Regeling vervallen per 27-11-2017

Gemeenschappelijke regeling Archeologie Zaanstad - Oostzaan 2002

Geldend van 14-01-2003 t/m 26-11-2017

Intitulé

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING ARCHEOLOGIE ZAANSTAD — OOSTZAAN 2002

De raden der gemeenten Zaanstad en Oostzaan;

op voordracht van de colleges van burgemeester en wethouders van respectievelijk de gemeenten Zaanstad en Oostzaan;

gelet op het bepaalde in de Gemeentewet, de Wet gemeenschappelijke regelingen en de Monumentenwet 1988;

gelet op het bepaalde in het Beleidsregels opgravingsbevoegdheid (2001) van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen;

overwegende,

  • ·

    dat Nederland zich in het Verdrag van Malta verplicht de archeologisch waardevolle plaatse te beschermen;

  • ·

    dat een implementatie van het Verdrag van Malta in voorbereiding is, in de vorm van wijziging van de Monumentenwet 1988, als gevolg waarvan de gemeenten verantwoordelijk worden voor de bescherming van het eigen bodemarchief;

  • ·

    dat het beleid van het Rijk de Provincie Noord-Holland (o.a. de Nota Belvedere, de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening en de Provinciale Cultuurnota 2001 — 2004) de gemeenten dwingt tot het integeren van archeologie, monumenten en historische geografie in hun beleid, plannen en regelgeving met betrekking tot de ruimtelijke ordening, bouwen en inrichten van de ruimte;

  • ·

    dat het noodzakelijk "is, dat de gemeenten Zaanstad en Oostzaan beleid op hét gebied van archeologie ontwikkelen;

  • ·

    dat het noodzakelijk is, dat de gemeenten Zaanstad en Oostzaan hun ambtelijke organisaties aanpassen aan de (aankomende) wettelijke taken op het gebied van de archeologie;

  • ·

    dat het wenselijk is, dat de gemeente Oostzaan vergunning krijgt voor het doen van opgravingen als bedoeld in artikel 39 van de Monumentenwet 1988 en de Beleidsregels opgravingsbevoegdheid;

  • ·

    dat de gemeente Oostzaan zelf niet over de nodige deskundigheid noch over een depot beschikt en da armee niet voldoet aan de eisen voor het verkrijgen van een zelfstandige vergunning;

  • ·

    dat het voor de gemeente Oostzaan mogelijk is een vergunning te krijgen als een structurele samenwerking wordt aangegaan met een gemeente die wel over een zelfstandige vergunning beschikt;

  • ·

    dat de gemeente Zaanstad beschikt over een zelfstandige vergunning, een gemeentelijke archeoloog en een depot;

  • ·

    dat het wenselijk is, dat de gemeenten Zaanstad en Oostzaan een structurele samenwerking aangaan op het gebied van archeologie in de gemeente Oostzaan;

  • ·

    dat archeologisch onderzoek in Oostzaan kan bijdragen aan meer inzicht in de wordingsgeschiedenis van de Zaanstreek en bescherming van het archeologisch erfgoed;

BESLUITEN:

de navolgende Gemeenschappelijke Regeling Archeologie Zaanstad — Oostzaan 2002 te treffen.

Artikel 1: Doel van de regeling

De Gemeenschappelijke Regeling Archeologie 2002 heeft tot doel door samenwerking tussen de gemeenten Zaanstad en Oostzaan op het gebied van archeologie inzicht te krijgen in de wordingsgeschiedenis van de Zaanstreek en bescherming van het archeologische erfgoed. De gemeente Oostzaan kan hiervoor gebruik maken van bij de gemeente Zaanstad aanwezige archeologische deskundigheid en het gemeentelijk archeologisch depot. De gemeente Zaanstad kan gebruik maken van de bij de gemeente Oostzaan aanwezigeinfo rmatie.

Artikel 2: Begripsbepaling

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    de gemeentelijke archeoloog: een universitair afgestudeerd archeoloog in dienst van de gemeente Zaanstad met deskundigheid op het gebied van de West-Europese archeologie en relevante ervaring;

  • b.

    depot: een depot voor bodemvondsten als bedoeld in artikel 44 van de Monumentenwet 1988;

  • c.

    opgravingsvergunning: een vergunning voor het doen van opgravingen zoals bedoeld in artikel 39 van de Monumentenwet 1988;

  • d.

    bodemverstoringsvergunning: een vergunning voor het, al dan niet onder voorwaarden, bouwen van bouwwerken of aanleggen van werken, welke in het algemeen is gekoppeld aan een bouw- of aanlegvergunning, zoals bedoeld in het wetsontwerp Wet op de archeologische monumentenzorg (tot wijziging van de Monumentenwet 1988 en enkele andere wetten).

Artikel 3: Taken van de gemeente Zaanstad

Het gemeentebestuur van Zaanstad draagt zorg voor het navolgende:

  • 1.

    de gemeente Zaanstad beschikt over een eigen archeologische dienst met voldoende kwalitatieve en kwantitatieve deskundigheid op het gebied van archeologie. Daartoe heeft zij in ieder geval één of meer gemeentelijke archeologen in dienst;

  • 2.

    de gemeentelijke archeoloog kan in voldoende mate worden ingezet voor het verrichten van archeologische werkzaamheden voor de gemeente Oostzaan;

  • 3.

    de gemeentelijke archeoloog kan voor deze werkzaamheden gebruik maken van of zich laten ondersteunen door de middelen en diensten van de gemeente Zaanstad;

  • 4.

    de gemeente Zaanstad beschikt over een depot, waarin de vondsten die voortkomen uit onderzoek en opgravingen in de gemeente Oostzaan kunnen worden ondergebracht en beheerd. De ondergebrachte vondsten worden beheerd door de gemeente Zaanstad voor de gemeente Oostzaan. De vondsten blijven eigendom van de gemeente Oostzaan;

  • 5.

    de gemeente Zaanstad beschikt over een opgravingsvergunning en zal blijvend voldoen aan de vergunningvoorwaarden en overige vereisten.

  • 6.

    de gemeentelijke archeoloog werkt volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen, zoals de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

Artikel 4: De werkzaamheden

De in artikel 3 bedoelde archeologische werkzaamheden kunnen bestaan uit het navolgende:

  • 1.

    feitelijk onderzoek en opgravingen

    • a.

      adviseren inzake, begeleiden van, dan wel voorbereiden, doen of laten doen van archeologisch onderzoek en archeologische opgravingen, inclusief uitwerken en rapportage;

    • b.

      contacten onderhouden met andere overheden en derden betreffende archeologisch onderzoek en opgravingen, inclusief, mededelingen aan de directeur van de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek, als bedoeld in artikel 41 van de Monumentenwet 1988;

  • 2.

    beheren bodemvondsten

    • a.

      beheren, toegankelijk maken en in goede staat houden van bodemvondsten in het depot, waaronder kan worden begrepen conserveren en restaureren. De vondsten blijven eigendom van de gemeente Oostzaan;

    • b.

      adviseren inzake, begeleiden en/ of (laten) uitvoeren van maatregelen ter bescherming van archeologische vondsten in de bodem;

  • 3.

    documentatie

    • a.

      documenteren van archeologische vindplaatsen, vondsten en structuren in de gemeente Oostzaan;

    • b.

      toegankelijk maken, bewerken en bijhouden van het archeologisch documentatie-archief;

  • 4.

    beleid

    • a.

      inventariseren van archeologisch waardevolle plaatsen en gebieden;

    • b.

      signaleren van en adviseren over hogere regelgeving en beleid van hogere overheden, en de gevolgen en mogelijkheden daarvan voor de gemeente Oostzaan;

    • c.

      adviseren inzake of (mede) opstellen van gemeentelijk archeologisch beleid en gemeentelijke regelgeving;

    • d.

      advisering inzake of (mede) opstellen van gemeentelijk beleid en gemeentelijke regelgeving op andere gebieden waar archeologische belangen een rol kunnen spelen, zoals ruimtelijke ordening, gebouwde monumenten of historische geografie;

  • e.

    signaleren van en ondersteunen bij het aanvragen van subsidies en doeluitkeringen;

    • 5.

      gemeentelijke taken inzake de archeologievergunning

  • a.

    beoordeling van archeologische onderzoeken die in opdracht van derden zijn uitgevoerd voor een gebied binnen de gemeente Oostzaan, in het kader van bouw-, aanleg- of ontwikkelplannen voor dat gebied;

  • b.

    advisering van burgemeester en wethouders inzake het verlenen van een bodemverstoringsvergunning voor het betreffende gebied;

  • c.

    controleren van archeologische werkzaamheden van derden in de gemeente Oostzaan;

  • d.

    controleren van de naleving van vergunningsvoorschriften;

  • e.

    adviseren bij handhaving in het kader van de wettelijke gemeentelijke taken op het gebied van archeologie;

    • 6.

      communicatie en publiciteit

  • a.

    adviseren omtrent communicatie en publiciteit inzake archeologie;

  • b.

    geven van voorlichting aan gemeentelijke diensten, andere overheidsorganen,media, burgers, scholen en universiteiten, oudheidkundige verenigingen, historici en collega-archeologen;

  • c.

    houden van voordrachten, excursies en rondleidingen;

  • d.

    publiceren en meewerken aan publicaties en tentoonstellingen.

    • 7.

      De in de vorige leden bedoelde werkzaamheden zullen zo veel mogelijk planmatig, en in goed onderling overleg worden verricht. Van de gemeentelijke archeoloog wordt hierbij een pro-actieve houding verwacht.

    • 8.

      De gemeentelijke archeoloog gaat niet over tot verstrekking van opdrachten aan of aangaan van overeenkomsten met derden ten behoeve van de gemeente Oostzaan dan na toestemming van de gemeente Oostzaan.

Artikel 5: taken van de gemeente Oostzaan

Het gemeentebestuur van Oostzaan draagt zorg voor het navolgende:

  • 1.

    de gemeente Oostzaan zal een beleid opstellen gericht op de bescherming en instandhouding van het archeologische erfgoed, en benutting en inpassing daarvan in de ruimtelijke inrichting. Hierbij wordt aangegeven op welke wijze in ruimtelijke en andere plannen de archeologische waarden worden meegewogen. Dit beleid dient aan te sluiten bij de (aankomende) gemeentelijke wettelijke taken.

  • 2.

    De gemeente Oostzaan maakt voor haar (aankomende) taken op het gebied van archeologie gebruik van de capaciteit van de gemeente Zaanstad. Daartoe zal zij de gemeentelijke archeoloog in ieder geval vijfentachtig uren per kalenderjaar inlenen en verder zo vaak als wenselijk of noodzakelijk wordt geacht;

  • 3.

    De gemeente Oostzaan stelt de gemeentelijke archeoloog in de gelegenheid zijn werk op een goede manier te doen;

  • 4.

    De gemeente Oostzaan brengt de haar toebehorende bodemvondsten onder in het depot van de gemeente Zaanstad, voor zover deze niet worden uitgeleend aan derden. De vondsten blijven eigendom van de gemeente Oostzaan. De gemeente Zaanstad kan gebruik maken van deze vondsten voor wetenschappelijke en educatieve doeleinden. Voor zover de vondsten hierdoor zouden kunnen worden beschadigd of aangetast, geschiedt dit slechts na toestemming van de gemeente Oostzaan;

  • 5.

    De gemeente Oostzaan zal een toegankelijk archeologisch documentatie-archief opbouwen.

  • 6.

    De gemeente Zaanstad kan gebruik maken van de bij de gemeente Oostzaan aanwezige informatie.

Artikel 6: Programma

  • 1. De colleges van burgemeester en wethouders stellen voor 1 oktober van een jaar ten behoeve van het volgende kalenderjaar een archeologieprogramma vast voor archeologische werkzaamheden in Oostzaan. Deze taak kan worden gemandateerd aan ambtenaren van de gemeenten.

  • 2. Het programma bevat in ieder geval de volgende onderdelen:

    • a.

      de te verrichten archeologische werkzaamheden;

    • b.

      de prioriteiten;

    • c.

      een voorlopige aanpak per activiteit;

    • d.

      de geraamde benodigde uren;

    • e.

      de geraamde kosten;

    • f.

      de bevoegdheden van de gemeentelijke archeoloog en op welke wijze hij geacht wordt deze uit te oefenen. Voor zover noodzakelijk wordt in het programma expliciet mandaat verleend aan de gemeentelijke archeoloog.

  • 3. Rond 1 juli van een jaar, en verder zo vaak als nodig wordt geacht, wordt een evaluatie gemaakt van de verrichte en te verrichten werkzaamheden in dat jaar en wordt zo nodig het progamma bijgesteld.

  • 4. Voor 1 maart van elk jaar wordt door burgemeester en wethouders van Zaanstad schriftelijk verantwoording afgelegd aan burgemeester en wethouders van Oostzaan over de verrichte werkzaamheden in het voorgaande kalenderjaar. Deze taak kan worden gemandateerd aan een ambtenaar van de gemeente. Bij de verantwoording wordt in ieder geval aangegeven:

    • a.

      in hoeverre het programma is uitgevoerd;

    • b.

      hoeveel uren daadwerkelijk zijn besteed;

    • c.

      welke kosten zijn gemaakt;

    • d.

      welke bijstellingen hebben plaatsgevonden.

  • 5. De aard van de archeologie brengt mee, dat niet altijd planmatig kan worden gewerkt. Sommige werkzaamheden dienen te worden verricht als zij zich voordoen. Voor dergelijke activiteiten zal in het programma tijd en geld worden gereserveerd.

Artikel 7: Financiën

  • 1. Voor de uitvoering van voornoemde werkzaamheden is de gemeente Oostzaan een financiële bijdrage verschuldigd aan de gemeente Zaanstad. De inzet van medewerkers vindt plaats op basis van collegiaal doorlenen.

  • 2. De hoogte van de bijdrage wordt door middel van nacalculatie berekend aan de hand van de daadwerkelijk voor de gemeente Oostzaan gewerkte uren, vermenigvuldigd met een uurtarief. De som van het totale aantal uren per jaar wordt naar boven afgerond op een heel uur. De gemeente Oostzaan betaalt in ieder geval vijfentachtig uren per kalenderjaar voor de inzet van de gemeentelijke archeoloog.

  • 3. Het uurtarief is gelijk aan de loonkosten per uur die de gemeente Zaanstad daadwerkelijk maakt voor de inzet van de betreffende medewerker. Deze loonkosten bestaan uit het bruto uurloon en het werkgeversdeel van de premies. Indien door de gemeente Zaanstad reiskosten worden betaald, die gemaakt zijn ten behoeve van de gemeente Oostzaan, worden deze ook doorberekend.

  • 4. Het uurtarief wordt voor een jaar vastgesteld op de loonkosten van de betreffende medewerker per 1 januari van dat jaar. Eenmalige uitkeringen worden hierbij buiten beschouwing gelaten.

  • 5. Voor 1 juli van een jaar zal de helft van de volgens het progamma in dat jaar verschuldigde bijdrage bij wijze van voorschot worden voldaan.

  • 6. De bij nacalculatie berekende bijdrage zal door de gemeente Oostzaan worden voldaan, onder aftrek van het betaalde voorschot als bedoeld in het vorige lid, nadat de verantwoording als bedoeld in artikel 6 lid 4, door burgemeester en wethouders van Oostzaan is goedgekeurd, doch uiterlijk zes weken nadat de verantwoording aan burgemeester en wethouders van Oostzaan is verstrekt.

  • 7. Kosten van opdrachten die de gemeentelijke archeoloog ten behoeve van de gemeente Oostzaan aan een derde verstrekt, worden direct door die derde bij de gemeente Oostzaan in rekening gebracht.

  • 8. Inkomsten van andere overheden, daaronder begrepen subsidies, worden direct door die overheid aan de gemeente Oostzaan betaald, tenzij dit uit oogpunt van subsidiecriteria niet wenselijk is. Indien deze gelden via de gemeente Zaanstad worden ontvangen, zal zij de gelden zo spoedig mogelijk betalen aan de gemeente Oostzaan.

Artikel 8: Depot

  • 1. De gemeente Zaanstad zal in haar depot de opgegraven bodemvondsten van archeologische waarde voor de gemeente Oostzaan beheren. De gemeente Oostzaan betaalt daarvoor een prijs naar rato van het in beslag genomen aantal kubieke meters. Dit zal nader worden geregeld in een civielrechtelijke overeenkomst. In ieder geval zullen de volgende aspecten worden opgenomen:

  • 2. De vondsten worden voor de gemeente Oostzaan beheerd door de gemeente Zaanstad.

  • 3. De gemeente Zaanstad draagt zorg voor de verzekering van het depot en de daarin bewaarde vondsten.

  • 4. In de prijs zitten alle kosten inbegrepen, waaronder kosten voor normaal beheer, (gemeentelijke) heffingen, belastingen, verzekeringen en nutsvoorzieningen.

  • 5. De gemeente Zaanstad draagt de vondsten op verzoek van de gemeente Oostzaan, dan wel bij beëindiging van deze taak, over aan de gemeente Oostzaan of door haar aan te wijzen derden.

Artikel 9: Duur van de regeling, wijziging en opheffing

  • 1. De gemeenschappelijke regeling geldt voor onbepaalde tijd.

  • 2. De regeling kan worden gewijzigd na een daartoe strekkend besluit van de raden der beide gemeenten. Een voorstel daartoe kan door elk der deelnemende gemeenten afzonderlijk worden gedaan.

  • 3. De regeling wordt opgeheven indien de raad van één der deelnemende gemeenten besluit de samenwerking te beëindigen. Hierbij dient een opzegtermijn van een jaar in acht te worden genomen, of zoveel korter als de beide gemeenten overeenkomen.

  • 4. Wanneer de regeling wordt opgeheven, zal in onderling overleg bezien worden of er sprake is van daaruit voortvloeiende kosten, en zo ja, hoe deze kosten over de gemeenten verdeeld moeten worden.

  • 5. Bij het beëindigen van de regeling vindt een finale afrekening plaats, waarna de colleges van burgemeester en wethouders van beide gemeenten elkaar finale kwijting verlenen.

Artikel 10: Toezending, publicatie en opneming in register

  • 1. Burgemeester en wethouders van Oostzaan zenden deze regeling en besluiten tot wijziging en opheffing aan Gedeputeerde Staten van Noord-Holland, als bedoeld in artikel 26 lid 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 2. Burgemeester en wethouders van beide gemeenten dragen elk in hun eigen gemeente op de gebruikelijke wijze zorg voor de bekendmaking van de regeling of van de wijziging of opheffing, als bedoeld in artikel 26 lid 2 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 3. Burgemeester en wethouders van beide gemeenten dragen zorg voor opneming van de regeling in het gemeentelijke register voor gemeenschappelijke regelingen van hun gemeente, als bedoeld in artikel 27 lid 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 11: Slotbepalingen

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag nadat de laatste openbare bekendmaking als bedoeld in artikel 10 lid 2 heeft plaatsgevonden.

  • 2. Deze regeling kan worden aangehaald als: Gemeenschappelijke Regeling Archeologie Zaanstad — Oostzaan 2002.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Zaanstad in zijn openbare vergadering d.d
De voorzitter, de griffier
Dr R.L. Vreeman; mevr. Drs. A.E.M. Ransdorp
Aldus vastgesteld door de raad van de gemee e Oostzaan in zijn openbare vergadering d.d 23 september 2002,
De voorzitter, de griffier
A.Moens; H.P.M. Beentjes