Regeling vervallen per 31-03-2008

Algemeen reglement voor het waterschap Rijn en IJssel (met overgangsreglement)

Geldend van 30-06-2004 t/m 30-03-2008

Intitulé

Algemeen reglement voor het waterschap Rijn en IJssel (met overgangsreglement)

Hoofdstuk I Gebied en taak waterschap

Artikel 1.

  • In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a. afdeling: een afdeling als bedoeld in artikel 4, eerste lid;

  • b. categorie ongebouwd: de categorie van degenen die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van ongebouwde onroerende zaken;

  • c. categorie gebouwd: de categorie van degenen die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van gebouwde onroerende zaken;

  • d. categorie ingezetenen: de categorie van degenen die hun werkelijke woonplaats hebben in het gebied van het waterschap;

  • e. categorie bedrijfsgebouwd: de categorie van degenen die krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebouwde onroerende zaken in gebruik hebben als bedrijfsruimte;

  • f. wet: de Waterschapswet.

Artikel 2.

  • 1. Het gebied van het waterschap is aangegeven op de bij dit reglement behorende kaart met een schaal van 1 : 50.000. Een exemplaar van deze kaart berust bij de provincie Gelderland, de provincie Overijssel, het waterschap en bij de afdelingen.

  • 2. Het gebied, bedoeld in het eerste lid, wordt bij besluit van Gedeputeerde Staten nader aangeduid op detailkaarten, met een schaal van ten minste 1 : 10.000.

Artikel 3.

  • 1. Het waterschap heeft tot taak de waterstaatkundige verzorging van zijn gebied, voor zover deze taak niet uitdrukkelijk aan andere publiekrechtelijke lichamen is opgedragen.

  • 2. Deze taak omvat de zorg voor:

    • a.

      de waterkering; 

    • b.

      het oppervlaktewaterkwantiteitsbeheer;

    • c.

      het oppervlaktewaterkwaliteitsbeheer;

    • d.

      de zuivering van stedelijk afvalwater, hieronder mede begrepen het stedelijk afvalwater dat afkomstig is vanuit het beheersgebied van een aangrenzende waterkwaliteitsbeheerder en dat krachtens artikel 15a, eerste lid, Wet verontreiniging oppervlaktewateren om doelmatigheidsredenen wordt gezuiverd op een zuiveringstechnisch werk dat in beheer is bij het waterschap.

  • 3. De uitoefening van de taak en de taakonderdelen, bedoeld in het eerste en tweede lid, is gericht op integraal waterbeheer.

  • 4. Met inachtneming van het bij of krachtens de artikelen 3 en 4 van de Wet op de waterkering bepaalde, strekt de zorg van het waterschap voor de waterkering zich aan de oostkant van de Rijn en de IJssel uit tot de aaneengesloten hoge-gronden-lijn welke is aangegeven op de als bijlage I bij de Wet op de waterkering behorende kaartbijlage.

  • 5. Het in het vierde lid bedoelde gebied wordt nader aangeduid op een bij de omslagverordening behorende kaart.

Artikel 4.

  • 1. Het waterschap is ter behartiging van de in artikel 3, eerste lid, bedoelde taak onderverdeeld in drie afdelingen.

  • 2. De grenzen van de afdelingen zijn aangegeven op de kaart, bedoeld in artikel 2.

Artikel 4a

Provinciale Staten van Gelderland besluiten tot vaststelling van een wijziging van de reglementering voor het waterschap, indien een daartoe strekkend besluit niet op grond van artikel 5, tweede lid van de Waterschapswet door de minister van Verkeer en Waterstaat dient te worden goedgekeurd.

Artikel 4b

Het bestuur van het waterschap bestaat uit een algemeen bestuur, een dagelijks bestuur en een voorzitter. Het dagelijks bestuur, de voorzitter en de leden van het dagelijks bestuur worden aangeduid als respectievelijk het college van dijkgraaf en heemraden, dijkgraaf en heemraden.

Artikel 5.

Het algemeen bestuur bepaalt in welke gemeenten het waterschap en de afdelingen hun zetel hebben.

Hoofdstuk 2 Het waterschapsbestuur

Paragraaf 1 Het algemeen bestuur

Artikel 6.

Het algemeen bestuur bestaat uit 30 leden. Van deze leden vertegenwoordigen:

  • a

    zeven leden de categorie ongebouwd;

  • b

    zes leden de categorie gebouwd;

  • c

    twaalf leden de categorie ingezetenen;

  • d

    vijf leden de categorie bedrijfsgebouwd.

Artikel 7.

  • 1. Het waterschap is voor de verkiezing van de leden van het algemeen bestuur in drie kieskringen onderverdeeld. De grenzen van de kieskringen vallen samen met de grenzen van de afdelingen.

  • 2. Het algemeen bestuur kan, het afdelingsbestuur gehoord, een kieskring indelen in kiesdistricten. Tot het instellen van kiesdistricten kan per categorie worden besloten.

  • 3. Van de in kieskring Noord te kiezen leden van het algemeen bestuur vertegenwoordigen drie leden de categorie ongebouwd, twee leden de categorie gebouwd, drie leden de categorie ingezetenen en één lid de categorie bedrijfsgebouwd.

  • 4. Van de in kieskring Midden te kiezen leden van het algemeen bestuur vertegenwoordigen twee leden de categorie ongebouwd, twee leden de categorie gebouwd, vier leden de categorie ingezetenen en twee leden de categorie bedrijfsgebouwd.

  • 5. Van de in kieskring Zuid te kiezen leden van het algemeen bestuur vertegenwoordigen twee leden de categorie ongebouwd, twee leden de categorie gebouwd, vijf leden de categorie ingezetenen en twee leden de categorie bedrijfsgebouwd.

Artikel 8.

  • 1. Voor ieder van de leden van het algemeen bestuur wordt tegelijk met diens verkiezing een plaatsvervangend lid gekozen. De plaatsvervanger treedt in het algemeen bestuur uitsluitend op bij overlijden of ontslag van het betrokken lid.

  • 2. De leden van het algemeen bestuur en hun plaatsvervangers worden gekozen met inachtneming van het Kiesreglement voor het waterschap Rijn en IJssel.

Artikel 9.

  • 1. De leden van het algemeen bestuur die geen lid zijn van het dagelijks bestuur genieten voor iedere bijgewoonde vergadering van het algemeen bestuur en van een door het algemeen bestuur ingestelde commissie een presentiegeld, waarvan het bedrag door het algemeen bestuur wordt vastgesteld.

  • 2. Indien het algemeen bestuur bepaalt dat door de leden een schouwgeld wordt genoten, stelt het ook daarvan het bedrag vast.

  • 3. Behalve een presentiegeld en een schouwgeld als bedoeld in het eerste en tweede lid genieten de leden van het algemeen bestuur ten laste van het waterschap geen andere inkomsten of voordelen dan die ter vergoeding van werkelijk gemaakte kosten. Deze vergoeding kan door het algemeen bestuur op een bedrag per jaar worden bepaald.

Artikel 10.

Het algemeen bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast.

Artikel 11.

[Vervallen]

Paragraaf 2 Het dagelijks bestuur

Artikel 12.

  • 1. Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en maximaal zes leden.

  • 2. De benoeming van de leden van het dagelijks bestuur vindt op zodanige wijze plaats dat elk van de categorieën , bedoeld in artikel 6, in het dagelijks bestuur is vertegenwoordigd.

Artikel 13.

De benoeming van de leden van het dagelijks bestuur na de verkiezing van de leden van het algemeen bestuur vindt plaats in de eerste vergadering van het algemeen bestuur in de nieuwe samenstelling.

Artikel 14.

In het geval van artikel 13 gaat de benoeming van degene die zijn benoeming tot lid van het dagelijks bestuur heeft aangenomen, in op het tijdstip waarop ten minste de helft van het aantal leden van het dagelijks bestuur zijn benoeming heeft aangenomen, of indien de aanneming van de benoeming op een later tijdstip plaatsvindt, op dat tijdstip.

Artikel 15.

De benoeming van een lid van het dagelijks bestuur ter vervulling van een plaats die tussentijds openvalt, geschiedt zo spoedig mogelijk, doch eerst nadat de opengevallen plaatsen in het algemeen bestuur zijn vervuld, tenzij het algemeen bestuur in een bijzonder geval anders beslist.

Artikel 16.

  • 1. Het benoemde lid van het dagelijks bestuur wordt geacht de benoeming niet aan te nemen indien op de tiende dag na toezending van de benoeming door middel van een aangetekende brief door het dagelijks bestuur nog geen mededeling van hem is ontvangen dat hij de benoeming aanneemt.

  • 2. Wanneer de benoeming niet is aangenomen, geschiedt zo spoedig mogelijk een nieuwe benoeming.

Artikel 17.

Vanaf het tijdstip van aftreden van de leden van het dagelijks bestuur tot het tijdstip waarop, na de verkiezing van het nieuwe algemeen bestuur, ten minste de helft van het aantal leden van het dagelijks bestuur de benoeming heeft aangenomen, treedt de voorzitter op in de plaats van het dagelijks bestuur.

Artikel 18.

  • 1. Een lid van het dagelijks bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Hij doet daarvan schriftelijk bericht aan het algemeen bestuur.

  • 2. Het ontslag gaat in met ingang van de dag, gelegen vier weken na de dag waarop hij ontslag heeft genomen of zoveel eerder als zijn opvolger de benoeming heeft aangenomen.

Artikel 19.

Schorsing in en tussentijds verlies van het lidmaatschap van het algemeen bestuur brengen terstond schorsing in, onderscheidenlijk verlies van het ambt van lid van het dagelijks bestuur mee.

Artikel 20.

  • 1. Over een voorstel tot het verlenen van ontslag als bedoeld in artikel 41, vijfde lid van de wet wordt niet beraadslaagd of besloten, dan nadat het algemeen bestuur ten minste twee weken en ten hoogste drie maanden tevoren heeft verklaard dat het betrokken lid van het dagelijks bestuur het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit.

  • 2. De oproeping tot de vergadering, waarin over dat voorstel wordt beraadslaagd of besloten, wordt ten minste 48 uur voor de aanvang of zoveel eerder als het algemeen bestuur heeft bepaald, bij de leden van het algemeen bestuur bezorgd. Zij vermeldt het voorstel tot het verlenen van ontslag, bedoeld in artikel 41, vijfde lid, van de wet.

Artikel 21.

  • 1. Bij verhindering, ontstentenis of ontslag van een lid van het dagelijks bestuur, of indien een lid van het dagelijks bestuur met de waarneming van het ambt van voorzitter is belast, wordt hij zo nodig vervangen door een lid van het algemeen bestuur, aan te wijzen door het algemeen bestuur.

  • 2. De toekenning van een vergoeding ten laste van het waterschap aan degene die met de waarneming van het ambt van lid van het dagelijks bestuur is belast, wordt geregeld bij provinciale verordening als bedoeld in artikel 44 van de wet.

Artikel 21a.

Ten aanzien van de bezoldiging en het pensioen van de leden van het dagelijks bestuur zijn van toepassing de desbetreffende Gelderse verordeningen als bedoeld in artikel 44 van de Waterschapswet. Deze worden niet vastgesteld, gewijzigd of ingetrokken dan nadat Gedeputeerde Staten van Overijssel zijn gehoord.

Artikel 22.

Het dagelijks bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast. Het zendt dit reglement aan het algemeen bestuur.

Artikel 23.

Het algemeen bestuur kan overeenkomstig een daartoe strekkend voorstel van het dagelijks bestuur, aan een afdelingsbestuur bevoegdheden van het dagelijks bestuur toekennen.

Artikel 24.

  • 1. Het algemeen bestuur kan regelen van welke besluiten van het dagelijks bestuur aan de leden van het algemeen bestuur kennisgeving wordt gedaan. Daarbij kan het algemeen bestuur de gevallen bepalen waarin met terinzagelegging kan worden volstaan.

  • 2. Het dagelijks bestuur laat de kennisgeving of terinzagelegging achterwege voor zover deze in strijd is met het openbaar belang.

Artikel 25.

Ingestelde beroepen of ingebrachte bezwaren als bedoeld in artikel 86, vierde lid van de wet worden slechts ingetrokken als het algemeen bestuur daartoe beslist.

Artikel 26.

Het dagelijks bestuur is bevoegd tot het nemen van een besluit als bedoeld in artikel 124, derde lid, van de wet.

Paragraaf 3 De voorzitter

Artikel 27.

De aanbeveling voor de benoeming van de voorzitter, bedoeld in artikel 46 van de Waterschapswet, wordt door het algemeen bestuur gezonden aan Gedeputeerde Staten van Gelderland, die de aanbeveling, Gedeputeerde Staten van Overijssel gehoord, doorzenden aan de minister van Verkeer en Waterstaat.

Artikel 28.

[Vervallen]

Artikel 29.

De aflegging van de eed (verklaring en belofte), bedoeld in artikel 50 van de wet, vindt plaats in handen van de Commissaris van de Koningin in de provincie Gelderland.

Artikel 30.

  • 1. Alle aan het algemeen bestuur of aan het dagelijks bestuur gerichte stukken worden door of namens de voorzitter geopend.

  • 2. Van de ontvangst van aan het algemeen bestuur gerichte stukken die niet terstond in de vergadering van het algemeen bestuur aan de orde worden gesteld, doet hij in de eerstvolgende vergadering van dat bestuursorgaan mededeling.

Artikel 31.

Het dagelijks bestuur kan toestaan dat de voorzitter aan een ander lid van het dagelijks bestuur, de secretaris of een of meer andere ambtenaren van het waterschap de ondertekening van de stukken die van het dagelijks bestuur uitgaan, opdraagt.

Artikel 32.

[Vervallen]

Paragraaf 4 De secretaris

Artikel 33.

De secretaris wordt door het algemeen bestuur benoemd uit een door het dagelijks bestuur in te dienen voordracht van ten minste twee personen.

Artikel 34.

Artikel 33, eerste en tweede lid, van de wet is van overeenkomstige toepassing op de secretaris.

Artikel 35.

  • 1. Het algemeen bestuur stelt in een instructie nadere voorschriften vast betreffende de taak en de bevoegdheid van de secretaris.

  • 2. Het algemeen bestuur regelt de vervanging van de secretaris.

Hoofdstuk 3 De afdelingen

Paragraaf 1 Bestuursorganen

Artikel 36.

Het bestuur van een afdeling bestaat uit een afdelingsbestuur en een afdelingsvoorzitter.

Paragraaf 2 Het afdelingsbestuur

Artikel 37.

Het afdelingsbestuur bestaat uit de leden van het algemeen bestuur en hun plaatsvervangers die in de betreffende kieskring zijn verkozen.

Artikel 38.

Schorsing in en tussentijds verlies van het lidmaatschap van het algemeen bestuur brengen terstond schorsing in, onderscheidenlijk verlies van het lidmaatschap van het afdelingsbestuur mee.

Artikel 39.

  • 1. De leden van het afdelingsbestuur die geen lid zijn van het dagelijks bestuur genieten voor iedere bijgewoonde vergadering van het afdelingsbestuur en van een door het algemeen bestuur ingestelde commissie een presentiegeld, waarvan de hoogte gelijk is aan het bedrag van het presentiegeld, bedoeld in artikel 9, eerste lid, zoals vastgesteld door het algemeen bestuur.

  • 2. Indien het afdelingsbestuur personen heeft aangewezen door wie een schouwgeld wordt genoten, is de hoogte van het schouwgeld gelijk aan het bedrag van het schouwgeld, bedoeld in artikel 9, tweede lid, zoals vastgesteld door het algemeen bestuur.

  • 3. Artikel 9, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 40.

Het afdelingsbestuur kan een coördinerend dagelijks bestuur instellen.

Artikel 41.

Het afdelingsbestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast. Het zendt dit reglement aan het algemeen bestuur.

Artikel 42.

  • 1. Het afdelingsbestuur is, met inachtneming van de beleidsregels, bedoeld in artikel 44, bevoegd tot:

    • a.

      het doen van voorstellen voor de begroting van de afdeling;

    • b.

      het doen van voorstellen voor een beheersplan als bedoeld in artikel 9 van de Wet op de waterhuishouding;

    • c.

      het doen van voorstellen voor peilbesluiten als bedoeld in artikel 16 van de Wet op de waterhuishouding;

    • d.

      het doen van voorstellen tot aanleg of verbetering van waterstaatswerken, voor zover deze betrekking hebben op werken waarvan in betekenende mate een wijziging van de waterstaatkundige situatie of de hoogte van te heffen omslagen is te verwachten; 

    • e.

      het doen van voorstellen inzake leggers, bedoeld in artikel 78, tweede lid, van de wet en in artikel 13, sub b, van de Wet op de waterkering.

  • 2. Het afdelingsbestuur is, met inachtneming van de beleidsregels, bedoeld in artikel 44, belast met de zorg voor:

    • a.

      het vaststellen van andere peilbesluiten dan die, bedoeld in het eerste lid, onder c;

    • b.

      het nemen van een besluit tot de aanleg of verbetering van andere waterstaatswerken dan die, bedoeld in het eerste lid, onder d;

    • c.

      het beheer en het onderhoud van waterstaatswerken;

    • d.

      het verlenen, weigeren, wijzigen of intrekken van een vergunning, uitgezonderd vergunningen op basis van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren voor industriële lozingen, voor lozingen van effluenten van rioolwaterzuiveringsinstallaties en voor lozingen vanuit gemeentelijke rioolstelsels, alsmede vergunningen voor aansluitingen of lozingen op zuiveringstechnische werken van het waterschap;

    • e.

      de handhaving van de wettelijke regels en voorschriften betreffende de taakuitoefening van de afdeling;

    • f.

      het voeren van de schouw.

  • 3. Het afdelingsbestuur brengt, met inachtneming van de beleidsregels, in artikel 44, advies uit over:

    • a.

      de voornemens van het dagelijks bestuur tot het nemen van besluiten inzake belastingen of rechten als bedoeld in de artikelen 110, 113, 119 en 120, vijfde lid, van de wet, keuren en andere extern werkende verordeningen;

    • b.

      de voornemens van het dagelijks bestuur tot het nemen van besluiten inzake de verordening bedoeld in artikel 79 van de wet;

    • c.

      de benoeming, schorsing en ontslag van de directeur van de afdeling;

    • d.

      de benoeming, schorsing en ontslag van het personeel van de afdeling.

Artikel 43.

Indien het algemeen bestuur of het dagelijks bestuur een besluit neemt dat afwijkt van een ingevolge artikel 42, derde lid, door het afdelingsbestuur uitgebracht advies wordt de afwijking gemotiveerd.

Artikel 44.

Het algemeen bestuur stelt, het dagelijks bestuur onderscheidenlijk het afdelingsbestuur gehoord, beleidsregels vast voor de uitoefening door deze bestuursorganen van de hun bij of krachtens de artikelen 11, 23, 42 en 51 toegekende bevoegdheden. Het algemeen bestuur kan, de onderscheiden bestuursorganen gehoord, deze beleidsregels wijzigen.

Artikel 45.

Het afdelingsbestuur geeft het algemeen bestuur, respectievelijk het dagelijks bestuur, mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen, voor zover het verstrekken daarvan niet in strijd is met het openbaar belang.

Paragraaf 3 De afdelingsvoorzitter

Artikel 46.

  • 1. Het algemeen bestuur benoemt uit de leden van het afdelingsbestuur die tevens lid zijn van het dagelijks bestuur de afdelingsvoorzitter.

  • 2. Het afdelingsbestuur maakt een aanbeveling op voor de benoeming van de afdelingsvoorzitter. Het zendt de aanbeveling aan het algemeen bestuur.

Artikel 47.

De afdelingsvoorzitter kan bij besluit van het algemeen bestuur worden geschorst en ontslagen. Artikel 20 van dit reglement is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 48.

  • 1. Bij verhindering of ontstentenis van de afdelingsvoorzitter wordt zijn ambt waargenomen door een lid van het afdelingsbestuur, door het algemeen bestuur aan te wijzen, het afdelingsbestuur gehoord.

  • 2. Bij verhindering of ontstentenis van de afdelingsvoorzitter op de dag met ingang waarvan het zittende afdelingsbestuur is afgetreden, wordt zijn ambt waargenomen door het oudste lid in jaren van het afgetreden afdelingsbestuur.

Artikel 49.

De afdelingsvoorzitter geeft het algemeen bestuur mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen, voor zover het verstrekken daarvan niet in strijd is met het openbaar belang.

Artikel 50.

  • 1. De afdelingsvoorzitter bevordert een goede behartiging van de taken van de afdeling.

  • 2. Hij heeft de leiding van de vergaderingen van het afdelingsbestuur en, indien van toepassing, van het coördinerend dagelijks bestuur.

  • 3. Hij ondertekent alle stukken die van het afdelingsbestuur uitgaan. Artikel 31 is van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 4 De legger

Artikel 51.

  • 1. Het afdelingsbestuur kan op schriftelijk verzoek van de onderhoudsplichtige het voldoen aan een krachtens de legger bestaande onderhoudsplicht vervangen door betaling van een bijdrage.

  • 2. Het afdelingsbestuur stelt de hoogte van de door de onderhoudsplichtige te betalen bijdrage vast.

Artikel 52.

Ten aanzien van de vaststelling van de legger zijn de artikelen 73 en 74 van de wet van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 5 Omslagen

Artikel 53.

  • 1. Bij de toedeling van kostenaandelen in het kader van de ingevolge artikel 119 van de wet vast te stellen verordening neemt het waterschapsbestuur de volgende uitgangspunten in acht.

  • 2. De kosten van de waterkeringszorg worden toegedeeld: 

    • a.

      aan de categorie ingezetenen; 

    • b.

      aan de categorie gebouwd; 

    • c.

      aan de categorie ongebouwd.

  • 3. Het aandeel van de ingezetenen in de kosten van de waterkeringszorg wordt bepaald op basis van de bevolkingsdichtheid van het bij die taak belanghebbend gebied.

  • 4. De resterende kosten van de waterkeringszorg worden aan de categorieën gebouwd en ongebouwd toegedeeld, in verhouding van de globale waarde in het economisch verkeer van het geheel van de gebouwde en ongebouwde onroerende zaken gelegen in het bij die taak belanghebbend gebied.

  • 5. De kosten van het oppervlaktewaterkwantiteitsbeheer worden toegedeeld: 

    • a.

      aan de categorie ingezetenen; 

    • b.

      aan de categorie gebouwd; 

    • c.

      aan de categorie ongebouwd.

  • 6. Het aandeel van de categorie ingezetenen in de kosten van het oppervlaktewaterkwantiteitsbeheer wordt bepaald met inachtneming van de mate waarin deze categorie voor haar functioneren in het waterschapsgebied afhankelijk is van de waterstaatkundige verzorging door het waterschap.

  • 7. De resterende kosten van het oppervlaktewaterkwantiteitsbeheer worden toegedeeld aan de categorieën gebouwd en ongebouwd, in verhouding van de bij benadering te bepalen kosten van het vereiste waterstaatkundige voorzieningenniveau van het geheel van de gebouwde en ongebouwde onroerende zaken in het waterschapsgebied.

Hoofdstuk 6 Het toezicht

Artikel 54.

  • Aan goedkeuring zijn onderworpen:

  • a. de peilbesluiten, bedoeld in artikel 16 van de Wet op de waterhuishouding, met inachtneming van hetgeen hieromtrent is bepaald in de voor het waterschap geldende provinciale verordening waterhuishouding;

  • b. de besluiten tot aanleg of verbetering van kwelkaden.

Artikel 55.

  • 1. Het toezicht op het waterschap wordt uitgeoefend door Gedeputeerde Staten van Gelderland, tenzij anders is bepaald.

  • 2. Voor de toepassing van artikel 119, vierde lid en artikel 120, vijfde lid, van de wet wordt het toezicht uitgeoefend door Gedeputeerde Staten van Gelderland, Gedeputeerde Staten van Overijssel gehoord.

  • 3. Voor de goedkeuring van de in artikel 54 bedoelde besluiten en van een besluit tot vaststelling van een beheersplan als bedoeld in artikel 9 van de Wet op de waterhuishouding zijn al naar gelang een besluit betrekking heeft op het grondgebied van de provincie Gelderland of van de provincie Overijssel, Gedeputeerde Staten van Gelderland onderscheidenlijk Gedeputeerde Staten van Overijssel afzonderlijk het bevoegd bestuursorgaan. Indien een besluit betrekking heeft op het grondgebied van beide provincies, oefenen Gedeputeerde Staten van Gelderland en van Overijssel het toezicht gezamenlijk uit.

  • 4. Voor de toepassing van artikel 153, eerste lid, onder a en b, van de wet zijn al naar gelang het beroep betrekking heeft op het grondgebied van de provincie Gelderland of van de provincie Overijssel, Gedeputeerde Staten van Gelderland onderscheidenlijk Gedeputeerde Staten van Overijssel afzonderlijk het bevoegd bestuursorgaan.

  • 5. Voor de toepassing van het bepaalde in artikel 153, eerste lid, onder c van de Waterschapswet zijn Gedeputeerde Staten van Gelderland het bevoegd orgaan.

Artikel 56.

  • Overeenkomstig het daaromtrent in artikel 55 bepaalde, worden aan de beide colleges van Gedeputeerde Staten, onderscheidenlijk aan een van deze colleges, toegestuurd:

  • a. besluiten die zijn onderworpen aan goedkeuring, aan een meldingsplicht of aan een andere vorm van provinciaal toezicht;

  • b. besluiten waartegen beroep is ingesteld op grond van de bepalingen in hoofdstuk XX van de wet;

  • c. de besluiten tot vaststelling van de leggers, bedoeld in artikel 78, tweede lid, van de wet en in artikel 13, sub b, van de Wet op de waterkering;

  • d. de besluiten tot het vaststellen van extern werkende verordeningen, voor zover deze niet aan goedkeuring zijn onderworpen;

  • e. de besluiten tot aanleg of verbetering van waterstaatswerken waarvan in betekenende mate een wijziging van de bestaande waterstaatkundige situatie of van de hoogte van de te heffen omslagen te verwachten is, voor zover deze niet reeds aan goedkeuring zijn onderworpen;

  • f. de besluiten tot oprichting of deelneming in een rechtspersoon, voor zover hierbij een belangrijk onderdeel van de door het waterschap uitgeoefende taak betrokken is.

Artikel 57.

Toepassing van artikel 107, vijfde lid, van de wet vindt plaats door de Commissaris van de Koningin in Gelderland.

Slotbepaling

Artikel 57a

De leden van het algemeen bestuur die in 2003 zijn verkozen, treden af met ingang van 1 januari 2008. 

Hoofdstuk 7 Slotbepaling

Artikel 58.

Dit reglement wordt aangehaald als: Algemeen reglement voor het waterschap Rijn en IJssel.

Overgangsrecht waterschap Rijn en IJssel 1996

Overgangsrecht voor het waterschap Rijn en IJssel

(dat reeds gedeeltelijk in werking is getreden)

Besluit van Provinciale Staten van Gelderland en Overijssel van 22 mei 1996, nr. F -  396, respectievelijk 26 juni 1996, nr. 20-I.

Goedgekeurd bij ministerieel besluit van 9 september 1996, nr. HW/RH 224820.

Provinciaal Blad 1996, nummer 114.

In werking getreden per 1 januari 1997.

De artikelen 5, zesde en zevende lid, 6, tweede en derde lid, 12, 15, 18, 19, 20 en 23 van het Overgangsrecht zijn in werking getreden op 15 oktober 1996.

Hoofdstuk I Begripsomschrijvingen

Artikel 1.

  • In dit overgangsrecht wordt verstaan onder:

  • a. waterschap: Waterschap Rijn en IJssel;

  • b. overgangsrecht: Overgangsrecht voor het waterschap Rijn en IJssel;

  • c. kiesreglement: Kiesreglement voor het waterschap Rijn en IJssel;

  • d. algemeen reglement: Algemeen reglement voor het waterschap Rijn en IJssel;

  • e. op te heffen waterschappen: het zuiveringsschap Oostelijk Gelderland, het waterschap de Schipbeek, het waterschap van de Berkel, het waterschap IJsselland-Baakse Beek, het waterschap van de Oude IJssel en het polderdistrict Rijn en IJssel;

  • f. datum van samenvoeging: de datum met ingang waarvan het overgangsrecht in werking treedt;

  • g. overgaand gebied: het gebied van de op te heffen waterschappen dat deel gaat uitmaken van het waterschap;

  • h. toegevoegd gebied: het gebied dat van de zuiveringsschappen West-Overijssel en Veluwe, voor wat betreft de taak oppervlaktewaterkwaliteitsbeheer, en het gebied dat van het waterschap Oost-Veluwe en van de gemeenten Arnhem, Doesburg, Rheden, Rozendaal en Bergh voor wat betreft de taak oppervlaktewaterkwantiteitsbeheer, overgaat naar het waterschap;

  • i. voorbereidingscommissie: de commissie, bedoeld in artikel 18;

  • j. afdeling: een afdeling als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van het algemeen reglement;

  • k. afdelingsbestuur: een afdelingsbestuur als bedoeld in artikel 37 van het algemeen reglement;

  • l. kieskring: een kieskring als bedoeld in artikel 7 van het algemeen reglement;

  • m. categorie ongebouwd: de categorie van degenen die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van ongebouwde onroerende zaken;

  • n. categorie gebouwd: de categorie van degenen die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van gebouwde onroerende zaken;

  • o. categorie ingezetenen: de categorie van degenen die hun werkelijke woonplaats hebben in het gebied van het waterschap;

  • p. categorie bedrijfsgebouwd: de categorie van degenen die krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebouwde onroerende zaken in gebruik hebben als bedrijfsruimte;

  • q. wet: de Waterschapswet.

Hoofdstuk 2 Rechtskracht voorschriften en uitoefening bevoegdheden

Artikel 2.

  • 1. De op de dag, voorafgaande aan de datum van samenvoeging, voor overgaand en toegevoegd gebied geldende waterschapsbesluiten blijven van kracht zolang het bevoegd bestuursorgaan van het waterschap niet anders beslist. De eerste zin is van overeenkomstige toepassing op de besluiten van de betreffende gemeenten, voor zover die besluiten zijn genomen op grond van de Verordening waterhuishouding Gelderland.

  • 2. De op de dag, voorafgaande aan de datum van samenvoeging, voor overgaand en toegevoegd gebied geldende provinciale voorschriften, betreffende de taken of de bestuursorganen van de op te heffen waterschappen, blijven van kracht zolang het bevoegd bestuursorgaan niet anders beslist.

  • 3. De artikelen 67, 73, tweede lid, en 74 van het Reglement voor de Gelderse waterschappen blijven van kracht zolang het bevoegd bestuursorgaan niet anders beslist.

  • 4. Op procedures aangevangen voor de datum van samenvoeging blijft het op dat tijdstip geldende recht van toepassing.

Artikel 3.

  • 1. Voor de vergaderingen van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur van het waterschap gelden de reglementen van orde van het op te heffen zuiveringsschap Oostelijk Gelderland totdat deze door andere zijn vervangen. Voor de vergaderingen van de afdelingsbesturen van het waterschap geldt het reglement van orde voor de algemene vergadering van het op te heffen zuiveringsschap Oostelijk Gelderland.

  • 2. Voor de secretaris-directeur van het waterschap geldt de instructie van de secretaris-coördinator van het op te heffen zuiveringschap Oostelijk Gelderland totdat deze door een andere is vervangen.

  • 3. Met betrekking tot de organisatie van de administratie en het beheer van vermogenswaarden geldt de verordening van het op te heffen zuiveringschap Oostelijk Gelderland totdat deze door een andere is vervangen.

Artikel 4.

  • 1. Met ingang van de datum van samenvoeging en zolang de in artikel 2 bedoelde voorschriften blijven gelden, oefenen de in het waterschap en in de afdelingen ingevolge het algemeen reglement bevoegde bestuursorganen en ambtenaren de bevoegdheden uit die bij de voorschriften aan overeenkomstige bestuursorganen en ambtenaren van de op te heffen waterschappen zijn toegekend.

  • 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de bevoegdheden die met betrekking tot het toegevoegd gebied aan de bevoegde bestuursorganen en ambtenaren zijn toegekend.

Hoofdstuk 3 Overgang rechten en verplichtingen

Artikel 5.

  • 1. Met ingang van de datum van samenvoeging gaan alle publiekrechtelijke rechten en verplichtingen van de op te heffen waterschappen over op het waterschap.

  • 2. Van de op te heffen waterschappen worden de burgerlijke rechten en verplichtingen overgedragen aan het waterschap, zonder dat daarvoor een nader besluit wordt gevorderd.

  • 3. Procedures bij de op te heffen waterschappen worden met ingang van de datum van samenvoeging door het bestuur van het waterschap voortgezet in de stand waarin zij verkeren.

  • 4. Ten aanzien van de in het tweede lid begrepen registergoederen zal verandering in de tenaamstelling in de openbare registers, bedoeld in artikel 3:16 van het Burgerlijk Wetboek plaatshebben. De voorzitter en de leden van het dagelijks bestuur van het waterschap doen daartoe de nodige opgaven aan de bewaarder van de registers.

  • 5. Het eerste tot en met vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing op de overgang van rechten en verplichtingen van de zuiveringsschappen West-Overijssel en Veluwe en het waterschap Oost-Veluwe of hun rechtsopvolgers, voor zover die rechten en verplichtingen betrekking hebben op dan wel verband houden met toegevoegd gebied.

  • 6. Ter bepaling van de rechten en verplichtingen, bedoeld in het vijfde lid, die betrekking hebben op de zuiveringsschappen West-Overijssel en Veluwe en het waterschap Oost-Veluwe of hun rechtsopvolgers, wint de voorbereidingscommissie tezamen met het dagelijks bestuur van deze zuiveringschappen en het waterschap Oost-Veluwe of hun rechtsopvolgers, zo nodig advies in van een door hen aan te wijzen onafhankelijke deskundige.

  • 7. Voorzover van toepassing treft de voorbereidingscommissie met de besturen van de gemeenten Arnhem, Doesburg, Rheden, Rozendaal en Bergh een regeling voor de overname, met ingang van de datum van samenvoeging, van de publiekrechtelijke rechten en verplichtingen met betrekking tot het toegevoegd gebied voor wat betreft de taak oppervlaktewaterkwantiteitsbeheer.

Artikel 6.

  • 1. Beheer en onderhoud van werken in overgaand en toegevoegd gebied die in beheer en onderhoud zijn bij de op te heffen waterschappen, de zuiveringsschappen West-Overijssel en Veluwe en het waterschap Oost-Veluwe of hun rechtsopvolgers gaan met ingang van de datum van samenvoeging over naar het waterschap.

  • 2. Ter bepaling van de waarde van de in het eerste lid bedoelde werken, die in beheer en onderhoud zijn bij de zuiveringsschappen West-Overijssel en Veluwe en het waterschap Oost-Veluwe of hun rechtsopvolgers, wordt zo nodig advies ingewonnen van een door de voorbereidingscommissie en het betreffende dagelijks bestuur van deze zuiveringschappen dan wel het dagelijks bestuur van het waterschap Oost-Veluwe of hun rechtsopvolgers aan te wijzen onafhankelijke deskundige.

  • 3. Voorzover van toepassing treft de voorbereidingscommissie met de besturen van de gemeenten Arnhem, Doesburg, Rheden, Rozendaal en Bergh een regeling voor de overname, met ingang van de datum van samenvoeging, van het beheer en onderhoud van kunstwerken en waterbeheersingswerken met betrekking tot het toegevoegd gebied.

Artikel 7.

De rekeningen van het laatste dienstjaar van de op te heffen waterschappen worden vastgesteld door het algemeen bestuur van het waterschap. De saldi worden verantwoord in de rekening van het waterschap.

Artikel 8.

Voor het tijdvak waarin voor het waterschap nog geen begroting is vastgesteld, is het dagelijks bestuur bevoegd tot het doen van uitgaven tot ten hoogste 4/12 gedeelten van het totaal van de bedragen die op de overeenkomstige posten van de voor het dienstjaar voorafgaand aan de datum van samenvoeging vastgestelde begrotingen van de op te heffen waterschappen zijn geraamd.

Artikel 9.

Met ingang van de datum van samenvoeging gaat de zorg voor de archieven van de op te heffen waterschappen en van hun rechtsvoorgangers over op het waterschap.

Hoofdstuk 4 Voorlopig bestuur

Artikel 10.

  • 1. De voorzitters van de op te heffen waterschappen worden met ingang van de datum van samenvoeging voor eervol ontslag voorgedragen aan de Kroon.

  • 2. De leden van de dagelijks en algemeen besturen van de op te heffen waterschappen  zijn eervol van hun functie ontheven met ingang van de datum van samenvoeging.

Artikel 11.

Er is een overgangsbestuur dat bestaat uit een voorlopig algemeen bestuur, een voorlopig dagelijks bestuur en een waarnemend voorzitter. Ten aanzien van iedere afdeling is er een overgangsbestuur, bestaande uit een voorlopig afdelingsbestuur en een waarnemend afdelingsvoorzitter. De overgangsbesturen treden op met ingang van de datum van samenvoeging.

Artikel 12.

  • 1. Het voorlopig algemeen bestuur bestaat uit dertig leden, waarvan negen leden afkomstig uit de kieskring Noord, tien leden afkomstig uit de kieskring Midden en elf leden afkomstig uit de kieskring Zuid. Van deze leden vertegenwoordigen:

    • a.

      negen leden de categorie ongebouwd;

    • b.

      vijf leden de categorie gebouwd;

    • c.

      elf leden de categorie ingezetenen;

    • d.

      vijf leden de categorie bedrijfsgebouwd.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde leden worden aangewezen overeenkomstig het derde tot en met vijfde lid.

  • 3. De aanwijzing van de leden afkomstig uit de kieskring Noord vindt als volgt plaats:

    • a.

      door het gecombineerd college van het waterschap de Schipbeek voor de categorie ongebouwd uit de vertegenwoordigers van die categorie in zijn bestuur: twee leden;

    • b.

      door het gecombineerd college van het waterschap van de Berkel voor de categorie ongebouwd uit de vertegenwoordigers van die categorie in zijn bestuur: twee leden;

    • c.

      door het gecombineerd college van waterschap van de Berkel voor de categorie gebouwd uit de vertegenwoordigers van die categorie in zijn bestuur: één lid;

    • d.

      door de algemene vergadering van het zuiveringsschap Oostelijk Gelderland voor de categorie ingezetenen uit de vertegenwoordigers van deze categorie in zijn bestuur: twee leden;

    • e.

      door het gecombineerd college van het waterschap de Schipbeek voor de categorie ingezetenen uit de vertegenwoordigers van die categorie in zijn bestuur: één lid;

    • f.

      door de algemene vergadering van het zuiveringsschap Oostelijk Gelderland voor de categorie bedrijfsgebouwd uit de vertegenwoordigers van die categorie in zijn bestuur: één lid.

  • 4. De aanwijzing van de leden afkomstig uit de kieskring Midden vindt als volgt plaats:

    • a.

      door het gecombineerd college van het waterschap van de Oude IJssel voor de categorie ongebouwd uit de vertegenwoordigers van die categorie in zijn bestuur: één lid;

    • b.

      door het gecombineerd college van het waterschap IJsselland-Baakse Beek voor de categorie ongebouwd uit de vertegenwoordigers van die categorie in zijn bestuur: twee leden;

    • c.

      door het gecombineerd college van het waterschap van de Oude IJssel voor de categorie gebouwd uit de vertegenwoordigers van die categorie in zijn bestuur: één lid;

    • d.

      door het gecombineerd college van het waterschap IJsselland-Baakse Beek voor de categorie gebouwd uit de vertegenwoordigers van die categorie in zijn bestuur: één lid;

    • e.

      door de algemene vergadering van het zuiveringsschap Oostelijk Gelderland voor de categorie ingezetenen uit de vertegenwoordigers van die categorie in zijn bestuur: twee leden;

    • f.

      door het gecombineerd college van het waterschap van de Oude IJssel voor de categorie ingezetenen uit de vertegenwoordigers van die categorie in zijn bestuur: één lid;

    • g.

      door de algemene vergadering van het zuiveringsschap Oostelijk Gelderland voor de categorie bedrijfsgebouwd uit de vertegenwoordigers van die categorie in zijn bestuur: twee leden.

  • 5. De aanwijzing van de leden afkomstig uit de kieskring Zuid vindt als volgt plaats:

    • a.

      door het gecombineerd college van het polderdistrict Rijn en IJssel voor de categorie ongebouwd uit de vertegenwoordigers van die categorie in zijn bestuur: twee leden;

    • b.

      door het gecombineerd college van het polderdistrict Rijn en IJssel voor de categorie gebouwd uit de vertegenwoordigers van die categorie in zijn bestuur: één lid, en voor de categorie ingezetenen uit de vertegenwoordigers van die categorie in zijn bestuur: één lid;

    • c.

      door de algemene vergadering van het zuiveringsschap Oostelijk Gelderland voor de categorie ingezetenen uit de vertegenwoordigers van die categorie in zijn bestuur: drie leden;

    • d.

      door de gemeenteraad van Arnhem voor de categorie gebouwd uit de gemeenteraads- leden: één lid;

    • e.

      door de gemeenteraad van Rheden voor de categorie ingezetenen uit de gemeente- raadsleden: één lid;

    • f.

      door de algemene vergadering van het zuiveringsschap Oostelijk Gelderland voor de categorie bedrijfsgebouwd uit de vertegenwoordigers van die categorie in zijn bestuur: twee leden.

  • 6. Voor elk lid van het voorlopig algemeen bestuur wordt tevens een plaatsvervangend lid aangewezen. Aanwijzing van de plaatsvervangend leden vindt gelijktijdig plaats. Het bepaalde in het derde tot en met vijfde lid is van toepassing met dien verstande dat binnen iedere kieskring de betrokken algemeen besturen bevoegd zijn om met inachtneming van het aantal plaatsvervangende zetels per categorie, te besluiten tot een andere verdeling van die zetels over de besturen die tot aanwijzing bevoegd zijn, indien alle algemeen besturen binnen de kieskring daarmee instemmen.

  • 7. Tot de vertegenwoordigers bedoeld in het derde tot en met het vijfde lid kunnen tevens de voorzitters van de op te heffen waterschappen worden gerekend.

Artikel 13.

  • 1. Het voorlopig algemeen bestuur heeft zitting tot de toelating van de leden van het algemeen bestuur volgens de bepalingen van de wet en het kiesreglement onherroepelijk is geworden. Artikel 100 van het kiesreglement is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Het voorlopig algemeen bestuur is belast met de regeling en het bestuur van het waterschap en is daartoe uitgerust met de bevoegdheden omschreven in hoofdstuk X van de wet.

  • 3. Het voorlopig algemeen bestuur vergadert voor de eerste maal in de week na de datum van samenvoeging.

Artikel 14.

  • 1. Het voorlopig dagelijks bestuur bestaat uit een waarnemend voorzitter en zes leden. De aanwijzing van de zes leden vindt plaats met in achtneming van artikel 12 van het algemeen reglement.

  • 2. Gedeputeerde Staten van Gelderland benoemen, de voorbereidingscommissie en Gedeputeerde Staten van Overijssel gehoord, uit de leden van het voorlopig algemeen bestuur, die leden van het voorlopig dagelijks bestuur die tevens fungeren als afdelingsvoorzitter. Het voorlopig algemeen bestuur wijst uit zijn midden de overige leden van het voorlopig dagelijks bestuur aan in de vergadering, bedoeld in artikel 13, derde lid.

  • 3. De leden van het voorlopig dagelijks bestuur hebben zitting tot de benoeming, bedoeld in artikel 41 van de wet, heeft plaatsgevonden. Deze benoeming geschiedt in de eerste vergadering van het nieuw gekozen algemeen bestuur.

  • 4. Het voorlopig dagelijks bestuur is belast met de voorbereiding en organisatie van de verkiezing van de leden van het algemeen bestuur en overigens met alle dagelijkse aangelegenheden van het waterschap en is daartoe uitgerust met de bevoegdheden als omschreven in hoofdstuk XI van de wet.

Artikel 15.

Tot aan het tijdstip waarop de benoeming van de voorzitter, bedoeld in artikel 46 van de wet, heeft plaatsgevonden, treedt een waarnemend voorzitter op. Deze waarnemend voorzitter wordt door Gedeputeerde Staten van Gelderland benoemd, nadat zij de voorbereidingscommissie en Gedeputeerde Staten van Overijssel hebben gehoord.

Artikel 16.

  • 1. Het voorlopig afdelingsbestuur bestaat in afdeling Noord uit 18 leden, in afdeling Midden uit 20 leden en in afdeling Zuid uit 22 leden.

  • 2. De aangewezen leden van het voorlopig algemeen bestuur zijn krachtens hun aanwijzing tevens lid van het afdelingsbestuur van de betreffende afdeling.

  • 3. De aangewezen plaatsvervanger als bedoeld in artikel 12, zesde lid, is krachtens zijn aanwijzing tevens lid van het afdelingsbestuur van de betreffende afdeling.

  • 4. Het voorlopig afdelingsbestuur is belast met de in artikel 42 van het algemeen reglement genoemde taken, met inachtneming van de ter zake door het voorlopig algemeen bestuur of het voorlopig dagelijks bestuur gegeven aanwijzingen.

  • 5. Artikel 13, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 17.

  • 1. De verkiezing van de leden en de plaatsvervangend leden van het algemeen bestuur vindt voor de eerste maal plaats in het eerste jaar na de datum van samenvoeging.

  • 2. Gedeputeerde Staten van Gelderland kunnen, Gedeputeerde Staten van Overijssel gehoord, de periode genoemd in het eerste lid verlengen.

  • 3. Het voorlopig algemeen bestuur onderzoekt de geloofsbrieven van de leden en de plaatsvervangend leden van het nieuw gekozen algemeen bestuur.

  • Hoofdstuk 5 De voorbeereidingscommissie

Artikel 18.

  • 1. Ter voorbereiding van de samenvoeging stellen Gedeputeerde Staten van Gelderland, Gedeputeerde Staten van Overijssel gehoord, een voorbereidingscommissie in. Deze wordt ten minste gevormd door de voorzitter en de leden van de door de besturen van de op te heffen waterschappen ingestelde commissie van voorbereiding.

  • 2. Deze voorbereidingscommissie treedt op tot de datum van aantreden van het voorlopig dagelijks bestuur.

Artikel 19.

  • 1. De voorbereidingscommissie draagt zorg voor de noodzakelijk te verrichten handelingen met betrekking tot de voorbereiding van de belastingverordening, kostentoedelingsverordening en indien nodig, de omslagklassenverordening, bedoeld in onderscheidenlijk de artikelen 110, 119 en 120, vijfde lid van de wet, de heffingsverordening, bedoeld in artikel 17 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en het opstellen van de begroting, bedoeld in artikel 99 van de wet.

  • 2. In de eerste vergadering na de datum van samenvoeging stelt het voorlopig algemeen bestuur de overeenkomstig het eerste lid voorbereide verordeningen en begroting vast.

  • 3. De voorbereidingscommissie draagt er zorg voor dat de met het oog op de instelling van het waterschap nodige handelingen tijdig worden verricht.

Hoofdstuk 6 Rechtspositieregeling van de ambtenaren en het overig personeel

Artikel 20.

Voorafgaand aan de datum van samenvoeging stellen de dagelijks besturen van de op te heffen waterschappen in overleg met vertegenwoordigers van de ambtenarenorganisaties een gelijkluidend sociaal statuut vast.

Artikel 21.

Met ingang van de datum van samenvoeging worden de diensthoofden van de op te heffen waterschappen eervol uit hun functie ontslagen. Artikel 22 is op hen van toepassing.

Artikel 22.

  • 1. Voorzover daarin niet of in onvoldoende mate is voorzien in het sociaal statuut gaan de ambtenaren, in vaste dienst van de op te heffen waterschappen, op de datum van samenvoeging over in dienst van het waterschap in dezelfde schaal, op dezelfde voet en ook overigens in dezelfde rechtstoestand als op de dag, voorafgaande aan die datum voor hen golden.

  • 2. Voor de toepassing van dit artikel worden onder ambtenaren mede begrepen degene die is aangesteld als ambtenaar in tijdelijke dienst dan wel voor de vervulling bij wijze van proef van een functie, vooruitlopende op een aanstelling in vaste dienst of tijdelijke dienst, onverminderd de voor de aanstelling geldende voorwaarden, en degene met wie een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht is afgesloten.

  • 3. De eden en beloften, in verband met hun functie door de in het eerste lid bedoelde ambtenaren afgelegd, worden geacht mede op de dienstvervulling bij het waterschap betrekking te hebben.

Artikel 23.

Tot aan het tijdstip waarop de benoeming van de secretaris, bedoeld in artikel 53 van de wet heeft plaatsgevonden, treedt een van de ambtenaren, bedoeld in de artikelen 21 en 22, als waarnemend secretaris op.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 24.

Al hetgeen voor de datum van samenvoeging reeds in overeenstemming met dit overgangsrecht is verricht, wordt geacht krachtens dit overgangsrecht te zijn verricht.

Artikel 25.

Dit overgangsrecht wordt aangehaald als: Overgangsrecht voor het waterschap Rijn en IJssel.