Regeling vervallen per 01-01-2022

Algemene subsidieverordening voor de gemeente Purmerend 2014

Geldend van 07-05-2014 t/m 31-12-2021

Intitulé

Algemene subsidieverordening voor de gemeente Purmerend 2014

De raad van de gemeente Purmerend;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 20 maart 2014, nr. 1104516;

gelet op titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

overwegende dat:

- de sinds 1 januari 2014 bestaande ambtelijke samenwerking tussen de gemeenten Purmerend en Beemster  aanleiding is geweest om kritisch te kijken naar de Purmerendse subsidieverordening;

- dit geresulteerd heeft in een aantal wijzigingen die tot doel hebben het Purmerendse subsidieproces te verbeteren;

- er voor de overzichtelijkheid voor gekozen is een geheel geactualiseerde versie 2014 vast te stellen;

B E S L U I T :

1. vast te stellen de Algemene subsidieverordening voor de gemeente Purmerend 2014

HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1:1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • b.

    bijzondere subsidieverordening: verordening waarin voor de daarin vermelde activiteiten aanvullende regels zijn opgenomen;

  • c.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Purmerend;

  • d.

    periodieke subsidie: per boekjaar of boekjaren verstrekte subsidie als bedoeld in artikel 4:58 van de Awb;

  • e.

    projectsubsidie: eenmalig verstrekte subsidie ten behoeve van activiteiten van de aanvrager, niet zijnde een waarderingssubsidie;

  • f.

    waarderingssubsidie: subsidie ten behoeve van activiteiten van de aanvrager als blijk van waardering of aanmoediging.

Artikel 1:2 Reikwijdte verordening

  • 1. Deze verordening is van toepassing op het verstrekken van subsidies voor activiteiten die vallen binnen de in de gemeentelijke begroting opgenomen programma's.

  • 2. Wanneer toepassing is gegeven aan het bepaalde in artikel 4:23, derde lid, onderdeel c Awb is deze verordening eveneens van toepassing.

  • 3. Deze verordening is niet van toepassing op subsidies die worden verstrekt op grond van de Subsidieverordening gemeentelijke monumenten Purmerend 2013, de Verordening Opplussen Purmerend en de Verordening amateurkunst Purmerend 2009.

Artikel 1:3 Ontvanger subsidie

  • 1. Een periodieke subsidie kan worden verstrekt aan rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid die op 1 januari van het gesubsidieerde boekjaar tenminste twee jaar bestaan.

  • 2. Een projectsubsidie en een waarderingssubsidie kunnen worden verstrekt aan een natuurlijke persoon of groep van natuurlijke personen en aan rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid.

Artikel 1:4 Subsidieplafond

  • 1. Het college kan een subsidieplafond vaststellen voor elk van de in artikel 1:2, eerste lid, bedoelde programma's dan wel voor elk van de in die programma's genoemde activiteiten.

  • 2. Het college stelt per subsidieplafond de wijze van verdeling vast.

HOOFDSTUK 2 PERIODIEKE SUBSIDIES

Paragraaf 1 Aanvraag en verlening

Artikel 2:1. Toepasselijkheid afdeling 4.2.8. Awb

Afdeling 4.2.8. van de Awb is van toepassing op periodieke subsidies.

Artikel 2:2 De aanvraag

  • 1. De aanvraag van een periodieke subsidie wordt uiterlijk op 1 juni voor de aanvang van het boekjaar ingediend bij het college.

  • 2. Het college kan op een daartoe strekkend gemotiveerd verzoek gericht op zwaarwegende redenen de termijn bedoeld in het eerste lid verlengen.

  • 3. Voor het indienen van een in het eerste lid bedoelde aanvraag wordt gebruik gemaakt van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 4. Indien voor de eerste maal een periodieke subsidie wordt aangevraagd, gaat de aanvraag, in aanvulling op artikel 4:64 van de Awb en het gestelde in het aanvraagformulier, vergezeld van een uittreksel uit het handelsregister dat niet ouder is dan acht weken.

  • 5. Indien de aangevraagde subsidie minder dan € 100.000 bedraagt, zijn de in artikel 4:64, eerste lid, onderdeel b, van de Awb bedoelde bescheiden dan wel het verslag over de financiële positie, niet voorzien van de accountantsverklaring bedoeld in artikel 4:64, tweede lid, van de Awb.

Artikel 2:3 Beslistermijn

  • 1. Het college beslist op een aanvraag tot subsidieverlening voor aanvang van het boekjaar.

  • 2. Het college kan de beslissing eenmaal voor ten hoogste acht weken verdagen; hiervan doet het vóór afloop van de in het eerste lid vermelde termijn mededeling aan de aanvrager.

Artikel 2:4 Eisen tot verlening en weigeringsgronden

  • 1. De aanvrager dient bij zijn aanvraag aan te tonen dat:

    • a.

      de activiteiten van de aanvrager in ieder geval in overwegende mate gericht zullen zijn op de gemeente of haar ingezetenen dan wel aanwijsbaar ten goede zullen komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

    • b.

      de te verlenen subsidie in voldoende mate zal worden besteed aan de activiteit waarvoor de subsidie is bedoeld;

    • c.

      de subsidie doeltreffend en doelmatig zal worden besteed;

    • d.

      hij geen doelstellingen nastreeft of activiteiten ontplooit die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

    • e.

      hij zonder subsidieverstrekking over onvoldoende gelden, hetzij uit eigen middelen hetzij uit middelen van derden, kan beschikken om de kosten van de activiteit te dekken;

    • f.

      de activiteiten niet uitsluitend of mede tot doel hebben de deelnemers te overtuigen van een politieke, godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuiging;

    • g.

      de activiteiten vallen binnen het door het gemeentebestuur vastgestelde beleid en de doelstellingen van de in de begroting opgenomen programma's.

  • 2. Onverminderd het gestelde in de artikelen 4:25 en 4:35 van de Awb, kan het college de subsidie geheel of gedeeltelijk weigeren, indien:

    • a.

      de aanvrager niet dan wel onvoldoende aantoont dat hij voldoet aan het gestelde in het eerste lid;

    • b.

      er voor soortgelijke activiteiten al subsidie is verleend;

    • c.

      er voor een soortgelijke activiteit door een andere aanvrager een aanvraag is ingediend die op grond van een kwalitatieve beoordeling van beide aanvragen de voorkeur verdient.

  • 3. Het college weigert de subsidie, indien de organisatie van de aanvrager naar het oordeel van het college onvoldoende omvang of onvoldoende draagvlak bezit voor een doeltreffende realisatie van de activiteiten waarvoor subsidie is aangevraagd.

Paragraaf 2 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 2:5 Melding van relevante wijzigingen

  • 1.

    De subsidieontvanger stelt het college zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte van relevante wijzigingen in de financiële situatie.

  • 2.

    De subsidieontvanger stelt het college schriftelijk op de hoogte van een wijziging van de statuten, van een verandering of beëindiging van activiteiten dan wel van een ingrijpende wijziging van de werkzaamheden van de subsidieontvanger binnen vier weken nadat de desbetreffende wijziging zich heeft voorgedaan.

Artikel 2.6 Toestemming als bedoeld in artikel 4:71 Awb

Indien het subsidiebedrag € 25.000 of meer bedraagt behoeft de subsidieontvanger toestemming van het college voor de handelingen bedoeld in artikel 4:71 van de Awb.

Artikel 2.7 Hoogte van contributie of bijdragen en andere verplichtingen

  • 1. Het college kan de subsidieontvanger verplichtingen opleggen ten aanzien van:

    • a.

      de hoogte van de contributie van de leden van de subsidieontvanger;

    • b.

      de hoogte van de tarieven en van de bijdragen van deelnemers aan de gesubsidieerde activiteiten;

    • c.

      de wijze en tijdstippen waarop informatie wordt verstrekt over de gesubsidieerde activiteiten.

  • 2. De subsidieontvanger mag zonder voorafgaand overleg met het college geen beslissingen nemen over het aangaan van risicovolle beleggingen.

  • 3. Het college kan de subsidieontvanger niet doelgebonden verplichtingen als bedoeld in artikel 4:39 van de Awb opleggen die betrekking hebben op de wijze waarop en de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht, zoals de verplichting om:

    • a.

      personeel, vrijwilligers en degenen ten behoeve van wie de activiteiten georganiseerd worden, in de gelegenheid te stellen invloed uit te oefenen op het activiteitenaanbod;

    • b.

      de accommodatie waarin de activiteiten worden uitgevoerd toegankelijk te maken voor gehandicapten.

Paragraaf 3 Vaststelling

Artikel 2:8 De aanvraag

  • 1. De subsidieontvanger dient binnen dertien weken na afloop van het boekjaar een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

  • 2. Het college kan op een daartoe strekkend gemotiveerd verzoek de termijn, bedoeld in het eerste lid, verlengen.

  • 3. Voor het indienen van een in het eerste lid bedoelde aanvraag wordt gebruik gemaakt van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

Artikel 2:9 Eis financieel verslag bij niet-volledige subsidiëring

Indien de subsidieontvanger zijn inkomsten voor meer dan vijftig procent ontleent aan de subsidie is artikel 4:76 van de Awb van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2:10 Accountantsonderzoek

  • 1. De subsidieontvanger aan wie een subsidie van € 100.000,- of meer is verleend, geeft opdracht tot het onderzoek van het financiële verslag als bedoeld in artikel 4:78, eerste lid, van de Awb.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde opdracht aan de accountant kan mede omvatten de opdracht tot onderzoek van de naleving van aan de subsidie verbonden verplichtingen, indien en voor zover de gelden waarmee de subsidie betaald wordt afkomstig zijn uit een specifieke doeluitkering van het rijk.

  • 3. De in artikel 4:78, derde lid, van de Awb genoemde accountantsverklaring moet voldoen aan het door het college vastgestelde controleprotocol subsidies Purmerend. Het controleprotocol subsidies Purmerend wordt als bijlage bij de beschikking tot subsidieverlening opgenomen.

Artikel 2:11 Beslistermijn

  • 1. Het college beslist op een aanvraag tot subsidievaststelling binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Het college kan de beslissing eenmaal voor ten hoogste acht weken verdagen; hiervan doet het vóór afloop van de in het eerste lid vermelde termijn mededeling aan de aanvrager.

Artikel 2:12 Ambtshalve vaststelling

In afwijking van het gestelde in de artikelen 2:8 en 2:11 wordt een subsidie die voor twee of meer boekjaren is verleend jaarlijks voor 1 juli vastgesteld voor dat deel van de subsidie dat betrekking heeft op het voorafgaande boekjaar.

Artikel 2:13 Egalisatiereserve

  • 1. De subsidieontvanger vormt een egalisatiereserve als bedoeld in artikel 4:72 van de Awb.

  • 2.

    • a.

      ls een subsidie voor één boekjaar is verleend, bedraagt de egalisatiereserve niet meer dan 10% van het verleende subsidiebedrag.

    • b.

      Indien egalisatiereserve de onder a. bedoelde 10% overschrijdt, wordt het bedrag waarmee de maximale hoogte van de egalisatiereserve van dat jaar overschreden wordt, op grond van artikel 4:88 van de Awb binnen zes weken na het ontstaan van de overschrijding, terugbetaald aan het college.

  • 3.

    • a.

      Als een subsidie voor meer dan één boekjaar is verleend, bedraagt de egalisatiereserve:

      • niet meer dan 10% van het voor het laatste boekjaar verleende subsidiebedrag;

      • niet meer dan 15% van het voor de overige boekjaren verleende subsidiebedragen.

    • b.

      Indien de egalisatiereserve de onder a. bedoelde 10% respectievelijk 15% overschrijdt, wordt het bedrag waarmee de maximale hoogte van de egalisatiereserve van dat jaar overschreden wordt, op grond van artikel 4:88 van de Awb binnen zes weken na het ontstaan van de overschrijding, terugbetaald aan het college.

  • 4. De subsidieontvanger is ter zake van de egalisatiereserve vergoedingsplichtig naar evenredigheid van de mate waarin de door het college verstrekte subsidie aan de egalisatiereserve heeft bijgedragen indien:

    • a.

      de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd;

    • b.

      de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt geëindigd;

    • c.

      de rechtspersoon die de subsidie ontving wordt ontbonden.

Artikel 2:14 Batig saldo

De subsidieontvanger is, in de in artikel 4:41, tweede lid van de Awb genoemde gevallen, een vergoeding verschuldigd aan het college, gelijk aan de hoogte van de vermogenstoename als gevolg van de door het college verstrekte subsidie, indien, na aftrek van de egalisatiereserve, uit de jaarrekening blijkt dat de door het college verstrekte subsidie heeft geleid tot vermogensvorming.

HOOFDSTUK 3 PROJECTSUBSIDIES

Paragraaf 1 Aanvraag en verlening

Artikel 3:1 De aanvraag

  • 1. Voor het indienen van aanvraag van een projectsubsidie wordt gebruik gemaakt van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2. Bij een aanvraag van een projectsubsidie worden, in aanvulling op het gestelde in het aanvraagformulier, in ieder geval de volgende gegevens verstrekt:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd, met vermelding van de met de activiteiten nagestreefde doelstellingen;

    • b.

      een begroting voor de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd, bestaande uit een overzicht van de geraamde inkomsten en uitgaven;

    • c.

      de jaarrekening van de laatst afgesloten verslagperiode dan wel enig ander geschrift waaruit de financiële situatie van de aanvrager blijkt;

    • d.

      een opgave van bij andere bestuursorganen of organisaties ingediende aanvragen voor subsidie of vergoeding ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvragen;

    • e.

      een overzicht waaruit blijkt dat de aanvrager beschikt over voldoende omvang of draagvlak binnen de gemeente voor de door de aanvrager te verrichten activiteiten;

    • f.

      indien voor de eerste maal een projectsubsidie wordt aangevraagd: een afschrift van de voor de aanvrager geldende statuten alsmede een afschrift van een uittreksel uit het handelsregister dat niet ouder is dan acht weken.

  • 3. Indien de aanvrager een natuurlijke persoon of een groep van natuurlijke personen is, is het tweede lid, onderdelen e en f, niet van toepassing.

  • 4. Indien de gegevens bedoeld in het tweede lid, onderdeel f, reeds in de aan de aanvraag voorafgaande subsidieperiode zijn overgelegd en geen veranderingen hierin zijn opgetreden, is het tweede lid, onderdeel f, niet van toepassing.

Artikel 3:2 Beslistermijn

  • 1.

    • a.

      Het college beslist op een aanvraag tot subsidieverlening binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag.

    • b.

      In afwijking van het gestelde onder a, beslist het college op een aanvraag tot subsidieverlening die minimaal negen maanden, voorafgaand aan het project waarvoor de subsidie is bedoeld, wordt ingediend, uiterlijk zesentwintig weken voorafgaand aan de start van het project.

  • 2. Het college kan de beslissing voor ten hoogste acht weken verdagen; hiervan doet het vóór afloop van de in het eerste lid vermelde termijnen mededeling aan de aanvrager.

Artikel 3:3 Eisen tot verlening en weigeringsgronden

  • 1. De aanvrager dient bij zijn aanvraag aan te tonen dat:

    • a.

      de activiteiten van de aanvrager in ieder geval in overwegende mate gericht zullen zijn op de gemeente of haar ingezetenen dan wel aanwijsbaar ten goede zullen komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

    • b.

      de te verlenen subsidie in voldoende mate zal worden besteed aan de activiteit waarvoor de subsidie is bedoeld;

    • c.

      de subsidie doeltreffend en doelmatig zal worden besteed;

    • d.

      hij geen doelstellingen nastreeft of activiteiten ontplooit die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

    • e.

      hij zonder subsidieverstrekking over onvoldoende gelden, hetzij uit eigen middelen hetzij uit middelen van derden, kan beschikken om de kosten van de activiteit te dekken;

    • f.

      de activiteiten niet uitsluitend of mede tot doel hebben de deelnemers te overtuigen van een politieke, godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuiging;

    • g.

      de activiteiten vallen binnen het door het gemeentebestuur vastgestelde beleid en de doelstellingen van de in de begroting opgenomen programma's.

  • 2. Onverminderd het gestelde in de artikelen 4:25 en 4:35 van de Awb, kan het college de subsidie geheel of gedeeltelijk weigeren, indien:

    • a.

      de aanvrager niet dan wel onvoldoende aantoont dat hij voldoet aan het gestelde in het eerste lid;

    • b.

      er voor soortgelijke activiteiten al subsidie is verleend;

    • c.

      er voor een soortgelijke activiteit door een andere aanvrager een aanvraag is ingediend die op grond van een kwalitatieve beoordeling van beide aanvragen de voorkeur verdient.

  • 3. Het college weigert de subsidie, indien de rechtspersoonlijkheid bezittende organisatie van de aanvrager naar het oordeel van het college onvoldoende omvang of onvoldoende capaciteit bezit, dan wel het college van oordeel is dat het ontbreken van rechtspersoonlijkheid of de rechtsvorm van de organisatie niet geëigend is voor een doeltreffende realisatie van de activiteiten waarvoor subsidie is aangevraagd.

Paragraaf 2 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 3:4 Melding van relevante wijzigingen

  • 1. De subsidieontvanger stelt het college zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte van relevante wijzigingen in de financiële situatie.

  • 2. De subsidieontvanger stelt het college schriftelijk op de hoogte van een wijziging van de statuten, van een verandering of beëindiging van activiteiten dan wel van een ingrijpende wijziging van de werkzaamheden van de subsidieontvanger binnen vier weken nadat de desbetreffende wijziging zich heeft voorgedaan.

Artikel 3:5 Hoogte van contributie of bijdragen en andere verplichtingen

  • 1. Het college kan de subsidieontvanger verplichtingen opleggen met betrekking tot:

    • a.

      de hoogte van de contributie van de leden van de subsidieontvanger;

    • b.

      de hoogte van de tarieven of van de bijdragen van deelnemers aan de gesubsidieerde activiteiten.

  • 2. Het college kan de subsidieontvanger niet doelgebonden verplichtingen als bedoeld in artikel 4:39 van de Awb opleggen die betrekking hebben op de wijze waarop en de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht, zoals de verplichting om:

    • a.

      personeel, vrijwilligers en degenen ten behoeve van wie de activiteiten georganiseerd worden, in de gelegenheid te stellen invloed uit te oefenen op het activiteitenaanbod;

    • b.

      de accommodatie waarin de activiteiten worden uitgevoerd toegankelijk te maken voor gehandicapten.

Paragraaf 3 Vaststelling

Artikel 3:6 De aanvraag

  • 1. De subsidieontvanger dient binnen dertien weken na afloop van de gesubsidieerde activiteit, een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

  • 2. Het college kan op een daartoe strekkend gemotiveerd verzoek de termijn bedoeld in het eerste lid verlengen.

  • 3. Voor het indienen van een in het eerste lid bedoelde aanvraag wordt gebruik gemaakt van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 4. Indien een verplichting op grond van artikel 4:37, eerste lid, onderdeel h, van de Awb is opgelegd, moet de aanvraag voldoen aan het bepaalde in het controleprotocol Purmerend. Het controleprotocol subsidies Purmerend wordt in deze gevallen als bijlage bij de beschikking tot subsidieverlening opgenomen.

Artikel 3:7 Beslistermijn

  • 1. Het college beslist op een aanvraag tot subsidievaststelling binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Het college kan de beslissing eenmaal voor ten hoogste acht weken verdagen; hiervan doet het vóór afloop van de in het eerste lid vermelde termijn mededeling aan de aanvrager.

Artikel 3:8 Batig saldo

De subsidieontvanger is, in de in artikel 4:41, tweede lid, van de Awb genoemde gevallen, een vergoeding verschuldigd aan het college, gelijk aan de hoogte van de vermogenstoename als gevolg van de door het college verstrekte subsidie, indien uit het afleggen van rekening en verantwoording dan wel uit het financiële verslag blijkt dat het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming.

HOOFDSTUK 4 WAARDERINGSSUBSIDIES

Artikel 4:1 De aanvraag

  • 1. Bij een aanvraag van een waarderingssubsidie worden in ieder geval de volgende gegevens verstrekt:

    • a.

      een beschrijving van de te verrichten activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd, met vermelding van de met de activiteiten nagestreefde doelstellingen;

    • b.

      een begroting voor de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd, bestaande uit een overzicht van de geraamde inkomsten en uitgaven;

    • c.

      een opgave van bij andere bestuursorganen of organisaties ingediende aanvragen voor subsidie voor dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvragen.

  • 2. Indien voor de eerste maal een waarderingssubsidie wordt aangevraagd, wordt bij de aanvraag tevens een jaarrekening van de laatst afgesloten verslagperiode verstrekt.

  • 3. Indien subsidie wordt aangevraagd door een natuurlijke persoon is het eerste lid, onderdeel b en het tweede lid niet van toepassing.

Artikel 4:2 Beslistermijn

  • 1.

    • a.

      Het college beslist op een aanvraag tot vaststelling van een waarderingssubsidie binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag.

    • b.

      In afwijking van het gestelde onder a, beslist het college, indien de aanvraag tot vaststelling van een waarderingssubsidie wordt ingediend vóór 1 oktober van het jaar, voorafgaand aan het (eerste) jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd, vóór 1 januari van laatstgenoemd jaar.

  • 2. Het college kan de beslissing voor ten hoogste acht weken verdagen; hiervan doet het vóór afloop van de in het eerste lid vermelde termijnen mededeling aan de aanvrager.

Artikel 4:3 Eisen tot vaststelling en weigeringsgronden

  • 1. De aanvrager dient bij zijn aanvraag aan te tonen dat:

    • a.

      de activiteiten van de aanvrager in ieder geval in overwegende mate gericht zullen zijn op de gemeente of haar ingezetenen dan wel aanwijsbaar ten goede zullen komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

    • b.

      de te verstrekken subsidie in voldoende mate zal worden besteed aan de activiteit waarvoor de subsidie is bedoeld;

    • c.

      hij geen doelstellingen nastreeft of activiteiten ontplooit die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

    • d.

      hij zonder subsidieverstrekking over onvoldoende gelden, hetzij uit eigen middelen hetzij uit middelen van derden, kan beschikken om de kosten van de activiteit te dekken;

    • e.

      de activiteiten niet uitsluitend of mede tot doel hebben de deelnemers te overtuigen van een politieke, godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuiging;

    • f.

      de activiteiten vallen binnen het door het gemeentebestuur vastgestelde beleid en de doelstellingen van de in de begroting opgenomen programma's.

  • 2. Onverminderd het gestelde in de artikelen 4:25 en 4:35 van de Awb, kan het college de subsidie geheel of gedeeltelijk weigeren, indien:

    • a.

      de aanvrager niet dan wel onvoldoende aantoont dat hij voldoet aan het gestelde in het eerste lid;

    • b.

      er voor soortgelijke activiteiten al een waarderingssubsidie is vastgesteld;

    • c.

      er voor een soortgelijke activiteit door een andere aanvrager een aanvraag is ingediend die op grond van een kwalitatieve beoordeling van beide aanvragen de voorkeur verdient.

  • 3. Het college weigert de subsidie, indien de rechtspersoonlijkheid bezittende organisatie van de aanvrager naar het oordeel van het college onvoldoende omvang of onvoldoende capaciteit bezit, dan wel het college van oordeel is dat het ontbreken van rechtspersoonlijkheid of de rechtsvorm van de organisatie niet geëigend is voor een doeltreffende realisatie van de activiteiten waarvoor subsidie is aangevraagd.

Artikel 4:4 Duur van de subsidie

  • 1. Een waarderingssubsidie wordt voor één jaar verstrekt.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan het college, al dan niet op aanvraag, een waarderingssubsidie voor meerdere jaren verstrekken.

HOOFDSTUK 5 VERREKENING

Artikel 5:1 Verrekening subsidiegeldschuld en subsidievordering

Onverminderd het gestelde in artikel 4:57 van de Awb, kan het college een geldschuld, ontstaan op grond van de toepassing van deze verordening, verrekenen met een vordering, voortvloeiend uit de toepassing van deze verordening.

HOOFDSTUK 6 SLOTBEPALINGEN

Artikel 6:1 Onvoorziene omstandigheden

In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, worden door het college de nodige besluiten genomen.

Artikel 6:2 Hardheidsclausule

Het college kan de verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing gelet op het belang dat deze regeling beoogt te beschermen leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 6:3 Overgangsrecht

  • 1.

    • a.

      Een op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening in behandeling zijnde aanvraag om subsidieverlening wordt aangemerkt als een aanvraag om subsidieverlening op grond van deze verordening.

    • b.

      Het gestelde onder a, is van overeenkomstige toepassing op aanvragen om vaststelling van een waarderingssubsidie.

  • 2. Op de behandeling van aanvragen om vaststelling van een periodieke subsidie die is verleend voor boekjaar 2013 dan wel een projectsubsidie die is verleend op grond van de Algemene subsidieverordening Purmerend 2010, blijft het recht dat gold voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening van toepassing.

  • 3. Op de behandeling van een bezwaarschrift tegen een besluit op grond van de Algemene Subsidieverordening Purmerend 2010 dat is bekendgemaakt voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening, blijft het recht zoals het gold voor dat tijdstip van toepassing.

Artikel 6:4 Intrekking Algemene subsidieverordening Purmerend 2010

De Algemene subsidieverordening Purmerend 2010 wordt ingetrokken.

Artikel 6:5 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die waarop zij is bekendgemaakt.

Artikel 6:6 Citeertitel en afkorting

  • 1. Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening Purmerend 2014.

  • 2. Deze verordening kan worden afgekort als: ASP 2014.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering d.d. 24 april 2014

de griffier, J.F. Kamminga
de voorzitter, D. Bijl