Regeling vervallen per 07-05-2014

Algemene subsidieverordening voor de gemeente Purmerend

Geldend van 01-02-2013 t/m 06-05-2014

Intitulé

Algemene subsidieverordening voor de gemeente Purmerend

De raad van de gemeente Purmerend;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 9 december 2009, nr. 09-129;

gelet op titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

overwegende dat:

- sinds de vaststelling, op 20 december 2007, gebleken is dat de Algemene Subsidieverordening Purmerend 2008 op diverse punten aanpassing behoeft;

- aanpassing enerzijds voortvloeit uit het repareren van foutjes en onduidelijkheden en anderzijds voortvloeit uit het oplossen van problemen waar tegenaan gelopen wordt bij de uitvoering van de verordening;

- op 1 juli j.l. de vierde tranche van de Algemene wet bestuursrecht in werking is getreden die aanleiding geeft tot aanpassing van de bepalingen betreffende voorschotverlening en verrekening;

besluit:

vast te stellen de Algemene subsidie verordening voor de gemeente Purmerend

HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1:1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.Awb: 

 Algemene wet bestuursrecht;

b.bijzondere subsidieverordening:

 verordening waarin voor de daarin vermelde activiteiten aanvullende regels zijn opgenomen;

c.college:

 college van burgemeester en wethouders van de gemeente Purmerend;

d.periodieke subsidie:

 per boekjaar of boekjaren verstrekte subsidie als bedoeld in artikel 4:58 van de Awb;

e.projectsubsidie:

 eenmalig verstrekte subsidie ten behoeve van activiteiten van de aanvrager, niet zijnde een waarderingssubsidie;

f.waarderingssubsidie:

 subsidie ten behoeve van activiteiten van de aanvrager als blijk van waardering of aanmoediging.

Artikel 1:2 Reikwijdte verordening

  • 1. Deze verordening is van toepassing op het verstrekken van subsidies voor activiteiten die vallen binnen de in de gemeentelijke begroting opgenomen programma's.

  • 2. Wanneer toepassing is gegeven aan het bepaalde in artikel 4:23, derde lid, onderdeel c Awb is deze verordening eveneens van toepassing.

  • 3. Deze verordening is niet van toepassing op subsidies die worden verstrekt op grond van de Subsidieverordening gemeentelijke monumenten Purmerend 2004, de Verordening Opplussen Purmerend en de Verordening amateurkunst Purmerend 2009.

Artikel 1:3 Ontvanger subsidie

  • 1. Een periodieke subsidie kan worden verstrekt aan privaat- dan wel publiekrechtelijke rechtspersonen.

  • 2. Een projectsubsidie en een waarderingssubsidie kunnen worden verstrekt aan een natuurlijke persoon of groep van natuurlijke personen en aan privaat- en publiekrechtelijke rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid.

Artikel 1:4 Subsidieplafond

  • 1. Het college kan een subsidieplafond vaststellen voor elk van de in artikel 1:2, eerste lid, bedoelde programma's dan wel voor elk van de in die programma's genoemde activiteiten.

  • 2. Het college stelt per subsidieplafond de wijze van verdeling vast.

HOOFDSTUK 2 PERIODIEKE SUBSIDIES

Paragraaf 1 Aanvraag en verlening

Artikel 2:1 Toepasselijkheid afdeling 4.2.8 Awb

Afdeling 4.2.8 van de Awb is van toepassing op periodieke subsidies.

Artikel 2:2 De aanvraag

  • 1. De aanvraag van een periodieke subsidie wordt uiterlijk op 1 mei voor de aanvang van het boekjaar ingediend bij het college.

  • 2. Het college kan op een daartoe strekkend gemotiveerd verzoek gericht op zwaarwegende redenen de termijn bedoeld in het eerste lid verlengen.

  • 3. Voor het indienen van een in het eerste lid bedoelde aanvraag wordt gebruik gemaakt van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 4. Indien voor de eerste maal een periodieke subsidie wordt aangevraagd, gaat de aanvraag, in aanvulling op artikel 4:64 van de Awb en het gestelde in het aanvraagformulier, vergezeld van een uittreksel uit het handelsregister dat niet ouder is dan acht weken.

  • 5. Indien de aangevraagde subsidie minder dan € 100.000 bedraagt, zijn de in artikel 4:64, eerste lid, onderdeel b, van de Awb bedoelde bescheiden dan wel het verslag over de financiële positie, niet voorzien van de accountantsverklaring bedoeld in artikel 4:64, tweede lid, van de Awb.

Artikel 2:3 Beslistermijn

  • 1. Het college beslist op een aanvraag tot subsidieverlening voor aanvang van het boekjaar.

  • 2. Het college kan de beslissing eenmaal voor ten hoogste acht weken verdagen; hiervan doet het vóór afloop van de in het eerste lid vermelde termijn mededeling aan de aanvrager.

Artikel 2:4 Eisen tot verlening en weigeringsgronden

  • 1. De aanvrager dient bij zijn aanvraag aan te tonen dat:

    • a.

      de activiteiten van de aanvrager in ieder geval in overwegende mate gericht zullen zijn op de gemeente of haar ingezetenen dan wel aanwijsbaar ten goede zullen   komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

    • b.

      de te verlenen subsidie in voldoende mate zal worden besteed aan de activiteit  waarvoor de subsidie is bedoeld;

    • c.

      de subsidie doeltreffend en doelmatig zal worden besteed;

    • d.

      hij geen doelstellingen nastreeft of activiteiten ontplooit die in strijd zijn met de wet, het  algemeen belang of de openbare orde;

    • e.

      hij zonder subsidieverstrekking over onvoldoende gelden, hetzij uit eigen middelen hetzij uit middelen van derden, kan beschikken om de kosten van de activiteit te  dekken;

    • f.

      de activiteiten niet uitsluitend of mede tot doel hebben de deelnemers te overtuigen van een politieke, godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuiging;

    • g.

      de activiteiten vallen binnen het door het gemeentebestuur vastgestelde beleid en de doelstellingen van de in de begroting opgenomen programma's.

  • 2. Onverminderd het gestelde in de artikelen 4:25 en 4:35 van de Awb, kan het college  de subsidie geheel of gedeeltelijk weigeren, indien:

    • a.

      de aanvrager niet dan wel onvoldoende aantoont dat hij voldoet aan het gestelde in het eerste lid;

    • b.

      er voor soortgelijke activiteiten al subsidie is verleend;

    • c.

      er voor een soortgelijke activiteit door een andere aanvrager een aanvraag is  ingediend die op grond van een kwalitatieve beoordeling van beide aanvragen de  voorkeur verdient.

  • 3. Het college weigert de subsidie, indien de organisatie van de aanvrager naar het oordeel van het college onvoldoende omvang of onvoldoende draagvlak bezit voor een doeltreffende realisatie van de activiteiten waarvoor subsidie is aangevraagd.

Paragraaf 2 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 2:5 Melding van relevante wijzigingen

  • 1. De subsidieontvanger stelt het college zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte van relevante wijzigingen in de financiële situatie.

  • 2. De subsidieontvanger stelt het college schriftelijk op de hoogte van een wijziging van de statuten, van een verandering of beëindiging van activiteiten dan wel van een ingrijpende wijziging van de werkzaamheden van de subsidieontvanger binnen vier weken nadat de desbetreffende wijziging zich heeft voorgedaan.

Artikel 2:6 Toestemming als bedoeld in artikel 4:71 Awb

Indien het subsidiebedrag € 25.000 of meer bedraagt behoeft de subsidieontvanger toestemming van het college voor de handelingen bedoeld in artikel 4:71 van de Awb.

Artikel 2:7 Hoogte van contributie of bijdragen en andere verplichtingen

  • 1. Het college kan de subsidieontvanger verplichtingen opleggen ten aanzien van:

    • a.

      de hoogte van de contributie van de leden van de subsidieontvanger;

    • b.

      de hoogte van de tarieven en van de bijdragen van deelnemers aan de gesubsidieerde activiteiten;

    • c.

      de wijze en tijdstippen waarop informatie wordt verstrekt over de gesubsidieerde activiteiten.

  • 2. De subsidieontvanger mag zonder voorafgaand overleg met het college geen beslissingen nemen over het aangaan van risicovolle beleggingen.

  • 3. Het college kan de subsidieontvanger niet doelgebonden verplichtingen als bedoeld in artikel 4:39 van de Awb opleggen die betrekking hebben op de wijze waarop en de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht, zoals de verplichting om:

    • a.

      personeel, vrijwilligers en degenen ten behoeve van wie de activiteiten georganiseerd worden, in de gelegenheid te stellen invloed uit te oefenen op het activiteitenaanbod;

    • b.

      de accommodatie waarin de activiteiten worden uitgevoerd toegankelijk te maken voor gehandicapten.

Paragraaf 3 Vaststelling

Artikel 2:8 De aanvraag

  • 1. De subsidieontvanger dient binnen dertien weken na afloop van het boekjaar een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

  • 2. Het college kan op een daartoe strekkend gemotiveerd verzoek de termijn, bedoeld in het eerste lid, verlengen.

  • 3. Voor het indienen van een in het eerste lid bedoelde aanvraag wordt gebruik gemaakt van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

Artikel 2:9 Eis financieel verslag bij niet-volledige subsidiëring

Indien de subsidieontvanger zijn inkomsten voor meer dan vijftig procent ontleent aan de subsidie is artikel 4:76 van de Awb van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2:10 Accountantsonderzoek

  • 1. De subsidieontvanger aan wie een subsidie van € 100.000,- of meer is verleend, geeft  opdracht tot het onderzoek van het financiële verslag als bedoeld in artikel 4:78, eerste  lid, van de Awb.

  • 2. De in artikel 4:78, derde lid, van de Awb genoemde accountantsverklaring moet voldoen  aan het door het college vastgestelde controleprotocol subsidies Purmerend. Het controleprotocol subsidies Purmerend wordt als bijlage bij de beschikking tot subsidieverlening opgenomen.

Artikel 2:11 Beslistermijn

  • 1. Het college beslist op een aanvraag tot subsidievaststelling binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Het college kan de beslissing eenmaal voor ten hoogste acht weken verdagen; hiervan doet het vóór afloop van de in het eerste lid vermelde termijn mededeling aan de aanvrager.

Artikel 2:12 Ambtshalve vaststelling

 In afwijking van het gestelde in de artikelen 2:8 en 2:11 wordt een subsidie die voor twee of meer boekjaren is verleend jaarlijks voor 1 juli vastgesteld voor dat deel van de subsidie dat betrekking heeft op het voorafgaande boekjaar.

Artikel 2:13 Egalisatiereserve

  • 1. De subsidieontvanger vormt een egalisatiereserve als bedoeld in artikel 4:72 van de Awb.

  • 2.

    • a.

      Als een subsidie voor één boekjaar is verleend, bedraagt de egalisatiereserve niet meer dan 10% van het verleende subsidiebedrag.

    • b.

      Indien egalisatiereserve de onder a. bedoelde 10% overschrijdt, wordt het bedrag waarmee de maximale hoogte van de egalisatiereserve van dat jaar overschreden wordt, op grond van artikel 4:88 van de Awb binnen zes weken na het ontstaan van de overschrijding, terugbetaald aan het college.

  • 3.

    • a.

      Als een subsidie voor meer dan één boekjaar is verleend, bedraagt de egalisatiereserve:

      1. niet meer dan 10% van het voor het laatste boekjaar verleende subsidiebedrag;

      2. niet meer dan 15% van het voor de overige boekjaren verleende subsidiebedragen.

    • b.

      Indien de egalisatiereserve de onder a. bedoelde 15% respectievelijk 10% overschrijdt, wordt het bedrag waarmee de maximale hoogte van de egalisatiereserve van dat jaar overschreden wordt, op grond van artikel 4:88 van de Awb binnen zes weken na het ontstaan van de overschrijding, terugbetaald aan het college.

  • 4. De subsidieontvanger is ter zake van de egalisatiereserve vergoedingsplichtig naar evenredigheid van de mate waarin de door het college verstrekte subsidie aan de egalisatiereserve heeft bijgedragen indien:

    • a.

      de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd;

    • b.

      de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt  geëindigd;

    • c.

      de rechtspersoon die de subsidie ontving wordt ontbonden.

Artikel 2:14 Batig saldo

 De subsidieontvanger is, in de in artikel 4:41, tweede lid van de Awb genoemde gevallen, een vergoeding verschuldigd aan het college, gelijk aan de hoogte van de vermogenstoename als gevolg van de door het college verstrekte subsidie, indien, na aftrek van de egalisatiereserve, uit de jaarrekening blijkt dat de door het college verstrekte subsidie heeft geleid tot vermogensvorming.

HOOFDSTUK 3 PROJECTSUBSIDIES

Paragraaf 1 Aanvraag en verlening

Artikel 3:1 De aanvraag

  • 1. Voor het indienen van aanvraag van een projectsubsidie wordt gebruik gemaakt van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2. Bij een aanvraag van een projectsubsidie worden, in aanvulling op het gestelde in het aanvraagformulier, in ieder geval de volgende gegevens verstrekt:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd, met  vermelding van de met de activiteiten nagestreefde doelstellingen;

    • b.

      een begroting voor de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd, bestaande uit een overzicht van de geraamde inkomsten en uitgaven;

    • c.

      de jaarrekening van de laatst afgesloten verslagperiode dan wel enig ander geschrift waaruit de financiële situatie van de aanvrager blijkt;

    • d.

      een opgave van bij andere bestuursorganen of organisaties ingediende aanvragen  voor subsidie of vergoeding ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding  van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvragen;

    • e.

      een overzicht waaruit blijkt dat de aanvrager beschikt over voldoende omvang of draagvlak binnen de gemeente voor de door de aanvrager te verrichten activiteiten;

    • f.

      indien voor de eerste maal een projectsubsidie wordt aangevraagd: een afschrift van de voor de aanvrager geldende statuten alsmede een afschrift van een uittreksel uit het handelsregister dat niet ouder is dan acht weken.;

  • 3. Indien de aanvrager een natuurlijke persoon of een groep van natuurlijke personen is, is het tweede lid, onderdelen  e en f, niet van toepassing.

  • 4. Indien de gegevens bedoeld in het tweede lid, onderdeel f, reeds in de aan de aanvraag voorafgaande subsidieperiode zijn overgelegd en geen veranderingen hierin zijn opgetreden, is het tweede lid, onderdeel f, niet van toepassing.

Artikel 3:2 Beslistermijn

  • 1.

    • a.

      Het college beslist op een aanvraag tot subsidieverlening binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag.

    • b.

      In afwijking van het gestelde onder a, beslist het college op een aanvraag tot subsidieverlening die minimaal negen maanden, voorafgaand aan het project  waarvoor de subsidie is bedoeld, wordt ingediend, uiterlijk zesentwintig weken  voorafgaand aan de start van het project.

  • 2. Het college kan de beslissing voor ten hoogste acht weken verdagen; hiervan doet het vóór afloop van de in het eerste lid vermelde termijnen mededeling aan de aanvrager.

Artikel 3:3 Eisen tot verlening en weigeringsgronden

  • 1. De aanvrager dient bij zijn aanvraag aan te tonen dat:

    • a.

      de activiteiten van de aanvrager in ieder geval in overwegende mate gericht zullen zijn op de gemeente of haar ingezetenen dan wel aanwijsbaar ten goede zullen   komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

    • b.

      de te verlenen subsidie in voldoende mate zal worden besteed aan de activiteit waarvoor de subsidie is bedoeld;

    • c.

      de subsidie doeltreffend en doelmatig zal worden besteed;

    • d.

      hij geen doelstellingen nastreeft of activiteiten ontplooit die in strijd zijn met de wet, het  algemeen belang of de openbare orde;

    • e.

      hij zonder subsidieverstrekking over onvoldoende gelden, hetzij uit eigen middelen hetzij uit middelen van derden, kan beschikken om de kosten van de activiteit te  dekken;

    • f.

      de activiteiten niet uitsluitend of mede tot doel hebben de deelnemers te overtuigen van een politieke, godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuiging;

    • g.

      de activiteiten vallen binnen het door het gemeentebestuur vastgestelde beleid en de doelstellingen van de in de begroting opgenomen programma's.

  • 2. Onverminderd het gestelde in de artikelen 4:25 en 4:35 van de Awb, kan het college de subsidie geheel of gedeeltelijk weigeren, indien:

    • a.

      de aanvrager niet dan wel onvoldoende aantoont dat hij voldoet aan het gestelde in het eerste lid;

    • b.

      er voor soortgelijke activiteiten al subsidie is verleend;

    • c.

      er voor een soortgelijke activiteit door een andere aanvrager een aanvraag is ingediend die op grond van een kwalitatieve beoordeling van beide aanvragen de  voorkeur verdient.

  • 3. Het college weigert de subsidie, indien de rechtspersoonlijkheid bezittende organisatie van de aanvrager naar het oordeel van het college onvoldoende omvang of onvoldoende capaciteit bezit, dan wel het college van oordeel is dat het ontbreken van rechtspersoonlijkheid of de rechtsvorm van de organisatie niet geëigend is voor een doeltreffende realisatie van de activiteiten waarvoor subsidie is aangevraagd.

Paragraaf 2 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 3:4 Melding van relevante wijzigingen

  • 1. De subsidieontvanger stelt het college zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte van relevante wijzigingen in de financiële situatie.

  • 2. De subsidieontvanger stelt het college schriftelijk op de hoogte van een wijziging van de statuten, van een verandering of beëindiging van activiteiten dan wel van een ingrijpende wijziging van de werkzaamheden van de subsidieontvanger binnen vier weken nadat de desbetreffende wijziging zich heeft voorgedaan.

Artikel 3:5 Hoogte van contributie of bijdragen en andere verplichtingen

  • 1. Het college kan de subsidieontvanger verplichtingen opleggen met betrekking tot:

    • a.

      de hoogte van de contributie van de leden van de subsidieontvanger;

    • b.

      de hoogte van de tarieven of van de bijdragen van deelnemers aan de gesubsidieerde activiteiten.

  • 2. Het college kan de subsidieontvanger niet doelgebonden verplichtingen als bedoeld in artikel 4:39 van de Awb opleggen die betrekking hebben op de wijze waarop en de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht, zoals de verplichting om:

    • a.

      personeel, vrijwilligers en degenen ten behoeve van wie de activiteiten georganiseerd worden, in de gelegenheid te stellen invloed uit te oefenen op het activiteitenaanbod;

    • b.

      de accommodatie waarin de activiteiten worden uitgevoerd toegankelijk te maken voor gehandicapten.

Paragraaf 3 Vaststelling

Artikel 3:6 De aanvraag

  • 1. De subsidieontvanger dient binnen dertien weken na afloop van de gesubsidieerde activiteit, een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

  • 2. Het college kan op een daartoe strekkend gemotiveerd verzoek de termijn bedoeld in het eerste lid verlengen.

  • 3. Voor het indienen van een in het eerste lid bedoelde aanvraag wordt gebruik gemaakt van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 4. Indien een verplichting op grond van artikel 4:37, eerste lid, onderdeel h van de Awb is opgelegd, moet de aanvraag voldoen aan het bepaalde in het controleprotocol Purmerend. Het controleprotocol subsidies Purmerend wordt in deze gevallen als bijlage bij de beschikking tot subsidieverlening opgenomen.

Artikel 3:7 Beslistermijn

  • 1. Het college beslist op een aanvraag tot subsidievaststelling binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Het college kan de beslissing eenmaal voor ten hoogste acht weken verdagen; hiervan doet het vóór afloop van de in het eerste lid vermelde termijn mededeling aan de aanvrager.

Artikel 3:8 Batig saldo

 De subsidieontvanger is, in de in artikel 4:41, tweede lid van de Awb genoemde gevallen, een vergoeding verschuldigd aan het college, gelijk aan de hoogte van de vermogenstoename als gevolg van de door het college verstrekte subsidie, indien uit het afleggen van rekening en verantwoording dan wel uit het financiële verslag blijkt dat het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming.

HOOFDSTUK 4 WAARDERINGSSUBSIDIES

Artikel 4:1 De aanvraag

  • 1. Bij een aanvraag van een waarderingssubsidie worden in ieder geval de volgende  gegevens verstrekt:

    • a.

      een beschrijving van de te verrichten activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd, met vermelding van de met de activiteiten nagestreefde doelstellingen;

    • b.

      een begroting voor de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd, bestaande uit een overzicht van de geraamde inkomsten en uitgaven;

    • c.

      een opgave van bij andere bestuursorganen of organisaties ingediende aanvragen  voor subsidie voor dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken met  betrekking tot de beoordeling van die aanvragen.

  • 2. Indien voor de eerste maal een waarderingssubsidie wordt aangevraagd, wordt bij de aanvraag tevens een jaarrekening van de laatst afgesloten verslagperiode verstrekt.

  • 3. Indien subsidie wordt aangevraagd door een natuurlijke persoon is het eerste lid, onderdeel b en het tweede lid niet van toepassing.

Artikel 4:2 Beslistermijn

1.

  • a.

    Het college beslist op een aanvraag tot vaststelling van een waarderingssubsidie  binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag.

  • b.

    In afwijking van het gestelde onder a, beslist het college, indien de aanvraag tot  vaststelling van een waarderingssubsidie wordt ingediend vóór 1 oktober van het jaar,  voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd, vóór 1 januari van  laatstgenoemd jaar.

    • 2.

      Het college kan de beslissing voor ten hoogste acht weken verdagen; hiervan doet het vóór afloop van de in het eerste lid vermelde termijnen mededeling aan de aanvrager.

Artikel 4:3 Eisen tot vaststelling en weigeringsgronden

  • 1. De aanvrager dient bij zijn aanvraag aan te tonen dat:

    • a.

      de activiteiten van de aanvrager in ieder geval in overwegende mate gericht zullen zijn op de gemeente of haar ingezetenen dan wel aanwijsbaar ten goede zullen   komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

    • b.

      de te verstrekken subsidie in voldoende mate zal worden besteed aan de activiteit waarvoor de subsidie is bedoeld;

    • c.

      hij geen doelstellingen nastreeft of activiteiten ontplooit die in strijd zijn met de wet, het  algemeen belang of de openbare orde;

    • d.

      hij zonder subsidieverstrekking over onvoldoende gelden, hetzij uit eigen middelen hetzij uit middelen van derden, kan beschikken om de kosten van de activiteit te  dekken;

    • e.

      de activiteiten niet uitsluitend of mede tot doel hebben de deelnemers te overtuigen van een politieke, godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuiging;

    • f.

      de activiteiten vallen binnen het door het gemeentebestuur vastgestelde beleid en de doelstellingen van de in de begroting opgenomen programma's.

  • 2. Onverminderd het gestelde in de artikelen 4:25 en 4:35 van de Awb, kan het college de subsidie geheel of gedeeltelijk weigeren, indien:

    • a.

      de aanvrager niet dan wel onvoldoende aantoont dat hij voldoet aan het gestelde in het eerste lid;

    • b.

      er voor soortgelijke activiteiten al een waarderingssubsidie is vastgesteld;

    • c.

      er voor een soortgelijke activiteit door een andere aanvrager een aanvraag is ingediend die op grond van een kwalitatieve beoordeling van beide aanvragen de  voorkeur verdient.

  • 3. Het college weigert de subsidie, indien de rechtspersoonlijkheid bezittende organisatie van de aanvrager naar het oordeel van het college onvoldoende omvang of onvoldoende capaciteit bezit, dan wel het college van oordeel is dat het ontbreken van rechtspersoonlijkheid of de rechtsvorm van de organisatie niet geëigend is voor een doeltreffende realisatie van de activiteiten waarvoor subsidie is aangevraagd.

HOOFDSTUK 5 VERREKENING

Artikel 5:1 Verrekening subsidiegeldschuld en subsidievordering

 Onverminderd het gestelde in artikel 4:57 van de Awb, kan het college een geldschuld, ontstaan op grond van de toepassing van deze verordening, verrekenen met een vordering, voortvloeiend uit de toepassing van deze verordening.

HOOFDSTUK 6 SLOTBEPALINGEN

Artikel 6:1 Onvoorziene omstandigheden

 In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, worden door het college de nodige besluiten genomen.

Artikel 6:2 Hardheidsclausule

 Het college kan de verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voorzover toepassing gelet op het belang  dat deze regeling beoogt te beschermen leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 6:3 Overgangsrecht

1.

  • a.

    Een op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening in behandeling zijnde aanvraag om subsidieverlening wordt aangemerkt als een aanvraag om subsidieverlening op grond van deze verordening.

  • b.

    Het gestelde onder a is van overeenkomstige toepassing op aanvragen om vaststelling van een waarderingssubsidie.

    • 2.

      Op de behandeling van aanvragen om vaststelling van een periodieke dan wel een  projectsubsidie die is verleend op grond van de Algemene Subsidieverordening  Purmerend 2008, blijft het recht dat gold voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze  verordening van toepassing.

    • 3.

      Op de behandeling van een bezwaarschrift tegen een besluit op grond van de Algemene Subsidieverordening Purmerend 2008 dat is bekendgemaakt voor het tijdstip van  inwerkingtreding van deze verordening, blijft het recht zoals het gold voor dat tijdstip van  toepassing.

Artikel 6:4 Intrekking Algemene Subsidieverordening Purmerend 2008

De Algemene Subsidieverordening Purmerend 2008 wordt ingetrokken.

Artikel 6:5 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2010.

Artikel 6:6 Citeertitel en afkorting

  • 1. Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening Purmerend  2010.

  • 2. Deze verordening kan worden afgekort als: ASP 2010.

    Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 17 december 2009

    de griffier, J.F. Kamminga

    de voorzitter, D. Bijl

    TOELICHTING ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING PURMEREND 2010 

    Algemeen

    Met de inwerkingtreding van de Algemene Subsidieverordening Purmerend 2008 (ASP 2008) op 1 januari 2008 is een start gemaakt met het efficiënter maken van de subsidieprocessen.

    De afgelopen 2 jaar is ervaring opgedaan met deze verordening. Inmiddels is gebleken dat de verordening op een aantal punten onzuiverheden/onjuistheden bevat en op een aantal punten niet aansluit bij de subsidieverstrekkingspraktijk. Op beide onderwerpen is de verordening nu aangepast; in de artikelsgewijze toelichting zal hier nader op worden ingegaan.

    Naast inhoudelijke aanpassingen heeft de ASP wijzigingen ondergaan op het vlak van de volgorde van behandeling van de soorten subsidies en op het vlak van de hoofdstukindeling.

    Ten opzichte van de ASP 2008 is gekozen voor een andere/logischer volgorde van behandeling van de diverse soorten subsidies; eerst worden de periodieke subsidies behandeld in hoofdstuk 2, daarna de projectsubsidies in hoofdstuk 3 en tenslotte de waarderingssubsidies in hoofdstuk 4.

    In plaats van aparte hoofdstukken voor ieder deelproces binnen het subsidieverstrekkings-traject, is er in de ASP 2010 in het kader van de overzichtelijkheid voor gekozen de hoofdstukken te verbinden aan de soorten subsidies die Purmerend kent; de reeds genoemde periodieke subsidies, projectsubsidies en waarderingssubsidies.

    Op 1 juli 2009 is de vierde tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in werking getreden. Voor zover het de tekst van de ASP 2008 betreft, heeft deze vierde tranche consequenties voor de in hoofdstuk 8 geregelde onderwerpen "voorschotten subsidie" en "betaling en verrekening van subsidie".

    Het onderwerp bevoorschotting is in zijn geheel uit de ASP verdwenen omdat de Awb (artikel 4:95) daarvoor nu rechtstreeks regels stelt. Ditzelfde geldt voor het onderwerp betaling (artikel 4:87 Awb).

    Wat de verrekening betreft, bevat de Awb sinds 1 juli in artikel 4:57 hiervoor standaardregels. Artikel 4:93 Awb bevat in aanvulling op die standaardregels een facultatieve bepaling tot uitbreiding van de verrekeningsmogelijkheden. In de onderhavige verordening wordt van deze uitbreidingsmogelijkheid gebruik gemaakt via het nieuwe artikel 5:1.

    Artikelsgewijs

    Artikel 2:4 Eisen tot verlening en weigeringsgronden (inzake periodieke subsidies) en artikel 3:3 (inzake projectsubsidies) en artikel 4:3 (inzake vaststelling waarderingssubsidies)

    De ASP 2008 kende een beperkt aantal weigeringgronden. Dit werd als een gemis beschouwd. In bovengenoemde artikelen van de ASP 2010 is daarom het aantal weigeringsgronden uitgebreid. De belangrijkste nieuwe weigeringsgronden zijn:

    • -

      de mogelijkheid om een aanvraag te weigeren, wanneer honorering strijd met bestaand beleid zou opleveren;

    • -

      de mogelijkheid om subsidieaanvragen voor soortgelijke activiteiten op grond van kwaliteitscriteria te kunnen beoordelen.

    Artikel 2:8 De aanvraag (tot vaststelling van periodieke subsidies) en artikel 3:6 (tot vaststelling van projectsubsidies)

    Op grond van de ASP 2008 waren subsidieontvangers niet verplicht hun aanvraag voor een subsidievaststelling middels een door het college vastgesteld formulier in te dienen. Ten behoeve van de uniformiteit en de kwaliteit van de beoordeling van deze aanvragen is deze plicht nu in beide bovenstaande artikelen ingebouwd.

    Artikel 2:10 Accountantsonderzoek en onderzoek naleving verplichtingen

    De in dit artikel doorgevoerde wijzigingen zijn met name tekstueel c.q. vormen een verduidelijking van hetgeen artikel 7:3 van de ASP 2008 reeds bedoelde.

    Kortgezegd bepaalt dit artikel dat ontvangers van een subsidie met een bedrag van € 100.000,- of meer verplicht zijn om door een accountant een onderzoek plaats te laten vinden van én het financiële verslag én de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

    Artikel 2:12 Ambtshalve vaststelling

    Periodieke subsidies kunnen voor één boekjaar of voor meerdere boekjaren worden verleend.

    Ten aanzien van subsidies die voor één boekjaar verleend, zijn vindt vaststelling plaats op basis van een aanvraag overeenkomstig de regels zoals opgenomen in de artikelen 2:8 en verder.

    Ook periodieke subsidies die voor meerdere boekjaren zijn verleend worden jaarlijks - gedeeltelijk - vastgesteld. Aan dergelijke subsidies wordt namelijk op grond van artikel 4:67 Awb de verplichting verbonden "tot het periodiek aan het bestuursorgaan verstrekken van de gegevens die voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn." Deze gegevens hoeven daarom niet meer middels een aanvraagformulier van de subsidieontvanger verkregen te worden. De vaststelling van dergelijke subsidies kan dan ook ambtshalve plaatsvinden op grond van de artikelen 4:47 en 4:74 Awb.

    Artikel 2:14 Batig saldo (inzake periodieke subsidies) en artikel 3:8 (inzake projectsubsidies)

    Ten opzichte van de artikelen 4:3 en 7:6 uit de ASP 2008 hebben deze artikelen geen inhoudelijke, maar wel een tekstuele wijziging ondergaan. In plaats van het gestelde in artikel 4:41 Awb in de ASP te herhalen, wordt in bovenstaande artikelen volstaan met een verwijzing naar dit Awb-artikel.

    Artikel 3:1 De aanvraag + artikel 3:2 Beslistermijn (inzake projectsubsidies) en artikel 4:1 + artikel 4:2 (inzake waarderingssubsidies)

    Op grond van de ASP 2008 was het mogelijk op ieder moment in het jaar een aanvraag te doen voor een projectsubsidie of een waarderingssubsidie, waarna direct de beslistermijn van 13 weken begon te lopen. Onder de ASP 2010 wordt voor een andere systematiek gekozen.

    De reden hiervoor is gelegen in het feit dat het nu voorkomt dat burgers of organisaties aanvragen om project- of waarderingssubsidies indienen ver (soms wel een jaar of langer) vóór de datum van aanvang van het project of de gewaardeerde activiteit. Rekening houdend met de fatale beslistermijn van 13 weken wordt vergelijking met soortgelijke projecten/activiteiten dan onmogelijk. Tevens ontstaat de reële kans van het vroegtijdig bereiken van het subsidieplafond.

    Om aan deze problemen tegemoet te komen, wordt er in de ASP 2010 voor gekozen ten aanzien van (te) vroeg ingediende aanvragen geen koppeling meer te maken tussen de ontvangst van de aanvraag en de beslistermijn.

    Ten aanzien van projectsubsidies betekent dit in concreto dat bij (te) vroeg ingediende aanvragen, de aanvrager uiterlijk 13 weken voorafgaand aan de start van zijn project een besluit op zijn aanvraag tegemoet kan zien (behoudens uiteraard de in het tweede lid van het artikel genoemde mogelijkheid tot verdaging).

    Ten aanzien van waarderingssubsidies betekent dit in concreto dat bij (te) vroeg ingediende aanvragen, de aanvrager uiterlijk 31 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor hij een waarderingssubsidie heeft aangevraagd een besluit op zijn aanvraag tegemoet kan zien (uiteraard ook hier behoudens de in het tweede lid van het artikel genoemde mogelijkheid tot verdaging).

    Hoofdstuk 4 Waarderingssubsidies

    Anders dan periodieke subsidies en projectsubsidies, worden waarderingssubsidies direct vastgesteld teneinde de administratieve lasten die met het verstrekken van een waarderingssubsidie gepaard gaan zo laag mogelijk te houden.

    Daar waar bij de ASP 2008 nog onduidelijkheid over het karakter van de waarderingssubsidie bestond, wordt in hoofdstuk 4 duidelijk aangegeven (zie o.a. de artikelen 4:2 en 4:3) dat het hier om directe vaststelling van een subsidie gaat.

    Artikel 4:1 De aanvraag

    Hierboven is reeds ingegaan op de wijzigingen die dit artikel ondergaat als gevolg van de gewijzigde behandeling van (te) vroeg ingediende aanvragen.

    Artikel 4:1 ondergaat ten opzichte van de ASP 2008 echter nóg een wijziging. In het kader van de vermindering van de lastendruk voor burgers en organisaties is er middels dit artikel voor gekozen voor de indiening van een aanvraag van een waarderingssubsidie niet langer een aanvraagformulier verplicht te stellen.

    NB Uiteraard moet de (vormvrije) aanvraag wél de inhoudelijke elementen bevatten die in het eerste lid van dit artikel worden genoemd.

    Artikel 6:3 Overgangsrecht

    Omdat het overgangsrecht uit de ASP 2008 onduidelijkheden bleek te bevatten, is in artikel 6:3 uitgebreider beschreven hoe na de inwerkingtreding van de ASP 2010 omgegaan moet worden met:

    • -

      lopende aanvragen om verlening van een periodieke subsidie/projectsubsidie c.q. lopende aanvragen om vaststelling van een waarderingssubsidie: deze worden beoordeeld en afgehandeld op grond van de nieuwe ASP 2010;

    • -

      aanvragen om vaststelling van op grond van de ASP 2008 verleende periodieke subsidies/projectsubsidies: deze worden beoordeeld en afgehandeld op grond van de ASP 2008;

    • -

      bezwaarschriften tegen een op grond van de ASP 2008 bekendgemaakte beschikking: deze worden beoordeeld en afgehandeld op grond van de ASP 2008.

Inhoudsopgave

HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1:1 Begripsbepalingen

Artikel 1:2 Reikwijdte verordening

Artikel 1:3 Ontvanger subsidie

Artikel 1:4 Subsidieplafond

HOOFDSTUK 2 PERIODIEKE SUBSIDIES

Paragraaf 1 Aanvraag en verlening

Artikel 2:1 Toepasselijkheid afdeling 4.2.8 Awb

Artikel 2:2 De aanvraag

Artikel 2:3 Beslistermijn

Artikel 2:4 Eisen tot verlening en weigeringsgronden

Paragraaf 2 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 2:5 Melding van relevante wijzigingen

Artikel 2:6 Toestemming als bedoeld in artikel 4:71 Awb

Artikel 2:7 Hoogte van contributie of bijdragen en andere verplichtingen

Paragraaf 3 Vaststelling

Artikel 2:8 De aanvraag

Artikel 2:9 Eis financieel verslag bij niet-volledige subsidiëring

Artikel 2:10 Accountantsonderzoek

Artikel 2:11 Beslistermijn

Artikel 2:12 Ambtshalve vaststelling

Artikel 2:13 Egalisatiereserve

Artikel 2:14 Batig saldo

HOOFDSTUK 3 PROJECTSUBSIDIES

Paragraaf 1 Aanvraag en verlening

Artikel 3:1 De aanvraag

Artikel 3:2 Beslistermijn

Artikel 3:3 Eisen tot verlening en weigeringsgronden

Paragraaf 2 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 3:4 Melding van relevante wijzigingen

Artikel 3:5 Hoogte van contributie of bijdragen en andere verplichtingen

Paragraaf 3 Vaststelling

Artikel 3:6 De aanvraag

Artikel 3:7 Beslistermijn

Artikel 3:8 Batig saldo

HOOFDSTUK 4 WAARDERINGSSUBSIDIES

Artikel 4:1 De aanvraag

Artikel 4:2 Beslistermijn

Artikel 4:3 Eisen tot vaststelling en weigeringsgronden

HOOFDSTUK 5 VERREKENING

Artikel 5:1 Verrekening subsidiegeldschuld en subsidievordering

HOOFDSTUK 6 SLOTBEPALINGEN

Artikel 6:1 Onvoorziene omstandigheden

Artikel 6:2 Hardheidsclausule

Artikel 6:3 Overgangsrecht

Artikel 6:4 Intrekking Algemene Subsidieverordening Purmerend 2008

Artikel 6:5 Inwerkingtreding

Artikel 6:6 Citeertitel en afkorting