Beleidsregels Wet taaleis 2016

Geldend van 24-09-2016 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2016

Burgemeester en wethouders van Rozendaal,

gelet op artikel 18 lid b van de Participatiewet en op de Wet taaleis WWB;

besluiten:

Vast te stellen de navolgende:

BeleidsregelsWet taaleis 2016

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz) en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a)

      College: het college van burgemeester en wethouders;

    • b)

      Uitkering: de door het college verleende bijstand in het kader van de Participatiewet;

    • c)

      Wet Taaleis: de wet tot wijziging van de Wet werk en bijstand teneinde de eis tot beheersing van de Nederlandse taal toe te voegen aan die wet (Wet Taaleis WWB);

    • d)

      Besluit taaltoets: het ‘Besluit taaltoets Participatiewet’;

    • e)

      Referentieniveau: het fundamentele niveau (F-niveau) taal en rekenen volgens de richtlijnen van de Rijksoverheid;

    • f)

      Wet Educatie: de wet van 9 juli 2014 tot wijziging van onder meer de Wet participatiebudget en de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake het invoeren van een specifieke uitkering educatie en het vervallen van de verplichte besteding van educatiemiddelen bij regionale opleidingencentra;

    • g)

      Inburgering: de Wet inburgering.

Artikel 2. Aantonen kennis Nederlandse taal

Aan de Wet Taaleis wordt voldaan wanneer:

  • 1.

    Een bijstandsgerechtigde in de leerplichtige leeftijd, tussen 5 en 16 jaar, tenminste acht jaren in Nederland heeft gewoond. Dan kan ervan uitgegaan worden dat door uitkeringsgerechtigde gedurende acht jaar Nederlandstalig onderwijs is gevolgd.

  • 2.

    Met rapporten of diploma’s van erkende Nederlandse onderwijsinstellingen aangetoond wordt dat de bijstandsgerechtigde Nederlandstalig onderwijs heeft gevolgd (zowel basis- als voortgezet/beroepsonderwijs). Dat kan ook particulier of Nederlandstalig onderwijs in het buitenland zijn.

  • 3.

    Een diploma inburgering of een gelijkwaardig diploma overlegd wordt, Dit geldt dan als bewijs dat een bijstandsgerechtigde de Nederlandse taal beheerst.

Artikel 3. Geen taaltoets

Er hoeft geen taaltoets te worden afgenomen wanneer:

  • 1.

    Vastgesteld kan worden dat elke vorm van verwijtbaarheid, als bedoeld in artikel 4, ontbreekt

  • 2.

    Tijdens een vorige uitkeringsperiode al een toets is afgenomen en is vastgesteld dat uitkeringsgerechtigde de Nederlandse taal beheerst.

  • 3.

    Tijdens een vorige uitkeringsperiode al een toets is afgenomen en is vastgesteld dat uitkeringsgerechtigde de Nederlandse taal onvoldoende beheerst, maar ook is vastgesteld dat door in de persoon gelegen factoren de uitkeringsgerechtigden niet is staat is om de Nederlandse taal op referentieniveau 1F machtig te worden.

  • 4.

    Uitkeringsgerechtigden die een uitkering hadden in een andere gemeente en in die gemeente al een toets hebben afgelegd. De toetsresultaten kunnen worden overgenomen, tenzij deze onvoldoende zekerheid bieden over de actuele taalvaardigheid.

  • 5.

    Bij uit zijn aard kortdurende bijstand. Dat kan zich bijvoorbeeld voordoen bij op handen

zijnde emigratie of bij een ongeneeslijke terminale ziekte.

Artikel 4. Het ontbreken van elke vorm van verwijtbaarheid

Elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt als er:

a) Een ontheffing is in het kader van de Wet inburgering;

b) Er sprake is van een gediagnosticeerd leerprobleem;

c) Diverse malen een taalcursus gevolgd is en vastgesteld is door de educatie-instelling dat door in de persoon gelegen factoren uitkeringsgerechtigde niet is staat is om de Nederlandse taal op referentieniveau 1F machtig te worden;

d) Ontheffing van de arbeidsplicht is op grond van psychische, fysieke of sociale problematiek.

Artikel 5. Taaltoets

De vorm van de taaltoets en de wijze van uitvoering wordt gezamenlijk in de arbeidsmarktregio Midden Gelderland bepaald.

Artikel 6. Kennisgeving en (geen) bereidverklaring

Is de uitkomst van de toets dat uitkeringsgerechtigde niet aan de taaleis voldoet, dan wordt de

volgende procedure gevolgd:

a) Uitkeringsgerechtigde ontvangt binnen acht weken na het afleggen van de taaltoets de kennisgeving met de uitslag van de taaltoets.

b) Uitkeringsgerechtigde krijgt een gesprek waarbij hij de uitslag van de taaltoets hoort en een taaltraject op maat krijgt aangeboden.

c) Wanneer uitkeringsgerechtigde akkoord gaat met het taaltraject, tekent hij de trajectovereenkomst. Dit is de bereidverklaring om te starten met het leertraject dat leidt tot kennis van de Nederlandse taal op referentieniveau 1F.

d) Wanneer uitkeringsgerechtigde niet akkoord gaat met het taaltraject wordt de bijstand beoordeeld volgens de regels in artikel 18b van de Participatiewet.

Artikel 7. Aanbod taaltraject

Uitkeringsgerechtigde krijgt een taaltraject op maat aangeboden door de gemeente. Het taaltraject wordt uitgevoerd door de educatie-instelling die daarvoor gecontracteerd is in het kader van de wet educatie.

Artikel 8. Het volgen van de voortgang van het taaltraject

In het trajectplan staat wat het startniveau van uitkeringsgerechtigde is, welk niveau haalbaar

is en hoe lang uitkeringsgerechtigde nodig heeft om dit niveau te bereiken. Dit trajectplan is

het uitgangspunt voor de beoordeling van de inspanningen van uitkeringsgerechtigde.

Vanuit de educatie-instelling ontvangt de gemeente de volgende voortgangsgegevens:

  • ·

    een maandelijks aanwezigheidsoverzicht van de voorgaande lesweken;

  • ·

    halfjaarlijkse voortgangsrapportages bij trajecten met een looptijd van meer dan 6 maanden;

  • ·

    een eindrapport na afloop van het traject;

  • ·

    tussentijdse meldingen bij uitval.

Op basis van de voortgangsrapportages wordt uitkeringsgerechtigde halfjaarlijks gemonitord en zo nodig gesproken. Als uit de aanwezigheidsrapportages blijkt dat uitkeringsgerechtigde regelmatig afwezig is wordt er eerder met uitkeringsgerechtigde gesproken.

Artikel 9. Relatie met Wet inburgering

Wanneer uitkeringsgerechtigde begonnen is met een leertraject in het kader van de Wet inburgering, kan dit worden aangemerkt als ‘voldoende inspanning’ van de kant van uitkeringsgerechtigde, zoals bedoeld is in de Wet Taaleis.

Artikel 10. Relatie met de Wet educatie

Wanneer uitkeringsgerechtigde voor de ingangsdatum van de Wet taaleis begonnen is met een

taaltraject in het kader van de Wet educatie en dit traject loopt nog bij het ROC, kan dit

aangemerkt worden als ‘voldoende inspanning’ van de kant van uitkeringsgerechtigde, zoals

bedoeld is in de Wet Taaleis.

Artikel 11. Gevallen waarin de beleidsregels niet voorzien

Inzake de onderwerpen die vallen onder de discretionaire bevoegdheid van het college waarin deze beleidsregels niet voorzien, beslist het college.

Artikel 12. Inwerkingtreding en citeertitel

1.Deze beleidsregels treden in werking op de dag na bekendmaking en werken terug tot en met

1 januari 2016.

2.Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als Beleidsregels Wet taaleis 2016.

Rozendaal d.d. 9 augustus 2016

Burgemeester en wethouders voornoemd,

De secretaris De burgemeester

W.G. Pieterse- Pook drs. J.H. Klein Molekamp