Beleidsregels voor het innemen van standplaatsen

Geldend van 05-10-2007 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels voor het innemen van standplaatsen

A Voorschriften voor attracties waarin gebakken en gebraden wordt

    • 1.

      In alle inrichtingen waarin vuur wordt gebruikt en/of olie dan wel vet wordt verhit en waar voedings- en/of genotsmiddelen worden gebakken of gekookt moet(en):

      • a.

        goed passende deksels aanwezig zijn, om de pannen bij het in brand geraken van de inhoud te kunnen afdekken;

      • b.

        één van de volgende blusmiddelen aanwezig zijn:

      • -

        een poederblusser met een minimale inhoud van 6 kilogram;

      • -

        een koolzuursneeuwblusser met een minimale inhoud van 5 kilogram.

        Kleine blusmiddelen dienen jaarlijks te zijn gekeurd door een daarvoor erkend bedrijf.

    • 2.

      Er mogen niet meer gasflessen aanwezig zijn dan voor dagelijks gebruik noodzakelijk is. De dagvoorraad moet zodanig zijn opgeslagen dat de flessen niet voor publiek bereikbaar zijn en bij brand gemakkelijk te verwijderen zijn.

    • 3.

      De gasflessen moeten tegen zonnestraling zijn beschermd én in een geventileerde ruimte of in de buitenlucht worden geplaatst.

    • 4.

      Lege gasflessen moeten dagelijks worden afgevoerd. Gedurende sluitingstijden mogen geen gasflessen aanwezig zijn.

    • 5.

      Het is verboden LPG of enig ander gasmengsel te gebruiken als brandstof anders dan voor tractiedoeleinden.

    • 6.

      De verbindingsslang(en) tussen de fles(sen) en de bak- en/of kooktoestellen moet(en):

      • a.

        zijn vervaardigd van synthetisch rubber met één of meer staaldraad- en/of textielinlagen (volgens NEN 3143);

      • b.

        met behulp van slangklemmen vast aan de fles(sen) en aan de bak- en/of kooktoestellen zijn bevestigd en vrij en ongespannen zijn aangelegd;

      • c.

        zodanig zijn aangebracht dat zij op geen enkele wijze aan ontoelaatbare temperatuursinvloeden word(en) blootgesteld of mechanisch kunnen worden beschadigd;

      • d.

        zo kort mogelijk worden gehouden en geen grotere lengte hebben dan 10 meter;

      • e.

        mogen niet ouder zijn dan 2 jaar.

B Voorschriften voor attracties waarvan de boven- of achterzijde openingen bevatten of geheel of gedeeltelijk uit (tent)zeil bestaan (zoals kramen e.d.)

Het tentdoek moet bestaan uit materiaal, waarvan de bijdrage tot brandvoortplanting valt in tenminste klasse 2 van de norm NEN 6065 of in de klasse B1 van de Duitse norm DIN 4102. Dit dient bij een eventuele controle met een certificaat te kunnen worden aangetoond.

C Algemene voorschriften

  • 1.

    Bij plaatsing van de attracties dienen afstanden tot de bebouwing en onderling te worden aangehouden zoals te bepalen is met behulp van het formulier Afstandseisen standplaatsen zoals is bijgevoegd.

Van deze afstandseisen kan worden afgeweken indien een standplaats wordt ingenomen voor een “blinde muur”. Een "blinde muur" is een gevel waarin geen (kozijn)openingen zijn aangebracht. Bij het innemen van een standplaats tegen een "blinde muur" moet de gevel een brandwerendheid hebben van tenminste 60 minuten tot:

  • -

    4 meter boven de bak-/braadwagen c.q. kraam;

  • -

    2 meter aan weerszijden van de bak-/braadwagen c.q. kraam.

Als de gevel, binnen genoemde 4 meter, is voorzien van een overstek dient deze tenminste dezelfde brandwerendheid te bezitten als de gevel. Met een overstek wordt in dit geval bedoeld een bouwdeel dat vooruit steekt ten opzichte van het eronder gelegen deel, zoals een dakgoot, boei, daktrim e.d.

De beoordeling of kan worden afgeweken van de afstandseisen in het geval van een “blinde muur” vindt plaats door de brandweer.

  • 2.

    De opstelling van attracties e.d. dient zodanig te zijn dat voor de hulpverlenende diensten een vrije doorrijdbreedte gehandhaafd blijft tenminste 3,50 meter; dit geldt ook voor luifels die op de kramen zijn geplaatst. Boven de rijstrook moet een vrije hoogte van tenminste 4,20 meter gehandhaafd blijven.

  • 3.

    Alle brandkranen en andere vormen van waterwinning ten behoeve van de brandweer dienen volledig vrij en goed bereikbaar gehouden te worden.

  • 4.

    Elektrische installaties dienen te voldoen aan NEN 1010 en nadere eisen van het plaatselijke energiebedrijf. Aanleg en plaatsing van leidingen dienen zodanig te geschieden, dat het publiek er niet over kan struikelen of vallen.

  • 5.

    Van de aanliggende gebouwen mogen de (nood)uitgangen niet worden geblokkeerd en moeten binnen een straal van 2 meter worden vrijgehouden van obstakels.

  • 6.

    Indien toepassing van het beleid gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen, dan kan gemotiveerd van het beleid worden afgeweken.

  • 7.

    De beleidsregels treden in werking op de eerste dag na die van publicatie.

Voor inhoudelijke vragen over deze eisen kunt u contact opnemen met bureau brandweer, tel 0570-568080.

Vastgesteld d.d. 18 september 2007

burgemeester en wethouders van Olst-Wijhe,

de secretaris, de burgemeester,

A.Oeseburg. A.G.J. Strien.

schema afstandseisen

Inhoudsopgave

A Voorschriften voor attracties waarin gebakken en gebraden wordt

B Voorschriften voor attracties waarvan de boven- of achterzijde openingen bevatten of geheel of gedeeltelijk uit (tent)zeil bestaan (zoals kramen e.d.)

C Algemene voorschriften