestuur.

  • 3. Het dagelijks bestuur kan een reglement van orde voor zijn vergaderingen vaststellen, dat aan het algemeen bestuur ter kennisneming wordt overgelegd.

Artikel 12: Taak

De taak van het dagelijks bestuur is:

  • 1.

    Het uitvoeren van alle taken en bevoegdheden die op grond van de in artikel 5, eerste en derde lid genoemde wetten en regelgeving aan de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten toekomen;

  • 2.

    Het voorbereiden van al hetgeen aan het algemeen bestuur ter overweging en ter beslissing moet worden voorgelegd;

  • 3.

    Het uitvoeren van de besluiten van het algemeen bestuur;

  • 4.

    Het vertegenwoordigen van de organisatie binnen regionaal bestuurlijk overleg;

  • 5.

    Het behartigen van de belangen van de dienst bij andere overheden, instellingen, bedrijven of personen waarmee contact voor de dienst van belang is;

  • 6.

    Het houden van toezicht op het functioneren van de dienst.

HOOFDSTUK 5: DE VOORZITTER

Artikel 13: Taak

  • 1. De voorzitter wordt door en uit het algemeen bestuur aangewezen.

  • 2. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

  • 3. Bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter wordt deze vervangen door een lid van het dagelijks bestuur, aan te wijzen door het dagelijks bestuur.

  • 4. De voorzitter tekent de stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan.

  • 5. De voorzitter vertegenwoordigt de dienst in en buiten rechte. De voorzitter kan de vertegenwoordiging opdragen aan een door deze aan te wijzen gemachtigde.

HOOFDSTUK 6: DE DIRECTEUR

Artikel 14: Taak

  • 1. De bestuursorganen van de dienst worden bijgestaan door een directeur, aan wie in het dagelijks bestuur een adviserende stem toekomt. De directeur heeft in het algemeen bestuur en in het dagelijks bestuur de functie van secretaris.

  • 2. De directeur wordt benoemd, geschorst en ontslagen door het algemeen bestuur.

  • 3. De directeur is belast met de dagelijkse leiding van de dienst.

  • 4. De directeur ondertekent als secretaris mede alle stukken die van het algemeen en dagelijks bestuur uitgaan.

  • 5. De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de directeur worden vastgelegd in een tweetal directiestatuten. Deze directiestatuten worden – ieder voor zover zij bevoegd zijn - door het dagelijks bestuur en het algemeen bestuur vastgesteld.

  • 6. De directeur is verantwoording schuldig aan het dagelijks bestuur.

HOOFDSTUK 7: INLICHTINGEN, VERANTWOORDING EN ONTSLAG

Artikel 15: Intern

  • 1. De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur.

  • 2. Zij geven ongevraagd aan het algemeen bestuur alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het dagelijks bestuur te voeren en gevoerde bestuur nodig is.

  • 3. Zij geven tezamen, dan wel afzonderlijk, aan het algemeen bestuur, wanneer dit bestuur of een of meer leden daarvan hierom verzoeken, alle gevraagde inlichtingen.

  • 4. Een lid van het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur worden ontslagen, als dit lid niet meer het vertrouwen van het algemeen bestuur bezit.

Artikel 16: Informatieverstrekking door het algemeen en dagelijks bestuur

Het algemeen en het dagelijks bestuur geven, op de in de gemeente gebruikelijke wijze aan de raden en aan de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten gevraagd en ongevraagd alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig is.

Artikel 17: Informatie- en verantwoordingsplicht door individuele leden van het algemeen bestuur

  • 1. Een lid van het algemeen bestuur verschaft de raad, waarbinnen dit lid zitting heeft, alle inlichtingen die door de raad of door een of meer leden van de raad worden verlangd en wel op de in het reglement van orde voor de vergaderingen van de raad aangegeven wijze.

  • 2. Een lid van het algemeen bestuur is aan de raad waarbinnen dit lid zitting heeft, verantwoording verschuldigd voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid en wel op de in het reglement van orde voor de vergaderingen van de raad aangegeven wijze.

  • 3. Een lid van het algemeen bestuur kan door de raad waarbinnen dit lid zitting heeftworden ontslagen, indien dit lid niet meer het vertrouwen van de raad bezit.

HOOFDSTUK 8: HET PERSONEEL

Artikel 18: Personeel

  • 1. Het dagelijks bestuurkan personeel aanstellen, schorsen en ontslaan.

  • 2. Op het personeel is de rechtspositie van de gemeente van vestiging van toepassing, tenzij anders overeengekomen. Evenzo zijnvoor het personeel het sociaal statuut en de overgangsregelinggeldig zoalsvoor de dienst met de bonden in het kader van de totstandkoming van de dienst is afgesloten.

  • 3. Het dagelijksbestuur beslist over de toepassing van arbeidsvoorwaarden die buiten de kaders van de rechtspositie van de gemeente van vestiging vallen.

HOOFDSTUK 9: HET BELEIDSPLAN EN HET BELEIDSVERSLAG

Artikel 19: Beleidsplan

  • 1. Het dagelijks bestuur bereidt jaarlijks een beleidsplan voor en legt het beleidsplan ter vaststelling voor aan de raden van de gemeenten. In het beleidsplan staat welk beleid voor de gemeenten wordt uitgevoerd.

  • 2. Het dagelijksbestuur stelt op basis van het beleidsplan het bedrijfsplan van de dienst op.

  • 3. Als de raad van een gemeente, ten aanzien van een bepaald onderwerp, een eigen beleid wenst uit te voeren dat afwijkt van het gemeenschappelijke beleid, wordt ook het afwijkende beleidsstandpunt van deze gemeente in het bedrijfsplan opgenomen en door de dienst uitgevoerd. Voor de financiële gevolgen van dit lid is artikel 22 lid 8 onder b van toepassing.

  • 4. Met verwijzing naar artikel 21 en 22 wordt het beleidsplan tegelijk met de begroting van de dienst ingediend.

  • 5. Het dagelijksbestuur bereidt jaarlijks een beleidsverslag voor. Het beleidsverslag wordt door het algemeen bestuur vastgesteld en aan de raden van de deelnemende gemeenten aangeboden.

HOOFDSTUK 10: FINANCIËLE BEPALINGEN

Artikel 20: Financieel beheer en de boekhouding

  • 1. Het algemeen bestuur stelt voorschriften vast voor het financiële en administratieve beheer van de dienst. Het bepaalde in artikel 213 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. De door het rijk verstrekte uitkeringen in het kader van de Wet Werk en Bijstand (Inkomensdeel en Werkdeel) en andere fondsen en doeluitkeringen die door het rijk aan de gemeenten zijn verstrekt, bedoeld voor de uitvoering van taken waarmee de dienst is belast, worden door de dienst beheerd.

Artikel 21: Begrotingsprocedure

  • 1. Het dagelijks bestuur zendt jaarlijks vóór 1 april een ontwerpbegroting van de dienst voor het komende kalenderjaar, vergezeld van een toelichting, toe aan de raden van de gemeenten.

  • 2. De ontwerpbegroting wordt voor een ieder ter inzage gelegd en is tegen betaling van de kosten algemeen verkrijgbaar gesteld. Het bepaalde in artikel 190 lid 2 en 3 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. De raden van de deelnemende gemeenten kunnen binnen twee maanden na toezending van de ontwerpbegroting het dagelijks bestuur van hun gevoelen doen blijken. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin de gevoelens van de raden zijn vervat, bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 4. Het algemeen bestuur stelt de begroting vast uiterlijk 1 juli van het jaar voorafgaande aan het jaar, waarvoor de begroting moet dienen.

  • 5. Terstond na de vaststelling zendt het algemeen bestuur de begroting aan de raden van de gemeenten.

  • 6. Het dagelijks bestuur zendt de begroting terstond na de vaststelling aan Gedeputeerde Staten.

  • 7. De in dit artikel geregelde procedure is van overeenkomstige toepassing op de besluiten tot wijziging van de begroting.

Artikel 22: Bijdragen van de gemeenten

  • 1. In de begroting staat welke bijdrage elke gemeente verschuldigd is voor de uitvoering van de taken van de dienst. Op de gemeentelijke bijdrage wordt de vergoeding voor diensten van de gemeente aan de dienst in mindering gebracht.

  • 2. De directe apparaatskosten voor het basispakket als bedoeld onder artikel 5 lid 1 worden door de dienst aan de deelnemende gemeenten toegerekend naar rato van het aantal cliënten aan het eind van het kalenderjaar.

  • 3. De indirecte apparaatskosten voor het basispakket als bedoeld onder artikel 5 lid 1 worden eveneens door de dienst aan de deelnemende gemeenten toegerekend naar rato van het aantal cliënten aan het eind van het kalenderjaar. Hiertoe behoren:

    • 1.

      Kosten van het personeel dat is belast met de uitvoering van de taken, waaronder kosten van bijzonder onderzoek (sociale recherche) niet zijnde kosten van het ondersteunend personeel en niet zijnde kortingen op vergoedingen van het rijk die op grond van een maatregel aan een gemeente zijn opgelegd.

    • 2.

      Kosten van huisvesting, automatisering, het ondersteunend personeel en overige indirecte kosten.

  • 4. De productkosten (verstrekte uitkeringen en voorzieningen) worden toegerekend naar gemeenten op basis van de feitelijke uitgaven per gemeente.

  • 5. Alle betalingen van het rijk aan de gemeenten voor de bij de gemeenten in rekening gebrachte kosten als bedoeld in lid 3, worden direct na ontvangst door de gemeente aan de dienst overgemaakt.

  • 6. Na afloop van elk kalenderjaar en in ieder geval vóór 1 juli volgend op het afgesloten kalenderjaar, vindt tussen de dienst en de gemeenten een definitieve afrekening plaats.

  • 7. De rijksbijdrage ontvangen op g rond van artikel 5 lid 1 wordt fictief naar elke gemeente toegerekend door het procentueel met elkaar in verband brengen van de productkosten van het basispakket. De bijdrage van de gemeente voor het basispakket komt tot uitdrukking in het saldo van productkosten en fictief budget.

  • 8. Verder zal de dienst de volgende kosten rechtstreeks toerekenen aan die gemeente(n) waarvoor zij zijn gemaakt:

    • a)

      De toegerekende, directe en indirecte kosten voor de uitvoering van de optionele producten als bedoeld in art. 5 lid 3, onder aftrek van ontvangsten uit vorderingen, worden in rekening gebracht bij de afnemende gemeente(n) op basis van het percentueel aandeel in de geleverde inspanning.

    • b)

      Alle extra uitvoeringskosten van de dienst die worden veroorzaakt door gemeentelijk beleid dat afwijkt van het beleid dat is beschreven in het beleidsplan.

    • c)

      Alle extra kosten van de dienst die voortvloeien uit een kennelijk ontoereikende uitvoering van wet en regelgeving, als bedoeld in art. 5 lid 1, in de periode voor de inwerkingtreding van de regeling.

Artikel 23: Jaarrekening

  • 1. Het dagelijks bestuur biedt de rekening over het afgelopen kalenderjaar, met alle bijbehorende bescheiden, jaarlijks vóór 1 april ter vaststelling aan het algemeen bestuur aan, onder gelijktijdige toezending aan de besturen van de gemeenten. De rekening moet zijn vergezeld van een verslag van het onderzoek naar de betrouwbaarheid van de jaarrekening ingesteld door de overeenkomstig art. 213 van de Gemeentewet aangewezen deskundigen en van hetgeen het dagelijks bestuur voor zijn verantwoordingstaak verder dienstig acht.

  • 2. Het algemeen bestuur onderzoekt de rekening en stelt haar vast uiterlijk 1 juli, volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.

  • 3. Zij wordt binnen twee weken met alle bijbehorende stukken aan Gedeputeerde Staten gezonden.

  • 4. Vaststelling van de rekening strekt het dagelijks bestuur tot decharge behoudens later in rechte gebleken valsheid in geschrifte of andere onregelmatigheden.

  • 5. In de rekening wordt voor elk der gemeenten het bedrag opgenomen dat voor rekening van de desbetreffende gemeente komt, onder verrekening van vergoedingen voor diensten die de gemeente aan de dienst heeft geleverd.

Artikel 24: Liquiditeit

  • 1. De gemeenten zullen er steeds voor zorgdragen dat de dienst te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.

  • 2. Indien aan het algemeen bestuur van de dienst blijkt dat een gemeente weigert deze uitgaven op de begroting te zetten, doet het algemeen bestuur onverwijld mededeling aan gedeputeerde staten het verzoek over te gaan tot toepassing van art. 194 en 195 Gemeentewet.

HOOFDSTUK 11: VERGOEDINGEN

Artikel 25: Vergoedingen

Reis- en verblijfskosten gemaakt als bestuurslid van de dienst, worden vergoed door de gemeente die het lid vertegenwoordigt, op basis van de reis- en verblijfskostenregeling van toepassing in die gemeente.

HOOFDSTUK 12: HET ARCHIEF

Artikel 26: Archief

Het dagelijks bestuur is belast met de zorg en toezicht op de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden van de dienst. Artikel 29 lid 5 van deze regeling is van toepassing.

HOOFDSTUK 13: TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING, GESCHILLEN EN OPHEFFING

Artikel 27: Toetreding, uittreding

  • 1. Het bestuur van de gemeente die wenst toe te treden, richt het verzoek ter zake aan het algemeen bestuur.

  • 2. Het algemeen bestuur zendt het verzoek als bedoeld in lid 1 binnen drie maanden door aan de besturen van de deelnemende gemeenten onder overlegging van zijn advies omtrent de toetreding en de eventueel daaraan te verbinden voorwaarden.

  • 3. Toetreding vindt plaats indien de raden van de meerderheid der deelnemende gemeenten daarmee instemmen.

  • 4. Het bestuur van een deelnemende gemeente kan tot uittreding besluiten.

  • 5. Van het besluit als bedoeld in het voorgaande lid wordt uiterlijk drie kalendermaanden vóór het einde van het kalenderjaar kennisgegeven aan het algemeen bestuur.

  • 6. De uittreding vindt niet eerder plaats dan op 31 december van het jaar volgend op het jaar waarin het algemeen bestuur van het besluit genoemd in lid 4 en 5 in kennis is gesteld.

  • 7. De financiële schade die door de uittreding aan de dienst is toegebracht wordt, inclusief de hierdoor ontstane wachtgeldverplichtingen, aan de uittredende gemeente in rekening gebracht.

  • 8. Voor de vaststelling van de financiële schade als bedoeld in lid 7 wordt door de dienst en de uittredende gemeente gezamenlijk advies gevraagd aan een onafhankelijke externe deskundige. Het advies van deze deskundige is voor partijen bindend. De kosten voor het inschakelen van de deskundige zijn voor rekening van de uittredende gemeente.

Artikel 28: Wijziging

  • 1. Voor wijziging van de regeling is een gezamenlijk besluit van de colleges en gemeenteraden van tweederde van de deelnemende gemeenten noodzakelijk.

  • 2. De bij wet voorgeschreven toezending van de wijziging aan Gedeputeerde Staten, geschiedt door de gemeente van vestiging.

Artikel 29: Liquidatie

  • 1. Ingeval van opheffing van de gemeenschappelijke regeling besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt daarvoor de noodzakelijke regels op. Een zodanig besluit wordt met een tweederde meerderheid genomen.

  • 2. Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur, de raden van de gemeenten gehoord, vastgesteld.

  • 3. Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de gemeenten om alle rechten en verplichtingen van de dienst over de gemeenten te verdelen op een in het plan te bepalen wijze.

  • 4. Het liquidatieplan voorziet in de gevolgen die de opheffing heeft voor het personeel.

  • 5. Het liquidatieplan voorziet in de gevolgen die de opheffing heeft voor het archief.

  • 6. Het liquidatieplan wordt na vaststelling door de gemeente van vestiging gezonden aan Gedeputeerde Staten.

  • 7. Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van de liquidatie.

  • 8. De organen van de gemeenschappelijke regeling blijven ook na het tijdstip van opheffing in functie, totdat de liquidatie is voltooid.

  • 9. Van de feitelijke opheffing doet de gemeente van vestiging mededeling aan Gedeputeerde Staten.

HOOFDSTUK 14: SLOTBEPALINGEN

Artikel 30: Inwerkingtreding

  • 1. De regeling treedt in werking met ingang van 1-1-2015.

  • 2. De gemeente van vestiging draagt zorg voor de in artikel 26 van de Wet gemeenschappelijke regeling genoemde toezending van de regeling.

  • 3. Gelijktijdig aan de inwerkingtreding van deze regeling op 1-1-2015 wordt de tot op dat moment geldende gemeenschappelijke regeling van Kompas, Gemeentelijk collectief voor werk, inkomen & zorg, ingetrokken.

Artikel 31: Duur van de regeling

De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

Artikel 32: Titel

De regeling kan worden aangehaald als de gemeenschappelijke regeling van Kompas, Gemeentelijk collectief voor werk, inkomen & zorg.

Artikel 33: Onvoorziene effecten

Kennelijke onbillijkheden die uit de toepassing van deze regeling voortvloeien, worden ter bespreking voorgelegd aan de colleges van de deelnemende gemeenten.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van Simpelveld, d.d. 7 oktober 2014
, burgemeester.
, secretaris.
Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van Nuth, d.d. 21 oktober 2014
 ,burgemeester.
, secretaris.
Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van Voerendaal d.d. 28 oktober 2014
, burgemeester.
, secretaris.
Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van de gemeente Simpelveld d.d. 13 november 2014 
, voorzitter.
Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van de gemeente Nuth d.d. 16 december 2014
, voorzitter.
, griffier.
Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van de gemeente Voerendaal d.d. 18 december 2014
, voorzitter.
, griffier.