Regeling vervallen per 01-12-2020

Beleidsregels standplaatsen ambulante handel Papendrecht

Geldend van 26-05-2011 t/m 30-11-2020

Intitulé

Beleidsregels standplaatsen ambulante handel Papendrecht

BELEIDSREGELS STANDPLAATSEN AMBULANTE HANDEL PAPENDRECHT

Artikel I Beleidsregels standplaatsen ambulante handel Papendrecht

1. Inleiding

Het verkopen van goederen zoals bijvoorbeeld bloemen, zuivel, vis en oliebollen vanaf een standplaats in de openbare ruimte is in veel gemeenten een niet meer weg te denken activiteit. Het verlevendigt de stad, voorziet in een behoefte en levert een bijdrage aan het verschaffen van werkgelegenheid. Standplaatsen kunnen echter ook overlast veroorzaken, onveilig verkeersgedrag teweeg brengen of het straatbeeld ontsieren. Onder meer dit gegeven noodzaakt tot het vaststellen van beleidsregels waarmee beoogd wordt aan te geven hoe op gereguleerde wijze gebruik kan worden gemaakt van de openbare ruimte door standplaatshouders. Uitgangspunt bij het vaststellen van de beleidsregels is dat de ambulante handel voldoende mogelijkheden worden geboden om standplaatsen in te nemen op voor de consumenten aantrekkelijke en goed bereikbare locaties. Daarmee wordt ook beoogd een toereikend voorzieningenniveau met ruime keuzemogelijkheden te bieden aan de consumenten.

Op dit moment worden aanvragen om een standplaatsvergunning behandeld op grond van artikel 5.18 van de Algemene plaatselijke verordening (APV). Daarnaast is er, als uitwerking op artikel 5.18.van de APV, de regeling Standplaatsentoewijzing Gemeente Papendrecht, die in 2005 is vastgesteld. Het huidige beleid voldoet echter niet meer op alle punten. Zo is er bijvoorbeeld geen onderscheid in type standplaats gemaakt waardoor regulering op grond hiervan niet mogelijk is.

2. Werkingssfeer

Onder standplaatsen wordt verstaan: de voor publiek toegankelijke en in de open lucht gelegen plaatsen waar met een voertuig, een kraam, een tafel of enig ander middel bedrijfsmatig goederen te koop worden aangeboden, goederen worden verstrekt of diensten worden verleend.

Er wordt onderscheid gemaakt tussen standplaatsen die worden ingenomen:

  • -

    Warenmarkt: Het gemeentelijk beleid met betrekking tot de warenmarkt is geregeld in de Marktverordening. De markt vindt in de gemeente Papendrecht plaats op dinsdag van 8:30 tot 16.00 uur;

  • -

    Vaste standplaats: een standplaats in de zin van een verkooppunt op een terrein dat aan het begin van de toegestane verkoopperiode door de standplaatshouder wordt ingenomen en dat onmiddellijk na de afloop ervan wordt ontruimd. Een vergunning voor een standplaats als deze wordt over het algemeen verleend voor een of meerdere dagen (maximaal twee) per week.

  • -

    Een incidentele standplaats: (beoogd) gebruik gedurende ten hoogste vijf dagdelen per week, met een maximum van twaalf dagdelen per kalenderjaar. De incidentele standplaats wordt binnen de gemeente Papendrecht over het algemeen ingenomen voor één dag.

  • -

    Periodieke/seizoen standplaats: standplaats die slechts gedurende een gedeelte van het jaar ingenomen wordt, bijvoorbeeld de jaarlijkse oliebollenkraam in oktober, november, december en januari.

In alle categorieën betreft het een mobiele standplaats. Dat houdt in dat de standplaats moet worden ontruimd aan het eind van de dag/ het dagdeel. De enige uitzondering op deze regel geldt voor de standplaats voor de verkoop van oliebollen op de locatie centrum. Deze mobiele standplaats blijft gedurende de periode van een aantal maanden, ook buiten verkooptijden, op de locatie staan.

De beleidsregels zijn van toepassing op commerciële en niet-commerciële standplaatsen.

Buiten het toepassingsbereik van deze notitie blijven echter de standplaatsen op de (week)markten (warenmarkt), op incidentele snuffel- en rommelmarkten en standplaatsen tijdens evenementen zoals braderieën en kermissen.

3. Wettelijk kader

Behalve gemeentelijke regelgeving zijn ook andere bepalingen van toepassing op het in gebruik nemen van een standplaats. Daarbij kan worden gedacht aan bepalingen uit de Algemene plaatselijke verordening (openbare orde en veiligheid), Wet milieubeheer (voor standplaatsen die hinder voor de omgeving kunnen veroorzaken zoals bak- en frituurkramen), Wet ruimtelijke ordening (uiterlijk aanzien van de kraam of verkoopwagen), Warenwet (hygiëne van producten), Winkeltijdenwet (de openingstijden van de kraam), Vestigingswet bedrijven (handelskennis, vakbekwaamheid, kredietwaardigheid) en de Grondwet (vrijheid van meningsuiting).

Algemene plaatselijke verordening

Op grond van artikel 5.18 van de Algemene plaatselijke verordening Papendrecht (APV) is het verboden zonder vergunning van het college een standplaats in te nemen of te hebben. De beleidsregels standplaatsen zijn bedoeld als uitwerking van de terzake toepasselijke bepalingen uit de APV.

Wet milieubeheer

In de Wet milieubeheer wordt een regeling getroffen ten aanzien van inrichtingen die hinder of overlast kunnen veroorzaken voor de omgeving. Deze bepalingen gelden ook voor een standplaatshouder, voor zover zijn verkoopplek als ‘inrichting’ kan worden aangemerkt.

De milieuwetgeving is in het bijzonder van belang voor mobiele verkooppunten waar ter plaatse voedsel gebakken en/of gefrituurd wordt. In het kader van de Wet milieubeheer worden eisen gesteld aan vetafscheiding, het voorkomen van stankoverlast en het schoonhouden van de standplaats en de omgeving daarvan. Indien zijn activiteiten onder werkingssfeer van de Wet milieubeheer en bijbehorende besluiten (AMvB’s) vallen, dient de standplaatshouder een melding in te dienen bij de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid. De Omgevingsdienst ZHZ houdt ook toezicht op de naleving van de milieuwetgeving.

Wet ruimtelijke ordening

Een vergunning voor het innemen van een standplaats kan worden geweigerd vanwege strijd met het geldend bestemmingsplan. Indien een vergunning op grond van de APV wordt verleend, blijven de eventuele eisen die in het bestemmingsplan worden gesteld, van kracht.

Een aanvraag voor een standplaatsvergunning mag worden opgevat als een verzoek om vrijstelling van de bestemmingsplanvoorschriften. In een dergelijk geval wordt de aanvraag voor de standplaatsvergunning ook gebruikt voor de vrijstellingsprocedure – het is niet nodig twee afzonderlijke aanvragen in te dienen.

Brandveiligheid

Kramen en verkoopwagens waar ter plaatse gebakken en gefrituurd wordt kunnen branduitbreiding naar andere objecten veroorzaken. Om die reden zijn er eisen om te voorkomen dat een eventuele brand via de buitenlucht overslaat naar een ander object. Uit het oogpunt van brandveiligheidseisen hanteert de brandweer bij standplaatsen waar ter plaatse gebakken en gefrituurd wordt een afstand van vijf meter tot dichtstbijzijnde gebouwen. Indien het een standplaats betreft met een oppervlakte van 8 m² of minder dan kan volstaan worden met een afstand van minimaal drie meter.

Warenwet

De Warenwet richt zich op de deugdelijkheid van levensmiddelen en andere consumentenproducten. ‘Deugdelijk' wil zeggen dat een product de gezondheid of veiligheid van consumenten niet in gevaar mag brengen. Onder de wet vallen niet alleen de producten zelf, maar ook de grondstoffen, de productie, plaatsen waar voedsel wordt bereid en verkooppunten. De Warenwet stelt regels in het belang van volksgezondheid, eerlijkheid in handel en goede voorlichting. De voorschriften die uit de Warenwet voortvloeien gelden naast de voorschriften die door het college gesteld kunnen worden in het kader van de standplaatsvergunning. De Voedsel- en warenautoriteit is belast met het toezicht op de naleving van deze wet.

Winkeltijdenwet

De Winkeltijdenwet regelt een aantal zaken met betrekking tot de openingstijden van winkels en het leveren van goederen aan particulieren. De bepalingen uit de Winkeltijdenwet gelden ook voor de verkoop van goederen vanaf een standplaats. Het toezicht op de naleving van de bepalingen van de Winkeltijdenwet is in handen van de Economische Controledienst.

De Winkeltijdenwet regelt in artikel 2 het volgende:

  • 1.

    Het is verboden een winkel voor het publiek geopend te hebben:

    • a.

      op zondag;

    • b.

      op Nieuwjaarsdag, op Goede Vrijdag na 19 uur, op Tweede Paasdag, op Hemelvaartsdag, op Tweede Pinksterdag, op 24 december na 19 uur, op Eerste Kerstdag en Tweede Kerstdag en op 4 mei na 19 uur;

    • c.

      op werkdagen voor 6 uur en na 22 uur.

  • 2.

    Het is voorts verboden op de in het eerste lid bedoelde dagen en tijden in de uitoefening van een bedrijf, anders dan in een winkel, goederen te koop aan te bieden of te verkopen aan en in rechtstreekse aanraking met particulieren.

Bepaalde vormen van verkoop zijn uitgezonderd van deze verboden. Deze zijn opgenomen in het Vrijstellingenbesluit Winkeltijdenwet. Relevant is artikel 12 (straatverkoop van bepaalde goederen):

De in artikel 2, tweede lid, van de wet vervatte verboden, voor zover deze betrekking hebben op de zondag en de feestdagen, gelden niet ten aanzien van het te koop aanbieden en verkopen van voor directe consumptie geschikte eetwaren en alcoholvrije dranken.

De gemeenteraad kan, indien naar zijn oordeel plaatselijke omstandigheden daartoe aanleiding geven, bij verordening bepalen, dat de in het eerste lid van artikel 12 van het Vrijstellingsbesluit vervatte vrijstelling niet geldt voor de betrokken gemeente of een of meer delen daarvan.

In de gemeente Papendrecht is deze bepaling in artikel 8 van de Winkeltijdenverordening ingevuld:  

Artikel 8 Verbod straatverkoop bepaalde goederen op zon- en feestdagen

Het college van burgemeester en wethouders kan bepalen dat de vrijstelling genoemd in artikel 12 van het Vrijstellingenbesluit Winkeltijdenwet niet geldt voor de gehele gemeente of voor een of meer delen van de gemeente. Een nadere invulling is hieraan niet gegeven.

Vestigingswet bedrijven

Bij de vergunningverlening is de gemeente gebonden aan de bepalingen van de Vestigingswet bedrijven. Bij de afweging of een vergunning voor een standplaats moet worden verleend mogen economische motieven geen rol spelen. Men mag bijvoorbeeld niet het aantal af te geven vergunning limiteren om gevestigde bedrijven tegen concurrentie te vrijwaren. Gezien de ontstaansgeschiedenis gaat deze wet principieel uit van de vrijheid van ondernemingsgewijze productie en distributie. Het ingrijpen van de overheid behoort niet verder te gaan dan het geven van leiding in grote lijnen en het globaal beheersen van het economische proces. Dit houdt in dat de gemeente niet mag sturen in locale concurrentieverhoudingen. Op grond hiervan is bij de beoordeling van standplaatsvergunningen een toetsing op economische overwegingen in het algemeen niet toegestaan.

Het verzorgingsniveau van de consument is een uitzondering op het niet mogen toetsen op economische overwegingen. Op een tweetal manieren kan de aanvraag voor het innemen van een standplaats worden geweigerd wanneer het verzorgingsniveau ter plaatse in gevaar komt.

  • 1.

    De eerste betreft de weigering op grond van een distributie planologisch onderzoek (DPO). In een dergelijk onderzoek wordt bepaald wat de minimale voorzieningen moeten zijn in de gemeente of in een bepaald gedeelte van de gemeente. Indien uit het onderzoek blijkt dat er al voldoende verkooppunten zijn, kan dit een weigeringsgrond voor het innemen van een standplaats zijn. Het bepalende element om niet tot de verstrekking van de vergunning over te gaan, is het verzorgingsniveau van de consument, niet de concurrentiepositie van een gevestigde winkelier, die immers door het vrije marktmechanisme wordt gereguleerd.

  • 2.

    Indien blijkt dat binnen het verzorgingsgebied in een bepaalde branche nog slechts één winkel is gevestigd die door de concurrentie van een standplaatshouder ten onder dreigt te gaan, kan het verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in het gedrang komen. De winkelier dient aan de hand van zijn boekhouding aan te tonen dat de levensvatbaarheid van zijn winkel in het geding is. Op de dagen dat geen standplaats wordt ingenomen is er geen aanbod van deze soort binnen het verzorgingsgebied. In een dergelijk geval kan een aanvraag voor standplaatsvergunning worden geweigerd.

Het motief van de Vestigingswet bedrijven is het waarborgen van een goede bedrijfsuitoefening. In dit verband stelt de wet eisen omtrent handelskennis, vakbekwaamheid en kredietwaardigheid. Deze eisen staan dan ook los van de vergunningsplicht voor het innemen van een standplaats, zoals die in het belang van de openbare orde gevorderd wordt. Voor alle standplaatshouders (met uitzondering niet commerciële incidentele standplaatsen) geldt wel dat ze pas in aanmerking komen voor een standplaatsvergunning op grond van artikel 5.18 van de APV wanneer ze het bewijs van inschrijving van detailhandel hebben overlegd.

Grondwet

Artikel 7 van de Grondwet (vrijheid van meningsuiting) brengt met zich mee dat voor het aanbieden van gedrukte stukken geen vergunningplicht kan worden opgelegd. Indien daarvoor echter een standplaats wordt ingenomen, is daarvoor wel een vergunning vereist.

Gebruik van de openbare weg

Voor het innemen van een standplaats op de openbare weg is een vergunning vereist. In veel gevallen is de gemeente eigenaar of rechthebbende van de openbare weg. Op grond hiervan kan de gemeente van de standplaatshouder een vergoeding bedingen voor het gebruik van het deel van de openbare weg. De grondslag voor deze vergoeding is voor de gemeente Papendrecht vastgelegd in de Verordening gebruik gemeentegrond.

Indien een standplaats wordt ingenomen op een terrein dat niet aan de gemeente in eigendom toebehoort, dient vooraf toestemming te worden verleend door de eigenaar. Op grond van artikel 5.19 APV is het de rechthebbende op een terrein verboden toe te laten dat een standplaats op zijn terrein wordt ingenomen, zonder dat daarvoor door het college een vergunning is verleend.

4. Locaties standplaatsenBlijkens vaste rechtsopvatting is het een gemeentelijke bevoegdheid om locaties in de gemeente aan te wijzen waar een standplaats mag worden ingenomen. Daarnaast is het uit een oogpunt van ruimtelijke ordening, c.q. openbare orde toegestaan, grenzen te stellen aan het totale ruimtebeslag voor de ambulante handel. Hoeveel locaties dat er per gemeente moeten zijn is niet vastgesteld. Bij het bepalen van het aantal locaties is het in elk geval van belang dat:

  • -

    in redelijke mate wordt tegemoet gekomen aan behoeften van de consument;

  • -

    de onttrekking aan de basisbestemming (in oppervlakte uitgedrukt), bijvoorbeeld ‘verkeersdoeleinden’, binnen aanvaardbare grenzen wordt gehouden;

  • -

    feitelijke marktvorming wordt tegengegaan;

  • -

    aan de belangen van de ambulante handel voldoende recht wordt gedaan.

    Voor de vaste standplaatsen en de seizoenstandplaatsen voor de verkoop van bijvoorbeeld oliebollen zijn specifieke locaties aangewezen. Voor de incidentele standplaatsen wordt per aanvraag een locatie aangewezen. Voor alle standplaatsen geldt dat de maximale afmeting van de locatie niet mag worden overschreden. Dat houdt onder andere in dat de dissel of cabine van een verkoopwagen niet de grens van de locatie mag overschrijden.

4.1 Vaste standplaatsen

Op vijf verschillende plaatsen binnen de gemeente zijn standplaatslocaties voor vaste standplaatsen aangewezen. In de bijlage zijn plattegrondjes van de betreffende locaties opgenomen.

Centrum / Markt

Op deze locatie zijn vijf standplaatsen aangewezen. Deze standplaatsen kunnen worden ingenomen op maandag, woensdag, donderdag, vrijdag of zaterdag. De standplaatsen A tot en met C zijn maximaal 20 m2 groot, standplaats D is maximaal 6 m2 groot en standplaats E is maximaal 10 m2 groot. Er is ter plaatse stroomvoorziening aanwezig. De standplaatsen mogen worden ingenomen voor de verkoop van producten uit alle branches. Standplaats D mag alleen worden ingenomen op zaterdag, in verband met de openingstijden van het naastgelegen filiaal. Op standplaats E mag niet worden gebakken of gefrituurd.

Locatie Markt

Centrum / Muilwijckstraat

Op deze locatie is één standplaats aangewezen. De standplaats kan worden ingenomen op maandag tot en met zaterdag. De standplaats is maximaal 30 m2 groot (er is ter plaatse geen stroomvoorziening). De standplaats mag worden ingenomen voor de verkoop van producten uit alle branches.

Locatie Muilwijkstraat

Westpolder / winkelcentrum Westpolder, Gerard Dousingel

Op deze locatie is één standplaats aangewezen. De standplaats kan worden ingenomen op maandag tot en met zaterdag. De standplaats is maximaal 10 m2 groot. Er is ter plaatse een stroomvoorziening aanwezig. De standplaats mag worden ingenomen voor de verkoop van producten uit alle branches.

Locatie Westpolder

Wilgendonk / winkelcentrum Wilgendonk, Espenhof

Op deze locatie is één standplaats aangewezen. De standplaats kan worden ingenomen op maandag tot en met zaterdag. De standplaats is maximaal 10 m2 groot. Er is ter plaatse een stroomvoorziening aanwezig. De standplaats mag worden ingenomen voor de verkoop van producten uit alle branches.

Locatie Wilgendonk

Oostpolder / nabij tijdelijke winkelvoorziening

Op deze locatie zijn twee standplaatsen aangewezen. Deze standplaatsen kunnen worden ingenomen van maandag tot en met zaterdag. De standplaatsen zijn maximaal 20 m2 groot. Er is ter plaatse een stroomvoorziening aanwezig. Standplaats A mag niet worden ingenomen voor de verkoop van ter plaatse gebakken of gefrituurde etenswaren. Standplaats B mag worden ingenomen voor de verkoop van producten uit alle branches.

Locatie Oostpolder

4.2 Periodieke/ Seizoenstandplaatsen

Standplaats voor beperkte, aaneengesloten periode (verkoop oliebollen)

In beginsel is voor de verkoop van seizoensproducten een standplaats voor een beperkte, aaneengesloten periode nodig. Onder seizoensproducten worden in het algemeen begrepen oliebollen, kerstbomen, ijs en haring. Omdat in de praktijk in Papendrecht alleen aanvragen voor de verkoop van oliebollen worden ingediend, wordt in deze beleidsregels alleen een specifieke regeling voor oliebollenverkoop getroffen. Er is geen noodzaak om voor andere seizoensproducten op voorhand een tijdelijke standplaats aan te wijzen.

Op vijf verschillende plaatsen binnen de gemeente zijn standplaatslocaties aangewezen voor de verkoop van oliebollen. De verkoop van oliebollen mag plaatsvinden gedurende 70 dagen in de maanden oktober, november, december en januari.

Centrum

Op deze locatie zijn twee standplaats aangewezen (op de Markt en op de Veerpromenade). Voor de standplaats op de Markt geldt (net als voor de overige standplaatsen op de Markt) dat deze niet kan worden ingenomen op dinsdagen tijdens de weekmarkt.

De standplaats mag worden ingenomen in de periode 1 oktober tot en met 31 januari, op maandag tot en met zaterdag. De standplaats is maximaal 10 m2 groot. Er is ter plaatse geen stroom- en watervoorziening aanwezig.

Westpolder

Op deze locatie is één standplaats aangewezen. De standplaats kan worden ingenomen op maandag tot en met zaterdag. De standplaats is maximaal 10 m2 groot. Er is ter plaatse een stroomvoorziening aanwezig.

Wilgendonk

Op deze locatie is één standplaats aangewezen. De standplaats kan worden ingenomen op maandag tot en met zaterdag. De standplaats is maximaal 10 m2 groot. Er is ter plaatse een stroomvoorziening aanwezig.

Oostpolder

Op deze locatie is één standplaats aangewezen. De standplaats kan worden ingenomen op maandag tot en met zaterdag. De standplaats is maximaal 20 m2 groot. Er is ter plaatse een stroomvoorziening aanwezig.

4.3 Incidentele standplaatsen

Vaste standplaatsen worden veelal op vaste dagdelen door dezelfde standplaatshouders

ingenomen. Er is een voorkeur waarneembaar voor bepaalde dagen. Dit zijn uiteraard dagen/dagdelen die commercieel gezien interessant zijn. Dit leidt ertoe dat op die dagen al snel alle vaste standplaatsen bezet zijn. Om te voorkomen dat op deze manier geen ruimte meer zou overblijven voor standplaatshouders die gedurende een korte periode op die dagen/dagdelen een standplaats willen innemen (bijv. acties verenigingen, extra aanvragen rond feestdagen e.d.) wordt voor incidentele standplaatsen een uitzondering gemaakt. De incidentele standplaatsen kunnen ook buiten de aangewezen locaties standplaats innemen. De locatie wordt per aanvraag getoetst. Daarnaast kan per aangewezen locatie - naast vaste standplaatsen - desgevraagd maximaal één incidentele standplaats beschikbaar worden gesteld.

Naar zijn aard is een incidentele standplaats niet bedoeld voor regelmatig terugkerend gebruik door dezelfde standplaatshouder. Daarom gelden voor incidentele standplaatsen extra beperkingen voor het aantal dagdelen waarvoor vergunning mogelijk is, met name voor degene die daar al eerder in hetzelfde kalenderjaar gebruik van maakte (ten hoogste vijf dagdelen per week, met een maximum van twaalf dagdelen per kalenderjaar). Met de hierboven gestelde regeling wordt voorkomen dat een aanvrager die niet in aanmerking komt voor een vaste standplaats, door herhaalde aanvragen voor een incidentele standplaats, dit alsnog bereikt. Met de aangegeven begrenzing wordt voorkomen dat incidentele standplaatsen door zeer intensief gebruik feitelijk uitgroeien naar vaste standplaatsen.

Niet commerciële standplaatsen

Een van de manieren om direct een breed publiek te bereiken is voor ideële en charitatieve instellingen het aanspreken van mensen en het uitdelen van gedrukte stukken vanuit een standplaats. Jaarlijks wordt een aantal aanvragen hiervoor ingediend die incidenteel van karakter zijn. Hoewel het vaak om meningsuitingen gaat, die beschermd worden door artikel 7 van de Grondwet, is wel een vergunning noodzakelijk voor de inname van de standplaats. Deze vergunning is dus niet vereist vanwege het feit dat gedachte of gevoelens worden geopenbaard, maar vanwege het feit dat een standplaats wordt ingenomen.

Bij wijze van uitzondering op de hoofdregel is de aanvrager bij niet commerciële incidentele standplaatsen niet verplicht bij de aanvraag een kopie van het registratiebewijs van het Hoofdbedrijfschap Detailhandel en een uittreksel van de vestigingsvergunning van de Kamer van koophandel in te dienen.

5. Tijdstippen

De standplaatsvergunning wordt afgegeven per dagdeel. Een standplaats mag maximaal 6 dagdelen per week worden ingenomen door eenzelfde standplaatshouder. In de standplaatsvergunning worden de dagdelen aangegeven, ook als voor een volledige dag vergunning is gevraagd. Onder dagdelen wordt in dit bestek verstaan:

  • -

    ochtend: van 09.00-12.30 uur;

  • -

    middag: van 13.00-18.00 uur;

  • -

    avond: van 18.30-21.00.

Indien aan een vergunninghouder voor op elkaar aansluitende dagdelen vergunning is verleend, dan geldt de vergunning tevens voor de tussen de dagdelen gelegen tijdseenheid. Door de vergunning in dagdelen af te geven is een optimale benutting van de beschikbare standplaatsruimte en daardoor een assortimentsverbreding voor het publiek mogelijk.

De verkoop dient op grond van de Winkeltijdenwet tussen 6.00 uur en 22.00 uur plaats te vinden. Buiten deze tijden is het niet toegestaan de standplaats in te nemen. In Papendrecht wordt een vergunning in beginsel afgegeven voor een tijdsperiode die gelegen is tussen 9.00 en 21.00 uur. Vergunningen worden in beginsel verstrekt van maandag tot en met zaterdag. Op dinsdag worden voor de locatie centrum/ Markt geen standplaatsvergunningen verleend in verband met de weekmarkt.

6. Maximum stelsel

In de jurisprudentie is bepaald dat in het belang van de openbare orde niet een onbeperkt aantal vergunningen behoeft te worden afgegeven. Diverse gemeenten hanteren dan ook het zogenaamde maximum stelsel. Er zijn verschillende soorten maximumstelsels denkbaar. De minst vergaande vorm is een stelsel waarbij de gemeente alleen een maximum aantal locaties waar standplaats kan worden ingenomen aanwijst. In een dergelijk stelsel is het in principe denkbaar dat op alle aangewezen locaties daadwerkelijk en eventueel tegelijkertijd standplaats wordt ingenomen. Een maximum stelsel kan daarnaast ook het maximum aantal af te geven vergunningen per tijdseenheid bepalen. De meest vergaande vorm van het maximum stelsel is een stelsel waarbij naast de locaties en tijdseenheid ook de branches worden geregeld. Een dergelijke maximum aantal vergunningen wordt slechts door de rechter toegelaten indien het aantal aanvragen per branche het totaal te vergeven vergunningen overtreft.

Voorgesteld wordt om in Papendrecht een maximumstelsel te (blijven) hanteren naar aantal locaties, het aantal standplaatsen op de locatie en de branche. Per locatie worden twee vergunningen per branche per week verleend. Daarnaast is er een maximum aan het aantal in te nemen dagdelen per locatie door een standplaatshouder. Dit maximum is vier. Dit wordt ingegeven door het feit dat het beleid erop is gericht ambulante handel vanaf een standplaats mogelijk te maken, maar met die beperking dat permanente standplaatsen niet zijn toegestaan. Zo wordt overmatige overlast voor de woonomgeving voorkomen.

Bij de beoordeling van een standplaatsvergunning mag ook het tegen gaan van marktvorming een rol spelen. Blijkens de jurisprudentie kan de gemeente het beleid voeren om te voorkomen dat verzameling van standplaatsen feitelijk als markt gaat fungeren, zonder aan de vereisten daarvoor te voldoen. Om die reden wordt in de gemeente Papendrecht per locatie niet aan meer dan twee standplaatsen tegelijkertijd vergunning afgegeven. Uitzondering hierop vormt de standplaatslocatie in het centrum.

Voor Papendrecht betekent dit dat op maandag, woensdag en donderdag per dag in totaal negen standplaatsen kunnen worden ingenomen door vaste standplaatshouders. Op vrijdag en zaterdag kunnen per dag maximaal elf standplaatsvergunningen worden uitgegeven. In de periode van oktober tot en met januari komen daar nog vijf oliebollenstandplaatsen bij.

7. Wachtlijst en loting

Indien het totaal aantal aanvragen om een standplaatsvergunning het totaal aantal af te geven vergunningen overtreft zal een wachtlijst worden opgesteld. De aanvragen worden dan geregistreerd in volgorde van binnenkomst. De inschrijving op de wachtlijst blijft een jaar geldig. De aanvrager die op de wachtlijst geplaatst is, dient steeds voor 31 december schriftelijk kenbaar te maken of de plaatsing op de wachtlijst gehandhaafd moet blijven. Bij uitblijven van tijdig bericht wordt de plaatsing op de wachtlijst ongedaan gemaakt. Indien een standplaatshouder te kennen geeft zijn standplaats niet meer in te zullen nemen, kan deze vergunning aan de eerste op de wachtlijst toegekend worden. Standplaatshouders voor wie een locatie komt te vervallen komen als eerste in aanmerking voor een standplaats op een andere beschikbare vastgestelde locatie. Daarnaast komen standplaatshouders elders die te kennen hebben gegeven van standplaats te willen veranderen in aanmerking voor een andere vrije locatie. Ook hiervoor geldt de volgorde waarin zij op de wachtlijst zijn ingeschreven. Wanneer geen gegadigde aanwezig zijn kan door middel van een publicatie in het Papendrecht nieuwsblad een oproep worden gedaan. Wanneer meerdere aanvragen voor dezelfde locatie binnen komen zal door middel van loting worden bepaald wie in aanmerking komt. Op vijf verschillende plaatsen binnen de gemeente zijn standplaatslocaties aangewezen voor de verkoop van oliebollen. De verkoop van oliebollen mag plaatsvinden gedurende de periode van 1 oktober tot en met 31 januari. Vergunningaanvragen dienen te worden ingediend vóór 1 februari. Indien meerdere aanvragen per locatie worden ingediend, vindt in de laatste week van februari een loting plaats. Een vergunning wordt verleend voor onbepaalde tijd.

8. Verzekering

Standplaatshouders dienen W.A. verzekerd te zijn. Tot op heden is er geen beleid omtrent het verzekeren van de standplaatshouders. Toch is het in het kader van de bescherming van de burgers die de standkraam bezoeken en betrokken raken bij een ‘ongeval’ (in relatie tot de kraam) afhankelijk zijn van de uitbetaling door de standplaatshouder, zinvol een verzekeringsplicht op te leggen.

9. Aanvraag

Formulier en gegevens

Voor het verkrijgen van een standplaatsvergunning moet een aanvraag worden ingediend. Daarvoor moet gebruik gemaakt worden van het aanvraagformulier, dat ook digitaal beschikbaar is via de website van de gemeente.

Tegelijk met de aanvraag moet de aanvrager de volgende gegevens overleggen:

  • -

    kopie van de W.A verzekeringspolis;

  • -

    een kopie van het geldig identiteitsbewijs;

-een kopie van het registratiebewijs van het Hoofdbedrijfschap Detailhandel;

-een uittreksel van de vestigingsvergunning van de Kamer van koophandel;

-een situatieschets van de standplaatslocatie, waaruit blijkt hoe de locatie zal worden ingericht;

-een of meer foto’s van de verkoopwagen, indien van toepassing;

  • -

    ingeval voor het innemen van de standplaats grond in particulier eigendom gebruikt wordt, een schriftelijke toestemming van de eigenaar van de grond.

    Termijn van indienen

    De termijn waarop de aanvraag voor een standplaatsvergunning moet worden ingediend verschilt per categorie.

  • -

    Vaste standplaats: uiterlijk zes weken en maximaal dertien weken vóór de datum waarop de aanvrager voornemens is de standplaats in te nemen. Indien de standplaats reeds is vergund, wordt de (nieuwe) aanvrager op de wachtlijst geplaatst. De aanvrager die op de wachtlijst geplaatst is, dient steeds voor 31 december schriftelijk kenbaar te maken of de plaatsing op de wachtlijst gehandhaafd moet blijven.

  • -

    Een incidentele standplaats: uiterlijk zes weken en maximaal dertien weken vóór de datum waarop de aanvrager voornemens is de standplaats in te nemen. Voor steeds terugkerende standplaatsen, zoals bv. autoruitreparaties/ graveren indienen voor 1 oktober. Ingeval meerdere aanvragen voor eenzelfde locatie worden ingediend, vindt vóór 31 oktober een loting plaats.

  • -

    Periodieke/seizoen standplaats: afhankelijk van het product. Oliebollenstandplaats aanvragen indienen voor 1 februari. Ingeval meerdere aanvragen voor eenzelfde locatie worden ingediend, vindt in de laatste week van februari een loting plaats.

    Standplaatsvergunningen worden alleen verleend aan natuurlijke personen en in geval van een handelsfirma in combinatie met de rechtspersoon. Door toevoeging van rechtspersonen wordt ondervangen dat een handelsfirma, waarin meerdere personen participeren, meerdere standplaatsvergunningen kan krijgen doordat iedere participant zelfstandig een vergunning aanvraagt. De standplaatsvergunning is (rechts)persoonsgebonden, hetgeen inhoudt dat de vergunning niet overdraagbaar is. De vergunninghouder is verplicht tot het daadwerkelijk benutten van de vergunning c.q. het daadwerkelijk innemen van de standplaats. De standplaats kan niet worden ingenomen door een ander dan de vergunninghouder. Voor het innemen van een standplaats dient, naast een (publiekrechtelijke)vergunning, voor het gebruik van gemeentelijk eigendom (grond) een huurovereenkomst met de gemeente te worden aangegaan.

10. Weigeringsgronden

Weigeringsgronden artikel 5.18 APV

Naast de generieke weigeringsgronden zoals die opgenomen zijn in artikel 1.8 Algemene plaatselijke verordening en die van toepassing zijn op alle vergunningstelsels van de APV, zijn in artikel 5.18 van de APV de specifieke weigeringsgronden opgenomen. Hierna volgt een korte toelichting op de afzonderlijke weigeringsgronden.

Openbare orde

Uit jurisprudentie blijkt dat een beperking van het aantal te verstrekken vergunningen is toegestaan in het belang van de openbare orde. Het belang van de openbare orde wordt veelal tezamen met het criterium voorkomen/beperken van overlast en de verkeersveiligheid beoordeeld.

Voorkomen of beperken van overlast

Meerdere standplaatsen op dezelfde locatie kunnen tot overlast leiden. Het voorkomen of beperken van overlast is een van de argumenten om de standplaatslocaties te verspreiden over de gemeente en om het innemen van de standplaatsen evenwichtig te verspreiden over de week.

Uiterlijk aanzien van de omgeving (redelijke eisen van welstand)De weigeringsgrond kan worden gehanteerd indien een of meer standplaatsen worden ingenomen op een zodanige plaats dat het straatbeeld ernstig verstoord wordt. Met deze weigeringsgrond kan niet alleen verkapte marktvorming worden tegengegaan, ook wordt daarmee het aanzien van monumentale gebouwen of stedenbouwkundige ensembles gewaarborgd. Het college bepaalt zelfstandig de invulling van deze weigeringsgrond, al dan niet gesteund met een advies van de Welstandscommissie.

Verkeersvrijheid of -veiligheid

Standplaatsen hebben in de praktijk een verkeersaantrekkend karakter. Daardoor kunnen ongewenste oversteekbewegingen van voetgangers ontstaan, kunnen looproutes geblokkeerd worden en kan ontoelaatbaar rijwielverkeer in voetgangersgebieden ontstaan. Een standplaats kan teveel parkeervakken in beslag nemen en de mogelijkheid van overlast voor geparkeerde auto’s bestaat. Het is dus in het belang van de verkeersveiligheid niet mogelijk overal een standplaats in te nemen. Handhaving van de parkeerplaatsen, bereikbaarheid, doorstroming en de mogelijkheid van bevoorrading zijn aspecten die worden meegewogen bij de beoordeling van een aanvraag.

Redelijk verzorgingsniveau, maximumstelsel

Het reguleren van de concurrentieverhoudingen behoort niet tot de huishoudelijke belangen van de gemeente. Dat betekent dat de gemeente een standplaatsvergunning niet kan weigeren op basis van het aantal gevestigde verkooppunten ofwel de concurrentiepositie van de gevestigde winkelier.

Door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State wordt hierop slechts één uitzondering toegestaan, namelijk wanneer het voorzieningenniveau voor de consument in een deel van de gemeente in gevaar komt. Wil de gemeente op basis hiervan een vergunning weigeren dan moet worden aangetoond, mede aan de hand van de boekhouding van de plaatselijke winkelier, dat het voortbestaan van de winkel in gevaar komt indien vanaf een standplaats dezelfde goederen worden aangeboden.

De Afdeling heeft bepaald dat het in het belang van de openbare orde kan zijn om het aantal vergunningen aan een maximum te binden. Het aantal vergunningen kan worden beperkt tot een van te voren vastgesteld maximum als de openbare orde in gevaar gebracht wordt.

Bestemmingsplan

Zie hiervoor ook hierboven (uiterlijk aanzien van de gemeente).

Voor het innemen van een vaste standplaats en/of een incidentele standplaats is doorgaans geen bouwvergunning nodig. Wel dient te worden getoetst aan de voorschriften van het betreffende bestemmingsplan. De in de APV opgenomen weigeringgrond ‘strijd met een geldend bestemmingsplan’ biedt de mogelijkheden om paal en perk te stellen aan al te intensief gebruik van een standplaatslocatie waardoor de rustende bestemming zou worden gefrustreerd. Inherent aan openbare bestemmingen als verkeersdoeleinden, parkeerterreinen, voetgangersgebied en centrumdoeleinden is, dat deze grond in beperkte mate ook voor het innemen van standplaatsen bedoeld kan zijn. Bij bestemmingen als detailhandel of winkelgebied is doorgaans geen sprake van strijd met een geldend bestemmingsplan. Weigering van een standplaatsvergunning is in dat geval slechts mogelijk indien niet aan de vereiste overige toetsingscriteria wordt voldaan.

11. Vergunningvoorschriften

Aan een vergunning kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen mogen slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist. De navolgende voorschriften worden in elk geval verbonden aan een standplaatsvergunning:

  • 1.

    De standplaatshouder moet voldoen aan de eisen voor wat betreft het innemen van een standplaats. Daaronder wordt onder andere verstaan de inschrijving bij de Kamer van Koophandel en bij het Hoofdbedrijfschap Detailhandel;

  • 2.

    De verkoop dient op grond van de Winkeltijdenwet tussen 6.00 uur en 22.00 uur plaats te vinden. Buiten deze tijden is het niet toegestaan de standplaats in te nemen. Vergunningen worden in beginsel verstrekt van maandag tot en met zaterdag. Op dinsdag worden voor de locatie centrum/ Markt geen standplaatsvergunningen verleend in verband met de weekmarkt;

  • 3.

    De standplaatshouder moet iedere dag na exploitatie van de standplaats deze volledig ontruimen. De standplaats moet worden ontruimd binnen een uur nadat de verkoop moet zijn beëindigd. Het verkooppunt moet verrijdbaar of verplaatsbaar zijn. De enige uitzondering op het dagelijks ontruimen geldt voor de standplaats voor oliebollenverkoop op de locatie centrum;

  • 4.

    De standplaatshouder moet de standplaats persoonlijk innemen. De vergunning is persoonsgebonden; de standplaatshouder moet het verkooppunt zelf exploiteren onder zijn directe verantwoordelijkheid. De vergunning wordt alleen aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon verleend en is niet overdraagbaar;

  • 5.

    Indien de vergunninghouder van de standplaats niet aanwezig kan zijn, moet hij dit vooraf bij de gemeente melden. Indien vergunninghouder hieraan geen gehoor geeft dan krijgt hij een schriftelijke waarschuwing. Bij de tweede constatering volgt een laatste waarschuwing. De derde maal dat dit geconstateerd wordt, zal worden overgegaan tot intrekking van de vergunning.

  • 6.

    De standplaatshouder is verplicht er zorg voor te dragen dat zijn standplaats steeds een goed verzorgd aanzien biedt. De standplaatshouder moet de standplaats en de onmiddellijke omgeving daarvan tijdens en na het gebruik vrij te houden van afval en verpakkingsmaterialen. Standplaatshouders die eet- en drinkwaren voor consumptie gereed maken, moeten op de locatie afvalbakken plaatsen;

  • 7.

    Indien de standplaatshouder gebruik maakt van (stroom)kabels die over het trottoir moeten liggen, dan moet hij om veiligheidsredenen de kabels afdekken met rubberen matten;

  • 8.

    Eventueel aanwezige brandkranen en andere bluswaterwinplaatsen dienen te worden vrijgehouden voor blusvoertuigen en wel zodanig dat hiervan onbelemmerd gebruik kan worden gemaakt;

  • 9.

    De standplaatsvergunning vervalt indien gedurende een maand na de ingangsdatum van de vergunning geen standplaats wordt ingenomen;

  • 10.

    Eventuele aanwijzingen van de politie, gegeven in het belang van de openbare orde en veiligheid, dienen stipt en onmiddellijk te worden opgevolgd.

12. Geldigheidsduur, intrekking, wijziging en wachtlijst

Geldigheidsduur

Een vergunning voor een vaste standplaats wordt in beginsel voor onbepaalde tijd verleend. Een vergunning voor een periodieke standplaats voor de verkoop van oliebollen wordt verleend voor een periode van drie jaar. Voorheen moest een standplaatshouder zich ieder jaar bij de gemeente melden voor een nieuwe vergunning. Deze maatregelen betekenen een lastenverlichting voor zowel ondernemer als de gemeente. Vergunningen voor incidentele standplaatsen worden verleend voor de duur van de betreffende periode in het betreffende kalenderjaar. Het spreekt voor zich dat een vergunning voor een standplaats voor een dag voor de duur van die dag wordt verleend.

De standplaatsvergunning is (rechts)persoonsgebonden, hetgeen inhoudt dat de vergunning niet overdraagbaar is. Bij wijziging van de natuurlijke en/of rechtspersoon dient een nieuwe vergunning te worden aangevraagd.

Voor het innemen van een standplaats dient, naast een (publiekrechtelijke)vergunning, voor het gebruik van gemeentelijk eigendom (grond) een huurovereenkomst met de gemeente te worden aangegaan.

Intrekking en wijziging

Onverminderd het bepaalde in artikel 1.6 van de Algemene plaatselijke verordening kan de vergunning worden ingetrokken of gewijzigd:

  • -

    indien noodzakelijk ten behoeve van de uitvoering van werkzaamheden door de gemeente en andere gewichtige redenen;

  • -

    ingeval van overlijden van de vergunninghouder.

    Indien huurder nalatig is in het naleven van één of meer van de gestelde voorwaarden zijn burgemeester en wethouders bevoegd de huurovereenkomst met onmiddellijke ingang te doen beëindigen. De huurder wordt hiervan in kennis gesteld door middel van een aangetekende brief met ontvangstbevestiging, deze brief wordt eerst verzonden nadat burgemeester en wethouders tenminste één maand tevoren de huurder op zijn verplichtingen hebben gewezen en de huurder na afloop van de gestelde termijn - naar het oordeel van burgemeester en wethouders - niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan; huuropzegging geschiedt schriftelijk, hierbij dienen partijen een termijn van ten minste één maand in acht te nemen; bij beëindiging van de huurovereenkomst na huuropzegging of na het verstrijken van de bovengenoemde termijn heeft huurder geen recht op schadeloosstelling in welke vorm dan ook;

13. Kosten

De financiële tegenprestatie voor het innemen van een standplaats kan tweeledig zijn, namelijk; kostprijs- of markt georiënteerd. Daarbij kan onderscheid worden gemaakt tussen de behandeling van de vergunningaanvraag (alleen belasting (legesheffing) mogelijk) en een vergoeding voor het gebruik van gemeentegrond, c.q. het onttrekken van de ondergrond van de standplaats aan de openbaarheid (huur of precariorecht). Bij precario heeft de gemeente belasting omdat er gebruik wordt gemaakt van gemeentegrond. Gebruik van grond heeft economische waarde, waarvoor in het algemene economisch verkeer als regel een geldelijke vergoeding wordt bedongen. Daarmee kan ook de financieel ongelijke behandeling ten opzichte van marktkooplieden worden voorkomen. Deze zijn immers een vergoeding verschuldigd - in de vorm van marktgeld - voor het gebruik van een (markt)standplaats. Op dit moment wordt binnen de gemeente Papendrecht geen precario geheven. Wel is een vergoeding verschuldigd op basis van de Verordening gebruik gemeentegrond. Het is daarnaast redelijk de kosten van toezicht, stroomverbruik, onderhoud en andere met het gebruik van de standplaats samenhangende kosten aan de houder van de standplaats in rekening te brengen.

Voor het verkrijgen van een standplaatsvergunning zijn leges verschuldigd (€ 15,85 prijspeil 2011). Daarnaast is een vergoeding verschuldigd op basis van de Tarieven verhuur gemeentegrond 2011. Daarin is opgenomen dat voor het innemen van een door de gemeente aangewezen dan wel gedoogde standplaats voor de verkoop van waren (uitgezonderd het plaatsen of uitstallen daarvan op het aangewezen marktterrein gedurende de marktdag) onderstaande vergoeding verschuldigd is per m2 per:

  • a.

    dag € 1,50

  • b.

    maand € 7,15

  • c.

    kwartaal € 19,40

  • d.

    jaar € 61,20

14. Handhaving

Naast de hiervoor genoemde specifieke instanties zijn met het toezicht op de naleving van de relevante regelgeving in deze belast de toezichthouders die daartoe door het college zijn aangewezen.

15.Overgangssituatie

Ten tijde van de inwerkingtreding van deze beleidsregels geldende vergunningen behouden hun geldigheid gedurende de termijn waarvoor ze zijn afgegeven. Uiteraard zal wel geprobeerd worden langs minnelijke weg hun standplaats, c.q. vergunning al eerder in overeenstemming te brengen met het nieuwe beleid.

Artikel II Intrekking

Het besluit Standplaatsentoewijzing Gemeente Papendrecht 2005 van 1 maart 2005 (in werking getreden op 1 mei 2005) en de Nota oliebollenstandplaatsen 2006 van 3 oktober 2006 (in werking getreden op 19 oktober 2006), gewijzigd op 9 september 2008 worden ingetrokken.

Artikel III Inwerkingtreding en overgangsrecht

De Beleidsregels standplaatsen ambulante handel Papendrecht treden in werking op de dag na bekendmaking ervan.

Artikel IV Citeerartikel

Dit besluit kan worden aangehaald als Beleidsregels standplaatsen ambulante handel Papendrecht.

Invulling locatie Centrum - Markt

Locatie A, 20 m2

  • ·

    vrijdag: brood, koek en banket

  • ·

    zaterdag: zuivelproducten

Locatie B, 20 m2

  • ·

    donderdag: patat en snacks

  • ·

    vrijdag: vis en visproducten

  • ·

    zaterdag: groeten en fruit

Locatie C, 20 m2

·zaterdag: vis en visproducten

Locatie D, 6 m2

·zaterdag: buitenlandse snacks

Locatie E, 10 m2

·…: …

Invulling locatie Centrum - Muilwijkstraat

Locatie 30 m2

·zaterdag: bloemen en planten

Invulling locatie Westpolder - winkelcentrum Westpolder, Gerard Dousingel

Locatie 10 m2

  • ·

    vrijdag: buitenlandse snacks (Vietnamese loempia’s)

  • ·

    zaterdag: buitenlandse snacks (Vietnamese loempia’s)

Invulling locatie Wilgendonk - winkelcentrum Wilgendonk, Espenhof

Locatie 10 m2

·zaterdag: buitenlandse snacks (Vietnamese loempia’s)

Invulling locatie Oostkil - nabij tijdelijke winkelvoorziening

Locatie A, 20 m2

·geen vergunninghouder

Locatie B, 20 m2

  • ·

    dinsdag: vis en visproducten

  • ·

    donderdag: vis en visproducten

Locatie C, 20 m2

·geen vergunninghouder