Regeling vervallen per 17-09-2014

Beleidsregel gemeente Olst-Wijhe ten aanzien van de toepassing van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet BIBOB)

Geldend van 22-01-2010 t/m 16-09-2014

Intitulé

Beleidsregel toepassing Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur gemeente Olst-Wijhe

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Olst-Wijhe en de burgemeester van de gemeente Olst-Wijhe; ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

gelet op de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht; artikel 3 van de Drank- en Horecawet en de artikelen 2:28, 2:39 en 3:4 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Olst-Wijhe;

besluiten vast te stellen de volgende:

Beleidsregel gemeente Olst-Wijhe ten aanzien van de toepassing van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet BIBOB)

Inleiding op de beleidsregel

Algemeen

Op 1 juli 2003 is de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet BIBOB) en het daarbij behorende Besluit BIBOB in werking getreden. Deze wet stelt bestuursorganen in staat ongewilde facilitering door de overheid van criminele activiteiten tegen te gaan. De wet maakt het hierbij mogelijk bepaalde vergunningen (o.a. drank- en horeca, coffeeshops, bouw- en milieuvergunning) en subsidies te weigeren of in te trekken als er sprake is van een ernstig gevaar dat de vergunning of de subsidie wordt gebruikt voor het plegen van strafbare feiten of het ‘witwassen’ van geld. In de wet is tevens een mogelijkheid opgenomen voor aanbestedende diensten om opdrachten niet te gunnen, indien hier eveneens sprake is van een ernstig gevaar.

Hiermee geeft de Wet BIBOB het bevoegd orgaan een instrument in handen om zich tegen dergelijke ongewenste facilitering te beschermen.

In 2007 hebben de gemeenten in de regio IJsselland de intentie uitgesproken om waar mogelijk een gezamenlijke aanpak te realiseren voor het toepassen van de Wet BIBOB en hiertoe een regionaal beleidskader vast te stellen en aan te sluiten bij het Steunpunt BIBOB Oost Nederland. Het Steunpunt BIBOB faciliteert gemeenten bij de uitvoering van de Wet BIBOB

Wet BIBOB

De Wet BIBOB geeft het bestuursorgaan een instrument in handen om zich te beschermen tegen het risico dat zij ongewild criminele activiteiten faciliteert. Kernartikel van de Wet BIBOB is artikel 3. Dit artikel geeft het bestuursorgaan de mogelijkheid een beschikking (vergunning of subsidie) te weigeren of in te trekken. Er dient dan wel sprake te zijn van een ernstig gevaar dat de gevraagde beschikking mede zal worden gebruikt voor:

- het benutten van voordelen uit strafbare feiten (bv het witwassen van zwart geld);

- het plegen van strafbare feiten (bv als dekmantel, drugshandel);

Daarnaast kan de beschikking geweigerd of ingetrokken worden indien er een redelijk vermoeden bestaat dat er een strafbaar feit is gepleegd om de beschikking te verkrijgen (bv. valsheid in geschrifte of omkoping).

Om te beoordelen of er sprake is van een ernstig gevaar biedt de wet de mogelijkheid een advies aan te vragen bij het Landelijk Bureau BIBOB. Dit Landelijk Bureau BIBOB, dat door het Ministerie van Justitie is ingesteld, beoordeelt de aangevraagde beschikking en geeft een advies aan het betreffende bestuursorgaan over de mate van gevaar. Het is uiteindelijk aan het bestuursorgaan om te beslissen of de mate van gevaar ernstig genoeg is en grond geeft om de (gevraagde) beschikking te weigeren of in te trekken. Overigens kan een bestuursorgaan ook zonder een advies van het Landelijk Bureau BIBOB gebruik maken van haar bevoegdheden om een beschikking te weigeren of in te trekken. Een advies van het landelijk bureau draagt echter wel bij aan een deugdelijke motivering van het weigerings- of intrekkingsbesluit, omdat het landelijk bureau de bevoegdheid heeft mee gekregen ook gesloten bronnen (bv politie, justitie, belastingdienst) te raadplegen die voor het bestuursorgaan niet toegankelijk zijn.

Reikwijdte Wet BIBOB

Bij de totstandkoming van de Wet BIBOB is aansluiting gezocht bij het onderzoek naar de dreiging van de georganiseerde misdaad in bepaalde economische sectoren, dat op verzoek van de Parlementaire Enquête Commissie Van Traa door onderzoeksgroep Fijnaut is uitgevoerd. Onder het bereik van de wet vallen:

Vergunningen:

Waar het gaat om uitvoering van rijksregelgeving vallen vergunningen in het kader van de milieuwetgeving, de Drank- en Horecawet, de Wet op de kansspelen en de Woningwet (bouwvergunning) onder de wet. In het Besluit BIBOB (artikel 4) worden lokale vergunningen zoals de (exploitatie)vergunningen voor horecabedrijven en coffeeshops, de vergunning voor de exploitatie van een seksinrichting en/of escortbedrijf, of een speelautomatenhal onder de werking van de Wet BIBOB gebracht.

Subsidies:

Ook voor subsidies is de Wet BIBOB van toepassing. Anders dan bij vergunningen biedt de wetgever geen limitatieve lijst van soorten subsidieregelingen die onder de werking van de Wet BIBOB vallen. Subsidieverstrekkers die gebruik willen maken van de extra weigering- (en intrekkings-)gronden, kunnen zelf de desbetreffende subsidieregelingen aanpassen. Daarbij bestaat een onderscheid tussen: Subsidieregelingen die bij of krachtens de wet geregeld zijn en individuele subsidieregelingen die niet bij of krachtens de wet geregeld zijn.

Voor toepassing van de Wet BIBOB is toestemming van de ministers van Binnenlandse zaken en Justitie vereist. De toestemming wordt alleen geweigerd indien de toepassing van het BIBOB-instrument een onevenredig zwaar middel zou zijn ten opzichte van het belang dat moet worden gehecht aan de desbetreffende subsidie(s).

Aan te besteden overheidsopdrachten:

Als aanbestedende diensten worden aangemerkt: de staat, provincies, gemeenten, waterschappen en politieregio's; diverse openbare lichamen voor beroep en bedrijf en een aantal Zelfstandige bestuursorganen (ZBO's) aangewezen in het Besluit BIBOB.

Ingevolge het Besluit BIBOB (artikel 3) zijn enkele sectoren aangewezen waarop de Wet BIBOB met betrekking tot aanbestedingen kan worden toegepast. Het betreft overheidsopdrachten binnen de sectoren milieu, informatie-communicatie technologie (ICT) of bouw.

Uitgangspunten van de wet

De beslissing om een BIBOB-advies aan te vragen ligt bij het bestuursorgaan. Vanwege deze keuzevrijheid verdient het de voorkeur dat dit gebeurt op basis van beleid, waarin in algemene termen wordt aangegeven in welke gevallen advies wordt gevraagd aan het Landelijk Bureau BIBOB en hoe wordt omgegaan met overheidsopdrachten en aanvragen om vergunningen of subsidies. In eerste instantie schept dit duidelijkheid naar burgers en ondernemingen die mogelijk aan een BIBOB-onderzoek kunnen worden onderworpen. Ten tweede stimuleert een beleidsregel de eenduidige beoordeling van het soort feiten en omstandigheden dat tot de aanvraag van een BIBOB-advies moet leiden.

Zoals eerder is aangegeven, is er een Landelijk Bureau BIBOB ingesteld. Dit bureau stelt in opdracht van het verzoekende bestuursorgaan een onderzoek in naar de aanvrager van een vergunning of subsidie, dan wel naar de gegadigde voor een overheidsopdracht. Met de resultaten van dit onderzoek formuleert het bureau een advies over het gevaar dat met de afgifte van de gevraagde beschikking of het toekennen van een bepaalde opdracht, criminele activiteiten worden gefaciliteerd. Bestuursorganen kunnen dit advies gebruiken als motivering van hun besluit.

Een dergelijk onderzoek kan diep ingrijpen in de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen. Daarom moet de afweging om over te gaan tot een BIBOB-onderzoek weloverwogen en met in achtneming van de beginselen van behoorlijk bestuur te worden genomen.

Ook moet hierover worden opgemerkt dat het BIBOB instrumentarium een ultimum remedium is. Eerst moeten (alle) andere (juridische) mogelijkheden worden nagegaan om een beschikking te kunnen weigeren of in te trekken voordat BIBOB ter hand wordt genomen (bv. weigeringsgronden op basis van artikel 8.2 (slecht levensgedrag) van de Drank- en Horecawet).

Uitgangspunten regionaal BIBOB-beleid

De deelnemende gemeenten in de regio IJsselland hebben de intentie uitgesproken waar mogelijk te komen tot een gezamenlijk BIBOB-beleid. In dit beleid dienen de algemene uitgangspunten zoals hiervoor benoemd vastgelegd te worden in een beleidsregel. Deze beleidsregel dient ieder bestuursorgaan (het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester) zelf te bekrachtigen. Naast de algemene beleidsregels kunnen gemeenten specifiek invulling geven aan het beleid vanwege lokale omstandigheden.

Om verschuiving van de problematiek te voorkomen is het van belang dat het beleid ook door alle deelnemende gemeenten wordt vastgesteld. Zo wordt voorkomen dat een burger of bedrijf uitwijkt naar omliggende gemeenten waar geen of een beperkter beleid gevoerd wordt. Het voorgestelde beleid sluit aan bij de regionale beleidsregels, zoals deze reeds door de regio Twente wordt toegepast. Ook sluit de beleidsregel aan bij het BIBOB-beleid dat enkele gemeenten binnen de regio IJsselland reeds hebben vastgesteld.

Het is van belang dat voordat toepassing gegeven wordt aan de Wet BIBOB, er een zorgvuldige afweging plaatsvindt. Het vast te stellen BIBOB-beleid geeft een kader waarbinnen deze afweging plaats kan vinden. Het blijft echter maatwerk en voor iedere situatie zal –al dan niet binnen die kaders – een afweging gemaakt moeten of het BIBOB-instrumentarium wordt ingezet.

Het toepassen van het BIBOB-instrumentarium zorgt voor een lastenverzwaring bij de aanvrager, deze moet immers meer gegevens bij de aanvraag om een beschikking overleggen. Indien daadwerkelijk wordt overgegaan tot het aanvragen van een advies bij het Landelijk Bureau BIBOB zal tevens de termijn waarbinnen een beslissing op de aanvraag wordt genomen worden opgeschort (4 tot 8 weken). Dit staat haaks op het streven te komen tot een lastenverlichting voor burgers en bedrijven en een snellere doorlooptijd van het afhandelen van aanvragen.

Algemeen uitgangspunt van het op te stellen BIBOB-beleid zal dan ook zijn dat de aanvrager niet onnodig wordt belast met allerlei procedures en uitgebreide formulieren, indien dit niet noodzakelijk is. Dit betekent dat met het toepassen van het BIBOB-instrumentarium terughoudend zal worden omgegaan. Een effectieve toepassing van het BIBOB-instrumentarium is gediend met een selectieve inzet hiervan.

Overigens is het niet te voorkomen dat het toepassen van het BIBOB-instrumentarium leidt tot een lichte toename van administratieve lasten voor de burger en ondernemer. Om een juiste beoordeling plaats te laten vinden van de aanvrager, moeten er bij de aanvraag meer gegevens overlegd worden dan nu meestal het geval is. Het gaat hierbij met name om financiële gegevens. Aanvragers die hun huiswerk op orde hebben, zullen deze gegevens echter paraat hebben. In het beleid is gekozen voor een lichte toets (met behulp van een verkorte vragenformulier) voor de reguliere horeca-aanvragen en een uitgebreide toets (met een uitgebreide vragenformulier) voor de gevoelige branches (seks- en drugsgerelateerde inrichtingen) en voor twijfelachtige aanvragen.

De Wet BIBOB kan worden toegepast op activiteiten waarbij voor die activiteiten een vergunning noodzakelijk is. Het bestuursorgaan komt een bepaalde mate van vrijheid toe op welke wijze het lokale vergunningenregime wordt ingezet, door middel van gemeentelijke verordeningen. Het gaat hierbij met name om een exploitatievergunningplicht (voor de zgn. droge horeca, smartshops, e.d.). Dit beleid bepaalt niet welke vergunningenregime een gemeente dient te hanteren. Mocht er binnen een gemeente een vergunningplicht gelden, dan kan dit beleid hierop van toepassing wordt verklaard. Overigens kan het vaststellen van BIBOB-beleid door de gemeenten wel aanleiding geven het vergunningenregime (of het opheffen hiervan) kritisch tegen het licht te houden.

Ditzelfde geldt voor subsidies. Ook hiervoor geldt dat gemeenten expliciet in hun subsidieverordening de Wet BIBOB van toepassing moeten verklaren.

Vanuit de VNG en het Landelijk Bureau BIBOB wordt aanbevolen om BIBOB gefaseerd te implementeren. Landelijk wordt aanbevolen om de wet in eerste instantie te implementeren voor de onderdelen horecavergunningen, de seksinrichtingen en escortbedrijven, de coffeeshops en de speelautomatenhallen. In een later stadium kunnen stappen worden ondernomen om de milieu- en bouwvergunningen, de subsidies en de overheidsopdrachten te implementeren.

Redenen om met voornoemde branches te beginnen zijn:

- medewerkers die belast zijn met de uitvoering van het vergunningenbeleid in betreffende branches zijn al gewend kritisch te kijken naar de persoon van de aanvrager van de vergunning;

- ook is men gewend om met politiegegevens om te gaan;

- er kan op basis van de specifieke wetgeving al veel “eigen huiswerk” worden uitgevoerd, zoals het opvragen van justitiële documentatie;

- vergunningen worden dikwijls gewijzigd en veelvuldig vinden in deze branches wisselingen (lees ook: transacties) plaats van ondernemers; De kans dat daarmee criminele activiteiten zijn gemoeid is daardoor groter;

- landelijk is gebleken dat de horecagerelateerde branche veelvuldig wordt ingezet voor criminele activiteiten.

Het regionaal beleid zal een dergelijke gefaseerde implementatie van de Wet BIBOB voorstellen. Overigens betekent dit niet dat in specifieke situaties ook bouw- en milieuvergunningen, aanbestedingen of subsidies (indien dit in de subsidieverordening is vastgelegd) onderworpen kunnen worden aan een BIBOB-toets, indien er een duidelijk vermoeden is dat er sprake is van een ernstig gevaar.

Het regionaal beleid is afgestemd in het Vakberaad BIBOB regio IJsselland. In het Vakberaad is afgesproken te komen tot algemene uitgangspunten en een BIBOB-beleid op hoofdlijnen, waarbij gemeenten specifiek naar lokale behoeften het beleid kunnen concretiseren.

Het voorliggend BIBOB-beleid is een beleidsregel als bedoeld in de Algemene wet bestuursecht en moet door de afzonderlijke bestuursorganen van gemeenten worden vastgesteld, gepubliceerd en ter inzage te worden gelegd.

Hoofdstuk 1 Inleiding

Op 1 juli 2003 is de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet BIBOB) en het daarbij behorende Besluit BIBOB in werking getreden. Deze wet maakt het mogelijk ongewilde facilitering door de overheid van criminele activiteiten tegen te gaan. De wet maakt het hierbij mogelijk bepaalde vergunningen (o.a. drank- en horeca, coffeeshops, bouw- en milieuvergunning) en subsidies te weigeren of in te trekken als er sprake is van een ernstig gevaar dat de vergunning of de subsidie wordt gebruikt voor het plegen van strafbare feiten of het ‘witwassen’ van geld. In de wet is tevens een mogelijkheid opgenomen voor aanbestedende diensten om opdrachten niet te gunnen, indien hier eveneens sprake is van een ernstig gevaar.

Het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester hebben ten behoeve van een adequate toepassing van hun bevoegdheden die de Wet BIBOB hen geeft, beleid vastgesteld dat een algemeen kader biedt waarbinnen aanvragen om vergunningen waarop deze beleidsregel van toepassing is en dat valt binnen de werking van de Wet BIBOB getoetst kunnen worden.

Bij het vaststellen van deze beleidsregel heeft de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders de consequenties voor de aanvrager en overige betrokkene(n) bij toepassing van de Wet BIBOB ten aanzien van de privacy en het waar mogelijk beperken van de administratieve lasten in hun overwegingen betrokken.

Hoofdstuk 2 Doel beleidsregel

Het doel dat het bevoegd gezag voor ogen staat bij het vaststellen van de beleidsregel is het tegengaan van de aantasting van de veiligheid en/of leefbaarheid van groepen bewoners, bepaalde wijken of gebieden. Daarbij gaat het zowel om het tegengaan van daadwerkelijke aantasting van de rechtsorde en de aantasting van de bestuurlijke slagkracht, als om het tegengaan van verloedering door de aanwezigheid van criminaliteit en van

subjectieve gevoelens van (on)veiligheid.

De toepassing van de Wet BIBOB is slechts één van de middelen binnen de bestuurlijke aanpak van criminaliteit. De wetgever heeft bestuursorganen een instrument in handen gegeven, maar heeft daarbij tevens aangegeven, dat het instrument slechts mag worden ingezet als ultimum remedium. Het komt aan bod als andere instrumenten - zoals handhaving van bestaande regelgeving en bestaand beleid, benutten van alle beschikbare informatie, samenwerking met andere organisaties en andere activiteiten ter bewaking van de integriteit van het lokale bestuur en het gemeentelijke organisatie- onvoldoende resultaat leveren.

Overigens wordt benadrukt dat de beleidsregel een algemeen kader biedt. Vanwege de complexiteit van de wet en de diversiteit van aanvragen om vergunningen blijft maatwerk noodzakelijk en kan indien dit de toepassing en het doel van de Wet BIBOB ten goede komt worden afgeweken van het algemene kader.

Hoofdstuk 3 Bevoegdheden

Ten aanzien van de genoemde vergunningen geldt dat het bevoegd gezag in deze zowel het college van burgemeester en wethouders als de burgemeester kan zijn. De burgemeester van Olst-Wijhe heeft besloten dit beleid tevens van toepassing te verklaren ten aanzien van de vergunningen, die onder zijn gezag vallen. Ter voorkoming van misverstanden en omwille van de leesbaarheid wordt in vervolg gesproken over het “bevoegd gezag”, waarmee dus zowel het college als de burgemeester kan worden bedoeld.

Hoofdstuk 4 Toepassingsbereik beleidsregel BIBOB

In deze beleidsregel wordt aangegeven hoe het bevoegd gezag de Wet BIBOB zal toepassen en welke consequenties dit heeft voor de aanvragers en houders van een vergunning. Het gaat om de volgende vergunningen.

1. De vergunning op grond van artikel 3 van de Drank- en Horecawet voor het uitoefenen van het horecabedrijf, (evt met uitzondering van instellingen als genoemd in artikel 4 van voornoemde wet (paracommerciële instellingen);

2. De vergunning op grond van artikel 3:4 van de Algemene plaatselijke verordening voor het exploiteren van een seksinrichting en/of escortbedrijf;

3. De vergunning op grond van artikel 2:39 van de Algemene plaatselijke verordening voor het exploiteren van een speelautomatenhal;

4. De vergunning op grond van artikel 2:28 van de Algemene plaatselijke verordening voor het exploiteren van een coffeeshop.

Hoofdstuk 5 Inzet BIBOB-instrumentarium

Alvorens het bevoegd gezag overgaat tot het gebruik maken van haar bevoegdheden tot het inzetten van het BIBOB-instrumentarium, wordt eerst onderzocht of er andere weigeringsgronden zijn waarop een aanvraag om vergunning kan worden geweigerd.

Hoofdstuk 6 Uitvoering beleidsregel

Bij de beoordeling van aanvragen van bovengenoemde vergunningen, wordt onderscheid gemaakt in een “verkorte BIBOB-toets” en een “uitgebreide BIBOB-toets”. Als de aanvraag daarna nog verder onderzocht moet worden, wordt een BIBOB advies gevraagd aan het Landelijk Bureau BIBOB.

Gelet op het doel dat de beleidsregel beoogt te bereiken, en het feit dat sommige branches gevoeliger zijn voor het plaatsvinden van criminele activiteiten wordt het BIBOB-instrumentarium in zijn algemeenheid als volgt ingezet:

1. Horecabedrijven (en evt de “droge horeca”): bij aanvragen zal een verkorte toets plaatsvinden. Er zal alleen een uitgebreide BIBOB-toets plaatsvinden, indien er na de verkorte toetsing van de aanvraag onduidelijkheid bestaat over met name:

a. de bedrijfsstructuur, of de activiteiten in en/of in de directe omgeving van de onderneming;

b. de financiering van het bedrijf;

c. de omstandigheden in de persoon van de aanvrager, de financier van de onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd en/of de inventaris van de inrichting;

d. (andere) omstandigheden die de gemeente doen vermoeden dat er sprake is van een ernstig gevaar dat de vergunning zal worden gebruikt voor het plegen van strafbare feiten;

e. (andere) omstandigheden die de gemeente doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven vergunning een strafbaar feit is gepleegd.

2. Coffeeshops (en evt. smartshops, e.d.) : bij alle aanvragen vindt een uitgebreide BIBOB-toets plaats;

3. Seksinrichtingen: bij alle aanvragen vindt een uitgebreide BIBOB-toets plaats;

4. Speelautomatenhallen: bij alle aanvragen vindt een uitgebreide BIBOB-toets plaats

5. Advies van de Officier van Justitie: conform artikel 26 Wet BIBOB kan het OM de gemeente wijzen op de wenselijkheid om een BIBOB-advies aan te vragen; ook dan geldt dat er een uitgebreide BIBOB-toets plaatsvindt;

6. Bij weigering door de aanvrager om het verkorte vragenformulier in te vullen en de gevraagde gegevens te overleggen aan het bestuursorgaan, vindt er een uitgebreide toets plaats.

A. Verkorte BIBOB-toets

De bij de aanvraag om vergunning verstrekte gegevens geven al een hoeveelheid aan informatie over de aanvraag/ aanvrager. Daarnaast beschikt het bevoegd gezag over eigen informatie. De Wet BIBOB stelt dat een bevoegd gezag eerst eigen onderzoek moet verrichten.

 

Voor de verkorte BIBOB-toets worden de huidige aanvraagformulieren gebruikt, zoals deze reeds door het bestuursorgaan zijn vastgesteld. Het gaat hierbij om de aanvraagformulieren Drank- en horecawet (Model A) en de eventuele aanvraagformulieren om een exploitatievergunning.

 

Als bijlage bij de bestaande aanvraagformulieren stelt het bestuursorgaan een aanvullend vragenformulier (het verkorte vragenformulier) vast, waarin aanvullende vragen gesteld worden, met name ten aanzien van de financiering, de eigendomsverhoudingen van het onroerend goed, huur- en pachtovereenkomsten, e.d.

 

Het verkorte vragenformulier is als bijlage 3 opgenomen. Dit formulier maakt onderdeel uit van de gegevens die bij een aanvraag om een Drank- en horecavergunning, dan wel exploitatievergunning overlegd dient te worden en dient door de aanvrager volledig te worden ingevuld.

 

De verkorte BIBOB-toets door het bevoegd gezag behelst de controle en analyse van de volgende gegevens:

- de door de aanvrager/houder van de vergunning beantwoorde vragen die zijn o in het voorgeschreven aanvraagformulier om een Drank- n

of horecavergunning of exploitatievergunning.

- de door hem/haar aangeleverde documenten die moeten worden meegestuurd op grond van het voorgeschreven verkorte aanvraagformulier (zoals huur-/pachtovereenkomsten, in deplaatsstelling, e.d.);

- de wijze van financiering (met bijbehorende documenten);

- ondernemingsplan;

- (open) bronnen onderzoek (o.a. Kamer van Koophandel, Kadaster, opvragen politiegegevens, e.d.);

 

Ook bij de verkorte BIBOB-toets moet enige informatie worden overlegd over de wijze van financiering. Omdat een aanvrager deze informatie als het goed is paraat heeft, wordt deze extra informatie niet als een onevenredige toename van administratieve lasten beschouwd.

 

De extra gegevens die gevraagd worden, zijn noodzakelijk om een globale beoordeling te kunnen doen op de financiering van een onderneming. Ook de eigendomsverhoudingen van een onroerend goed, pacht- of huurovereenkomsten geven een beeld van betrokken (zakelijke) partners. Het zijn juist deze gegevens (financiële gegevens en eigendomsverhoudingen) die inzicht geven in zeggenschap en geldstromen en vormen hiermee de kern van een eerste screening. Om die reden is ervoor gekozen deze gegevens bij alle aanvragen om vergunning te vragen. Bij het verkorte vragenformulier worden alleen aanvullende vragen gesteld. Zo wordt voorkomen dat een aanvrager meerdere keren dezelfde gegevens moet invullen.

  

B. Uitgebreide BIBOB-toets

Bij een uitgebreide toets wordt dieper ingegaan op onder andere de financiering, zeggenschap in de onderneming, betrokkenheid van andere personen, e.d. Ingevolge artikel 30 van de wet dienen in ieder geval de volgende vragen te worden beantwoord:

a. De naam, het adres en de woonplaats of plaats van vestiging van de aanvraag of gegadigde;

b. De naam, het adres en de woonplaats van de persoon die het formulier namens de aanvrager of gegadigde invult;

c. Het nummer van inschrijving bij de Kamer van Koophandel;

d. De rechtsvorm van de aanvrager of gegadigde;

e. De handelsnaam of handelsnamen waarvan de aanvrager of gegadigde gebruik maakt of heeft gemaakt;

f. De natuurlijke personen of rechtspersonen die, voor zover van toepassing:

- direct of indirect leiding geven of hebben gegeven aan betrokkene;

- direct of indirect zeggenschap hebben of hebben gehad over betrokkene;

- direct of indirect vermogen verschaffen of hebben verschaft aan betrokkene;

- onderaannemer van betrokkene zijn;

g. de wijze van financiering (uitgebreid).

 

Als bijlage bij de bestaande aanvraagformulieren stelt het bestuursorgaan een aanvullend vragenformulier vast (uitgebreide vragenformulier). Dit vragenformulier is gebaseerd op het vragenformulier zoals deze door het Landelijk Bureau BIBOB is vastgesteld. Hiervoor is gekozen omdat in dit vragenformulier alle relevante vragen benoemd zijn die het bevoegd gezag en eventueel het Landelijk Bureau BIBOB nodig heeft om een juiste beoordeling van de aanvraag (en aanvrager) te laten plaatsvinden.

 

Het uitgebreide vragenformulier is als bijlage 4 opgenomen. Dit formulier maakt onderdeel uit van de gegevens die bij een aanvraag om een Drank- en horecavergunning, dan wel exploitatievergunning overlegd dienen te worden.

 

Het verschil tussen de verkorte- en de uitgebreide BIBOB-toets is gelegen in specifieke vragen in het vragenformulier over de financiële situatie van de aanvrager, de financiële draagkracht van de ondernemer, oude dienstverbanden, e.d. Deze informatie is noodzakelijk om een beter inzicht te krijgen in de financiële mogelijkheden van de aanvrager, de vatbaarheid voor ‘onzuivere’ financieringen en zakelijke verbanden. Het vragen van deze gegevens leidt tot een toename van administratieve lasten voor de aanvrager.

 

In bijlage 1 is voor de diverse aanvragen om vergunning een inventarisatielijst opgenomen welke informatie nodig kan zijn in het kader van het eigen onderzoek door de gemeente.

 

Het uitgebreide vragenformulier wordt indien mogelijk persoonlijk overhandigd aan de aanvrager, met een toelichting waarom de uitgebreide toetsing plaats gaat vinden. In dit intakegesprek kan het vragenformulier worden toegelicht en wordt de aanvrager er op gewezen het vragenformulier volledig in te vullen en te voorzien van alle gevraagde bijlagen. Eventuele gegevens die al bij het verkorte vragenformulier zijn overlegd, kunnen hierbij achterwege worden gelaten.

 

Het in laten vullen van het uitgebreide vragenformulier kan worden gezien als de start van de BIBOB-procedure. Dit kan met name van belang zijn voor de vertrouwelijkheid van de stukken. Bij de uitgebreide vragenlijst worden stukken gevraagd welke een vertrouwelijk karakter hebben. Overigens heeft dit geen consequenties voor de termijnen, deze worden pas opgeschort indien een advies wordt aangevraagd bij het Landelijk Bureau BIBOB.

Nadat de uitgebreide vragenlijst is ingevuld kan er voor worden gekozen de aanvrager uit te nodigen om een toelichting te geven op de ingevulde vragenlijst. Dit zal met name gebeuren indien er sprake is van één of meerdere onduidelijkheden:

- Een onduidelijke bedrijfsstructuur;

- Een onduidelijke financiering;

- Een verdachte financiering;

- Een ongebruikelijke financieringsstructuur;

- Een ongebruikelijke financier;

- Een a-typische aanvraag voor aanvrager;

- Het ontbreken van een bedrijfsplan;

- Onduidelijk dan wel onvolledig ingevulde formulieren;

- Een aanvraag in een vastgesteld aandachtsgebied, geografisch gebied;

- Een aanvraag in een vastgesteld aandachtsgebied, bepaalde branche;

- Het ontbreken van een recent uittreksel uit de kamer van koophandel;

- Banden met het criminele circuit, eventueel op basis van politie-informatie.

  

C. Ontvankelijkheid aanvraag

De aanvraag om vergunning is pas ontvankelijk indien alle gevraagde gegevens zijn overlegd, dan wel dat het bevoegd gezag van mening is dat op basis van de verstrekte gegevens een voldoende beoordeling kan plaatsvinden op de aanvraag (en aanvrager) en de af te geven beschikking. Het ingevulde verkorte- of uitgebreide vragenformulier gaat onderdeel uitmaken van de aanvraag en daarmee van de ontvankelijkheidstoets.

 

Een aanvraag is dus pas ontvankelijk indien alle gevraagde gegevens zijn overlegd. Zolang er geen ontvankelijke aanvraag is ingediend, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen. De aanvrager wordt, indien gegevens ontbreken, in de gelegenheid gesteld de aanvraag volledig te maken. De behandeling van de aanvraag (en hiermee de termijn) wordt opgeschort tot het moment dat de ontbrekende gegevens zijn overlegd.

 

Indien de aanvrager weigert de gevraagde gegevens te overleggen kan dit aanleiding zijn de aanvraag om vergunning niet ontvankelijk te verklaren en de aanvraag buiten behandeling te stellen (met gebruikmaking van artikel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht). Dit vindt pas plaats nadat de aanvrager in de gelegenheid is gesteld de aanvraag compleet te maken en verzocht is de gevraagde gegevens aan te leveren.

 

Indien er naar aanleiding van de aanvraag en de ingevulde verkorte vragenlijst aanvullende vragen zijn (zowel aanvullende vragen naar aanleiding van de overlegde gegevens als aanvullende vragen in het kader van de uitgebreide vragenlijst), kan de aanvrager met gebruikmaking van artikel 4.5 lid c van de Algemene wet bestuursrecht om aanvullende gegevens worden gevraagd. De behandeltermijn wordt gedurende de hersteltermijn opgeschort.

Ook als de aanvraag in eerste instantie wel ontvankelijk was en in behandeling is genomen, kan op grond van artikel 4.5 lid c van de Awb de aanvraag alsnog buiten behandeling worden gelaten.

 

Indien de aanvraag buiten behandeling is gelaten en de aanvrager (of een ander persoon) een nieuwe aanvraag om vergunning aanvraagt voor deze locatie, geeft dit aanleiding om (in het geval van een aanvraag om DHV) direct het uitgebreide vragenformulier te overhandigen aan de aanvrager.

 

Indien de aanvrager weigert de vragenlijst conform artikel 30 van de Wet BIBOB (de uitgebreide vragenlijst) in te vullen –en dan met name de gegevens die relevant zijn om een deugdelijke BIBOB-toets plaats te laten vinden- kan het bevoegd gezag gebruik maken van artikel 4 van de Wet BIBOB en de weigering beschouwen als een ernstig gevaar. De aanvraag om vergunning kan hiermee met gebruikmaking van artikel 3 Wet BIBOB geweigerd worden.

D. Aanvraag om advies bij het Landelijk Bureau BIBOB (LBB)

De keuze om een advies aan te vragen bij het Landelijk Bureau BIBOB dient weloverwogen genomen te worden. Een formele aanvraag kan grote consequenties hebben voor de aanvrager en overige betrokkene(n). Niet alleen in het kader van inbreuk op privacy, ook de beslistermijn op de aanvraag kunnen aanzienlijk worden opgeschort.

Een aanvraag om advies kan pas worden gedaan indien alle overige wettelijke weigeringsgronden zijn uitgeput. Daarnaast zal het bevoegd gezag haar eigen huiswerk volledig moeten hebben uitgevoerd.

Het Landelijk Bureau BIBOB heeft een indicatorenlijst opgesteld, waarmee het bevoegd gezag de aanvraag en de overlegde gegevens kan toetsen en kan beoordelen of de aanvraag “BIBOB-waardig” is.

Indien er naar aanleiding van de (volledig) ingevulde vragenlijst conform artikel 30 van de wet en na toetsing van de aanvraag aan de hand van de indicatorenlijst nog vragen zijn over onder andere:

a. de bedrijfsstructuur, of de activiteiten in en/of in de directe omgeving van de onderneming;

b. de financiering van het bedrijf;

c. de omstandigheden in de persoon van de aanvrager, de financier van de onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd en/of de inventaris van de inrichting;

d. (andere) omstandigheden die de gemeente doen vermoeden dat er sprake is van een ernstig gevaar dat de vergunning zal worden gebruikt voor het plegen van strafbare feiten, of het gebruiken van voordelen uit strafbare feiten;

e. (andere) omstandigheden die de gemeente doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven vergunning een strafbaar feit is gepleegd.

of

indien de Officier van Justitie ingevolge artikel 26 van de Wet BIBOB het bevoegd gezag heeft gewezen op de wenselijkheid om in het kader van een aanvraag van een vergunning, dan wel een bestaande vergunning, een advies aan Bureau BIBOB te vragen, kan het bevoegd gezag conform artikel 9 van de Wet BIBOB een advies aanvragen bij het Landelijk Bureau BIBOB, indien het bevoegd gezag van mening is dat er sprake is van voldoende verdenking of een kwetsbaar, voor misbruik vatbaar besluit met redelijke financiële of maatschappelijke belangen.

Het aanvragen van een advies bij het Landelijk Bureau BIBOB is geen beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Hiertegen kan derhalve geen bezwaar of beroep worden ingesteld. Wel is de aanvrager van een vergunning te allen tijde toegestaan de aanvraag terug te trekken.

De aanvrager wordt door de gemeente schriftelijk bericht dat de gemeente voornemens is een BIBOB-advies aan te vragen.

E. Advies Landelijk Bureau BIBOB

Het Landelijk Bureau BIBOB kent een drietal adviezen:

- er is geen sprake van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet BIBOB;

- er is sprake van een ernstige mate van gevaar;

- er is sprake van een mindere mate van gevaar.

 

In het eerste geval kan de vergunning niet geweigerd worden op grond van de Wet BIBOB. In het tweede geval dient de gemeente af te wegen of in dit concrete geval inderdaad de vergunning geweigerd zal worden op grond van de Wet BIBOB. Er kunnen omstandigheden aanwezig zijn die de gemeente, ondanks het advies, doen besluiten de vergunning te verlenen (het is dus geen verplichting om bij een ernstige mate van gevaar de vergunning te weigeren). Net zoals in het laatste geval kunnen er extra voorwaarden verbonden worden aan de vergunning, zoals bijvoorbeeld het periodiek overleggen van de boekhouding om beter te kunnen controleren of er inderdaad geen sprake is van een situatie bedoeld in artikel 3 van de Wet BIBOB.

 

Naast een weigeringsgrond op basis van artikel 3 van de Wet BIBOB kan een aanvraag om vergunning worden geweigerd, indien de aanvrager weigert de aanvraag volledig in te vullen (waaronder het vragenformulier). Dit kan op basis van artikel 4 van de Wet BIBOB.

 

De definitieve beslissing op de aanvraag blijft maatwerk.

F. Vergewisplicht

Het bestuursorgaan moet zelfstandig een beslissing nemen op de aanvraag. Het advies van het Landelijk Bureau BIBOB kan hierbij als advies dienen, het bestuursorgaan heeft echter een vergewisplicht (artikel 3:9 Awb: Indien een besluit berust op een onderzoek naar feiten en gedragingen dat door een adviseur is verricht, dient het bestuursorgaan zich ervan te vergewissen dat dit onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden).

Dit betekent dat het bestuursorgaan zelf moet nagaan of de conclusies en het advies van het landelijk bureau ook gedragen worden door de feiten en omstandigheden die hieraan ten grondslag hebben gelegen.

 

Alvorens een besluit wordt genomen de aanvraag te weigeren (of voorwaarden te verbinden aan een vergunning) dient de aanvrager in de gelegenheid te worden gesteld een zienswijze naar voren te brengen. Ook derden die genoemd zijn in het besluit, worden aangemerkt als belanghebbenden en dienen in staat te worden gesteld een zienswijze in te dienen. Opgemerkt dient te worden dat derden alleen dat gedeelte van het advies van het Landelijk Bureau BIBOB mogen inzien, welke op henzelf betrekking heeft.

 

Indien er zienswijzen worden ingediend of indien er vragen naar voren komen op basis van de eigen vergewisplicht, worden er aanvullende vragen gesteld aan het Landelijk Bureau BIBOB. Deze aanvullende vragen worden schriftelijk gesteld. De ingediende zienswijzen worden standaard voorgelegd aan het Landelijk Bureau BIBOB, indien deze zienswijzen gerelateerd zijn aan het BIBOB-advies.

 

De vergewisplicht moet verankerd worden in de gemeentelijke BIBOB-procedure. In vrijwel alle gevallen zal bij een weigerings- of intrekkingsbesluit gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen door de betrokkene(n). Het is verstandig deze zienswijze, indien ze betrekking hebben op de inhoud van het advies, voor te leggen aan het Landelijk Bureau BIBOB.

 

Richtlijn om te voldoen aan de vergewisplicht:

- Het bestuursorgaan gaat zelfstandig na of de aangedragen feiten als zodanig voldoende concludent zijn voor het advies. Dit doet het bestuursorgaan door:

Voorafgaand aan de ontwerpbeschikking:

a) indien de aangedragen feiten bestaan uit vermoedens of zachte informatie (dus bv. CIE informatie of lopende onderzoeken en dus niet bestaan uit gepleegde strafbare feiten), wordt aan het LBB gevraagd of de bij hun beschikbare informatie voldoende is om tot het uitgebrachte advies te komen;

b) zelfstandig te onderzoeken of veronderstelde zakelijke samenwerkingsverbanden ook overeenkomen met eigen informatie (bv. vanuit toezicht, belastingdienst, open bronnen).

Voordat de definitieve beschikking wordt genomen:

a) zienswijze(n) die worden ingediend en die aangedragen feiten uit het advies in twijfel trekken, of anderzins het advies van het Landelijk Bureau BIBOB in twijfel trekken, worden ter beoordeling (of voor nader advies) voorgelegd aan het Bureau.

- Vragen aan het Landelijk Bureau BIBOB of een verzoek om nader advies worden bij

voorkeur schriftelijk gedaan;

- In de beschikking wordt standaard het onderdeel vergewisplicht opgenomen. In dit

onderdeel van de beschikking wordt vermeld op welke wijze hiermee is omgegaan:

a) indien het Landelijk Bureau BIBOB gevraagd is om een nader advies, wat de uitkomsten hiervan waren;

b) hoe is omgegaan met de ingebrachte zienswijze(n);

c) indien het Landelijk Bureau BIBOB niet om een nader advies is gevraagd, wordt gemotiveerd waarom het bestuursorgaan dit niet nodig heeft geacht en zelfstandig heeft kunnen vaststellen dat de aangedragen feiten als zodanig concludent zijn voor het advies.

  

G. Geheimhoudingsplicht

Vanwege de aard van de gegevens en de diversiteit aan bronnen waaruit door het Landelijk Bureau BIBOB kunnen worden geput, dient met het oog op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de personen waaromtrent het Landelijk Bureau BIBOB gegevens heeft verzameld, een zeer stringent regime te worden gehanteerd ten aanzien van de verstrekking van die persoonsgegevens. De Wet BIBOB kent dan ook een gesloten verstrekkingenregime.

 

Dit houdt in dat de persoonsgegevens die het Landelijk Bureau BIBOB heeft geregistreerd, niet worden verstrekt buiten de gevallen om die in de wet BIBOB expliciet zijn geregeld. De geheimhoudingsplicht geldt voorts voor eenieder die op basis van de Wet BIBOB de beschikking krijgt over persoonsgegevens. Als zodanig geldt de geheimhoudingsplicht dus zowel voor de medewerkers van het Landelijk Bureau BIBOB, het bestuur dat om een advies heeft verzocht en zijn ambtenaren, als voor de instanties die in aanmerking komen voor verstrekking van persoonsgegevens door het Bureau BIBOB buiten de adviesvraag om, zoals het openbaar ministerie en het College bescherming persoonsgegevens, en voor de betrokkene die in de motivering van de hem betreffende beslissing in voorkomend geval persoonsgegevens inzake derden kan aantreffen.

 

Het advies van het bureau wordt gebruikt ter onderbouwing van de uiteindelijke beslissing omtrent de verlening dan wel intrekking van de vergunning. Slechts gegevens die noodzakelijk zijn ter motivering van de gevraagde vergunning, worden bekend gemaakt aan de betrokkene en worden opgenomen in de beslissing op de vergunningaanvraag. Indien betrokkene gebruik wenst te maken van zijn recht een zienswijze in te dienen, heeft hij wel recht op inzage van het gehele advies. Gegevens over derden, die noodzakelijk zijn ter motivering van het besluit kunnenop verzoek ook aan deze derden ter kennis worden gebracht.

 

Het BIBOB-advies als document valt in beginsel onder het verstrekkingregime van de Wet Openbaarheid van Bestuur. Echter op grond van artikel 10 van deze Wet zal in de praktijk het openbaar maken van het advies achterwege worden gelaten. Het advies is dus alleen ter inzage voor betrokkene en het bestuursorgaan en voor zakelijke relaties voor zover het gegevens betreft die hen aangaan.

  

H. Bezwaar en beroep bij beschikkingen

Indien het bestuursorgaan besluit tot (gedeeltelijke) overname van het BIBOB-advies, wordt dit gedeelte van het advies dat wordt gebruikt voor de motivering, onderdeel van de beschikking. Op deze beschikking is de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing. Dit betekent dat voordat een bestuursorgaan het geven van een beschikking geheel of gedeeltelijk afwijst, het de aanvrager in de gelegenheid stelt diens zienswijze naar voren te brengen (artikel 4 lid 8 Awb). De volgende stap die openstaat is het indienen van een bezwaarschrift (artikel 7 lid 1 Awb).

 

Voordat bij de administratieve rechter geprocedeerd wordt, dient het aan te vechten besluit eerst voorwerp van bestuurlijke hertoetsing geweest te zijn. Dat wil zeggen een bestuurlijke herbeoordeling op rechtmatigheid en zorgvuldigheid en bestuurlijke / beleidsmatige aanvaardbaarheid of gewenstheid. Het bezwaarschrift wordt door hetzelfde orgaan getoetst. De volgende stap is het beroep bij de bestuursrechter en vervolgens staat nog hoger beroep bij de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State open.

 

Indien hier door betrokken partijen toestemming voor gegeven wordt, kan de rechter inzage krijgen in het BIBOB-advies. Dit geldt overigens niet voor externe bezwarencommissies. Voor een externe bezwarencommissie (conform artikel 7:13 van de Awb) is het niet toegestaan inzage te krijgen in het BIBOB-advies.

Hoofdstuk 7 Bestaande vergunningsituaties

De Wet BIBOB geeft het bevoegd gezag de mogelijkheid om –naast het weigeren van een vergunning- verleende vergunningen in te trekken.

Aanleiding om bestaande vergunningen te onderwerpen aan een BIBOB-toets kunnen gelegen zijn in:

A. een tip van de Officier van Justitie (conform artikel 26 van de wet);

B. gebeurtenissen rondom een bestaande inrichting (geweldplegingen, e.d.);

C. verplaatsing en verschuiving van (criminele) activiteiten;

D. wijzigingen in de verleende vergunningen;

E. wijzigingen in de vergunningplicht (met name bij exploitatievergunningen);

F. Periodieke toets vergunningen.

A. Tip van de Officier van Justitie

Indien de Officier van Justitie het bevoegd gezag adviseert een aanvraag om advies in te dienen bij het Landelijk Bureau BIBOB, kan dit voor het bevoegd gezag aanleiding geven om een BIBOB-procedure te starten. Deze procedure houdt in dat aan de houder van de vergunning een uitgebreide vragenformulier wordt overlegd, met de mededeling dat er aanwijzingen zijn die aanleiding geven de integriteit van de onderneming te onderzoeken. De procedure wordt op dat moment gevolgd, zoals bij de aanvraag om vergunning is omschreven.

 

Het advies van de Officier kan van dusdanige aard zijn dat het bevoegd gezag direct het Landelijk Bureau verzoekt een advies uit te brengen. In dit geval hoeft er geen uitgebreide vragenlijst ingevuld te worden. Vooraf kan hierover afstemming plaatsvinden met de Officier van Justitie.

 

Indien een advies wordt gevraagd aan het Landelijk Bureau BIBOB, wordt de houder van de vergunning hiervan in kennis gesteld.

 

Voordat een advies bij het Landelijk Bureau BIBOB wordt aangevraagd, vindt hierover afstemming plaats met het Landelijk Bureau, onder andere over de gegevens die aangeleverd moeten worden. Met de Officier zal vooraf afstemming plaatsvinden over de bij hen bekende gegevens en of deze gegevens in de BIBOB-procedure ook vrijgegeven mogen worden.

 

B. Gebeurtenissen rondom een bestaande inrichting

Er kunnen zich situaties voordoen rondom een inrichting die aanleiding kunnen geven een BIBOB-procedure te starten. Dit kan zijn wanneer er bijvoorbeeld gewelddelicten hebben plaatsgevonden binnen een inrichting, waarbij (indirecte) betrokkenheid is van leidinggevende(n), drugshandel, of het vermoeden van andere criminele activiteiten waarbij de inrichting zelf een rol speelt (faciliteert) of waarbij de leidinggevende(n) of een andere direct betrokkene(n) een faciliterende rol heeft of zelf deze criminele activiteiten (vermoedelijk) pleegt.

 

Tot het starten van een BIBOB-procedure (het uitreiken van een uitgebreide vragenformulier, adviesaanvraag bij het Landelijk Bureau BIBOB) wordt niet eerder overgegaan dan nadat alle overige intrekkingsbevoegdheden zijn uitgesloten. Het bevoegd gezag kan in voorkomende gevallen veelal op basis van de verordening (o.a. de APV) of op grond van de Drank- en horecawet een vergunning intrekken in het kader van de openbare orde of veiligheid of indien de leidinggevende niet meer voldoet aan de eisen omtrent het levensgedrag. Pas als al deze mogelijkheden zijn uitgeput, wordt overgegaan tot het starten van een BIBOB-procedure, zoals onder A. beschreven.

  

C. Verplaatsing of verschuiving

Intensief toezicht op bepaalde branches of in bepaalde gebieden kunnen leiden tot een verplaatsing van bepaalde inrichtingen of verschuivingen binnen een branche. Het bevoegd gezag kan, indien hiertoe aanleiding is, besluiten bepaalde branches of gebieden te onderwerpen aan een BIBOB-toets. Een dergelijke toets is in beginsel globaal van aard, omdat het buitenproportioneel is alle in die branche of gebied aanwezige inrichtingen te onderwerpen aan een uitgebreide procedure.

 

Indien uit de globale toets specifieke gevallen naar voren komen, kunnen deze onderworpen worden aan een uitgebreide BIBOB-toets en kan indien hiertoe aanleiding is een BIBOB-procedure gestart worden.

 

D. Wijzigingen in de vergunning/ inrichting

Wijzigingen in de vergunningsituatie kunnen aanleiding geven een BIBOB-toets plaats te laten vinden. Deze wijzigingen dienen in het algemeen gemeld te worden bij het bevoegd gezag (wijziging in leidinggevende, uitbreiding van de inrichting). Sommige wijzigingen (bv. interne verbouwingen of wijziging van de inrichting) hoeven niet direct vergunningplichtig te zijn. Met deze interne wijzigingen kunnen echter wel geldstromen gemoeid zijn, die twijfels kunnen oproepen.

 

Bij wijzigingen die leiden tot een aanvraag om een nieuwe of gewijzigde vergunning (bv. bij wijziging van leidinggevende(n), wordt een gelijke procedure gevolgd als bij aanvragen om nieuwe vergunningen:

 

1. Horecabedrijven (en evt de “droge horeca”): bij aanvragen zal in beginsel alleen een uitgebreide BIBOB-toets plaatsvinden, indien er na de normale toetsing van de aanvraag onduidelijkheid is over:

a. de bedrijfsstructuur, of de activiteiten in en/of in de directe omgeving van de onderneming;

b. de financiering van het bedrijf;

c. de omstandigheden in de persoon van de aanvrager, de financier van de onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd en/of de inventaris van de inrichting;

d. (andere) omstandigheden die de gemeente doen vermoeden dat er sprake is van een ernstig gevaar dat de vergunning zal worden gebruikt voor het plegen van strafbare feiten;

e. (andere) omstandigheden die de gemeente doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven vergunning een strafbaar feit is gepleegd.

2. Coffeeshops (en evt. smartshops): bij alle aanvragen vindt een uitgebreide BIBOB-toets plaats;

3. Seksinrichtingen: bij alle aanvragen vindt een uitgebreide BIBOB-toets plaats;

4. Speelautomatenhallen: bij alle aanvragen vindt een uitgebreide BIBOB-toets plaats

 

Indien de aanvrager/ nieuwe leidinggevende(n) reeds bekend zijn bij het bevoegd gezag of de wijzigingen geen relatie hebben tot (grootschalige) investeringen kan het bevoegd gezag een BIBOB-toets achterwege laten.

Overigens wordt de Drank- en Horecawet binnenkort aangepast (verwachting 2011), waarbij bij wijzigingen van leidinggevende(n) alleen nog maar een melding moet worden gedaan en geen gewijzigde vergunning meer hoeft te worden aangevraagd. Bij de meldingen dienen overigens nog wel gegevens overlegd te worden omtrent het gedrag van de nieuwe leidinggevende(n).

 

Indien de melding alleen betrekking heeft op de wijzigingen van leidinggevende(n) en deze wijziging geen relatie heeft tot (grootschalige) investeringen, wordt de melding geaccepteerd en vindt er verder geen BIBOB-toets plaats. Indien er twijfels bestaan, kan altijd een BIBOB-toets worden uitgevoerd op de bestaande vergunning.

E. Wijzigingen in de vergunningplicht

Landelijke wetgeving of gemeentelijke verordeningen kunnen leiden tot een wijziging in de vergunningplicht (bv. het instellen van een exploitatieplicht voor bepaalde inrichtingen).

  

F. Periodieke toets vergunningen

Het bevoegd gezag kan besluiten bepaalde branches periodiek te toetsen op basis van deze beleidsregel. Hiervoor wordt dan door het bevoegd gezag separaat beleid vastgesteld.

Hoofdstuk 8 Ondersteunign RIEC Oost-Nederland

De gemeenten in IJsselland hebben besloten ter ondersteuning in de uitvoering van de Wet BIBOB aansluiting te zoeken bij het Regionale Informatie en Expertise Centrum (RIEC) Oost-Nederland. Het RIEC Oost-Nederland kan het bevoegd gezag ondersteunen bij het beoordelen van aanvragen om vergunningen en adviseert het bevoegd gezag omtrent de implementatie van het BIBOB-beleid.

Het RIEC is geen adviesorgaan zoals bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht en maakt geen deel uit van de formele procedure. Binnen het RIEC Oost-Nederland zijn accountmanagers aangesteld die belast zijn met de ondersteuning aan gemeente voor de Wet BIBOB. Deze werknemers van het RIEC Oost-Nederland vallen ten aanzien van de geheimhoudingsplicht onder het betrokken bevoegd gezag.

Hoofdstuk 9 Slotbepaling

Deze beleidsregel geeft een algemeen kader waarbinnen het bevoegd gezag gebruik maakt van haar bevoegdheden tot toepassing van de Wet BIBOB. Specifieke situaties kunnen echter aanleiding geven af te wijken van deze beleidsregel. Het bevoegd gezag behoudt zich het recht voor –gemotiveerd- af te wijken van deze beleidsregel indien dit, ten behoeve van tegengaan van daadwerkelijke aantasting van de rechtsorde en de aantasting van de bestuurlijke slagkracht, als om het tegengaan van verloedering door de aanwezigheid van criminaliteit en van subjectieve gevoelens van (on)veiligheid, noodzakelijk is.

Vastgesteld door de burgemeester, onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders

Bijlagen

De in de bijlagen opgenomen stukken maken geen onderdeel uit van de Beleidsregel maar dienen ter ondersteuning in de uitvoering van het BIBOB-instrumentarium en zijn derhalve niet beschikbaar gesteld via internet

Inhoudsopgave

Inleiding op de beleidsregel

Hoofdstuk 1 Inleiding

Hoofdstuk 2 Doel beleidsregel

Hoofdstuk 3 Bevoegdheden

Hoofdstuk 4 Toepassingsbereik beleidsregel BIBOB

Hoofdstuk 5 Inzet BIBOB-instrumentarium

Hoofdstuk 6 Uitvoering beleidsregel

Hoofdstuk 7 Bestaande vergunningsituaties

Hoofdstuk 8 Ondersteunign RIEC Oost-Nederland

Hoofdstuk 9 Slotbepaling