Verordening tegenprestatie Participatiewet gemeente Rozendaal

Geldend van 23-09-2017 t/m heden

Intitulé

Verordening tegenprestatie Participatiewet gemeente Rozendaal

De raad van de gemeente Rozendaal;

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 15 augustus 2017, nummer MJ 17-38;

Gelet op:

artikel 8a, eerste lid, onderdeel b, van de Participatiewet en artikel 35, onderdeel d van de IOAW en de IOAZ;

RAADSBESLUIT

BESLUIT

Vast te stellen, de navolgende

Verordening tegenprestatie Participatiewet gemeente Rozendaal

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begrippen

  • 1

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht en/of de Gemeentewet.

  • 2

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a

      De wet: de Participatiewet;

    • b

      College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente

      Rozendaal;

    • c

      Tegenprestatie: Het naar vermogen verrichten van door het college opgedragen

onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden die worden

verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid en die niet

leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt;

dBelanghebbende: de persoon als bedoeld in artikel 9, lid 1 van de Participatiewet,

met uitzondering van de persoon als bedoeld in artikel 9, lid 5 en 7 van de Participatiewet, en de persoon als bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel f, van de IOAW/IOAZ;

eMantelzorg: langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep

e wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.

Hoofdstuk 2 Beleid

Artikel 2 Verslag over beleid

  • 1 Het college zendt tweejaarlijks aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid van het beleid.

  • 2 Het verslag, zoals bedoeld in het eerste lid, bevat het oordeel van de Adviesraad Sociaal Domein.

Hoofdstuk 3 De tegenprestatie naar vermogen

Artikel 3 Inhoud van een tegenprestatie

  • 1 Het college kan onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden, die additioneel van aard zijn, inzetten als tegenprestatie voor zover die werkzaamheden:

    • a

      naar zijn aard niet zijn gericht op toeleiding tot de arbeidsmarkt;

    • b

      niet zijn bedoeld als re-integratieinstrument;

    • c

      worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid in de organisatie waarin ze worden verricht; en

    • d

      niet leiden tot verdringing.

  • 2 Het college stelt ter nadere uitvoering van deze verordening beleidsregels vast waarin kan worden vastgelegd hoe nadere invulling aan de tegenprestatie wordt gegeven.

Artikel 4 Het opdragen van een tegenprestatie

  • 1 Het college kan een belanghebbende een tegenprestatie opdragen.

  • 2 Bij het opdragen van een tegenprestatie wordt maatwerk geleverd. Het college houdt rekening met de volgende factoren:

    • a

      de tegenprestatie moet naar vermogen kunnen worden verricht door een belanghebbende;

    • b

      de persoonlijke situatie en individuele omstandigheden van een belanghebbende;

    • c

      de persoonlijke wensen en kwaliteiten van een belanghebbende;

    • d

      het al verrichten door de belanghebbende van maatschappelijke activiteiten of vrijwilligerswerk.

Artikel 5 Duur en omvang van een tegenprestatie

  • 1 De tegenprestatie wordt opgedragen voor minimaal 52 uur en maximaal 208 uur per 12 maanden.

  • 2 Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in lid 1, als toepassing ervan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

  • 3 De tegenprestatie heeft een maximale duur van 6 aaneengesloten maanden.

  • 4 Het college kan jaarlijks meerdere keren de tegenprestatie opdragen met inachtneming van de kaders gesteld in het eerste lid en derde lid.

Artikel 6 Vrijstellingen

  • 1 Vrijgesteld van de plicht tot het verrichten van een tegenprestatie is:

    • a

      de belanghebbende die voor ten minste vier uur per week vrijwilligerswerk verricht, indien voor dat vrijwilligerswerk toestemming is verkregen van het college;

    • b

      de belanghebbende die deelneemt aan activiteiten in het kader van een re-integratietraject;

    • c

      de belanghebbende die zorgtaken verricht als mantelzorger voor ten minste vier uur per week;

    • d

      de belanghebbende die een parttime baan heeft voor ten minste 20 uur per week;

    • e

      alleenstaande ouders die vrijstelling van de arbeidsplicht hebben in verband met de zorg voor (een) kind(eren) in de leeftijd tot 5 jaar;

    • f

      de belanghebbende die duurzaam en volledig arbeidsongeschikt is.

  • 2 Het college kan afwijken van de minimale uren gesteld in lid a, c en d als toepassing ervan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

  • 3 Het college bepaalt op welke wijze dient te worden aangetoond dat sprake is van een vrijstellingsgrond als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 7 Geen werkzaamheden voorhanden

  • 1. Het college draagt geen tegenprestatie op indien geen werkzaamheden voorhanden zijn die kunnen worden ingezet als tegenprestatie.

  • 2. Indien het college geen tegenprestatie opdraagt omdat geen werkzaamheden voorhanden zijn, beoordeelt het college om de 3 maanden of op dat moment wel werkzaamheden voor handen zijn die kunnen worden ingezet als tegenprestatie.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 8 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking de dag na bekendmaking.

  • 2. De Verordening tegenprestatie Participatiewet gemeente Rozendaal, vastgesteld op 28 oktober 2014, wordt ingetrokken op de dag van inwerkingtreding.

Artikel 9 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening tegenprestatie Participatiewet 2017 gemeente Rozendaal.

Aldus besloten in de openbare vergadering van

de gemeenteraad van Rozendaal d.d. 12 september 2017

de griffier

K.M. Schaap

de voorzitter

drs. J.H. Klein Molekamp