Referendumverordening Ouder-Amstel 2011

Geldend van 13-10-2011 t/m heden

Intitulé

Referendumverordening Ouder-Amstel 2011

De raad van de gemeente Ouder-Amstel,

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 7 juni 2011, nummer 2011/40,

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet,

gehoord het advies van de werkgroep Referendumverordening;

besluit :

vast te stellen de volgende Referendumverordening Ouder-Amstel 2011.

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    concept raadsbesluit: een aan de raad voorgelegd besluit dat op de agenda van de raadsvergadering is opgenomen;

  • b.

    referendum: stemming waarbij de kiesgerechtigden zich uitspreken over een concept raadsbesluit;

  • c.

    kiesgerechtigden: diegenen die stemrecht hebben voor de verkiezing van de leden van de raad.

Artikel 2. Referendabele besluiten

Concept raadsbesluiten kunnen onderwerp zijn van een referendum, met uitzondering van besluiten:

  • a.

    over individuele kwesties, zoals benoemingen, ontslagen, schorsingen, kwijtscheldingen en schenkingen;

  • b.

    over de hoogte van geldelijke voorzieningen voor ambtsdragers, gewezen ambtsdragers en hun nabestaanden;

  • c.

    de vaststelling, wijziging of intrekking van de arbeidsvoorwaardenregeling en daaruit voortvloeiende besluiten met betrekking tot de griffier en de medewerkers van de griffie;

  • d

    over de vaststelling van de gemeentelijke begroting en de rekening;

  • e.

    over de vaststelling van gemeentelijke tarieven en belastingen;

  • f.

    over het voor kennisgeving aannemen van notities en rapporten;

  • g.

    in het kader van deze verordening;

  • h.

    ter uitvoering van een besluit van een hoger bestuursorgaan of de wetgever waaromtrent de raad geen beleidsvrijheid heeft;

  • i.

    tot het aangaan, opheffen of wijzigen van gemeenschappelijke regelingen;

  • j.

    die naar het oordeel van de raad hun grondslag vinden in een eerder genomen besluit waarover een referendum is gehouden of kon worden gehouden; of

  • k.

    waarvan de raad van mening is dat andere dringende redenen aanleiding zijn om geen referendum te houden.

Artikel 3. Samenstelling referendumcommissie

  • 1. Indien een besluit tot toelating van het inleidend verzoek als bedoeld in artikel 5 is genomen, stelt de raad een onafhankelijke referendumcommissie in.

  • 2. De referendumcommissie bestaat uit vijf raads- en/of commissieleden en kiest uit haar midden een voorzitter. Bij het staken van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.

  • 3. De commissie wordt ondersteund door de griffier of een door de griffier aan te wijzen medewerker van de griffie.

Artikel 4. Taken referendumcommissie

  • 1. De commissie heeft tot taak:

    • a.

      de raad een voorstel te doen voor de vraagstelling van een referendum;

    • b.

      toezicht te houden op de uitvoering van de verordening en de organisatie van het referendum;

    • c.

      toezicht te houden op de objectiviteit van de door de gemeente te verstrekken voorlichting;

    • d.

      te adviseren over besteding en verdeling van het beschikbare budget;

    • e.

      de raad te adviseren over de evaluatie van het gehouden referendum.

Artikel 5. Inleidend verzoek

  • 1. Een inleidend verzoek om een referendum te houden wordt uiterlijk één week voor de plenaire behandeling van het concept raadsbesluit bij de raad ingediend. Het verzoek is voorzien van een dagtekening en vermeldt om welk concept besluit het gaat.

  • 2. Het verzoek wordt ondersteund door ten minste 2% van het aantal kiesgerechtigden. Elke handtekening gaat vergezeld van een daarbij behorende naam, adres, woonplaats en geboortedatum.

  • 3. De in het tweede lid bedoelde ondersteuningsverklaringen worden geplaatst op een daartoe door de griffie verstrekt standaard formulier.

  • 4. Zo spoedig mogelijk na binnenkomst van een verzoek als bedoeld in het eerste lid verzoekt de griffier het college om te onderzoeken of het verzoek door een voldoende aantal kiezers is gedaan.

  • 5. Indien het verzoek voldoet aan het bepaalde in de voorgaande leden, beslist de raad, met in achtneming van artikel 2, of het verzoek tot het houden van een referendum wordt ingewilligd.

  • 6. Als het verzoek wordt ingewilligd, wordt het concept raadsbesluit waarop het referendumverzoek betrekking heeft in de vergadering van de raad plenair behandeld.

  • 7. De stemming over het concept raadsbesluit, zoals dat luidt na verwerking van de aanvaarde amendementen, wordt aangehouden tot de eerstvolgende vergadering na de dag waarop het referendum wordt gehouden, tenzij eerder negatief over de ontvankelijkheid van het referendumverzoek wordt beslist.

Artikel 6. Definitief verzoek

  • 1. Kiesgerechtigden dienen na de dag dat de raad het besluit bedoeld in artikel 5, vijfde lid, heeft genomen, een definitief verzoek om een referendum te houden in.

  • 2. Een definitief verzoek tot het houden van een referendum kan worden ingediend door ten minste 10% van het aantal kiesgerechtigden via het plaatsen van hun handtekening op een handtekeninglijst of via het inzenden van een ondersteuningsverklaring met gebruikmaking van DigiD.

  • 3. Artikel 5, tweede lid, tweede volzin en artikel 5 derde lid, zijn van toepassing.

  • 4. De handtekeninglijst is gedurende zes weken beschikbaar in het gemeentehuis. Het inzenden van een ondersteuningsverklaring met gebruikmaking van DigiD is in dezelfde periode van zes weken mogelijk.

  • 5. De in het vierde lid genoemde termijn van zes weken vangt aan op een door het college, in overeenstemming met de raad, bekend te maken dag. In de bekendmaking wordt aangegeven op welke locatie en gedurende welke tijdstippen de handtekeninglijst beschikbaar is en via welke internetpagina digitale ondersteuning mogelijk is.

  • 6. Bij het plaatsen van een handtekening op een lijst dient de kiesgerechtigde zich te legitimeren met een geldig identiteitsbewijs.

  • 7. In overleg met de referendumcommissie wordt periodiek onderzocht in hoeverre de geplaatste handtekeningen en ingezonden ondersteuningsverklaringen geldig zijn.

  • 8. Indien het verzoek niet voldoende wordt ondersteund, stelt de referendumcommissie de raad voor het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren.

  • 9. Als het definitieve verzoek voldoende wordt ondersteund, neemt de raad zo spoedig mogelijk een beslissing op het verzoek. Indien de raad van oordeel is dat er na het besluit over het inleidend verzoek sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden van substantiële aard, kan hij het verzoek, gehoord de referendumcommissie, alsnog afwijzen.

Artikel 7. Datum

De raad stelt tegelijk met het besluit om een referendum te houden, of zo spoedig mogelijk daarna, gehoord het college, de dag vast waarop het referendum wordt gehouden. In beginsel wordt het referendum – behoudens dringende redenen - gehouden gelijktijdig met de eerstvolgende verkiezingen van de Tweede Kamer, Provinciale Staten, het Europees Parlement of gemeenteraad.

Artikel 8. Vraagstelling

Tenzij de raad anders besluit wordt bij het referendum aan de kiesgerechtigden de vraag voorgelegd of zij vóór of tegen het concept raadsbesluit zijn.

Artikel 9. Budget

Nadat is besloten tot het houden van een referendum, brengt de raad een bedrag op de begroting voor voorlichting en organisatie.

Artikel 10. Uitvoering

Het college is belast met de organisatie en uitvoering van het referendum.

Artikel 11. Procedure stemming

De bepalingen van de Kieswet en het Kiesbesluit zijn op de gang van zaken bij het referendum van overeenkomstige toepassing.

Artikel 12. Geldigheid van de uitslag

  • 1. Het referendum is geldig, indien het aantal geldig uitgebrachte stemmen meer bedraagt dan 30 % van het aantal kiesgerechtigden.

  • 2. De uitslag van het referendum wordt berekend op basis van de gewone meerderheid van het totale aantal uitgebrachte stemmen.

Artikel 13. Strafbepalingen

Met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie wordt gestraft degene die:

  • a.

    stembiljetten, volmachtbewijzen of stempassen namaakt of vervalst met het oogmerk deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

  • b.

    stembiljetten, volmachtbewijzen of stempassen die hij zelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing hem, toen hij deze ontving, bekend was, opzettelijk als echt en onvervalst gebruikt of door anderen doet gebruiken, dan wel deze met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, in voorraad heeft met het met het oogmerk deze wederrechtelijk te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

  • c.

    als gemachtigde stemt voor een persoon, wetende dat deze is overleden;

  • d.

    bij een verkiezing door gift of belofte een kiezer omkoopt om volmacht te geven tot het uitbrengen zijn stem;

  • e.

    stelselmatig personen aanspreekt of anderszins persoonlijk benadert ten einde hen te bewegen het formulier op hun oproepingskaart, bestemd voor het stemmen bij volmacht, te ondertekenen en deze kaart af te geven.

Artikel 14. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op de dag na de bekendmaking daarvan onder gelijktijdige intrekking van de Referendumverordening Ouder-Amstel 1994.

Artikel 15. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als 'Referendumverordening Ouder-Amstel 2011'.

Ondertekening

Ouder-Amstel, 6 oktober 2011
De raad voornoemd,
de raadsgriffier,
W.van Zanen
de voorzitter,
M.T.J. Blankers-Kasbergen

Toelichting

De verordening is geschreven vanuit de duale verhoudingen. Een referendum verordening waarbij de mogelijkheid wordt gegeven een referendum te organiseren over een concept raadsbesluit is bij uitstek een instrument van de raad. In de verordening worden diverse taken niet gedelegeerd aan het college maar aan de raad (c.q. griffie)

gelaten. De organisatie en uitvoering van het referendum zelf, nadat duidelijk is dat dit er komt, ligt wel bij het college.

Toelichting per artikel

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • a.

    en b. Deze artikelen behoeven geen toelichting.

  • c.

    Wat betreft de kiesgerechtigden is aangesloten bij degenen gerechtigd zijn deel te nemen aan de raadsverkiezingen. Dit is geregeld in artikel B3 en artikel J1 van de Kieswet. Een referendum is alleen mogelijk binnen het grondgebied van de eigen gemeente.

Artikel 2. Referendabele besluiten

Alleen concept besluiten van de raad kunnen onderwerp van een referendum zijn. De besluiten genomen door het college of door de burgemeester zijn niet referendabel. Een aantal onderwerpen waarover de raad een besluit kan nemen, lenen zich minder goed voor een referendum. In deze verordening is een lijst met uitzonderingen opgenomen, gebaseerd op de ervaringen van onder meer de Tijdelijke referendumwet en autonome gemeentelijke verordeningen. Enerzijds dient voorkomen te worden dat de verordening een leeg instrument wordt waarbij het praktisch onmogelijk wordt een referendum te organiseren. Anderzijds is het voor de burger belangrijk dat duidelijk is over welke besluiten geen referendum kan worden gehouden.

De algemene uitzonderingsgrond onder k. benadrukt en garandeert de beoordelingsvrijheid van de raad. Deze uitzonderingsgrond kan bijvoorbeeld toegepast worden indien er over het onderwerp al een Uniforme Openbare Voorbereidingsprocedure is geweest, of in het geval van korte termijnen waarop het besluit genomen moet worden of de mogelijkheid van grote financiële claims.

Artikel 3. Samenstelling referendumcommissie

In het geval er een referendum wordt gehouden is het raadzaam dat er een referendumcommissie wordt ingesteld. Het onderwerp wat ten grondslag ligt aan het referenduminitiatief is doorgaans politiek gevoelig. Burgers zijn van mening dat de raad gecorrigeerd dient te worden. Maar het is wel de gemeente die het referendum en de voorlichting organiseert. Een ‘pettenprobleem’ komt in de praktijk bij referenda vaak voor. Een onafhankelijke referendumcommissie kan dan de neutrale derde partij zijn

die toeziet op de organisatie en uitvoering van het referendum.

Artikel 4. Taken referendumcommissie

Deze commissie heeft diverse adviserende taken gekregen. De commissie adviseert, bij een inleidend verzoek, over de toelaatbaarheid van het onderwerp. Dit hangt samen met de in artikel 2 opgenomen onderwerpen waarover geen referendum gehouden kan worden. Verder doet zij een voorstel voor de vraagstelling van het referendum. De vraag moet eenduidig zijn en begrijpelijk voor de burgers. Wat betreft het toezicht op de objectiviteit van de door de gemeente verstrekte voorlichting kan gedacht worden aan een bijv. een folder waarin argumenten pro en contra worden genoemd. De bevoegdheid van de commissie strekt zich niet uit tot de door de burgers gevoerde campagne.

De commissie heeft ook een rol bij de advisering van de verdeling van eventueel beschikbaar gestelde subsidie en bij de evaluatie van gehouden referenda en van referendumverzoeken welke niet tot een referendum hebben geleid. Deze taak is een logisch gevolg van de toezichthoudende taak bij het hele referendumproces.

Artikel 5. Inleidend verzoek

Kiesgerechtigden nemen het initiatief tot een referendum. Hiertoe kunnen zij een verzoek indienen tot het houden van een referendum. Een referendum biedt de burgers de mogelijkheid aan de noodrem te trekken als hun politieke vertegenwoordigers een besluit dreigen te nemen dat in hun ogen verkeerd is. Het is logisch dat burgers dan ook zelf kunnen beslissen wanneer dit noodzakelijk is. In de verordening is gekozen voor een eenvoudige procedure. Het inleidend verzoek wordt een week voor de

raadsvergadering ingediend bij de griffier en wordt later mogelijk gevolgd een definitief verzoek. Het doel van het inleidend verzoek is tweeledig. De raad moet op korte termijn beslissen of een onderwerp referendabel is en niet valt onder de uitzonderingen genoemd in artikel 2. De referendumcommissie adviseert hierbij. Daarnaast moet

aangetoond worden dat een onderwerp niet alleen maar leeft bij enkele mensen maar op enig draagvlak in de gemeente kan steunen. Hiertoe worden een aantal handtekeningen overlegd. Op korte termijn is het voor burgers dan duidelijk of het zin heeft om handtekeningen te verzamelen ter ondersteuning van het definitief verzoek.

De handtekeningen moeten worden geplaatst op van gemeentewege verstrekte lijsten. Wat betreft de procedure van het inleidend verzoek moet allereerst een termijn worden vastgesteld waarbinnen de handtekeningen moeten worden ingeleverd. Hier is gekozen voor een korte termijn van één week voor de raadsvergadering. De achterliggende gedachte is dat op deze manier in de raadsvergadering zelf besloten kan worden of er voldoende geldige handtekeningen zijn verzameld zodat de volgende fase in het proces (het definitieve verzoek) kan ingaan.

Beslissing inleidend verzoek

Allereerst dient de raad, na advies van de referendumcommissie, vast te stellen of het verzoek een besluit betreft waarover op grond van de verordening een referendum niet is uitgezonderd. Vervolgens wordt beslist of het inleidend verzoek is gedaan door het vereiste aantal kiesgerechtigden.

Artikel 6. Definitief verzoek

Als de raad van mening is dat het onderwerp referendabel is, zijn de initiatiefnemers weer aan bod. Zij moeten een verzoek doen tot het houden van een referendum en voldoende ondersteunende handtekeningen verzamelen. De procedure is in grote lijnen gelijk aan die bij het inleidende verzoek. In de verordening is de mogelijkheid opgenomen om via een elektronische handtekening steun te verlenen aan een referendumverzoek. Het gebruik van DigiD zou voor burgers die over deze handtekening beschikken drempelverlagend kunnen werken. Voor hen is het eenvoudiger een referendumverzoek te ondersteunen via enkele handelingen op de computer dan om naar het gemeentehuis te gaan om een handtekening te zetten.

De raad controleert of er voldoende (geldige) handtekeningen zijn verzameld. De toelaatbaarheid van het onderwerp is al eerder in de procedure, bij het inleidend verzoek, getoetst. Een voldoende aantal handtekeningen zal dan ook een positief besluit tot het houden van het referendum tot gevolg hebben.

Artikel 7. Datum

Het vaststellen van de datum waarop het referendum zal worden gehouden is voorbehouden aan de raad. Van belang is dat er voldoende tijd is om het referendum te organiseren (stemlokalen huren, bemensing stembureaus, drukwerk etc.) en dat er enige ruimte is om vakantie perioden (juli/augustus, december/januari) te overbruggen omdat deze niet geschikt zijn voor het houden van een referendum.

Uit het oogpunt van kostenbesparing dient de datum in beginsel te vallen op

een dag waarop tevens andere verkiezingen worden gehouden.

Artikel 8. Vraagstelling

De raad beslist of en wanneer een referendum wordt gehouden en stelt ook de vraagstelling vast. Het meest voor de hand ligt een vraagstelling welke gekoppeld is met het voorgenomen besluit. Aan de kiezer wordt dan de vraag voorgelegd of zij vóór of tegen het concept raadsbesluit, waarover het referendum wordt gehouden, zijn. De vraagstelling moet wel voldoende duidelijk zijn, de referendumcommissie heeft tot taak hierover adviseren. Het is mogelijk om de vraagsteling tevens op te nemen op de stempas/oproepkaart.

Artikel 9. Budget

Er kan per referendum een budget worden vastgesteld. Naast een bedrag voor de organisatie van het referendum zelf zal de voorlichting geld kosten. Dit betreft zowel de voorlichting door de gemeente zelf (uitleg over het conceptraadsbesluit) als de

voorlichting door verschillende belangengroeperingen waaronder de initiatiefnemers van het referendum. De referendumcommissie heeft een belangrijke adviserende rol.

Artikel 10. Uitvoering

Het feit dat het college is belast met de uitvoering, volgt uit de Gemeentewet (artikel 160, eerste lid onder b). Tot de organisatie behoren diverse taken, zowel de voorlichting over het onderwerp waarop het referendum ziet, als de inrichting en bemensing van de stemlokalen en het drukken van de stembiljetten en oproepkaarten/stempassen.

Artikel 11. Procedure stemming

Het ligt voor de hand om voor de procedures rond de stemming aan te sluiten bij de gang van zaken bij de raadsverkiezingen en dit niet allemaal opnieuw per verordening te regelen. Vandaar dat de Kieswet en het Kiesbesluit van overeenkomstige toepassing zijn. Dit omvat het hele proces van de termijn waarop bij de kiesgerechtigden de oproepkaart/stempas voor het referendum bezorgd dient te zijn als de werkwijze in het stembureau en de vaststelling en bekendmaking van de uitslag.

Artikel 12. Geldigheid van de uitslag

Wanneer 30 procent van de kiesgerechtigden zijn stem heeft uitgebracht, wordt de uitslag van het referendum geacht geldig te zijn.

Artikel 13. Strafbepalingen

Op grond van artikel 154 van de Gemeentewet kan de raad op overtreding van een verordening straf stellen. Voor het bepalen van wat strafbaar is, is aangesloten bij de Kieswet, hoofdstuk Z.