Beleidsregel voor wijzigingen op een saneringsplan in de gemeente Schiedam

Geldend van 04-02-2010 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel voor wijzigingen op een saneringsplan in de gemeente Schiedam

Beleidsregel voor wijzigingen op een saneringsplan in de gemeente Schiedam

1. Inleiding

Deze beleidsregel is een nadere uitwerking van artikel 7.4 van de Verordening Bodemsanering Schiedam 2010.

Bij de uitvoering van haar taken als bevoegd gezag die voortkomen uit de Wet bodembescherming (hierna Wbb) blijkt dat de gemeente Schiedam behoefte heeft aan een nadere invulling van het begrip ‘wijziging’ (artikel 37 en 39) en hoe daar in verschillende situaties mee om te gaan. Met name is dit aan de orde in het kader van toezicht en handhaving. In deze beleidsregel is ingegaan op wat er onder een wijziging wordt verstaan en op welke wijze daarmee wordt omgegaan. Deze nadere invulling zal het bevoegd gezag van de gemeente Schiedam (hierna: BG) ondersteunen bij het opstellen en handhaven van beschikkingen op saneringsplannen.

2. Wettelijke kader

Deze beleidsregel geeft uitvoering aan artikel 39 lid 4 en 5 van de Wbb.

Artikel 39, 4e lid Wbb schrijft voor dat wijzigingen van het saneringsplan (waarmee al is ingestemd) aan het bevoegd gezag moeten worden gemeld. Deze melding vindt uiterlijk twee weken voorafgaand aan de uitvoering van die wijziging(en) plaats. Het BG kan nadere regels stellen omtrent de gegevens die bij de melding worden verstrekt.

Artikel 39, 5e lid Wbb schrijft voor dat het bevoegd gezag naar aanleiding van een dergelijke melding aanwijzingen kan geven omtrent de verdere uitvoering van de sanering.

Op grond van artikel 28, 5e lid Wbb doet het BG van de wijziging kennisgeving in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huis-bladen.

De beleidsregel heeft geen betrekking op saneringen die worden uitgevoerd onder het Besluit Uniforme Saneringen (hierna BUS). De beleidsregel is daar waar van toepassing wel afgestemd op het BUS omdat dit besluit al een procedure voor het melden van wijzigingen kent. Dit is geregeld in artikel 1.4 van de Regeling Uniforme Saneringen (RUS). De wetgever heeft in de toelichting op het BUS en RUS duidelijk vermeld dat BG geen bevoegdheid heeft om aanvullende eisen terzake wijzigingen van een BUS-melding op te leggen. Slechts die wijzigingen die zijn vermeld in BUS en RUS moeten worden gemeld en dan ook nog binnen de termijn die in het BUS en RUS staan vermeld, te weten:

* Onmiddellijk indien het gegevens betreft over de van toepassing zijnde categorie van uniforme saneringen, de van toepassing zijnde saneringsaanpak en de invulling van de te realiseren aspecten van de sanering en het saneringsresultaat;

* Onmiddellijk voorzover het betreft persoons- en adresgegevens en de verwachte dan wel de feitelijke aanvangsdatum van de sanering;

* Onmiddellijk indien tijdens de sanering sprake is van actuele risico’s, als gevolg van de aangetroffen verontreinigingsituatie of calamiteiten bij de uitvoering van de saneringswerkzaamheden;

* Onmiddellijk indien tijdens de sanering blijkt dat de maximale hoeveelheid af te voeren grond zal worden overschreden;

* Binnen twee weken voorzover het gegevens betreft over het uitgevoerde bodemonderzoek en gegevens met betrekking tot de feitelijke situatie.

Een verandering van een sanering onder het BUS die niet past binnen de gekozen categorie of saneringsaanpak spreekt voor zich.

3. Procedureel

Genoemde nadere regels in artikel 39, 4e lid Wbb heeft het BG van Schiedam (voor zover van toepassing) geregeld in haar Verordening Bodemsanering. Genoemde nadere regels zijn hierin verbonden aan de manier van melden en de gegevens die daarbij moeten worden verstrekt (inhoud van de melding, welke gevolgen deze heeft ten opzichte van het eerdere saneringsplan waarmee is ingestemd en de reden van melden). In principe volgt per wijziging op het saneringsplan één melding.

In de Wbb is met ingang van 2006 de verplichting opgenomen dat een sanering moet worden uitgevoerd conform het saneringsplan en de voorschriften uit de instemmingbeschikking. Dit betekent in feite dat elke verandering ten opzichte van het saneringsplan, in de ruimste zin van betekenis, dient te worden gemeld. Mede omdat deze informatie vanuit handhavingaspecten nuttig en noodzakelijk wordt geacht. Deze melding geschiedt door degene die saneert of degene die de sanering feitelijk uitvoert en vindt onmiddellijk plaats na constatering van de noodzakelijk door te voeren verandering.

Per melding wordt beoordeeld of de verandering acceptabel is. Gelet op artikel 39, 4e lid Wbb heeft BG twee weken de tijd om de melding te beoordelen en daarop te besluiten. Saneerder is verplicht om in overleg met BG te treden indien hij gemelde verandering binnen die termijn wil doorvoeren (bijvoorbeeld omdat anders het werk stil komt te liggen). Saneerder loopt anders het risico op een correctiebevel indien BG de melding niet acceptabel vindt.

Om de uitvoering bij saneerder en de administratieve afhandeling bij BG niet teveel te frustreren is het vanuit praktisch oogpunt niet wenselijk dat elke kleine verandering van het saneringsplan tot een melding leidt, dan wel daadwerkelijk gezien wordt als een wijziging.

Wanneer niet melden

Hierbij is op hoofdlijnen aansluiting gezocht bij de rapportage ‘Verificatieonderzoek Bodem in Zicht III VROM Inspectie-onderzoek” d.d. 7 juli 2006. Het BG stelt saneerder verplicht om in zijn/haar saneringsplan duidelijke doelen te formuleren en onder motivatie aan te geven welke marges hij/zij in de controle/voortgangsmetingen daarbij wil hanteren. Binnen deze marges kan saneerder zondermeer werken. Als algemene richtlijn voor het begrip ‘marge’ is de 10%-norm acceptabel. Bijvoorbeeld dat het te verwachte volume af te voeren grond, de verwachte restverontreiniging, het verwachte analyseresultaat van een controlebemonstering of het verwachte aantal controlemonsters dat niet voldoet etc. 10% kan afwijken.

De melding wordt beschouwd als (marginale) afwijking

Gemelde veranderingen (dus buiten gedefinieerde marges in het saneringsplan) kunnen door het BG toch worden beschouwd als een marginale verandering ten opzichte van het saneringsplan. Het is daarom verstandig om bij twijfel eerst overleg te voeren met BG. Het is immers toegestaan om na melding deze veranderingen gewoon door te voeren c.q. werkzaamheden voort te zetten. Deze veranderingen worden niet beschouwd als een wijziging, bedoeld in artikel 39, 4e lid Wbb maar als een afwijking die past binnen de marges van de gestelde saneringsdoelen en de context van de saneringswijze. Het BG doet hiervan mededeling aan melder. Er wordt dus geen besluit genomen dat openstaat voor bezwaar en beroep. Er volgt dan ook geen kennisgeving als bedoeld in artikel 28, 5e lid Wbb. Indien, na een periode van twee weken na indiening van de melding, een reactie van BG op de melding uitblijft betekent dit dat het BG zondermeer met de melding akkoord is en de verandering dus beschouwd als een (geringe) afwijking. Elke afwijking dient door de saneerder te worden beschreven/verantwoord in het saneringsverslag en logboek. Onder punt 4 is nadere invulling gegeven aan het begrip ‘afwijking’.

De melding wordt beschouwd als een wijziging

Indien gemelde veranderingen niet passen binnen het begrip ‘afwijking’ dan worden deze door het BG beschouwd als een voorgenomen wijziging op het saneringsplan zoals bedoeld in artikel 39, 4e lid Wbb. Of BG de wijziging acceptabel vindt hangt af van toetsingscriteria. Deze zijn vermeld onder punt 5. Gemelde wijzigingen mogen door saneerder niet eerder worden doorgevoerd nadat BG hierop (positief) heeft besloten dan wel als, na een periode van twee weken na indiening van de melding, een reactie van BG op de melding uitblijft. Indien een reactie uitblijft, betekent dit dat het BG zondermeer met de melding akkoord is. Het besluit of het uitblijven van een reactie hierop betreft een aanwijzing als bedoeld in artikel 39, 5e lid Wbb. Dit houdt in dat er rechtsgevolgen mee gemoeid zijn. De sanering moet dan uitgevoerd worden conform het saneringsplan en de beschreven wijziging c.q. de beschikking met voorschriften en de aanwijzing.

Het BG legt (aanvullende) aanwijzingen op als:

  • ·

    daarmee voorkomen wordt dat de voorgestelde wijziging belangen van derden schaadt (kunnen ook gevoelsmatige aspecten zijn in de ruimste zin van betekenis);

  • ·

    daarmee voorkomen wordt dat beleidsmatige grenzen, randvoorwaarden of uitgangspunten worden overschreden;

  • ·

    een alternatieve aanpak tot de mogelijkheden behoort waardoor nevenaspecten waar de Wet bodembescherming niet op toetst in het geding komen (bijvoorbeeld hinder, andere vergunningen of meldingen, veiligheidsvereisten etc).

Het besluit (aanwijzing) behelst geen belangenafweging. Inspraak of een zienswijze is dus niet aan de orde. Het besluit staat wel open voor bezwaar en beroep. Op grond van artikel 28, 5e lid Wbb doet het BG van de wijziging dan ook kennis in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huis-bladen. Elke ‘wijziging’ zal tot slot door de saneerder moeten worden beschreven/verantwoord in het saneringsverslag en logboek.

De melding is niet acceptabel

Wanneer BG de wijziging niet accepteert, ontvangt de melder hiervan binnen 2 weken een besluit dat openstaat voor bezwaar en beroep. Dit besluit omvat in ieder geval een gemotiveerde opsomming van bepalingen of feiten waardoor BG niet akkoord kan gaan met de melding. Het besluit behelst geen belangenafweging. Inspraak of een zienswijze is dus niet aan de orde.

Als BG de wijziging niet accepteert zal het vastgestelde saneringsplan dan wel de oorspronkelijke BUS-melding gevolgd moeten worden. Het is ook mogelijk om bij BG een nieuw (herziend) saneringsplan voor beschikking in te dienen. In dit geval komt de feitelijke sanering stil te liggen tot het moment van beschikken. Op de totstandkoming van de beschikking is de Algemene wet bestuursrecht (afdeling 3.4) van toepassing.

4. (Marginale) afwijkingen

Voor het begrip ‘afwijking’ is op hoofdlijnen aansluiting gezocht bij de rapportage ‘Verificatieonderzoek Bodem in Zicht III VROM Inspectie-onderzoek” d.d. 7 juli 2006 en het SIKB/project 59 ‘Definiëren kwaliteit van de handhaving bij bodemsaneringen”.

Onder het begrip ‘afwijking’ vallen:

  • ·

    overschrijdingen tot 150% van de voorziene volumes vrijkomende grond met een maximum van 500 m3;

  • ·

    afwijkende controlebemonsteringen;

  • ·

    afwijkingen in de waterafvoer in verband met een verhoogd waterbezwaar (bijvoorbeeld van open bemaling naar bronbemaling) of een afwijkende waterzuivering;

  • ·

    afwijkingen in de aanpak om hinder voor de omgeving beter te voorkomen;

  • ·

    afwijkingen in de te treffen veiligheidsmaatregelen om deze beter te kunnen waarborgen;

  • ·

    andere acceptanten van (sterk) verontreinigde grond;

  • ·

    het op een afwijkende manier moeten herschikken van licht verontreinigde grond;

  • ·

    een afwijking in de verwachte dan wel de feitelijke aanvangsdatum van de sanering binnen een spreiding van een half jaar of een verlenging tot 1,5 maal de geraamde saneringsduur;

  • ·

    overschrijdingen tot 150% van geraamde ontgravingdiepten;

  • ·

    overschrijdingen tot 150% van de geraamde hoeveelheden restverontreiniging(en) na sanering;

  • ·

    afwijkende kadastrale gegevens, naamswijzigingen of afwijkende gegevens met betrekking tot het huidige en toekomstige gebruik van de saneringslocatie.

Tot slot geldt dat bij een afwijking het in ieder geval niet mag gaan om een verandering waarbij belangen van derden worden geschaad. De opsomming is gelimiteerd bedoeld om de uniformiteit te waarborgen. Afwijkingen die hier niet onder vallen, worden beschouwd als een wijziging (zie verder onder punt 5).

5. Inhoudelijke toetsing

De wijziging dient te passen binnen de reikwijdte van het begrip ‘onvoorziene omstandigheden’ die een verandering in de beoogde wijze van verwijderen van verontreinigde grond of verontreinigd grondwater, zoals omschreven in het vastgestelde saneringsplan, noodzakelijk maakt.

Het begrip ‘onvoorziene omstandigheden’ moet hier gelezen worden in de ruimste zin van betekenis.

Het onderzoek voorafgaand aan de sanering dient dan ook ‘grondig’ te zijn geweest. Het begrip ‘grondig’ staat los van het feit of de onderzoeken voorafgaand aan de sanering zijn uitgevoerd conform de daarvoor bedoelde protocollen of richtlijnen. De saneerder of degene die de sanering uitvoert is zelf verantwoordelijk voor de grondigheid van de onderzoeken die ten grondslag liggen aan die sanering.

Belangrijk is bijvoorbeeld vooraf te weten of verontreinigingen perceelsgrenzen overschrijden of onder obstakels (gebouwen, bomen etc) doorlopen omdat hiervan bekend is dat dit tot onvoorziene omstandigheden kan leiden. Bovendien bestaat de kans dat dit leidt tot een ander saneringsresultaat.

Het is verder niet de bedoeling veranderingen van het saneringsplan door te voeren die leiden tot een ander saneringsresultaat, een andere saneringsvariant of die belangen van derden schaadt.

6. Niet gemelde veranderingen

In de hierboven beschreven werkwijze gaat het om afwijkingen/wijzigingen, waarbij de melder zelf het initiatief neemt tot melden.

Indien zonder het te melden wordt afgeweken van een saneringsplan dan wel een wijziging op het saneringsplan wordt doorgevoerd, is er sprake van overtreding van artikel 39, vierde lid Wbb (en voor de BUS-melding van overtreding van artikel 10 BUS). Na constatering zal de afwijking/wijziging alsnog moeten worden gemeld. Een dergelijke melding achteraf met bijbehorende reactie van het BG is nodig, omdat er anders geen door het BG goedgekeurde werkwijze bestaat waaraan het evaluatieverslag kan worden getoetst. Indien het niet om een ‘afwijking’ dan wel een geaccepteerde wijziging gaat, wordt direct handhavend opgestreden.

Handhaving kan zowel bestuursrechtelijk (dwangsom of bestuursdwang) als strafrechtelijk direct plaatsvinden. Het BG zal indien nodig zich hieromtrent tevens richten tot de feitelijke uitvoerder van de sanering (art 2, 2e lid BUS en artikel 39a Wbb). Indien een erkenning in het geding is, zal dit door BG worden gemeld bij de VROM-inspectie.

Het saneren zonder een ingestemd saneringsplan of een BUS-melding betekent dat de artikelen 28, 39 en 39b (en mogelijk 38) van de Wbb worden overtreden. Overtreding van deze artikelen leidt tot bestuursrechtelijke handhaving (last onder dwangsom) en tevens tot strafrechtelijke handhaving op grond van de Wet economische delicten.

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Schiedam in zijn openbare vergadering van 4 februari 2010.

de griffier, J. Gordijn

de voorzitter, W.M.Verver-Aartsen