Regeling vervallen per 01-10-2010

Beleidsregels voor de toepassing van artikel 3.23 van de Wet ruimtelijke ordening voor de gemeente Olst-Wijhl

Geldend van 05-02-2010 t/m 30-09-2010

Intitulé

Beleidsregels voor de toepassing van artikel 3.23 van de Wet ruimtelijke ordening voor de gemeente Olst-Wijhe

Artikel 1. Begripsbepalingen

aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch en in functionele zin ondergeschikt is aan en ten dienste staat van het hoofdgebouw;

bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken;

bebouwingspercentage:

de bebouwde oppervlakte van de gebouwen uitgedrukt in procenten van de totale oppervlakte van nader aangegeven gronden;

bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het bestemmingsplan een zelfstandige, bij

elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

bouwvlak:

een op de bestemmingsplankaart aangegeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop gebouwen zijn toegelaten;

bouwwerk:

elke bouwconstructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch en in functionele zin ondergeschikt is aan en ten dienste staat van het hoofdgebouw;

dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

ontheffing:

tenzij anders vermeld; een ontheffing zoals bedoeld in artikel 3.23 van de Wet ruimtelijke

ordening;

peil:

a.voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:

de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

b.voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:

de gemiddelde hoogte van het natuurlijke terrein ter plaatse van het bouwwerk;

perceelsgrens:

een lijn die een bouwperceel van een ander bouwperceel, ander terrein of van de openbare weg scheidt;

uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch en in functionele zin ondergeschikt is aan en ten dienste staat van het hoofdgebouw;

voorgevel:

de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van een huishouden, niet noodzakelijkerwijs in gezinsverband;

woongebouw:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, in welk gebouw of welk gedeelte twee of meer woningen zijn gelegen die zijn te bereiken door een of meer gemeenschappelijke verkeersruimten;

woonhuis:

een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat.

Artikel 2. Wijze van meten

Wijze van meten c.q. berekenen

Bij de toepassing van deze bepalingen wordt voor de wijze van meten c.q. berekenen verwezen naar de regeling zoals die is opgenomen in het voor het initiatief van toepassing zijnde (onderliggende) vigerende bestemmingsplan.

dakhelling:

de hellinglangs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

goothoogte:

de hoogte gemeten vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

hoogte:

de (nok/bouw) hoogte van een bouwwerk gemeten vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een ander bouwwerk, met uitzondering van kleine bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

inhoud:

de inhoud gemetentussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

oppervlakte:

de oppervlakte gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

Artikel 3. Toepasbaarheid

  • 1. Deze beleidsregels inzake toepassing van artikel 3.23 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) zijn slechts van toepassing op de gevallen zoals bedoeld in artikel 4.1.1 eerste lid, onder a, van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), voor zover het betreft aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen bij een woning. Opgemerkt kan worden dat deze regeling niet van toepassing is voor erkers. Voor erkers zal per geval worden bekeken of ontheffing wenselijk is.

  • 2. Deze beleidsregels inzake toepassing van artikel 3.23 van de Wro zijn slechts van toepassing voor bouwwerken gebouwd binnen de bebouwde kommen van de Gemeente Olst-Wijhe.

Artikel 4. Specifieke bepalingen

4.1. Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen

Voor aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen bij een woning gelden de volgende bepalingen:

a.in de bestemming “Tuin” is het niet toegestaan om met toepassing van artikel 3.23 Wro

gebouwen te realiseren;

b.de afstand van een aanbouw, uitbouw of bijgebouw tot de voorgevel van het hoofdgebouw en

het verlengde daarvan mag 0 meter bedragen en -indien voorzien van een kap- niet minder dan 2 meter;

c.de afstand van een aanbouw, uitbouw of bijgebouw tot de zijdelingse perceelgrens mag niet

minder dan 1 m bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;

d.de gezamenlijke oppervlakte van de aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen bij een hoofdge-

bouw mag niet meer bedragen dan:

  • ·

    50 m² bij een in een rij aaneengebouwd woonhuis;

  • ·

    70 m² bij een vrijstaande, halfvrijstaande, of twee-onder-een-kap-woning, of bij een woning aan het eind van een rijtje woningen;

met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • 1.

    De gezamenlijke oppervlakte van bebouwing (aldus alle bebouwing op het perceel aanwezig, zowel aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen en andere bouwwerken als de woning) mag niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van het achter de voorgevel van het woonhuis en het verlengde daarvan gelegen bouwperceel;

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde onder 1 mag de gezamenlijke oppervlakte meer bedragen dan 50%, mits de gezamenlijke oppervlakte van de aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen niet meer bedraagt dan 20 m2;

  • 3.

    Bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte wordt de oppervlakte van de aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen voor zover gelegen binnen het bouwvlak tussen het verlengde van de zijgevels van het hoofdgebouw niet meegerekend;

  • 4.

    Het bouwen mag niet tot gevolg hebben dat de oppervlakte die op grond van het geldende bestemmingsplan voor bebouwing in aanmerking komt met meer dan 50% wordt overschreden;

  • 5.

    Het bouwwerk mag niet hoger zijn dan 5m, met dien verstande dat de hoogte van een aanbouw, uitbouw of een aangebouwd bijgebouw minimaal 2 meter lager moet zijn dan de hoogte van het hoofdgebouw;

  • 6.

    De goothoogte van een aanbouw, uitbouw of een aangebouwd bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen, met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd tot ten hoogste de bouwhoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;

  • 7.

    De goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;

Artikel 4.2. Parkeervoorzieningen

a.Indien ten gevolge van het gevraagde plan de thans aanwezige parkeervoorzieningen op het betreffende perceel verloren gaan wordt geen medewerking verleend aan het ontheffingsverzoek

b.Het vorige lid is niet van toepassing indien op het betreffende perceel compenserendeparkeervoorzieningen worden gerealiseerd of indien er nog voldoende parkeergelegenheid aanwezig/over is;

Artikel 5. Afwijken van de

Overeenkomstig artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht handelen burgemeester en wethouders overeenkomstig deze beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen heeft die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot het met de beleidsregel te dienen doel. In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders derhalve afwijken van de beleidsregel.

Artikel 6. Slotbepaling

  • 1.

    Deze beleidsregel treedt na vaststelling in werking op de dag na de dag van publicatie.

  • 2.

    Deze beleidsregel kan worden aangehaald als “Beleidsregels voor de toepassing van artikel 3.23 van de Wet ruimtelijke ordening voor de gemeente Olst-Wijhe”.

Toelichting

Bij de gemeente komen met regelmaat verzoeken binnen voor een bouwvergunning. In veel gevallen is de bouwaanvraag in strijd met het geldende bestemmingsplan.

De gevallen die in aanmerking komen voor toepassing van artikel 3.23 van de Wet ruimtelijke ordening zijn omschreven in artikel 4.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Dit artikel omschrijft vele gevallen waarbij ontheffing mogelijk is. Het gaat hier om de zogeheten "kruimelgevallen", plannen die relatief beperkt van omvang zijn. De meeste voorkomende gevallen zijn omschreven in het eerste lid onder a van dit artikel. Het gaat hierbij om uitbreidingen van woningen en bijgebouwen bij woningen, zowel binnen als buiten de bebouwde kom.

De onderhavige beleidsregels zijn alleen van toepassing op de gevallen zoals bedoeld in artikel 4.1.1 eerste lid, onder a, van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), voor zover het betreft aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen bij een woning. Opgemerkt kan worden dat deze regeling niet van toepassing is voor erkers. Voor erkers zal per geval worden bekeken of ontheffing wenselijk is. Dit geldt ook voor alle andere plannen die niet onder de reikwijdte van dit beleid vallen.

Gesteld kan worden dat plannen die voldoen aan het bepaalde in deze beleidsregels minimale consequenties hebben voor de omgeving. De maximaal toegestane afmetingen van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen binnen de bebouwde kom zijn afgestemd op de meeste recente bestemmingsplannen van de gemeente Olst-Wijhe.

Inhoudsopgave

Artikel 1. Begripsbepalingen

Artikel 2. Wijze van meten

Wijze van meten c.q. berekenen

Artikel 3. Toepasbaarheid

Artikel 4. Specifieke bepalingen

Artikel 4.2. Parkeervoorzieningen

Artikel 5. Afwijken van de

Artikel 6. Slotbepaling

Toelichting