Gemeenschappelijk regeling toezichthoudend orgaan Openbaar Primair Onderwijs Olst-Wijhe en Raalte

Geldend van 01-01-2006 t/m 31-12-2014

Intitulé

Gemeenschappelijk regeling toezichthoudend orgaan Openbaar Primair Onderwijs Olst-Wijhe en Raalte.

De raden van de gemeenten Olst-Wijhe en Raalte, ieder voor zover zij voor de eigen gemeente bevoegd zijn;

overwegende:

dat toezicht gewenst is van de uitoefening van de bevoegdheden van de gemeenteraad als bedoeld in artikel 48 van de Wet op het primair onderwijs en als bedoeld in de statuten inzake de “Stichting openbaar primair onderwijs Olst-Wijhe en Raalte” van .. (datum);

gelet op artikel 8, tweede lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

besluiten:

de gemeenschappelijke regeling “Regeling Toezichthoudend orgaan openbaar primair onderwijs Olst-Wijhe en Raalte” aan te gaan.

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    de regeling: deze gemeenschappelijke regeling;

  • b.

    het gemeenschappelijk orgaan: het gemeenschappelijk orgaan in artikel 2 van de regeling;

  • c.

    het bestuur: het bestuur van het Toezichthoudend Orgaan;

  • d.

    de raden: de gemeenteraden die aan deze regeling deelnemen;

  • e.

    gedeputeerde staten: het college van gedeputeerde staten van de provincie Overijssel;

  • f.

    de wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • g.

    de Stichting: de Stichting openbaar primair onderwijs Olst-Wijhe en Raalte;

  • h.

    de scholen: de openbare scholen die de Stichting instandhoudt.

Artikel 2 Gemeenschappelijk orgaan

  • 1. Voor de uitvoering van deze regeling is een gemeenschappelijk orgaan ingesteld, genaamd “Toezichthoudend orgaan openbaar primair onderwijs Olst-Wijhe en Raalte”.

  • 2. Het gemeenschappelijk orgaan is gevestigd te Wijhe.

Artikel 3 Doelstelling en belang

  • 1. Het gemeenschappelijk orgaan coördineert en oefent bevoegdheden van de raden uit als bedoeld in artikel 48 van de Wet op het primair onderwijs, alsmede in de statuten van de Stichting gelet op het belang te voldoen aan de grondwettelijke plicht zorg te dragen voor voldoende openbaar onderwijs in een genoegzaam aantal scholen.

  • 2. De in het eerste lid van dit artikel genoemde bevoegdheden zijn:

    • -

      Benoeming, schorsing en ontslag van bestuursleden van de Stichting;

    • -

      inwinnen van inlichtingen en het voeren van besprekingen met het bestuur van de Stichting over de algemene gang van zaken binnen de Stichting;

    • -

      goedkeuring van de begroting en rekening van de Stichting;

    • -

      goedkeuring van een statutenwijziging van de Stichting;

    • -

      voorzien in maatregelen en zonodig ontbinding van de Stichting, maar niet gedurende de eerste vijf jaar na de datum van oprichting, tenzij sprake is van ernstige taakverwaarlozing door het stichtingsbestuur of functioneren in strijd met de wet. Ontbinding geschiedt na overleg met het stichtingsbestuur.

Artikel 4 Bestuur

  • 1. Het bestuur bestaat uit 4 leden.

  • 2. De raden wijzen elk twee leden uit hun midden aan. De aanwijzing vindt plaats tijdens de eerste vergadering van de raden in de nieuwe samenstelling, na gehouden verkiezingen.

  • 3. De leden van het bestuur worden voor een periode van vier jaar aangewezen met dien verstande dat de zittingsperiode gelijk is aan de zittingsperiode van de raden.

  • 4. Het lid dat ophoudt lid te zijn van één van de raden, houdt tevens op lid van het bestuur te zijn.

  • 5. Een lid van het bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. De voorzitter en de raad die hem hebben aangewezen, worden hiervan op de hoogte gesteld.

  • 6. In een vacature wordt zo spoedig mogelijk voorzien.

Artikel 5 Taak en bevoegdheden bestuur

Het bestuur oefent de bevoegdheden als bedoeld in artikel 3 van de regeling uit, voor zover daar in deze regeling niet van wordt afgeweken.

Artikel 6 Ernstige taakverwaarlozing of functioneren in strijd met wet

  • 1. Het bestuur stelt in een speciaal daartoe bijeengeroepen vergadering, waarin alle raden vertegenwoordigd zijn, vast dat het bestuur van de Stichting zijn taak ernstig verwaarloost of in strijd met de wet functioneert als bedoeld in artikel 48, elfde lid van de Wet op het primair onderwijs. Voor dit besluit is een tweederde meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen nodig.

  • 2. Indien het bestuur heeft vastgesteld dat sprake is van een van de omstandigheden als bedoeld in artikel 48, elfde lid van de Wet op het primair onderwijs neemt het bestuur de in dat artikel bedoelde maatregelen. Dit besluit vergt twee derde van de geldig uitgebrachte stemmen.

Artikel 7 Taakverdeling en tekenbevoegdheid

  • 1. Het bestuur kiest uit zijn midden voor een periode van vier jaar een voorzitter, een plaatsvervangend voorzitter, een secretaris en een penningmeester.

  • 2. De voorzitter en de secretaris tekenen alle stukken die van het bestuur uitgaan.

  • 3. De voorzitter, de secretaris en de penningmeester zijn belast met de voorbereiding en de uitvoering van de besluiten van het bestuur, alsmede met het financieel beheer van het gemeenschappelijk orgaan.

Artikel 8 Vergaderfrequentie

  • 1. Het bestuur vergadert jaarlijks ten minste twee keer en voorts zo dikwijls als de voorzitter dit nodig acht.

  • 2. Het bestuur vergadert bovendien indien ten minste twee leden hiertoe schriftelijk en met opgaaf van redenen aan de voorzitter hun wens daartoe kenbaar maken. De vergadering vindt vervolgens plaats binnen twee weken nadat de voorzitter het verzoek heeft ontvangen.

Artikel 9 Oproeping

  • 1. De voorzitter bepaalt dag, uur en plaats van de vergadering.

  • 2. De voorzitter roept de leden schriftelijk tot de vergadering op.

  • 3. De oproepingsbriefjes worden, spoedeisende gevallen uitgezonderd, ten minste 48 uur voor het houden van de vergadering aan de leden toegezonden. Zij vermelden de zaken waarvoor de vergadering is belegd. Behoudens het bepaalde in het derde lid van artikel 10 kan het bestuur besluiten om ook over andere onderwerpen te beraadslagen en te besluiten.

  • 4. De op de agenda betrekking hebbende stukken worden samen met de oproepingen verzonden aan de leden.

Artikel 10 Quorum

  • 1. De vergadering vindt geen doorgang indien niet ten minste de helft van het aantal leden aanwezig is.

  • 2. In geval een vergadering op grond van het bepaalde in het vorige lid geen doorgang kan vinden, belegt de voorzitter binnen 14 dagen een nieuwe vergadering.

  • 3. Indien wegens onvoltalligheid op grond van het bepaalde in het tweede lid een nieuwe vergadering is belegd, beraadslagen en besluiten de aanwezigen over de onderwerpen die voor de eerste vergadering aan de orde waren gesteld, ongeacht het aantal leden dat aanwezig is.

Artikel 11 besluitvorming

  • 1. Tenzij deze regeling anders bepaalt, worden besluiten bij volstrekte meerderheid van stemmen genomen. Een blanco uitgebrachte stem geldt als een niet uitgebrachte stem.

  • 2. Over personen wordt schriftelijk gestemd, over zaken mondeling.

  • 3. Indien de stemmen staken bij een stemming, niet een benoeming betreffende, wordt het nemen van een besluit tot een volgende vergadering uitgesteld, waarin de beraadslagingen kunnen worden heropend. Indien bij herstemming de stemmen staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

  • 4. Wordt bij stemming over personen, een benoeming betreffende, de vereiste meerderheid niet verkregen, dan vindt herstemming plaats over de personen die de meeste stemmen op zich verenigd hebben. Indien bij deze stemming de stemmen opnieuw staken, dan beslist terstond het lot.

Artikel 12 Openbaarheid van vergaderingen

  • 1. De vergaderingen van het bestuur zijn openbaar.

  • 2. De deuren worden gesloten wanneer ten minste twee aanwezige leden daarom verzoeken of de voorzitter dit nodig acht. Het bestuur besluit vervolgens op grond van de aard van de aan de orde zijnde aangelegenheid of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

  • 3. In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd of besloten over de vaststelling en wijziging van de begroting en de vaststelling van de rekening van het gemeenschappelijk orgaan.

Artikel 13 Geheimhouding van stukken

  • 1. Het bestuur kan op grond van een belang genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan het bestuur worden voorgelegd, geheimhouding opleggen. De geheimhouding wordt door hen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen, totdat het bestuur haar opheft.

  • 2. De verplichting tot geheimhouding als bedoeld in het vorige lid vervalt indien de oplegging niet door het bestuur in zijn eerstvolgende vergadering, waarin blijkens de presentielijst meer dan de helft van de leden aanwezig is, wordt bekrachtigd.

Artikel 14 Informatie en verantwoording bestuur

  • 1. Het bestuur geeft de raden alle informatie die een of meer leden van die raden schriftelijk verlangen.

  • 2. Het lid van het bestuur verschaft aan de raad die hem als lid heeft aangewezen, alle informatie die een of meer leden van die raad verlangen.

  • 3. Het lid van het bestuur is aan de raad die hem heeft aangewezen, verantwoording verschuldigd over het door hem in het bestuur gevoerde beleid. De verantwoording geschiedt volgens door de raad nader vast te stellen regels.

  • 4. De raden kunnen het door hen aangewezen lid van het bestuur uit zijn functie ontheffen, indien dit lid niet langer het vertrouwen van de raad heeft.

Artikel 15 Ambtelijke secretaris en kostenverdeling

  • 1. Het bestuur wordt in al zijn werkzaamheden bijgestaan door een ambtelijk secretaris. De ambtelijk secretaris is bij de vergaderingen van het bestuur aanwezig.

  • 2. Het bestuur besluit over de wijze waarop de kosten van de ambtelijk secretaris en de overige uit deze regeling voortvloeiende kosten worden verdeeld over de raden.

Artikel 16 Begroting

  • 1. Het boekjaar valt samen met het kalenderjaar.

  • 2. Het bestuur stelt jaarlijks vóór 1 augustus boekjaar een ontwerpbegroting op; de inkomsten en uitgaven vinden plaats op basis van de richtlijnen die in de Wet Gemeenschappelijke Regelingen (WGR) zijn opgenomen;

  • 3. De ontwerpbegroting met toelichting wordt vervolgens aan de raden toegezonden.

  • 4. De raden kunnen binnen drie maanden na ontvangst van de ontwerpbegroting schriftelijk het bestuur van hun gevoelens omtrent de ontwerpbegroting op de hoogte stellen.

  • 5. Na afloop van de in het vierde lid van dit artikel genoemde termijn stelt het bestuur de begroting vast, zoveel mogelijk met inachtneming van de door de raden gemaakte opmerkingen. Terstond na de vaststelling zendt het algemeen bestuur de begroting in afschrift aan de raden.

  • 6. De begroting wordt onder overlegging van door de raden ingediende opmerkingen binnen een maand na de vaststelling door het bestuur ter goedkeuring aan gedeputeerde staten gezonden. Van de inzending doet het mededeling aan de raden.

  • 7. De raden kunnen na ontvangst van het bericht van inzending bij gedeputeerde staten bezwaren indienen tegen de begroting.

Artikel 17 Wijziging begroting

Bij wijziging van de begroting is in het bepaalde in artikel 16 niet van toepassing. Tot een wijziging van de begroting kan, op voorstel van het bestuur, worden besloten, indien de deelnemers aan de regeling hiermee instemmen.

Artikel 18 Rekening en verantwoording

  • 1. Het bestuur doet jaarlijks vóór 1 juli aan de raden verantwoording van het financieel beheer over het afgelopen boekjaar, door toezending van de voorlopig vastgestelde rekening en de daarbij behorende toelichtende bescheiden.

  • 2. Binnen twee maanden na de in het eerste lid van dit artikel bedoelde toezending kunnen de raden hun oordeel over de rekening schriftelijk aan het bestuur meedelen.

  • 3. Het bestuur zendt de rekening na afloop van de in het vorige lid bedoelde termijn met de eventueel ontvangen opmerkingen ter vaststelling aan gedeputeerde staten.

  • 4. Het besluit van gedeputeerde staten, houdende vaststelling van de rekening, strekt tot decharge.

Artikel 19 Toetreding en uittreding

  • 1. De raad van een gemeente op wiens grondgebied de Stichting een school instandhoudt, die wil toetreden tot deze regeling dient hiertoe een verzoek in bij het bestuur. Het bestuur informeert de raden en willigt het verzoek binnen een maand na ontvangst in en stelt de toegetreden raad en de Stichting hiervan in kennis.

  • 2. Een raad treedt uit de regeling op het moment dat de Stichting niet langer een school op het grondgebied van die gemeente in standhoudt.

  • 3. Wanneer de raad het voornemen heeft de Stichting overeenkomstig de terzake geldende statutaire bepalingen te verzoeken de instandhouding van een school op het grondgebied van zijn gemeente aan hem over te dragen, stelt deze het bestuur en de overige raden zes weken voor indiening van dat verzoek schriftelijk en met redenen omkleed daarvan in kennis. Het bestuur komt vervolgens binnen twee weken in vergadering bijeen waarin de raden de gelegenheid hebben hun zienswijze over het voorgenomen verzoek naar voren te brengen.

  • 4. Het bestuur regelt, onder goedkeuring van gedeputeerde staten, de financiële gevolgen, alsmede de overige gevolgen van de uittreding.

  • 5. Bij toetreding en uittreding kan, al dan niet op verzoek van de betrokken raad, artikel 11 van de wet worden toegepast.

  • 6. Het bestuur zendt een besluit tot toetreding of uittreding ter goedkeuring aan gedeputeerde staten.

Artikel 20 Wijziging van de regeling

  • 1. Wijziging van deze regeling is slechts mogelijk indien beide aangesloten radenhiermee instemt. Wijziging van de overgedragen bevoegdheden als bedoeld in artikel 3 van deze regeling behoeft de instemming van alle raden.

  • 2. Indien het bestuur voorstelt om de regeling te wijzigen, zendt het bestuur dit voorstel aan de raden, die een besluit nemen en dit terstond aan het bestuur mededelen.

  • 3. Indien een of meer raden voorstellen de regeling te wijzigen, zenden zij dit voorstel aan het bestuur, dat dit vervolgens, voorzien van zijn commentaar, binnen drie maanden aan de raden zendt, waarna verder wordt gehandeld als in het voorgaande lid.

  • 4. Het bestuur zendt een wijziging van de regeling ter goedkeuring aan gedeputeerde staten.

  • 5. Het bestuur stelt de raden in kennis van het resultaat van de in dit artikel bedoelde voorstellen en besluiten.

Artikel 21 Opheffing en liquidatie

  • 1. De regeling wordt opgeheven indien de Stichting ophoudt te bestaan dan wel indien de Stichting nog slechts in één gemeente openbare scholen in stand houdt.

  • 2. De regeling kan worden opgeheven indien beide aangesloten raden hiermee instemmen.

  • 3. Indien de regeling wordt opgeheven, besluit het bestuur tot liquidatie en stelt hiervoor de nodige regels. Hierbij kan het bestuur van de bepalingen van deze regeling afwijken.

  • 4. Het bestuur stelt het liquidatieplan vast, de raden gehoord. Het plan behoeft de goedkeuring van gedeputeerde staten.

  • 5. Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de raden tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing en in de gevolgen die de opheffing heeft voor het personeel.

Artikel 22 Inwerkingtreding

De besluiten tot wijziging of opheffing van deze regeling, de besluiten tot toetreding of uittreding treden in werking met ingang van de eerste dag van de maand, volgend op die waarin de goedkeuring van gedeputeerde staten is ontvangen en het goedgekeurde besluit is opgenomen in de registers, bedoeld in artikel 27 van de wet.

Artikel 23 Geschillen

In het geval van een geschil over de toepassing van de regeling, zoals bedoeld in artikel 28 van de wet, beslissen gedeputeerde staten.

Bestuur en stichting kunnen overeen komen om gezamenlijk een geschillencommissie op te richten die beiden in voorkomende gevallen adviseert.

Artikel 24 Duur van de regeling

De regeling is getroffen voor onbepaalde tijd.

Artikel 25 Overgangs- en slotbepalingen

  • 1. Het eerste boekjaar loopt van de dag van inwerkingtreding van de regeling tot 31 december daaropvolgend.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het tweede en derde lid van artikel 4 van deze regeling worden de leden van het eerste bestuur aangewezen in de eerst volgende vergadering van de raden na de inwerkingtreding van deze regeling.

  • 3. In alle zaken de gemeenschappelijke regeling betreffend waarin de regeling niet voorziet, beslist het bestuur.

Artikel 26 Naamgeving

Deze regeling kan worden aangehaald als “Regeling Toezichthoudend Orgaan openbaar primair onderwijs Olst-Wijhe en Raalte”.

Aldus vastgesteld door de raad van Olst-Wijhe.