Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente Rheden

Geldend van 26-05-2018 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente Rheden

Burgemeester en wethouders van de gemeente Rheden;

gelet op artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht, de artikelen 1.61, eerste lid, 1.65, eerste lid, 1.66 en 1.72, eerste lid Wet kinderopvang;

b e s l u i t :

de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente Rheden vast te stellen.

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1 Begripsbepaling

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    Afwegingsoverzicht/richtlijnen: de bij deze beleidsregels behorende lijst met prioriteiten, dwangsommen en boetes;

  • b.

    Kwaliteitseisen: de kwaliteitseisen die bij of krachtens de Wet kinderopvang (Wko) aan de kinderopvang worden gesteld.

Artikel 2 Toepassing

Deze beleidsregels zijn van toepassing op de handhaving naar aanleiding van overtreding van de bij of krachtens de Wet kinderopvang gestelde regelgeving en aanverwante regelgeving.

Artikel 3 Vormen van handhaven

  • 1.

    Bij het uitvoeren van het handhavingsbeleid heeft het college de volgende mogelijkheden:

    • a.

      aanwijzing;

    • b.

      herstelsanctie;

    • c.

      bestraffende sanctie;

    • d.

      exploitatieverbod;

    • e.

      uitschrijven uit het Landelijk register kinderopvang.

  • 2.

    Een zienswijzeprocedure maakt deel uit van de procedure onder lid 1 onder b en c.

Artikel 4 Hersteltermijnen

Bij het uitvoeren van de herstellende en de bestraffende sanctie heeft het college in beginsel de volgende mogelijkheden:

  • a.

    prioriteit hoog: maximaal 2 weken;

  • b.

    prioriteit gemiddeld: maximaal 2 maanden;

  • c.

    prioriteit laag: maximaal 6 maanden.

Hoofdstuk 2 Herstellend traject

Artikel 5 Herstelsanctie

  • 1.

    Indien gebleken is dat een houder van een kindercentrum, een gastouderbureau, of een voorziening voor gastouderopvang niet voldoet aan één of meer kwaliteitseisen, legt het college in beginsel een aanwijzing op met de in het afwegingsoverzicht genoemde hersteltermijn.

  • 2.

    Als de houder van een kindercentrum, een gastouderbureau, of een voorziening voor gastouderopvang niet voldoet aan één of meer kwaliteitseisen en de aanwijzing niet, of niet voldoende opvolgt, legt het college in beginsel een last onder bestuursdwang of last onder dwangsom ingevolge de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op.

  • 3.

    Als de houder een overtreding herhaalt en als de overtreding zelf daartoe aanleiding geeft, kan het college in plaats van een aanwijzing direct een last onder bestuursdwang of last onder dwangsom ingevolge de Awb opleggen.

Artikel 6 Hoogte last onder dwangsom

  • 1.

    Het college legt voor iedere overtreding de dwangsom op overeenkomstig het in het afwegingsoverzicht bij de betreffende overtreding opgenomen bedrag.

  • 2.

    Voor voorzieningen voor gastouderopvang halveert het college de dwangsom, tenzij het in het afwegingsoverzicht genoemde boetebedrag specifiek en alleen voor een voorziening voor gastouderopvang bedoeld is.

Artikel 7 Verhoging bij recidive

Als een overtreding zich binnen drie jaar na de eerste constatering opnieuw voordoet wordt geen last onder dwangsom opgelegd maar een bestuurlijke boete verhoogd volgens de recidivebepalingen voor boetes.

Artikel 8 Matiging

  • 1.

    Het college kan besluiten om de last onder dwangsom te matigen als blijkt dat het in het afwegingsoverzicht opgenomen normbedrag onevenredig is, indien de belanghebbende aannemelijk maakt dat op grond van:

    • -

      de ernst van de overtreding;

    • -

      de mate van verwijtbaarheid;

    • -

      de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan; of

    • -

      de omstandigheden waarin de overtreder verkeert;

  • .

    een dwangsom volgens deze beleidsregels onevenredig is.

  • 2.

    Van een situatie als bedoeld in het vorige lid kan in beginsel slechts sprake zijn in bijzondere omstandigheden waarin deze beleidsregels niet voorzien.

Hoofdstuk 3 Bestraffend traject

Artikel 9 Bestuurlijke boete

Het college kan een bestuurlijke boete opleggen ingevolge de Awb als de houder:

  • 1.

    voordat een onderzoek als bedoeld in artikel 1.62, eerste lid van de Wko, heeft plaatsgevonden, waaruit blijkt dat de exploitatie redelijkerwijs zal plaatsvinden in overeenstemming met het bepaalde bij of krachtens de paragrafen 2 en 3 van afdeling 3 van de Wko;

  • 2.

    in strijd handelt met lid 1 van artikel 1.47 van de Wko (relevante wijzigingen niet tijdig melden);

  • 3.

    ‘overige overtredingen’ begaat, genoemd in het afwegingsoverzicht met een prioriteit hoog.

Artikel 10 Hoogte bestuurlijke boete

  • 1.

    Het college legt voor iedere overtreding de bestuurlijke boete op overeenkomstig het in het afwegingsoverzicht bij de betreffende overtreding opgenomen bedrag.

  • 2.

    Voor voorzieningen voor gastouderopvang halveert het college het boetebedrag, tenzij het in het afwegingsoverzicht genoemde boetebedrag specifiek en alleen voor een voorziening voor gastouderopvang bedoeld is.

Artikel 11 Verhoging boetebedrag bij recidive

Als een overtreding zich binnen drie jaar na de eerste constatering opnieuw voordoet, verhoogt het college de boete met 50%. Als een overtreding zich binnen drie jaar na de eerste constatering voor een tweede keer of meer voordoet, verhoogt het college de boete met 100%.

Artikel 12 Matiging

  • 1.

    Het college kan besluiten in aanvulling op artikel 5:46 Awb om de bestuurlijke boete te matigen, indien de belanghebbende aannemelijk maakt dat op grond van:

    • -

      de ernst van de overtreding;

    • -

      de mate van verwijtbaarheid;

    • -

      de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan; of

    • -

      de omstandigheden waarin de overtreder verkeert;

  • .

    boeteoplegging volgens deze beleidsregel onevenredig is.

  • 2.

    Geen matiging wordt verleend als een houder de overtreding weigert op te heffen om bedrijfseconomische redenen.

  • 3.

    Van een situatie als bedoeld in het vorige lid kan in beginsel slechts sprake zijn in bijzonder omstandigheden waarin deze beleidsregels niet voorzien.

Hoofdstuk 4 Overige instrumenten

Artikel 13 Exploitatieverbod

Het college besluit tot een exploitatieverbod (in exploitatie te nemen, de exploitatie voort te zetten danwel het onthouden van een uitbreiding):

  • a.

    zolang de houder een bevel of aanwijzing niet opvolgt en het opleggen van een last onder bestuursdwang niet mogelijk is;

  • b.

    als een kindercentrum, gastouderbureau of een voorziening voor gastouderopvang niet of niet langer aan de kwaliteitseisen voldoet.

Artikel 14 Verwijdering uit de registers

Het college besluit tot verwijderen uit de registers:

  • a.

    indien is gebleken dat de houder niet langer de kinderopvangvoorziening exploiteert;

  • b.

    indien uit een GGD-inspectie of anderszins is gebleken dat de houder naar verwachting niet dan wel niet langer voldoet aan de bij en krachtens hoofdstuk 1 afdeling 3, paragrafen 2 en 3 gegeven voorschriften;

  • c.

    indien drie maanden na de registratie de exploitatie van de organisatie voor kinderopvang niet daadwerkelijk is gestart.

Artikel 15 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente Rheden’.

Artikel 16 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking de dag na publicatie onder gelijktijdige intrekking van het handhavings- en sanctiebeleid kinderopvang van 10 april 2017.

Ondertekening

Vastgesteld bij besluit van burgemeester en wethouders d.d. 4 april 2018.

De Steeg, 4 april 2017,

Burgemeester en wethouders voornoemd,

Carol van Eert,

burgemeester.

Hans Kettelerij,

secretaris.

Toelichting op de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente Rheden

Algemeen

Aan kinderopvang, buitenschoolse opvang, gastouderbureau en voorziening van gastouderopvang worden wettelijke kwaliteitseisen gesteld. Deze kwaliteitseisen staan in de Wet kinderopvang (Wko) en in enkele daarop gebaseerde algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen. De Wko bepaalt dat gemeenten in dit kader een toezicht- en handhavingstaak hebben.

Advies van de Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden (hierna: VGGM)

De VGGM voert het toezicht uit en de gemeente Rheden is verantwoordelijk voor de handhaving.

De gemeente en de VGGM werken daarbij samen aan kwalitatief goede kinderopvang.

De VGGM adviseert het college (de gemeente) naar aanleiding van deze inspecties over de te handhaven voorschriften.

De VGGM:

  • -

    voert het toezicht risicogestuurd uit: minder toezicht waar mogelijk, meer waar nodig;

  • -

    maakt gebruik van overleg aan overreding bij inspectie;

  • -

    maakt gebruik van het herstelaanbod;

  • -

    zet het instrument ‘schriftelijk bevel’ in als dit nodig is;

  • -

    controleert of eerdere overtredingen zijn hersteld;

  • -

    onderzoekt naar aanleiding van signalen en klachten;

  • -

    onderzoekt in het beginsel onaangekondigd.

Wij maken gebruik van de wettelijke mogelijkheden om in een onderzoektraject een herstelaanbod te laten doen door de VGGM.

Het doel van het herstelaanbod is om:

  • a.

    op een niet-formele wijze en zonder gebruikmaking van een handhavingsinstrument de overtreding te herstellen of te beëindigen;

  • b.

    de nalevingsbereidheid te versterken;

  • c.

    wederzijds begrip en dialoog tussen de toezichthouder en de houder te bevorderen.

Indien de tekortkoming niet –tijdig- wordt opgelost of de houder geen gebruik maakt van het herstelaanbod, zal de tekortkoming op de reguliere wijze in het inspectierapport worden opgenomen en volgt een advies tot handhaving.

De handhaving

Als een kinderopvangvoorziening niet aan de kwaliteitseisen voldoet, dan komt handhaving in beeld.

De gemeente hanteert de volgende uitgangspunten:

  • de handhaving is risicogestuurd. Dit betekent:

    • -

      strikte handhaving op de belangrijkste kwaliteitseisen;

    • -

      terughoudendheid bij geringe overtredingen;

    • -

      handhavingshistorie en het aantal overtredingen wegen mee in het kiezen van de maatregel;

  • handhavingsmaatregelen bestaan in beginsel uit herstelsancties en bestraffende sancties;

  • handhaving is maatwerk. Individuele omstandigheden of bijzondere omstandigheden bij de houder kunnen een belangrijke rol spelen bij de besluitvorming en de richtlijnen in dit beleid bieden de mogelijkheid dat zorgvuldig af te wegen;

  • indien er geen of gedeeltelijk herstel plaatsvindt, volgt een nieuwe handhavingsafweging.

    Dit betreft maatwerk en kent geen ‘vast’ verloop;

  • de ernst van een overtreding bepaalt de dosering van een maatregel. Dit komt tot uitdrukking in de hoogte van het bedrag (boete/dwangsom) en de hersteltermijn;

  • bij meerdere overtredingen tegelijk worden maatregelen en hersteltermijn indien mogelijk samengevoegd, vanwege de handhaafbaarheid.

Goede handhaving betekent ook: oog hebben voor de specifieke situatie, gezond verstand gebruiken en praktijkervaring benutten. Niet alle situaties zijn onderling vergelijkbaar en dan kunnen regels en richtlijnen tekort schieten. Goed gemotiveerd maatwerk -weergegeven in het besluit- vullen elkaar aan. Niet alle situaties zijn ‘standaard’.

Handhavingsmaatregelen

Het college maakt gebruik van de volgende handhavingsmaatregelen:

  • -

    de aanwijzing;

  • -

    last onder dwangsom/bestuursdwang;

  • -

    bestuurlijke boete;

  • -

    exploitatieverbod;

  • -

    registeruitschrijving.

Een zienswijzeprocedure maakt deel uit van de procedure zoals bedoeld onder artikel 3 onder b en c.

Hieronder volgt een beschrijving in welke situaties en omstandigheden meestal (of vaak) voor de betreffende maatregel wordt gekozen.

De waarschuwing

  • -

    Een waarschuwing kan worden gegeven bij overtredingen met een laag risico als een aanwijzing als te zwaar middel wordt gezien. In het eerstvolgende reguliere onderzoek wordt het betreffende voorschrift als extra inspectie-item meegenomen.

  • -

    Bij lichte overtredingen, waarbij is geconstateerd dat ze inmiddels zijn opgelost, kiezen wij in eerste instantie voor een waarschuwing.

Zijn er meerdere (kleine) overtredingen of zijn de overtredingen eerder geconstateerd dan volgt een handhavingstraject. Ook wordt er gekeken naar de overtredingen in de laatste drie jaar.

Een waarschuwing is geen besluit met rechtsgevolg. De waarschuwing is in juridische zin geen maatregel.

De aanwijzing

De gemeente geeft in beginsel een aanwijzing bij overtredingen zonder reële herhaalkans. In de aanwijzing wordt aangegeven welke maatregelen de houder moet nemen. De houder krijgt hiervoor een hersteltermijn. De aanwijzing wordt ook gebruikt als door omstandigheden de last onder dwangsom/bestuursdwang een te zwaar middel is. Bij een vast patroon van overtredingen zal geen aanwijzing worden gegeven, maar wordt direct een last onder dwangsom opgelegd.

Last onder dwangsom/bestuursdwang

Als de houder een aanwijzing niet (voldoende) opvolgt of de overtreding herhaalt, dan volgt in beginsel een last en/of een bestuurlijke boete.

Een last onder dwangsom is erop gericht om de overtreding te beëindigen. Met een last onder dwangsom krijgt de houder de plicht opgelegd om een overtreding te herstellen binnen een aangegeven termijn en met de aangegeven te treffen maatregelen. Als de houder binnen de hersteltermijn de overtreding opheft, dan verbeurt de dwangsom niet. Het normbedrag van de dwangsom is zo vastgesteld in deze beleidsregels dat deze bij elke overtreding van de last wordt verhoogd. Tijdig herstel -hersteld houden- betekent dat het verbeuren en dus betalen van de dwangsom voorkomen kan worden. De Algemene wet bestuursrecht geeft regels voor de last onder dwangsom. De daar opgenomen bepalingen en jurisprudentie rond de last zijn van toepassing.

Een last onder dwangsom kan ook ingezet worden om herhaling van de overtreding te voorkomen. Hiermee wordt de houder gestimuleerd om te blijven voldoen aan het voorschrift. Als bij later onderzoek dezelfde overtreding wordt geconstateerd, dan wordt de dwangsom van rechtswege verbeurd. De houder moet dan de dwangsom betalen.

Een opgelegde dwangsom blijft minimaal één jaar in stand. Er zijn meerdere controle-momenten om te zien of de overtreding blijvend opgeheven is. De houder kan de gemeente (het college) altijd verzoeken om de last te beëindigen.

Voor de hoogte van de last zijn in de beleidsregels normbedragen opgesteld. Hierbij wordt onder meer gekeken naar het aantal opvanglocaties dat de houder landelijk heeft en het aantal gastouders dat een gastouderbureau landelijk bemiddelt. De hoogte van de last is hierop afgestemd.

De gemeente legt een last onder dwangsom op bij:

  • -

    het niet ondernemen van actie (bijv. het niet volgen van de aanwijzing);

  • -

    overtredingen van groot belang voor de kwaliteit;

  • -

    niet meewerken aan het onderzoek van de toezichthouder.

Afhankelijk van de situatie kan daar waar het mogelijk is om een last onder dwangsom op te leggen eventueel het handhavingsinstrument last onder bestuursdwang worden ingezet.

De Algemene wet bestuursrecht geeft regels voor de last onder bestuursdwang. De daar opgenomen bepalingen en jurisprudentie rond de last zijn van toepassing.

Bestuurlijke boete

De bestuurlijke boete is een strafmaatregel, die wordt gebruikt als er een overtreding heeft plaatsgevonden. De bestuurlijke boete moet altijd betaald worden. Bij de dwangsom kan het betalen van de boete worden voorkomen door de overtreding tijdig te herstellen. Bij de bestuurlijke boete is dit niet het geval.

De gemeente legt een bestuurlijke boete op bij:

  • -

    het starten van de exploitatie, voordat er een positief advies is;

  • -

    het niet tijdig melden van relevante wijzigingen;

  • -

    ‘overige overtredingen’ genoemd in de richtlijnen.

Aanvullend geldt dat naast een boete de houder de verplichting krijgt opgelegd om de tekortkoming te herstellen. Een bestuurlijke boete zorgt namelijk niet voor het herstel en voorkoming van de overtreding. Een bestuurlijke boete kan verhoogd worden als binnen drie jaar een soortgelijke overtreding wordt geconstateerd.

Voor de hoogte van de boetes zijn normbedragen opgesteld. Hierbij wordt onder meer gekeken naar het aantal opvanglocaties dat de houder landelijk heeft en het aantal gastouders dat een gastouderbureau landelijk bemiddelt. De hoogte van de boete is hierop afgestemd.

Exploitatieverbod

De gemeente legt een exploitatieverbod op als een kinderopvangvoorziening niet of niet langer voldoet aan de kwaliteitseisen. Dit middel zet de gemeente in als er ernstig moet worden betwijfeld dat de houder de macht, de middelen of de motivatie heeft om de overtredingen te herstellen.

En in het uiterste geval als de houder een bevel of aanwijzing niet opvolgt en het toepassen van bestuursdwang niet mogelijk is (bijv. het inzetten van beroepskrachten). Het opleggen van een exploitatieverbod is ook mogelijk bij veel overtredingen ineens, maar ook na langdurige handhaving waarbij verbeteringen uitblijven of onvoldoende zijn en/of waarbij de overtredingen zich in de loop van de tijd opstapelen.

Uitschrijven register (LRKP)

Een voorziening kan uit het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen (LRKP) worden verwijderd:

  • -

    indien is gebleken dat de houder niet langer een kinderopvangvoorziening exploiteert;

  • -

    indien uit de VGGM-inspectie blijkt dat de houder niet langer voldoet aan de Wko;

  • -

    indien na drie maanden na registratie niet met exploitatie van de opvangvoorziening is begonnen.

Ook hier geldt dat naast deze uitschrijving de houder de verplichting krijgt de exploitatie van de desbetreffende kinderopvangvoorziening te staken en gestaakt te houden. Anders duurt de overtreding nog steeds voort.

Publicatie handhavingsbrieven

De gemeente is wettelijk verplicht om de opgelegde sanctie(s) te publiceren. Dit gebeurt in het LRKP op het moment dat het besluit onherroepelijk is en blijft tot 3 jaar na start van publicatie voor eenieder zichtbaar.

Handhavingsafweging

Bij het inzetten van de herstellende lijn kiest de gemeente in beginsel voor een aanwijzing. Als deze niet of onvoldoende wordt opgevolgd volgt de last of een boete.

De hoogtes van de last onder dwangsom en de boetes in de bijlagen zijn mede afgestemd op de volgende overwegingen:

  • -

    de aard en ernst van de overtreding;

  • -

    het aantal overtredingen;

  • -

    de consequenties van de overtreding (de ‘winst’ voor de houder).

Deze overwegingen kunnen ertoe leiden dat de gemeente geen aanwijzing toepast in een herstellende lijn, maar direct een last oplegt.

Voorbeelden van afwegingen zijn:

Wat is de ernst van de overtreding?

Als een overtreding een lage prioriteit heeft met weinig consequenties voor de directe veiligheid en gezondheid, zal de gemeente doorgaans kiezen voor een ‘lichte’ handhavingsactie. Dit betekent: een waarschuwing of een aanwijzing met een langere hersteltermijn. Het omgekeerde geldt voor een hogere prioriteit en herhaalde overtredingen. In het afwegingoverzicht (bijlage) staan de prioriteiten en de hoogte van de bestuurlijke boete per overtreding vermeld. Een grote hoeveelheid van kleine overtredingen tegelijk zegt ook iets over de kwaliteit en kan leiden tot zwaardere handhaving. Dit betekent dat er gemotiveerd afgeweken kan worden.

Wat is de aard van de overtreding?

Hierbij maken wij onderscheid tussen de zwaarte van de overtredingen en het belang van het (blijvende) herstel daarvan.

Hierbij kan gedacht worden aan de dagelijkse inzet van beroepskrachten. Bij een dergelijke overtreding zal in de regel gekozen worden voor het opleggen van een last onder dwangsom in plaats van het geven van een aanwijzing.

Hoeveel overtredingen zijn er?

Bij meerdere overtredingen tegelijk, is de afweging of er nog sprake is van verantwoorde kinderopvang. Het aantal overtredingen is mede bepalend voor de handhavingsroute. Als er geen sprake meer is van verantwoorde kinderopvang kan dit uiteindelijk ook leiden tot een (tijdelijk) exploitatieverbod.

Heeft de overtreding een financieel raakvlak?

Met het inzetten van bijvoorbeeld te weinig personeel heeft een houder een financieel voordeel ten opzichte van houders die zich wel voldoende personeel inzet. Met het opleggen van een boete en/of last onder dwangsom wordt de houder geprikkeld om voortaan voldoende personeel in te zetten.

Betreft het herhaling van een overtreding?

Als zich binnen een tijd van drie jaar een gelijke overtreding voordoet, leidt dit in de regel tot een strengere handhaving. De gemeente geeft dan geen aanwijzing meer maar verhoogt de eerder opgelegde boete of dwangsom door dit instrument opnieuw toe te passen danwel verbeurt de houder een eerder opgelegde last, als deze niet eerder is ingetrokken.

Weging van de belangen

Bestuurlijke handhavingsmiddelen zijn geen harde verplichting. In de Wko is geen uitdrukkelijke handhavingsverplichting opgenomen, maar de jurisprudentie op het gebied van handhaving gaat uit van een zogenaamde ‘beginselplicht tot handhaving’. Dit leidt er toe dat een bestuursorgaan de belangen die voor en tegen de handhaving pleiten tegen elkaar moet afwegen. Bij de belangenafweging heeft het college een beperkte beleidsvrijheid (zie de standaardoverwegingen Afdeling bestuursrechtspraak). Voorbeelden zijn: het uitzicht op legalisatie en als in een concreet geval handhavend optreden onevenredig is in verhouding tot de te dienen belangen zodat van optreden in die situatie moet worden afgezien.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepaling

De kwaliteitseisen waaraan bij of krachtens de Wet kinderopvang voldaan moet worden, staan in de wet- en regelgeving. Een opsomming van de kwaliteitseisen, m.u.v. de ‘overige overtredingen’ (zie het afwegingsoverzicht), is ook terug te vinden in de door de toezichthouder gebruikte modelrapporten.

Artikel 3 Vormen en handhaven

In dit artikel worden de vormen van handhaving benoemd.

  • Een aanwijzing is gericht op herstel waarbij sprake is van overleg met en overreding met een houder.

  • Een herstelsanctie is gericht op herstel van een overtreding en/of voorkoming van herhaling.

  • Een bestraffende sanctie is gericht op bestraffen van een begane overtreding.

Artikel 4 Hersteltermijnen

Afwijking van een hersteltermijn is mogelijk. Het kan korter zijn als dat mogelijk is en daarmee een overtreding redelijkerwijze eerder beëindigd kan worden en langer als van de houder niet redelijkerwijze binnen die termijn kan worden verwacht dat de overtreding zal zijn beëindigd.

Hoofdstuk 2 Herstellend traject

Algemeen

Handhaving is maatwerk en zal in elke situatie apart afgewogen moeten worden. Daardoor zijn niet automatisch alle genoemde stappen onverkort van toepassing op een geconstateerde overtreding. Telkens zal gemotiveerd afgewogen moeten worden of toepassing in dit specifieke geval onder meer proportioneel is.

In een herstellend traject zijn verschillende stappen te onderscheiden.

Waarschuwing

Het college kan overwegen om voor de eerste stap in het herstellende traject (aanwijzing) een schriftelijke waarschuwing te geven. Ook kan overwogen worden eerst op basis van mondelinge overreding de houder te bewegen de overtreding te herstellen. Zowel de waarschuwing als de overreding hebben geen juridische status en betekenen daarom een uitstel van het handhavingstraject.

Aanwijzing (artikel 1.65, eerste lid en, eerste lid van de Wko)

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin zich een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang of een gastouderbureau bevindt dat de bij of krachtens hoofdstuk 1 afdeling 3, paragrafen 2 en 3, gegeven voorschriften (de ‘kwaliteitseisen’) niet of in onvoldoende mate naleeft, geeft de houder een schriftelijke aanwijzing. De houder wordt daarvoor gehoord en omstandigheden zijn onderdeel van de motivering tot de aanwijzing. In de aanwijzing wordt opgenomen welke last er opgelegd wordt als het gebrek niet binnen de gestelde termijn wordt hersteld. Ook wordt opgenomen of er redenen zijn om af te wijken van deze beleidsregel op grond van artikel 4:84 Awb.

In een aanwijzing wordt met redenen omkleed aangegeven op welke punten de bedoelde voorschriften niet of in onvoldoende mate worden nageleefd. Ook wordt aangegeven welke maatregelen door de houder binnen de gestelde termijn genomen dienen te worden. De duur van de hersteltermijn is afhankelijk van de prioriteit die is toegekend aan de kwaliteitseis, zoals afgeleid kan worden uit het afwegingsoverzicht dat als bijlage is opgenomen. In bijzondere gevallen kan gemotiveerd van de termijn worden afgeweken.

In geval van een overtreding met de prioriteit hoog, zal de hersteltermijn maximaal 14 dagen bedragen. Is er sprake van een overtreding met een gemiddelde of lage prioriteit, dan bedraagt de hersteltermijn maximaal respectievelijk 2 of 6 maanden.

Na het verstrijken van de hersteltermijn dient de overtreding beëindigd te zijn. Ter controle hiervan kan de handhaver schriftelijke bewijsstukken opvragen, dan wel opdracht geven voor een herinspectie. Is de overtreding niet beëindigd, dan kan het college de last inzetten.

Last onder dwangsom of last onder bestuursdwang

De algemene bestuursdwangbevoegdheid is neergelegd in artikel 125 van de Gemeentewet.

In gevallen waarin het bestuursorgaan de mogelijkheid heeft om zelf de overtreding te beëindigen (op kosten van de overtreder) kan een last onder bestuursdwang opgelegd worden.

De bevoegdheid tot het opleggen van een last onder dwangsom is een van de bestuursdwangbevoegdheid afgeleide bevoegdheid; neergelegd in artikel 5:32 Awb.

Een last onder dwangsom wordt opgelegd met als doel herstel van de overtreding en/of voorkoming van herhaling van de overtreding.

Het college kan een last onder dwangsom meerdere keren opleggen. Indien een eerste last onder dwangsom geen resultaat heeft gehad, kan worden overwogen een nieuwe, hogere last onder dwangsom op te leggen. Dit vereist dan wel een nieuw besluit. Ook kan besloten worden een volgende stap in het herstellende traject te zetten met een boete.

Het college kan de last onder dwangsom ook preventief opleggen. Van een preventieve last is sprake als de last wordt opgelegd voordat enige overtreding heeft plaatsgevonden. Hiervoor geldt dat het gevaar van de overtreding klaarblijkelijk dreigt, dat wil zeggen dat de overtreding zich met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal voordoen.

Aan een dwangsom of bestuursdwang gaat een zienswijzeprocedure vooraf op basis van een voorgenomen besluit conform de eisen van de Awb.

Artikel 5 Herstelsanctie

Het opleggen van een bestuurlijke boete is een bevoegdheid van het college. Dit betekent dat het college in beginsel een dwangsom of bestuursdwang oplegt als de kwaliteitseisen waaraan bij of krachtens de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen niet of in onvoldoende mate worden nageleefd, of bij overtreding van een norm zoals genoemd in het afwegingsoverzicht onder ‘overige overtredingen’, maar daartoe niet verplicht is.

Artikel 6 Hoogte last onder dwangsom

Eerste lid

In de Wet kinderopvang is het maximaal op te leggen boetebedrag aangegeven. De vaststelling van de dwangsom is gelet op artikel 125 Gemeentewet en de Awb een bevoegdheid van het college. Het college heeft derhalve beleidsvrijheid ten aanzien van de hoogte van de op te leggen dwangsom. De tabel voor de op te leggen boete is ook van toepassing voor de dwangsom.

Voor overtreding van de kwaliteitseisen geldt dat het college de hoogte van de last onder dwangsom heeft afgestemd op de prioritering van de overtreding. Een hoge prioritering betekent dat er ook in algemene zin sprake is van een ernstige overtreding, terwijl aan minder ernstige overtredingen een lag(ere) prioritering (gemiddeld of laag) is toegekend.

Mede gelet op het in artikel 1.72 en van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen neergelegde boetemaximum, heeft dit geleid tot de volgende verdeling.

Prioritering

Last onder dwangsom bij 100%

Hoog

€ 1.000,00 tot € 8.000,00

Gemiddeld

€ 750,00 tot € 3.000,00

Laag

Maximaal € 1.500,00

Tweede lid

Gezien het bijzondere karakter van de voorziening voor gastouderopvang is ervoor gekozen de hoogte van de op te leggen dwangsom met de helft te verlagen. Dit geldt niet wanneer het een kwaliteitseis is die specifiek alleen aan de gastouder wordt gesteld. In dat geval is de boete al op deze situatie afgestemd en het in het afwegingsoverzicht genoemde boetebedrag leidend.

Het voorgaande laat onverlet, dat het college op grond van artikel 5:46 tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht, gehouden is de hoogte van de last onder dwangsom af te stemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten, waarbij het college zo nodig rekening houdt met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. Het college heeft door middel van de prioritering en de aansluiting op de betreffende strafrechtelijke overtredingen de ernst van de overtredingen geobjectiveerd.

Artikel 7 Verhoging bij recidive

Bij recidive treedt verzwaring op. Dit artikel bepaalt de hoogte van de verzwaring van de dwangsom.

In het geval de overtreder de afgelopen drie jaar al eerder is beboet voor eenzelfde overtreding, verhoogt het college de dwangsom met 50%. Als een overtreding zich binnen drie jaar na de eerste constatering voor een tweede keer of meer voordoet, verhoogt het college de dwangsom met 100%.

Recidive is in beginsel op locatieniveau, maar voor het bepalen van de hoogte van een dwangsom wordt ook gekeken naar de boetenverlagende of boetenverhogende omstandigheid. Ook kunnen daar andere locaties van de houder bij worden betrokken als het dezelfde overtreding is waar eerder dwangsommen of boetes voor zijn opgelegd. Dit geldt ook voor langdurige recidive waarbij de houder geen verbetering laat zien.

In voorkomende gevallen kan ook de worden afgezien van een last onder dwangsom en kan direct een bestuurlijke boete worden opgelegd. Aan een last onder dwangsom/last onder bestuursdwang gaat een zienswijzeprocedure vooraf om te voldoen aan de eisen van de Awb.

Hoofdstuk 3 Bestraffend traject

Een bestraffende sanctie bestraft een overtreding die ‘in het verleden’ begaan is. Er is dus een overtreding geconstateerd en dat feit wordt bestraft. De overtreding kan nog wel doorlopen en hoeft niet te zijn beëindigd. De vorm van een bestraffende sanctie onder de Wet kinderopvang is de bestuurlijke boete (artikel 1.72, eerste lid en van de Wko).

In de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang van de gemeente Rheden is neergelegd op welke wijze het college invulling geeft aan zijn beleidsvrijheid. Het beleid houdt in dat het college een bestuurlijke boete kan opleggen ter hoogte van het in het afwegingsoverzicht genoemde bedrag (met inachtneming van de bepalingen over de boete in deze beleidsregels).

Aan een boete gaat een zienswijzeprocedure vooraf om te voldoen aan de eisen van de Awb.

Overeenkomstig artikel 4:84 Awb heeft het college de mogelijkheid om in bijzondere gevallen een artikel of artikelen van deze beleidsregels buiten toepassing te laten of daarvan af te wijken, mits gemotiveerd.

Artikel 10 Hoogte bestuurlijke boete

Eerste lid

In de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen is het maximaal op te leggen boetebedrag aangegeven. Het college heeft derhalve beleidsvrijheid ten aanzien van de hoogte van het op te leggen boetebedrag.

Voor overtreding van de kwaliteitseisen geldt dat het college de hoogte van de boetebedragen heeft afgestemd op de prioritering van de overtreding. Een hoge prioritering betekent dat er ook in algemene zin sprake is van een ernstige overtreding, terwijl aan minder ernstige overtredingen een lag(ere) prioritering (gemiddeld of laag) is toegekend.

Mede gelet op het in artikel 1.72 en van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen neergelegde boetemaximum, heeft dit geleid tot de volgende verdeling.

Prioritering

Boetebedrag bij 100%

Hoog

€ 1.000,00 tot € 8.000,00

Gemiddeld

€ 750,00 tot € 3.000,00

Laag

Maximaal € 1.500,00

Uitzonderingen hierop zijn:

  • In geval van overtreding van de artikelen 1.66 en 1.45 is sprake van economische delicten, gesanctioneerd in de Wet op de economische delicten. In artikel 1 en 6 van deze wet is bepaald dat deze overtredingen beboet worden met een boete van de vierde categorie. De boetebedragen in onderhavig beleid komen hiermee overeen.

  • Overtreding van artikel 5:20 Algemene wet bestuursrecht is een strafbaar feit; strafbaar gesteld in artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht: ‘Hij die opzettelijk niet voldoet aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast of door een ambtenaar belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten, alsmede hij die opzettelijk enige handeling, door een van die ambtenaren ondernomen ter uitvoering van enig wettelijk voorschrift, belet, belemmert of verijdelt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie. Het boetebedrag voor deze overtreding, komt overeen met het in het Wetboek van Strafrecht genoemde bedrag voor overtredingen van de tweede categorie.

Tweede lid

Gezien het bijzondere karakter van de voorziening voor gastouderopvang is ervoor gekozen de hoogte van de op te leggen boete met de helft te verlagen. Dit geldt niet wanneer het een kwaliteitseis is die specifiek alleen aan de gastouder wordt gesteld. In dat geval is de boete al op deze situatie afgestemd en het in het afwegingsoverzicht genoemde boetebedrag leidend.

Het voorgaande laat onverlet, dat het college op grond van artikel 5:46 tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht, gehouden is de hoogte van de bestuurlijke boete af te stemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten, waarbij het college zo nodig rekening houdt met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. Het college heeft door middel van de prioritering en de aansluiting op de betreffende strafrechtelijke overtredingen de ernst van de overtredingen geobjectiveerd.

Artikel 11 Verhoging boetebedrag bij recidive

Bij recidive treedt strafverzwaring op. Dit artikel bepaalt de hoogte van de strafverzwaring.

In het geval de overtreder de afgelopen drie jaar al eerder is beboet voor eenzelfde overtreding, verhoogt het college de boete met 50%. Als een overtreding zich binnen drie jaar na de eerste constatering voor een tweede keer of meer voordoet, verhoogt het college de boete met 100%.

Recidive is in beginsel op locatieniveau, maar voor het bepalen van de hoogte van een boete wordt ook gekeken naar de boetenverlagende of boetenverhogende omstandigheid. Ook kunnen daar andere locaties van de houder bij worden betrokken als het dezelfde overtreding is waar eerder boetes voor zijn opgelegd. Dit geldt ook voor langdurige recidive waarbij de houder geen verbetering laat zien.

Artikelen 13 en 14 Hoofdstuk 4 Overige instrumenten

Vanaf het moment dat een voorziening is verwijderd uit het register, is er geen sprake meer van kinderopvang in de zin van de wet. Voortzetten van exploitatie leidt tot illegale kinderopvang en tot een boete of vervolging door het Openbaar Ministerie op basis van overtreding van de Wet op de economische delicten.

Indien een geregistreerde voorziening, te weten dagopvang, buitenschoolse opvang, gastouderbureau of voorziening voor gastouderopvang, niet meer voldoet aan de definitie hiervan in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, zal deze uit het register worden verwijderd. Dit omdat uitsluitend voorzieningen die aan de definitie voldoen dienen te worden geregistreerd. Er zal in dit geval geen herstellend handhavingstraject worden ingezet, als herstel niet aan de orde zal zijn.

Bijlage 1

Domein Kinderopvang, Gastouderopvang, Gastouderbureau

Prioriteit

Boetebedrag

Exploitatie zonder toestemming college van burgemeester en wethouders

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

Het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint.

Hoog

€ 20.500,00 (boete 4e categorie1)

GASTOUDERBUREAU

Een organisatie die gastouderopvang tot stand brengt en begeleidt en door tussenkomst van wie de betaling van ouders aan gastouders geschiedt.

Hoog

€ 20.500,00 (boete 4e categorie1)

GASTOUDEROPVANG

Kinderopvang door tussenkomst geregistreerd gastouderbureau;

in gezinssituatie;

op woonadres gastouder of vraagouder.

Hoog

€ 20.500,00 (boete 4e categorie1)

ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN

Een buitenschoolse opvang, een kinderdagverblijf, een gastouderbureau of een voorziening voor gastouderopvang wordt niet in exploitatie genomen voordat een onderzoek door de GGD heeft plaatsgevonden en uit dit onderzoek blijkt dat de exploitatie redelijkerwijs zal plaatsvinden in overeenstemming met de bij of krachtens de artikelen 1.49 tot en met 1.59 gestelde regels uit de Wet kinderopvang.

Het college bepaalt de ingangsdatum van de toestemming tot exploitatie.

Hoog

€ 20.500,00 (boete 4e categorie1)

1 https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/straffen-en-maatregelen/vraag-en-antwoord/hoe-hoog-zijn-de-boetes-in-nederland; wetboek van strafrecht eerste boek artikel 23.

 

Onverwijld melden wijziging aan het college

ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN

De houder van een buitenschoolse opvang, kinderdagverblijf of gastouderbureau meldt een wijziging in de gegevens aan het college met het verzoek de gegevens te wijzigen. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden de te melden gegevens aangewezen. 

Hoog

€ 2.000,00

Inrichting administratie

BUITENSCHOOLSE OPVANG, KINDERDAGVERBLIJF en GASTOUDERBUREAU

Eisen gesteld aan de inrichting van de administratie van een kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang of gastouderbureau opdat de toezichthouder een onderzoek kan uitvoeren op de naleving van de bij of krachtens wet gegeven voorschriften.

Gemiddeld

€ 1.500,00

per ontbrekend stuk

Een schriftelijke overeenkomst per (vraag)ouder.

Gemiddeld

€ 1.500,00 

per ontbrekend stuk

GASTOUDERBUREAU

Inzichtelijke betalingen van vraagouders aan gastouders en van gastouderbureau aan gastouders. 

Hoog

€ 1.500,00

Een ondertekend origineel van de risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid.

 

Gemiddeld

€ 1.000,00

per voorziening voor gastouderopvang

Naleving kadervoorschriften

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

Houder biedt verantwoorde kinderopvang, waaronder wordt verstaan het in een veilige en gezonde omgeving bieden van emotionele veiligheid aan kinderen, het bevorderen van de persoonlijke en sociale competentie van kinderen en de socialisatie van kinderen door overdracht van algemeen aanvaarde waarden en normen. 

 

Prioritering en boetebedrag aangegeven bij nadere regel volgend uit deze artikelen

GASTOUDERBUREAU

 

Houder draagt zorg voor een verantwoorde uitvoering van de

werkzaamheden van het bureau, waaronder wordt verstaan:

  • a.

    het tot stand brengen en begeleiden van gastouderopvang die bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving;

  • b.

    het doorgeleiden van de betalingen van ouders aan gastouders. 

GASTOUDEROPVANG

Houder biedt verantwoorde gastouderopvang aan waaronder wordt verstaan opvang die bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving.

 

Domein Pedagogisch Klimaat

Prioriteit

Boetebedrag

Pedagogisch beleidsplan

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

Elke buitenschoolse opvang en kinderdagverblijf beschikt over een pedagogisch beleidsplan.2

 

2 In dit voorschrift staan twee kwaliteitseisen: beschikken over een pedagogisch beleidsplan en in de praktijk ernaar handelen. 

Hoog

€ 8.000,00

GASTOUDERBUREAU

 

Houder stelt een pedagogisch beleidsplan vast, waarin de voor dat gastouderbureau kenmerkende visie op de omgang met kinderen is beschreven.

Hoog

€ 8.000,00

Inhoud pedagogisch beleidsplan

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

Het pedagogisch beleidsplan bevat ten minste een concrete beschrijving van de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de aspecten van verantwoorde dagopvang en rekening houdend met de ontwikkelingsfase waarin kinderen zich bevinden:

  • a.

    emotionele veiligheid;

  • b.

    persoonlijke vaardigheden;

  • c.

    sociale vaardigheid;

  • d.

    waarden en normen.

Gemiddeld

€ 3.000,00

Het pedagogisch beleidsplan bevat een concrete beschrijving van de overige kwaliteitseisen.

Gemiddeld

€ 3.000,00

GASTOUDERBUREAU

Het pedagogisch beleidsplan bevat in duidelijke en observeerbare termen ten minste een beschrijving van de:

  • a.

    emotionele veiligheid;

  • b.

    persoonlijke en sociale competenties;

  • c.

    waarden en normen.

Gemiddeld

€ 3.000,00

Het pedagogisch beleidsplan bevat in duidelijke en observeerbare termen ten minste een beschrijving van de overige kwaliteitseisen die aan een voorziening voor gastouderopvang worden gesteld, waaronder de leeftijdsopbouw en aantallen kinderen die door een gastouder worden opgevangen.

Gemiddeld

€ 3.000,00

Pedagogische praktijk

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

Houder draagt er zorg voor dat er conform het pedagogisch beleidsplan wordt gehandeld. 

Gemiddeld

€ 3.000,00

GASTOUDERBUREAU

Houder voert een zodanig beleid dat de gastouder de kwaliteitseisen kan naleven en stelt hiertoe het pedagogisch beleidsplan ter beschikking aan de gastouder. 

Gemiddeld

€ 3.000,00

GASTOUDEROPVANG

De gastouder handelt overeenkomstig het pedagogisch beleidsplan dat door het gastouderbureau is opgesteld en ter beschikking is gesteld. 

Gemiddeld

€ 1.000,00

Kinderdagverblijf/Voorschoolse educatie3 

3 De beoordeling door de GGD van voorschoolse educatie vindt plaats indien deze door de gemeente wordt gesubsidieerd.

Het is niet gebruikelijk dat bij toekenning subsidie een bestraffende sanctie in de vorm van een bestuurlijke boete wordt opgelegd.

Voorschoolse educatie omvat per week ten minste vier dagdelen van ten minste 2,5 uur of per week ten minste 10 uur aan activiteiten gericht op het stimuleren van ontwikkelingsdomeinen. 

Hoog

€ 2.000,00

Per acht feitelijk aanwezige kinderen in de groep is ten minste één beroepskracht aanwezig.

Hoog

€ 2.000,00

De groep bestaat uit ten hoogste 16 feitelijk aanwezige kinderen.

Hoog

€ 2.000,00

De beroepskrachten voorschoolse educatie zijn in het bezit van: een getuigschrift of een erkende beroepskwalificatie. 

Gemiddeld

€ 1.500,00

De houder stelt jaarlijks een opleidingsplan op.

 

Gemiddeld

€ 3.000,00

niet aanwezig

€ 1.000,00

niet actueel

Voor de voorschoolse educatie wordt een programma gebruikt waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling. 

Gemiddeld

€ 1.000,00

Inrichting administratie voorschoolse educatie

Een overzicht van alle bij het kinderdagverblijf werkzame beroepskrachten in relatie tot de behaalde diploma’s en getuigschriften. 

Gemiddeld

€ 1.000,00

Domein Personeel en Groepen

Prioriteit

Boetebedrag

Verklaring omtrent het gedrag/Personenregister

ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN

  • 1.

    Verklaring omtrent het gedrag en personenregister

    • -

      De houder of voorgenomen houder en de personen die werkzaam zijn of zullen zijn op de kinderopvangvoorziening en waar kinderen worden opgevangen staan, voor zover het natuurlijke personen betreft, ingeschreven in het personenregister kinderopvang.

    • -

      Dit geldt eveneens voor personen van 18 jaar of ouder die structureel aanwezig zijn op het opvangadres of huisgenoot zijn van de gastouder.

 

Hoog

 

€ 4.000,00

per ontbrekende inschrijving 

€ 2.000,00

per ontbrekende koppeling  

  • 2.

    Verklaring omtrent het gedrag en personenregister

    Werkzaamheden van personen worden pas aangevangen nadat de koppeling tussen de persoon en de houder tot stand is gebracht. 

Hoog

€ 4.000,00

Passende beroepskwalificatie of deskundigheidseisen/Algemeen

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

  • 1.

    Passende beroepskwalificatie voor beroepskrachten conform de meest recent aangevangen cao kinderopvang;

  • 2.

    de inzet van beroepskrachten in opleiding gebeurt overeenkomstig de voorwaarden zoals opgenomen in de meest recent aangevangen cao kinderopvang;

  • 3.

    gedurende de opvang is er tenminste één volwassene aanwezig die gekwalificeerd is voor eerste hulp aan kinderen.

 

Hoog

€ 4.000,00

Geen (juiste) beroepskwalificatie 

€ 2.000,00

Geen (juiste) EHBO kwalificatie

GASTOUDEROPVANG

  • 1.

    Getuigschrift van een (beroeps)opleiding of erkenning van een beroepskwalificatie;

  • 2.

    gastouder beschikt over een geregistreerd certificaat eerste hulp aan kinderen bij ongevallen.

 

Hoog

€ 3.000,00

Ad 1 

€ 2.000,00

Ad 2

Passende beroepskwalificatie/Meertalige opvang

BUITENSCHOOLSE OPVANG

Beroepskrachten meertalige buitenschoolse opvang beschikken over een voor de werkzaamheden passende certificaat of diploma.

 

Gemiddeld

€ 4.000,00

geen juiste kwalificatie

Personeelsformatie per gastouder/door gastouderbureau

Het gastouderbureau draagt er zorg voor dat er per aangesloten gastouder op jaarbasis ten minste 16 uur wordt besteed aan begeleiding en bemiddeling.

 

Gemiddeld

€ 2.000,00

per gastouder

met < 16 uur

Beroepskracht-kindratio

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

Minimaal in te zetten beroepskrachten is afgestemd op het aantal aanwezige kinderen in een:

  • -

    stamgroep (dagopvang);

  • -

    basisgroep (buitenschoolse opvang);

  • -

    combinatiegroep (dagopvang en buitenschoolse opvang).

Bij de inzet van beroepskrachten in opleiding en stagiaires wordt rekening gehouden met de opleidingsfase waarin zij zich op dat moment bevinden. 

Hoog

€ 5.000,00

per ontbrekende beroepskracht

Indien kinderen bij een activiteit hun stamgroep (dagopvang) of hun basisgroep (buitenschoolse opvang) verlaten leidt dit niet tot een verlaging van de minimaal in te zetten beroepskrachten. 

Hoog

€ 2.500,00

Minder beroepskrachten inzetten

  • -

    Op schooldagen kan de buitenschoolse opvang ten hoogste een halfuur per dag en op vrije dagen van de basisschool en tijdens schoolvakanties ten hoogste drie uur per dag minder beroepskrachten inzetten.

  • -

    Dagopvang kan ten hoogste drie uur per dag minder beroepskrachten inzetten.

  • -

    Indien bij het afwijken van de beroepskracht-kindratio één beroepskracht aanwezig is, is ter ondersteuning van deze beroepskracht een andere volwassene aanwezig.

  • -

    Indien conform de beroepskracht-kindratio slechts één beroepskracht aanwezig is dan is een andere volwassene telefonisch bereikbaar en bij calamiteiten binnen 15 minuten aanwezig. 

Hoog

€ 2.500,00

Opvang in groepen/Stabiliteitseisen

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

De opvang vindt plaats in stamgroepen (dagopvang) of basisgroepen (buitenschoolse opvang). 

Hoog

€ 4.000,00

Eisen aan de maximale omvang van de stamgroep (dagopvang) of van de basisgroep (buitenschoolse opvang). 

Eisen aan de maximale omvang van een gecombineerde groep, indien een stamgroep (dagopvang) en een basisgroep (buitenschoolse opvang) gecombineerd worden.4 

4 Voorschrift met verwijzing naar bijlage 1 is zowel van toepassing voor een bso als voor een kdv. 

Hoog

€ 2.000,00 

per kind teveel

Met vooraf gegeven schriftelijke toestemming van de ouders kan een kind gedurende een vooraf schriftelijk met de ouders overeengekomen periode worden opgevangen in een andere stamgroep (dagopvang) of basisgroep (buitenschoolse opvang).

Hoog

€ 2.000,00

per ontbrekende toestemming

Aan ieder kind wordt een mentor toegewezen.

  • -

    de mentor is een beroepskracht van het kind;

  • -

    bespreekt de ontwikkeling van het kind periodiek met de ouders (dagopvang);

  • -

    bespreekt, indien wenselijk, de ontwikkeling van het kind periodiek met de ouders (buitenschoolse opvang);

  • -

    de mentor is voor ouders het aanspreekpunt bij vragen over de ontwikkeling en welbevinden van het kind (dagopvang);

  • -

    de mentor is voor ouders en kind het aanspreekpunt bij vragen over de ontwikkeling en welbevinden van het kind (buitenschoolse opvang).

Gemiddeld

€ 1.500,00

KINDERDAGVERBLIJF

 

Houder deelt ouders en kind mee tot welke stamgroep het kind behoort en welke beroepskracht(en) op welke dag aan de desbetreffende stamgroep zijn toegewezen.

Hoog

€ 2.000,00

  • -

    Ten hoogste twee vaste beroepskrachten bij kinderen tot één jaar.

  • -

    Ten hoogste drie vaste beroepskrachten bij kinderen van één jaar of ouder.

Hoog

€ 1.500,00

Een kind maakt gedurende de week gebruik van ten hoogste twee verschillende stamgroepruimtes. 

Hoog

€ 1.500,00

GASTOUDEROPVANG

 

De maximale groepsgrootte per gastouder wordt afgestemd op de leeftijd van de op te vangen kinderen (0 tot 13 jaar).

De eigen kinderen in de leeftijd tot 10 jaar worden meegerekend.

Hoog

€ 2.000,00

Gebruik voorgeschreven voertaal

ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN

  • 1.

    Gebruik Nederlandse taal als voertaal.

  • 2.

    Friese taal of een streektaal kan naast de Nederlandse taal mede als voertaal gebruikt worden.

  • 3.

    Eisen indien een andere taal mede als voertaal gebruikt wordt. 

Hoog

€ 4.000,00

Domein Veiligheid en gezondheid

Prioriteit

Boetebedrag

Veiligheids- en gezondheidsbeleid

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

  • -

    De houder heeft voor elke kdv en bso een beleid dat ertoe leidt dat de veiligheid en gezondheid van de op te vangen kinderen zoveel mogelijk is gewaarborgd.

  • -

    De houder draagt er zorg voor dat er conform het veiligheids- en gezondheidsbeleid wordt gehandeld.

 

Hoog

€ 8.000,00

ontbreken

beleid 

€ 4.000,00

niet ernaar handelen

  • -

    De houder evalueert, en indien nodig actualiseert, het veiligheids- en gezondheidsbeleid binnen drie maanden na opening van het kindercentrum.

  • -

    Daarna houdt de houder het veiligheids- en gezondheidsbeleid actueel.

Hoog

€ 4.000,00

Het veiligheids- en gezondheidsbeleid omvat in ieder geval de volgende elementen:

  • 1.

    Continu proces.

  • 2.

    Voornaamste risico’s en het risico van grensoverschrijdend gedrag, waaronder het vierogenprincipe bij de dagopvang.

  • 3.

    Plan van Aanpak.

  • 4.

    Omgaan met risico’s.

  • 5.

    Inzichtelijk voor medewerkers en ouders.

  • 6.

    Achterwacht.

Hoog

€ 2.000,00

Inventarisatie veiligheids- en gezondheidsrisico’s

GASTOUDERBUREAU

  • -

    De houder voert een beleid dat ertoe leidt dat de veiligheid en gezondheid van de door de gastouder op te vangen kinderen op het opvangadres gewaarborgd is.

  • -

    De houder (bemiddelingsmedewerker) inventariseert jaarlijks samen met de gastouder de veiligheids- en gezondheidsrisico’s van alle voor kinderen toegankelijke ruimten in elke woning waar gastouderopvang plaatsvindt.

  • -

    De houder stelt samen met de gastouder een plan van aanpak op.

  • -

    De risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid betreft de actuele situatie.

  • -

    De risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid bevat in ieder geval een beschrijving van de benoemde thema’s.

 

Hoog

€ 8.000,00

geen inventarisatie 

€ 4.000,00

>1 jaar,

niet actueel 

€ 2.000,00

per niet beschreven thema

De houder (bemiddelingsmedewerker) stelt jaarlijks samen met de gastouder een plan van aanpak op.

Hoog

€ 8.000,00

Bij elke voorziening voor gastouderopvang is een originele en door de bemiddelingsmedewerker en gastouder ondertekende versie van de risico-inventarisatie aanwezig.

Hoog

€ 3.000,00

Houder gastouderbureau draagt er zorg voor dat alle bij zijn gastouderbureau aangesloten gastouders handelen naar de opgestelde risico-inventarisaties veiligheid en gezondheid.

Hoog

€ 1.000,00

per gastouder die er niet naar handelt

GASTOUDEROPVANG

  • -

    De gastouder houdt bij de uitvoering van de werkzaamheden rekening met de risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid.

  • .

    De gastouder draagt er zorg voor dat de maatregelen uit het plan van aanpak binnen de gestelde termijn worden genomen.

  • -

    De gastouder draagt zorg voor een actuele lijst van ongevallen.

  • -

    Op ieder adres waar opvang plaatsvindt, is een op dat adres toegespitste inventarisatie aanwezig. 

Hoog

€ 2.000,00

Achterwacht

  • -

    Een gastouder is goed telefonisch bereikbaar

  • -

    Zorgt voor een adequate vervanging bij calamiteiten bij opvang van meer dan drie aanwezige kinderen.

  • 1.

    Achterwachtregeling.

  • 2.

    Achterwacht is bij calamiteiten binnen 15 minuten aanwezig.

  • 3.

    Achterwacht is gedurende de opvanguren telefonisch bereikbaar.

 

Hoog

€ 1.000,00

Meldcode kindermishandeling

ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN

De houder heeft een meldcode kindermishandeling vastgesteld die ten minste de volgende elementen bevat:

stappenplan;

toebedeling van verantwoordelijkheden;

aandacht voor bijzondere vormen van geweld;

omgaan met vertrouwelijke gegevens. 

Hoog

€ 8.000,00

  • -

    De houder bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode bij personeel of bij gastouders.

  • -

    De houder handelt overeenkomstig de wettelijke meldplicht (gewelds- of zedendelict) en bevordert de kennis en het gebruik ervan.

Hoog

€ 2.000,00

Domein Accommodatie en inrichting

Prioriteit

Boetebedrag

Binnen- en buitenruimte

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

De binnen- en buitenruimtes waar kinderen verblijven gedurende de tijd dat zij worden opgevangen, zijn:

  • -

    veilig;

  • -

    toegankelijk; en

  • -

    passend ingericht in overeenstemming met het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen. 

Gemiddeld

€ 2.000,00

BUITENSCHOOLSE OPVANG

Per aanwezig kind is ten minste 3,5 m² binnenspeelruimte beschikbaar.

Gemiddeld

€ 2.000,00

3-3,5 m² te weinig 

€ 3.000,00

< 3 m² te weinig

  • -

    Per aanwezig kind is ten minste 3 m² vaste buitenspeelruimte beschikbaar.

  • -

    De buitenspeelruimte is bij voorkeur aangrenzend aan het kindercentrum.

  • -

    Niet aangrenzende buitenspeelruimte is in de directe nabijheid en voor kinderen veilig en toegankelijk.

Gemiddeld

€ 1.000,00

2-2,5 m² te weinig en overige eisen 

€ 2.000,00

< 2 m² te weinig

KINDERDAGVERBLIJF

  • -

    Per aanwezig kind is ten minste 3,5 m² binnenspeelruimte beschikbaar.

  • -

    Elke stamgroep beschikt over een afzonderlijke vaste groepsruimte.

 

Gemiddeld

2.000,00

per ontbrekende ruimte; 3-3,5 m² te weinig 

3.000,00

< 3 m² te weinig

Voor aanwezige kinderen tot de leeftijd van anderhalf jaar is in ieder geval een afzonderlijke slaapruimte aanwezig.

Gemiddeld

€ 2.500,00

  • -

    Per aanwezig kind is ten minste 3 m² vaste buitenspeelruimte beschikbaar.

  • -

    De buitenspeelruimte is voor kinderen in de leeftijd tot twee jaar aangrenzend aan het kinderdagverblijf.

  • -

    Voor kinderen vanaf twee jaar is de buitenspeelruimte bij voorkeur aangrenzend aan het kinderdagverblijf, maar in ieder geval aangrenzend aan het gebouw.

 

Gemiddeld

€ 1.000,00

2-2,5 m² te weinig en overige eisen 

€ 2.000,00

< 2 m² te weinig

Woning

GASTOUDEROPVANG

  • -

    De woning waar gastouderopvang plaatsvindt beschikt over voldoende speelruimte- en slaapruimte afgestemd op het aantal kinderen.

  • -

    De binnen- en buitenruimten waar de kinderen verblijven zijn veilig, toegankelijk en passend ingericht in overeenstemming met het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen. 

Gemiddeld

€ 1.000,00

De woning waar gastouderopvang plaatsvindt is te allen tijde rookvrij. 

Hoog

€ 1.500,00

Domein Ouderrecht

Prioriteit

Boetebedrag

Informatie

ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN

De houder informeert de ouders over de tijden dat er minder beroepskrachten ingezet worden dan vereist. 

Gemiddeld

€ 1.000,00

De houder informeert (vraag)ouders en een ieder die daarom verzoekt over het te voeren beleid.

Gemiddeld

€ 1.000,00

  • -

    De houder informeert ouders en personeel over het inspectierapport door het zo spoedig mogelijk na ontvangst op de eigen website te plaatsen.

  • -

    Indien geen website aanwezig is legt de houder een afschrift van het inspectierapport op een voor ouders en personeel toegankelijke plaats.

Gemiddeld

€ 1.000,00

GASTOUDERBUREAU

  • -

    De houder informeert de vraagouder over de inhoud van het pedagogisch beleidsplan.

  • -

    De houder draagt er zorg voor dat de risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid inzichtelijk is voor de vraagouders.

  • -

    In de schriftelijke overeenkomst met de vraagouder is duidelijk te zien welk deel van het betaalde bedrag naar het gastouderbureau gaat en welk deel naar de gastouder.  

Gemiddeld

€ 1.000,00

Oudercommissie

ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN

  • 1.

    Houder heeft een Oudercommissie ingesteld.

  • 2.

    De houder heeft zich aantoonbaar voldoende ingespannen om een Oudercommissie in te stellen en biedt ouders de gelegenheid deel te nemen aan een Oudercommissie wanneer er maximaal 50 kinderen worden opgevangen.

  • 3.

    Als er conform artikel 1.58 tweede lid geen Oudercommissie is ingesteld, betrekt de houder de ouders aantoonbaar voldoende op een andere wijze bij:

    • -

      de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan artikel 1.50, eerste lid; en

    • -

      de aspecten waarop adviesrecht bestaat. 

Gemiddeld

€ 2.500,00

Binnen 6 maanden na de registratie in het LRKP heeft de houder het reglement Oudercommissie vastgesteld, tenzij er op grond van artikel 1.58 lid 2 geen Oudercommissie is ingesteld.

Gemiddeld

€ 2.500,00

Samenstelling Oudercommissie. 

Laag

€ 500,00

Inhoud van Reglement Oudercommissie.

Laag

€ 500,00

Klachten en geschillen

ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN

  • -

    Aansluiting bij Geschillencommissie.

  • -

    De mogelijkheid om geschillen aan de commissie voor te leggen wordt op passende wijze aan ouders kenbaar gemaakt.

Laag

€ 1.500,00

Schriftelijk vastgelegde klachtenregeling ouders voldoet aan de gestelde eisen.

Laag

€ 1.500,00

geen informatie 

€ 1.000,00

informatie niet volledig

Openbaar jaarverslag klachten ouders.

Laag

€ 1.500,00

geen jaarverslag

of te laat

Houder handelt overeenkomstig de regeling.

Klachtenregeling wordt op passende wijze onder de aandacht van ouders gebracht. 

Laag

€ 500,00

Domein Kwaliteit gastouderbureau

Prioriteit

Boetebedrag

Kwaliteit gastouderbureau

De houder draagt er zorg voor dat per voorziening voor gastouderopvang beoordeeld wordt hoeveel kinderen en van welke leeftijd opgevangen kunnen worden.

 

Hoog

€ 2.000,00

per niet beoordeelde voorziening

Overige kwaliteitscriteria gastouderbureau, de houder draagt er zorg voor:

  • -

    dat alle bij zijn gastouderbureau aangesloten gastouders tijdens de opvang de voorgeschreven voertaal gebruiken;

  • -

    een intakegesprek met de gastouder en met de vraagouder;

  • -

    een koppelingsgesprek voor elke nieuwe koppeling tussen vraag- en gastouder;

  • -

    dat ieder opvangadres minstens tweemaal per jaar wordt bezocht, waarbij het jaarlijkse voortgangsgesprek met de gastouder een onderdeel is van één van deze bezoeken;

  • -

    jaarlijks mondelinge evaluatie van de gastouderopvang met de vraagouders en legt deze schriftelijk vast.  

Gemiddeld

€ 1.250,00

per voorschrift

Zorgplicht gastouderbureau

Gastouderbureau is telefonisch goed bereikbaar voor vraagouder en gastouder. 

Hoog

€ 1.250,00

Overige voorschriften welke niet nageleefd worden

Schenden medewerkingsplicht.

Hoog

€ 4.100,00

(boete tweede categorie)

Niet opvolgen aanwijzing/bevel.

Hoog 

€ 4.000,00

Niet opvolgen exploitatieverbod.

Hoog 

€ 20.500,00

(boete vierde categorie)

Niet nakomen afspraak als bedoeld in artikel 167 Wet op primair onderwijs.

Hoog 

€ 4.000,00