Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente Rozendaall

Geldend van 21-04-2018 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente Rozendaall

Burgemeester en wethouders van de gemeente Rozendaal

gelet op artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht, de artikelen 1.61, eerste lid, 1.65, eerste lid, 1.66 en 1.72, eerste lid Wet kinderopvang

besluiten:

de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang van de gemeente Rozendaal vast te stellen.

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1 Begripsbepaling

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    afwegingsoverzicht/richtlijnen: de bij deze beleidsregels behorende lijst met prioriteiten, dwangsommen en boetes;

  • b.

    kwaliteitseisen: de kwaliteitseisen die bij of krachtens de Wet kinderopvang (Wko) aan de kinderopvang worden gesteld;

Artikel 2 Toepassing

Deze beleidsregels zijn van toepassing op de handhaving naar aanleiding van overtreding van de bij of krachtens de Wet kinderopvang gestelde regelgeving en aanverwante regelgeving.

Artikel 3 Vormen van handhaven

  • 1. Bij het uitvoeren van het handhavingsbeleid heeft het college de volgende mogelijkheden:

    • a.

      aanwijzing;

    • b.

      herstelsanctie;

    • c.

      bestraffende sanctie;

    • d.

      exploitatieverbod;

    • e.

      uitschrijven uit het Landelijk register kinderopvang.

  • 2. Een zienswijzeprocedure maakt deel uit van de procedure onder lid 1 onder b en c.

Artikel 4 Hersteltermijnen

Bij het uitvoeren van de herstellende- en de bestraffende sanctie heeft het college in beginsel de volgende mogelijkheden:

  • a)

    prioriteit hoog: maximaal 2 weken;

  • b)

    prioriteit gemiddeld: maximaal 2 maanden;

  • c)

    prioriteit laag: maximaal 6 maanden.

Hoofdstuk 2 Herstellend traject

Artikel 5 Herstelsanctie

  • 1. Indien gebleken is dat een houder van een kindercentrum, een gastouderbureau, of een voorziening voor gastouderopvang niet voldoet aan één of meer kwaliteitseisen, legt het college in beginsel een aanwijzing op met de in het afwegingsoverzicht genoemde hersteltermijn.

  • 2. Als de houder van een kindercentrum, een gastouderbureau, of een voorziening voor gastouderopvang niet voldoet aan één of meer kwaliteitseisen en de aanwijzing niet, of niet voldoende opvolgt, legt het college in beginsel een last onder bestuursdwang of last onder dwangsom ingevolge de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op.

  • 3. Als de houder een overtreding herhaalt en als de overtreding zelf daartoe aanleiding geeft, kan het college in plaats van een aanwijzing direct een last onder bestuursdwang of last onder dwangsom ingevolge de Awb opleggen.

Artikel 6 Hoogte last onder dwangsom

  • 1. Het college legt voor iedere overtreding de dwangsom op overeenkomstig het in het afwegingsoverzicht bij de betreffende overtreding opgenomen bedrag.

  • 2. Voor voorzieningen voor gastouderopvang halveert het college de dwangsom, tenzij het in het afwegingsoverzicht genoemde boetebedrag specifiek en alleen voor een voorziening voor gastouderopvang bedoeld is.

Artikel 7 Verhoging bij recidive

Als een overtreding zich binnen drie jaar na de eerste constatering opnieuw voordoet wordt geen last onder dwangsom opgelegd maar een bestuurlijke boete verhoogd volgens de recidivebepalingen voor boetes.

Artikel 8 Matiging

  • 1.

    Het college kan besluiten om de last onder dwangsom te matigen als blijkt dat het in het afwegingsoverzicht opgenomen normbedrag onevenredig is, indien de belanghebbende aannemelijk maakt dat op grond van:

    • -

      de ernst van de overtreding,

    • -

      de mate van verwijtbaarheid,

    • -

      de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan of

    • -

      de omstandigheden waarin de overtreder verkeert,

een dwangsom volgens deze beleidsregels onevenredig is.

2.Van een situatie als bedoeld in het vorige lid, kan in beginsel slechts sprake zijn in bijzondere omstandigheden waarin deze beleidsregels niet voorzien.

Hoofdstuk 3 Bestraffend traject

Artikel 9 Bestuurlijke boete

Het college kan een bestuurlijke boete opleggen ingevolge de Awb op als de houder:

  • 1.

    voordat een onderzoek als bedoeld in artikel 1.62, eerste lid van de Wko, heeft plaatsgevonden, waaruit blijkt dat de exploitatie redelijkerwijs zal plaatsvinden in overeenstemming met het bepaalde bij of krachtens de paragrafen 2 en 3 van afdeling 3 van de Wko;

  • 2.

    in strijd handelt met lid 1 van artikel 1.47 van de Wko (relevante wijzigingen niet tijdig melden);

  • 3.

    bij 'overige overtredingen' genoemd in het afwegingsoverzicht met een prioriteit hoog.

Artikel 10 Hoogte bestuurlijke boete

  • 1. Het college legt voor iedere overtreding de bestuurlijke boete op overeenkomstig het in het afwegingsoverzicht bij de betreffende overtreding opgenomen bedrag.

  • 2. Voor voorzieningen voor gastouderopvang halveert het college het boetebedrag, tenzij het in het afwegingsoverzicht genoemde boetebedrag specifiek en alleen voor een voorziening voor gastouderopvang bedoeld is.

Artikel 11 Verhoging boetebedrag bij recidive

Als een overtreding zich binnen drie jaar na de eerste constatering opnieuw voordoet, verhoogt het college de boete met 50%. Als een overtreding zich binnen drie jaar na de eerste constatering voor een tweede keer of meer voordoet, verhoogt het college de boete met 100%.

Artikel 12 Matiging

  • 1. Het college kan besluiten in aanvulling op artikel 5:46 Awb om de bestuurlijke boete te matigen, indien de belanghebbende aannemelijk maakt dat op grond van:

    • -

      de ernst van de overtreding,

    • -

      de mate van verwijtbaarheid,

    • -

      de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan of

    • -

      de omstandigheden waarin de overtreder verkeert, boeteoplegging volgens deze beleidsregel onevenredig is.

  • 2. Geen matiging wordt verleend als een houder de overtreding weigert op te heffen om bedrijfseconomische redenen.

  • 3. Van een situatie als bedoeld in het vorige lid kan in beginsel slechts sprake zijn in bijzonder omstandigheden waarin deze beleidsregels niet voorzien.

Hoofdstuk 4 Overige instrumenten

Artikel 13 Exploitatieverbod

Het college besluit tot een exploitatieverbod (in exploitatie te nemen, de exploitatie voort te zetten dan wel het onthouden van een uitbreiding):

  • a.

    zolang de houder een bevel of aanwijzing niet opvolgt en het opleggen van een last onder bestuursdwang niet mogelijk is;

  • b.

    als een kindercentrum, gastouderbureau of een voorziening voor gastouderopvang niet of niet langer aan de kwaliteitseisen voldoet.

Artikel 14 Verwijdering uit de registers

Het college besluit tot verwijderen uit de registers:

  • a.

    indien is gebleken dat de houder niet langer de kinderopvangvoorziening exploiteert;

  • b.

    indien uit een GGD-inspectie of anderszins is gebleken dat de houder naar verwachting niet dan wel niet langer voldoet aan de bij en krachtens hoofdstuk 1 afdeling 3, paragrafen 2 en 3 gegeven voorschriften;

  • c.

    indien drie maanden na de registratie de exploitatie van de organisatie voor kinderopvang niet daadwerkelijk is gestart.

Artikel 15 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als “Beleidsregels handhaving kinderopvang gemeente Rozendaal".

Artikel 16 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking de dag na publicatie onder gelijktijdige intrekking van het handhavings- en sanctiebeleid kinderopvang van 15 april 2014.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van Rozendaal d.d.18 april 2018

De secretaris, De burgemeester,

W.G. Pieterse- Pook drs. J.H. Klein Molekamp