Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Renkum houdende regels omtrent vergunningsvrij kappen Besluit vergunningsvrij kappen

Geldend van 21-02-2017 t/m heden

Intitulé

Het college van burgemeester en wethouders,

Gelet op de Bomenverordening 2009, wijzigingen 2016

Besluit vergunningsvrij kappen

Dit is het besluit, zoals bedoeld in artikel 2, lid 2 van de Bomenverordening 2009, wijzigingen 2016. Dit besluit bevat criteria omtrent het vellen van houtopstanden waarvoor het vereiste van omgevingsvergunning niet geldt.

Artikel 1 Criteria vergunningsvrij kappen

1)Een vergunning voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid van de Bomenverordening is niet vereist, indien deze activiteiten betrekking hebben op:

  • a)

    Het vellen of doen vellen van een houtopstand met een omtrek van de stam van maximaal 60 centimeter op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de omtrek van de dikste stam.

  • b)

    Het vellen of doen vellen van een houtopstand in het achtererfgebied en het voorerfgebied, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

    • i)

      de afstand van de stam (op 1.3 meter) tot een gevel van een bestaand hoofdgebouw minder is dan 3 meter, of;

    • ii)

      het niet een van de volgende soorten betreft:

      • (1)

        eik (Quercus alle variëteiten)

      • (2)

        beuk (Fagus alle variëteiten)

      • (3)

        esdoorn (Acer alle varieteiten)

      • (4)

        linde (Tillia alle variëteiten)

      • (5)

        grove den (Pinus sylvestris)

      • (6)

        acacia (Robina pseudoacacia)

  • c)

    Het vellen of doen vellen van een houtopstand:

    i)in een beheervlak, zoals bedoeld in het Groenstructuurplan, mits is voldaan aan de eis dat vooraf op enige wijze inspraak is verleend.

  • d)

    Het vellen of doen vellen van de volgende soorten of cultuurvormen:

    • i)

      leiboom, indien de hoogte daarvan minder bedraagt dan 3 meter;

    • ii)

      Amerikaanse vogelkers;

    • iii)

      wegbeplantingen en eenrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, beide voorzover bestaande uit populieren of wilgen, tenzij deze zijn geknot;

    • iv)

      vruchtbomen en windschermen om boomgaarden;

    • v)

      fijnsparren, niet ouder dan twaalf jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;

    • vi)

      kweekgoed.

  • e)

    Het vellen of doen vellen van een houtopstand die aantoonbaar dood is

  • f)

    Het vellen of doen vellen van een houtopstand die naar oordeel van het college direct gevaar oplevert (gevaarzetting), danwel ziek of ernstig aangetast is.

  • g)

    Een houtopstand die aantoonbaar moet worden verwijderd op grond van artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek;

  • h)

    Een houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving van het college, onverminderd het bepaalde in de verordening.

  • i)

    Het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud;

  • j)

    Het periodiek knotten of kandelaberen als noodzakelijke beheermaatregel bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen ter uitvoering van het reguliere onderhoud;

  • k)

    het vellen of doen vellen van een houtopstand die:

    • i)

      deel uitmaakt van een geregistreerde bosbouwonderneming, en;

    • ii)

      niet gelegen is binnen een bebouwde kom, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt en ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are of, in geval van rijbeplanting, gerekend over het totale aantal rijen, niet meer dan 20 bomen omvat.

Artikel 2. Waardevolle bomen

Het gestelde in artikel 1, lid 1, sub a) t/m d) is niet van toepassing op een boom die is aangewezen als waardevolle boom, zoals bedoeld in artikel 12, eerste lid van de Bomenverordening 2009.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 2 februari 2017