Verordening Persoonsgebonden Budget begeleid werken Wet sociale werkvoorziening

Geldend van 01-07-2008 t/m heden

Intitulé

De gemeenteraad van Rijswijk; in openbare vergadering bijeen op 10 juni 2008; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 29 april 2008, no. 08-034;  BESLUIT vast te stellen de volgende verordening:

Verordening Persoonsgebonden Budget begeleid werken Wet sociale werkvoorziening (1.844.51) 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rijswijk

  • b.

    de wet: de Wet sociale werkvoorziening;

  • c.

    periodieke subsidie: de loonkostensubsidie en overige aan de werkgever te verstrekken vergoedingen voor structurele kosten.

  • d.

    Rijksbijdrage: de subsidie die de gemeente ontvangt per arbeidsjaar van het rijk

Artikel 2 De hoogte van de rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten

De hoogte van de rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten voor elk te verstrekken persoonsgebonden budget bedraagt maximaal 2% van de rijksbijdrage per arbeidsjaar.

Artikel 3 Invulling voorwaarden adequate werkplek

1.Het college verstrekt op aanvraag aan iedere sw- geïndiceerde die:

  • ·

    werknemers is; of

  • ·

    met inachtneming van artikel 12 van de wet en de daarop berustende regels recht heeft op een aanbieding van een dienstbetrekking door het college,

een persoonsgebonden budget begeleid werken Wsw, indien werkgever en begeleidingsorganisatie er zorg voor dragen dat de arbeidsplaats voor de sw- geïndiceerde adequaat wordt ingevuld.

  • 2.

    De werkgever voldoet aan de volgende vereisten:

    • a.

      Zijn onderneming staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel;

    • b.

      De aangeboden arbeidsplaats en de omvang daarvan zijn, gelet op de indicatiestelling en mogelijkheden van de sw- geïndiceerde, als passend aan te merken;

    • c.

      De duur van het dienstverband bedraagt tenminste 12 maanden, met een mogelijkheid tot verlenging;

    • d.

      De werkplek en werkomstandigheden voldoen aan arbonormen.

  • 3.

    De begeleidingsorganisatie voldoet aan de volgende vereisten:

    • a.

      De begeleidingsorganisatie is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel;

    • b.

      De begeleidingsorganisatie en/of haar medewerkers zijn gekwalificeerd voor het begeleiden van de doelgroep, c.q. de sw- geïndiceerde voor wie het Persoonsgebonden budget is bestemd;

Artikel 4 De wijze van vaststelling van de periodieke subsidie aan de werkgever

  • 1. Het college stelt op voorstel van de sw- geïndiceerde de hoogte van de subsidie aan de werkgever vast, indien dit niet hoger is dan 90% van het geldende minimumloon, incl. de werkgeverslasten.

  • 2. Indien bij toepassing van het vorige lid het college gerede twijfel heeft aan de juiste hoogte van de loonkostensubsidie vindt, in afwijking van het vorige lid, een loonwaarde onderzoek plaats, op basis waarvan de hoogte van de loonkostensubsidie wordt vastgesteld. Daarbij kan een externe deskundige worden ingeschakeld.

  • 3. In ieder geval vindt een loonwaarde onderzoek plaats als de voorgestelde hoogte voor een loonkostensubsidie hoger is dan het percentage genoemd in lid 1.

  • 4. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 5 en 10 van deze verordening vindt minimaal eens in de drie jaar een loonwaardebepaling plaats in geval er sprake is van een dienstverband voor onbepaalde tijd.

Artikel 5 Herziening van de loonkostensubsidie

  • 1. Op verzoek van de werkgever kan een loonkostensubsidie worden herzien als hier, gelet op de ontwikkeling van de arbeidsproductiviteit van de werknemer, aanleiding voor is.

  • 2. De loonkostensubsidie kan ambtshalve worden gewijzigd als hier gerede aanleiding toe is, met in achtneming van het bepaalde in artikel 4.

Artikel 6 De vergoeding aan de begeleidingsorganisatie

  • 1. De hoogte van de vergoeding voor begeleidingskosten die door het college wordt vastgesteld, is maximaal 12% van de rijksbijdrage. De hoogte van de vergoeding is mede afhankelijk van de begeleiding die de werkgever op de werkplek geeft.

  • 2. De kosten van een begeleidingsorganisatie in verband met het zoeken van een begeleid werkenplaats komen niet voor vergoeding in aanmerking.

  • 3. Indien de sw- geïndiceerde Begeleid werkt, kan hij het college gemotiveerd verzoeken een andere begeleidingsorganisatie in te schakelen voor begeleiding op zijn werkplek. Het college willigt het verzoek van de sw- geïndiceerde in, tenzij het verzoek kennelijk onredelijk is.

Artikel 7 Vergoeding voor eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder de arbeid wordt verricht

  • 1. Het college kan een vergoeding verstrekken voor de eenmalige kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder de arbeid wordt verricht als uit een deskundigenrapport blijkt dat aanpassingen op de werkplek noodzakelijk zijn, deze persoonsgerelateerd zijn, en het niet redelijk is dat deze kosten door de werkgever worden gedragen.

  • 2. Kosten voor aanschaf van apparatuur, kosten voor de werkplek en kosten voortvloeiend uit Arbowetgeving die de werkgever uit hoofde van normaal en goed werkgeverschap voor iedere werknemer zou moeten maken komen niet in aanmerking voor vergoeding door het college.

  • 3. Een vergoeding wordt alleen verstrekt indien er sprake is van een dienstverband van minimaal twaalf maanden.

  • 4. Aanpassingen waarvan de kosten hoger zijn dan 10% van de rijksbijdrage komen niet voor een vergoeding in aanmerking. In dat geval wordt de arbeidsplaats niet als passend beschouwd.

  • 5. Het college regelt de wijze van uitbetaling van de vergoeding.

Artikel 8 Indienen van de aanvraag

  • 1. De aanvraag voor een persoonsgebonden budget wordt ingediend door middel van een volledig ingevulde aanvraag. De aanvraag wordt mede-ondertekend door werkgever en de begeleidingsorganisatie.

  • 2. Het college kan ten behoeve van de aanvraag een aanvraagformulier vaststellen.

Artikel 9 Beslistermijn

  • 1. Het college besluit over de aanvraag binnen vier weken na ontvangst van alle benodigde gegevens.

  • 2. Het college kan dit besluit met ten hoogste vier weken verdagen. Het college stelt de aanvrager hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 10 Het besluit tot verlenen van de periodieke subsidie

Het besluit tot verlening van een periodieke subsidie bevat in ieder geval:

  • a.

    De hoogte van de periodieke subsidie en de wijze waarop deze kan worden aangepast;

  • b.

    Wijze van bevoorschotting van de subsidie;

  • c.

    De verplichtingen van de werkgever;

  • d.

    De verplichtingen van de sw- geïndiceerde.

Artikel 11 Het vaststellen van de periodieke subsidie

  • 1. De werkgever verstrekt binnen vierweken na afloop van het kalenderjaar aan het college een schriftelijke opgave van het door hem in het voorgaande jaar betaalde bruto CAO- loon van de sw- geïndiceerde, vermeerderd met alle werkgeverslasten.

  • 2. Het college stelt de periodieke subsidie binnen vier weken na ontvangst van deze opgave vast.

Artikel 12 Verrekening met de voorschotten

De subsidie wordt overeenkomstig de vaststelling binnen vier weken betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten.

Artikel 13 Verplichtingen van de werkgever

  • 1. De werkgever doet onmiddellijk schriftelijke mededeling aan het college van alle feiten en omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de verstrekking van de subsidie.

  • 2. De werkgever bewaart alle bewijsstukken die aan de subsidieverstrekking ten grondslag liggen tenminste drie jaren na de vaststelling van de subsidie en stelt deze op verzoek ter beschikking aan het college voor controledoeleinden.

Artikel 14 Hardheidsclausule

Het college kan, indien de toepassing van bepalingen in deze verordeningen in de individuele situatie tot grove onbillijkheden leidt, afwijken van het gestelde in deze verordening.

Artikel 15 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening persoonsgebonden budget begeleid werken Wet sociale werkvoorziening.

  • 2.

    Zij treedt in werking op 1 juli 2008.

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Rijswijk in zijn vergadering van 10 juni 2008.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijving

In artikel 1 is een beperkt aantal begrippen opgenomen, omdat de wet voldoende duidelijk is over gehanteerde termen en begrippen. Een uitgebreide(re) begrippenlijst is derhalve overbodig.

Artikel 2 De hoogte van de rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten

Artikel 7, tiende lid, onderdeel b, Wsw bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de hoogte van de voor het college rechtstreeks aan de subsidie-verlening verbonden uitvoeringskosten omgerekend op jaarbasis. Artikel 2 van deze verordening vormt de uitwerking van deze verplichting.

Er is voor gekozen om met een vast percentage te werken van maximaal 2% van de rijksbijdrage per arbeidsjaar. Onder uitvoeringskosten wordt in elk geval verstaan de kosten die het college maakt in verband met het verrichten van de volgende activiteiten:

  • ·

    het beoordelen van aanvragen voor een PGB;

  • ·

    de administratieve handelingen in verband met het verstrekken van subsidies en vergoedingen in het kader van het PGB;

  • ·

    het monitoren van het begeleid werken met een PGB;

  • ·

    het tussentijds bepalen van loonwaarde;

  • ·

    het voeren van (tussentijdse) gesprekken met begeleidingsorganisatie en werkgever.

Artikel 3 Invulling voorwaarden adequate werkplek

Het college zal bij elke aanvraag van een PGB moeten beoordelen of de inpassing in de arbeid van betrokkene, met inbegrip van begeleiding op zijn werkplek adequaat door de werkgever wordt verzorgd (artikel 7, eerste lid, Wsw). In verband hiermee kan een gemeente eisen stellen aan de werkgever en de door hem aangeboden werkplek. In artikel 7, tiende lid, Wsw dient de gemeenteraad in zijn verordening de voorwaarden te regelen waaronder het college een begeleidingsorganisatie inschakelt die door de sw- geïndiceerde is aangewezen.

In de verordening zijn de volgende vereisten aan een werkgever opgenomen:

  • ·

    Ingeschreven staan bij de Kamer van Koophandel. Deze eis geldt overigens niet voor overheidsorganisaties en daaraan gelieerde instellingen, omdat deze niet bij de KvK zijn of kunnen worden ingeschreven

  • ·

    De arbeidsplaats en omvang zijn passend voor de sw- geïndiceerde, gelet op zijn indicatiestelling en mogelijkheden en beperkingen

  • ·

    De duur van het dienstverband dient minimaal twaalf maanden te zijn, met de mogelijkheid tot verlenging

  • ·

    De werkplek en omstandigheden dienen te voldoen aan de geldende arbo- normen.

Ook aan de begeleidingsorganisatie worden voorwaarden gesteld. Deze voorwaarden zijn in elk geval

  • ·

    Ingeschreven staan bij de Kamer van Koophandel. Deze eis geldt overigens niet voor overheidsorganisaties en daaraan gelieerde instellingen, omdat deze niet bij de KvK zijn of kunnen worden ingeschreven

  • ·

    De organisatie en/of haar medewerkers dienen gekwalificeerd te zijn voor het begeleiden van de doelgroep cq de Sw- geïndiceerde. Indien gevraagd dient de organisatie een bewijs hiervan te overleggen,bijvoorbeeld dmv het Borea keurmerk

Artikel 4 De wijze van de vaststelling van de periodieke subsidie aan de

werkgever

In dit artikel worden de nadere regels bepaald met betrekking tot de wijze waarop de hoogte van de periodieke subsidie aan de werkgever dient te worden vastgesteld (artikel 7, tiende lid, onderdeel a, Wsw) door het college. De periodieke subsidie bestaat uit een loonkostensubsidie.

Het doel van de loonkostensubsidie is het verstrekken van een tegemoetkoming in de loonkosten in verband met de geringere arbeidsproductiviteit van de sw- geïndiceerde. Om te kunnen bepalen wat de hoogte van de loonkostensubsidie moet zijn, is inzicht nodig in de verdiencapaciteit (loonwaarde) van de betrokken sw- geïndiceerde. In de praktijk kan de hoogte van de loonkostensubsidie worden bepaald in onderhandeling. Daarbij wordt in veel gevallen overigens gebruik gemaakt van bestaande methodieken voor inschatting van de loonwaarde. Ook het functieprofiel van de te vervullen functie en het daarbij behorende (CAO-)loon maken vaak deel uit van dit proces.

In het eerste lid is vastgelegd dat de hoogte maximaal 90% van het geldende minimumloon is.

In het tweede lid is bepaald dat een loonwaarde onderzoek ingesteld kan worden als het college gerede twijfel heeft of de werkgever het betreffende wel nodig heeft, dus in het geval de verdiencapaciteit van de sw- geïndiceerde door het college hoger wordt ingeschat dan het bedrag aan loonkostensubsidie rechtvaardigt.

In het derde lid is bepaald dat er in elk geval een loonwaarde onderzoek plaats vindt als de sw- geindiceerde een verzoek doet tot een hogere loonkostensubsidie dan hetgeen in het eerste lid is bepaald.

In het vierde lid is bepaald dat een loonwaarde onderzoek in elk geval eens in de drie jaar plaats vindt bij een dienstverband voor onbepaalde tijd, om op die manier een actueel beeld te krijgen en zo mogelijk het subsidie bij te stellen.

Artikel 5 Herziening van de loonkostensubsidie

De productiviteit van een sw-geïndiceerde kan wijzigen, als deze persoon langer op een begeleid werkenplek werkzaam is. Als dat het geval is, kan de loonkostensubsidie worden aangepast. De werkgever kan dan, als de productiviteit, c.q. verdiencapaciteit van de werknemer minder wordt, met instemming van de werknemer, een verzoek indienen om de loonkostensubsidie te herzien. De werkgever moet zijn verzoek om herziening met redenen omkleden.

Ook ambtshalve kan het college, als er een gerede aanleiding is voor een (tussentijds) aanpassing van het subsidie, een hernieuwde beoordeling voor de hoogte van het subsidie doen. Dit zal zich overigens alleen in uitzonderlijke gevallen voordoen, bijvoorbeeld als er sprake is van kennelijke onredelijkheid bij handhaving van een bestaande situatie.

Bij het wijzigen van de subsidie zijn de bepalingen van Artikel 4 van toepassing.

Dit betekent bijvoorbeeld dat ook bij de herbeoordeling van de loonwaarde gebruik gemaakt kan worden van een loonwaarde- onderzoek.

Artikel 6 De vergoeding aan de begeleidingsorganisatie

Omdat de behoefte aan begeleiding van een sw-geïndiceerde op de werkplek van geval tot geval kan verschillen, en mede afhankelijk is van de aard van de handicap, zal in de praktijk de beoordeling van de omvang van de begeleiding gebaseerd moeten zijn op maatwerk.

Op basis van in de praktijk gehanteerde indicatiecriteria bestaat overigens de richtlijn dat een begeleidingspercentage op de werkplek van meer dan 15% van de werktijd reden kan zijn een herindicatie aan te vragen vanwege de zogenaamde “ondergrensproblematiek”. Hiermee kan het college rekening houden bij gesprekken over de omvang van begeleiding door de begeleidingsorganisatie.

In het eerste lid is opgenomen dat hoogte van de vergoeding voor begeleidingskosten maximaal 12% van de rijksbijdrage bedraagt.

In het tweede lid is opgenomen dat een begeleidingsorganisatie niet in aanmerking komt voor een vergoeding van de gemaakte kosten voor het zoeken van een Begeleid Werken plaats. Deze kosten dienen te worden betaald uit de vergoeding voor de begeleidingskosten.

In het derde lid is opgenomen dat elke werknemer in Begeleid Werken het college een gemotiveerd verzoek kan doen om een andere begeleidingsorganisatie in te schakelen. Het college honoreert dit verzoek als de begeleidingsorganisatie voldoet aan het gestelde in deze verordening en het verzoek niet kennelijk onredelijk is.

Artikel 7

Vergoeding voor eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder arbeid wordt verricht

In dit artikel worden de voorwaarden bepaald waaronder het college aan de werkgever een vergoeding (subsidie) verstrekt voor de eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder arbeid wordt verricht (artikel 7, tiende lid, Wsw).

Het eerste lid bepaalt dat een eenmalige vergoeding kan worden verstrekt. Hiervoor is deskundigenrapport nodig.

Het derde lid stelt een minimale duur aan het dienstverband (twaalf maanden) dat de werkgever met de betrokken sw- geïndiceerde moet aangaan, alvorens tot investeringen wordt overgegaan.

In het vierde lid wordt een maximum gesteld aan de hoogte van de vergoeding. De gedachte hierachter is dat als de kosten boven dit bedrag uitgaan de aangeboden arbeidsplaats als niet passend moet worden beschouwd. In de praktijk zullen hierbij van geval tot geval kosten en baten tegen elkaar moeten worden afgewogen. Omdat hier sprake is van maatwerk is niet bij benadering aan te geven op welke bedrag dit moet worden gemaximeerd.

Het vijfde lid bepaalt dat het college de wijze van uitbetaling van de vergoeding regelt. Daarbij kan worden gedacht aan de termijnen van betaling.

Artikel 8 Indienen van de aanvraag

De sw- geïndiceerde zal het PGB moeten aanvragen. Omdat begeleid werken met een PGB leidt tot een subsidierelatie met de werkgever (in verband met het verstrekken van een periodieke subsidie) en een contractrelatie met de begeleidingsorganisatie (in verband met het verstrekken van een periodieke vergoeding), zullen ook de werkgever en de begeleidingsorganisatie van de sw-geïndiceerde de aanvraag moeten ondertekenen.

Op basis van de aanvraag beslist het college vervolgens of een periodieke subsidie aan de werkgever en een periodieke vergoeding aan de begeleidingsorganisatie worden verstrekt en voor welke bedragen. Vervolgens vindt de verstrekking van de periodieke subsidie aan de werkgever plaats op basis van een beschikking en de verstrekking van een periodieke vergoeding aan de begeleidingsorganisatie op basis van een overeenkomst.

Artikel 9 Beslistermijn

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 10 Het besluit tot verlenen van de periodieke subsidie

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 11 het vaststellen van de periodieke subsidie

Met het vaststellen van de subsidie wordt de subsidieverstrekking voor het betreffende kalenderjaar afgerond. De hoogte van het subsidiebedrag voor dat jaar wordt definitief vastgesteld. Om de subsidie te kunnen vaststellen, dient de werkgever een schriftelijke opgave te doen van het door hem in het voorgaande jaar betaalde bruto CAO-loon van de sw- geïndiceerde, vermeerderd met alle werkgeverslasten. Indien gewenst dient de werkgever deze opgave te voorzien van een accountantsverklaring.

Artikel 12 Verrekening met de voorschotten

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 13 Verplichtingen van de werkgever

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 14 Hardheidsclausule

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting

Artikel 15 Citeertitel en inwerkingtreding.

De verordening moet binnen zes maanden na inwerkingtreding van de wet zijn vastgesteld.

Aldus besloten door de raad van de gemeente Rijswijk in zijn openbare vergadering van

10 juni 2008