Regeling vervallen per 15-12-2015

Algemene plaatselijke verordening gemeente Schouwen-Duiveland 2010

Geldend van 16-03-2012 t/m 07-06-2012

Intitulé

Algemene plaatselijke verordening (Apv) gemeente Schouwen-Duiveland 2010.

De raad van de gemeente Schouwen-Duiveland;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 2 juni 2010;

gelet op de artikelen 147, lid 1 en 149 van de Gemeentewet;

gezien het advies van de commissie samenleving en bestuur;

gehoord de politie;

overwegende wijzigingen in wet en regelgeving en ontwikkelingen binnen de samenleving aanleiding geven tot vaststelling van een nieuwe Algemene plaatselijke verordening;

besluit :

vast te stellen de Algemene plaatselijke verordening (Apv) gemeente Schouwen-Duiveland 2010.

INHOUD Hoofdstuk 1   Algemene bepalingenArtikel 1:1        BegripsbepalingenArtikel 1:2        BeslistermijnArtikel 1:3        Indiening aanvraagArtikel 1:4        Voorschriften en beperkingenArtikel 1:5        Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffingArtikel 1:6        Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffingArtikel 1:7        Vergunning voor onbepaalde tijdArtikel 1:8        WeigeringsgrondenArtikel 1:9        Positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissenArtikel 1:10      Geen positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissenHoofdstuk 2   Openbare orde Afdeling 1       Bestrijding van ongeregeldhedenArtikel 2:1       Samenscholing en ongeregeldheden Afdeling 2       BetogingArtikel 2:2        Optochten (gereserveerd)Artikel 2:3        Kennisgeving betogingen op openbare plaatsenArtikel 2:4        Afwijking termijn (vervallen)Artikel 2:5        Te verstrekken gegevens (vervallen) Afdeling 3       Verspreiden van gedrukte stukkenArtikel 2:6        Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen (gereserveerd) Afdeling 4       Vertoningen e.d. op de wegArtikel 2:7        Feest, muziek en wedstrijd e.d. (gereserveerd)Artikel 2:8        Dienstverlening (gereserveerd)Artikel 2:9        Straatartiest Afdeling 5       Bruikbaarheid en aanzien van de wegArtikel 2:10      Plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie ervanArtikel 2:11      (Omgevings)vergunning voor aanleggen, beschadigen en veranderen van een wegArtikel 2:12       Omgevingsvergunning voor het maken, hebben of veranderen van een uitweg of het gebruik daarvan veranderenAfdeling 6       Veiligheid op de wegArtikel 2:13      Veroorzaken van gladheid (gereserveerd) Artikel 2:14      WinkelwagentjesArtikel 2:15      Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerpArtikel 2:16      Openen straatkolken e.d.Artikel 2:17      Kelderingangen e.d. (gereserveerd)Artikel 2:18      Rookverbod in bossen en natuurterreinenArtikel 2:19      Gevaarlijk of hinderlijk voorwerpArtikel 2:20      Vallende voorwerpen (gereserveerd)Artikel 2:21      Voorzieningen voor verkeer en verlichtingArtikel 2:22      Objecten onder hoogspanningslijn (gereserveerd)Artikel 2:23      Veiligheid op het ijs (gereserveerd)Afdeling 7       Evenementen Artikel 2:24      BegripsbepalingArtikel 2:25      EvenementArtikel 2:26      Ordeverstoring Afdeling 7a     Kermissen Artikel 2:26a    Kermissen Artikel 2:26b    Kermissen van algemene aard; exploitatie van gemeentewegeArtikel 2:26c    Kermissen van algemene aard; exploitatie door particulierenArtikel 2:26d    Permanente kermisArtikel 2.26e    Verbod exploitatie andere kermissen Afdeling 8       Toezicht op horecabedrijven  Artikel 2:27      BegripsbepalingenArtikel 2:28      Exploitatievergunning horecabedrijfArtikel 2:29      SluitingstijdenArtikel 2:30      Afwijking sluitingstijden; tijdelijke sluitingArtikel 2:31      Aanwezigheid in gesloten horecabedrijfArtikel 2:32      Handel in horecabedrijvenArtikel 2:33      OrdeverstoringArtikel 2:34      Het college als bevoegd bestuursorgaan Afdeling 9       Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijfArtikel 2:35      BegripsbepalingenArtikel 2:36      Kennisgeving exploitatieArtikel 2:37      Nachtregister Artikel 2:38      Verschaffing gegevens nachtregisterArtikel 2:38a    Opgave gebruikers seizoenplaatsen en permanente standplaatsen Afdeling 10     Toezicht op speelgelegenhedenArtikel 2:39      SpeelgelegenhedenArtikel 2:40      Speelautomaten  Afdeling 11     Maatregelen tegen overlast en baldadigheidArtikel 2:41      Betreden gesloten woning of lokaalArtikel 2:42      Plakken en kladdenArtikel 2:43      Vervoer plakgereedschap e.d.Artikel 2:44      Vervoer inbrekerswerktuigenArtikel 2:45      Betreden van plantsoenen e.d. (gereserveerd)Artikel 2:46      Rijden over bermen e.d. (gereserveerd)Artikel 2:47      Hinderlijk gedrag op openbare plaatsenArtikel 2:47a    DetectorverbodArtikel 2:48      Verboden drankgebruikArtikel 2:48a    Vervoer aanvalswapenenArtikel 2:49      Verboden gedrag bij of in gebouwenArtikel 2:50      Hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimtenArtikel 2:51      Neerzetten van fietsen e.d.Artikel 2:52      Overlast van fiets of bromfiets op markt‑ en kermisterrein e.d.Artikel 2:53      Bespieden van personen (gereserveerd)Artikel 2:54      Bewakingsapparatuur (gereserveerd)Artikel 2:55      Nodeloos alarmeren (gereserveerd)Artikel 2:56      Alarminstallaties (gereserveerd)Artikel 2:57      Loslopende hondenArtikel 2:57a    Verboden plaatsen voor honden       Artikel 2:58      Verontreiniging door honden en paardenArtikel 2:59      Gevaarlijke hondenArtikel 2:60      Houden van hinderlijke of schadelijke dierenArtikel 2:61      Wilde dieren (gereserveerd)Artikel 2:62      Loslopend vee Artikel 2:63      Duiven (gereserveerd)Artikel 2:64      Bijen (gereserveerd)Artikel 2:64a    VliegerenArtikel 2:64b    Naaktrecreatie Artikel 2:65      Bedelarij Afdeling 12     Bepalingen ter bestrijding van heling van goederenArtikel 2:66      Begripsbepalingen (gereserveerd)Artikel 2:67      Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister (gereserveerd)Artikel 2:68      Voorschriften als bedoeld in artikel 437ter van het Wetboek van Strafrecht (gereserveerd)Artikel 2:69      Vervreemding van door opkoop verkregen goederen (gereserveerd)Artikel 2:70      Handel in horecabedrijven (vervallen – zie artikel 2:32)Afdeling 13     VuurwerkArtikel 2:71      BegripsbepalingenArtikel 2:72      Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerkArtikel 2:73      Bezigen van consumentenvuurwerk Afdeling 14     DrugsoverlastArtikel 2:74      Drugshandel op straatArtikel 2:74a    Openlijk gebruik van drugs Artikel 2:74b    Achterlaten van attributenAfdeling 15     Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden en cameratoezicht op openbare plaatsenArtikel 2:75      Bestuurlijke ophoudingArtikel 2:76      Veiligheidsrisicogebieden Artikel 2:77      Cameratoezicht op openbare plaatsen  Hoofdstuk 3   Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.Afdeling 1       BegripsbepalingenArtikel 3:1        BegripsbepalingenArtikel 3:2        Bevoegd bestuursorgaanArtikel 3:3        Nadere regels Afdeling 2       Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels e.d. Artikel 3:4        SeksinrichtingenArtikel 3:5        Gedragseisen exploitant en beheerderArtikel 3:6        SluitingstijdenArtikel 3:7        Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluitingArtikel 3:8        Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerderArtikel 3:9        Straatprostitutie Artikel 3:10      Sekswinkels (gereserveerd)Artikel 3:11      Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke Afdeling 3       Beslissingstermijn; weigeringsgrondenArtikel 3:12      BeslissingstermijnArtikel 3:13      Weigeringsgronden Afdeling 4       Beëindiging exploitatie; wijziging beheerArtikel 3:14      Beëindiging exploitatieArtikel 3:15      Wijziging beheer Hoofdstuk 4   Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente Afdeling 1       Geluidhinder en verlichtingArtikel 4:1        BegripsbepalingenArtikel 4:2        Aanwijzing collectieve festiviteitenArtikel 4:3        Kennisgeving incidentele festiviteitenArtikel 4:4        Verboden incidentele festiviteiten (gereserveerd)Artikel 4:5        Onversterkte muziekArtikel 4:6        Overige geluidhinderArtikel 4:6a      Gebruik knalapparatuur Afdeling 2       Bodem-, weg- en milieuverontreinigingArtikel 4:7        Straatvegen (gereserveerd)Artikel 4:8        Natuurlijke behoefte doenArtikel 4:9        Toestand van sloten en andere wateren en niet-openbare riolen en putten buiten gebouwen Afdeling 3       Het bewaren van houtopstanden (artikelen 4:10, 4:11 en 4:12 vervallen) Afdeling 4       Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlastArtikel 4:13      Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.Artikel 4:14      Stankoverlast door gebruik van meststoffen Artikel 4:15      Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclameArtikel 4:16      Vergunningsplicht lichtreclame (gereserveerd)Afdeling 5      Kamperen buiten kampeerterreinenArtikel 4:17      BegripsomschrijvingArtikel 4:18      Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinenArtikel 4:19      Aanwijzing kampeerplaatsenHoofdstuk 5   Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente Afdeling 1       ParkeerexcessenArtikel 5:1        BegripsbepalingenArtikel 5:2        Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.Artikel 5:3        Te koop aanbieden van voertuigen (gereserveerd)Artikel 5:4        Defecte voertuigen (gereserveerd)Artikel 5:5        VoertuigwrakkenArtikel 5:6        Kampeermiddelen e.a.Artikel 5:7        Parkeren van reclamevoertuigen (gereserveerd)Artikel 5:8        Parkeren van grote voertuigenArtikel 5:9        Parkeren van uitzicht belemmerende voertuigenArtikel 5:10      Parkeren van voertuigen met stankverspreidende stoffen (gereserveerd)Artikel 5:11      Aantasting groenvoorzieningen door voertuigenArtikel 5:12      Overlast van fiets of bromfiets Afdeling 2       CollecterenArtikel 5:13      Inzameling van geld of goederen Afdeling 3       VentenArtikel 5:14      BegripsbepalingArtikel 5:15      VentvergunningArtikel 5:16      Vrijheid van meningsuiting  Afdeling 4       StandplaatsenArtikel 5:17      BegripsbepalingArtikel 5:18      Standplaatsvergunning en weigeringsgrondenArtikel 5:19      Toestemming rechthebbendeArtikel 5:20      Afbakeningsbepalingen Artikel 5:21      Aanhoudingsplicht  Afdeling 5      SnuffelmarktenArtikel 5:22      BegripsbepalingArtikel 5:23      Organiseren van een snuffelmarkt Afdeling 6       Openbaar waterArtikel 5:24      Voorwerpen op, in of boven openbaar waterArtikel 5:25      Ligplaats woonschepen en overige schepen Artikel 5:26      Aanwijzingen ligplaatsArtikel 5:27      Verbod innemen ligplaatsArtikel 5:28      Beschadigen van waterstaatswerken Artikel 5:29      ReddingsmiddelenArtikel 5:30      Veiligheid op het waterArtikel 5:30a    Bedrijfsmatige recreatie te waterArtikel 5:30b    Beoefening niet-gemotoriseerde watersportArtikel 5:30c    Veiligheid zwemmersArtikel 5:30d    Motorschepen en schepen op zeeArtikel 5:31      Overlast aan schepenArtikel 5:31a    Brandstofpompen op openbaar waterArtikel 5:31b    Sportactiviteiten op het strand Afdeling 7       Gemotoriseerd -  en ruiterverkeer in natuurgebiedenArtikel 5:32      Crossterreinen (vervallen)Artikel 5:33      Beperking verkeer in natuurgebieden Afdeling 8       Verbod vuur te stokenArtikel 5:34      Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te                        stokenAfdeling 9      Verstrooiing van asArtikel 5:35      BegripsbepalingArtikel 5:36      Verboden plaatsenArtikel 5:37      Hinder of overlast Afdeling 10    Gebruik van gemeentewapenArtikel 5.37a    Gebruik van gemeentewapen  Hoofdstuk 6   Straf‑, overgangs‑ en slotbepalingenArtikel 6:1        StrafbepalingArtikel 6:2        ToezichthoudersArtikel 6:3        Binnentreden woningenArtikel 6:4        Inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordeningArtikel 6:5        OvergangsbepalingArtikel 6:6        Citeertitel

Hoofdstuk 1   Algemene bepalingen

Artikel 1:1        Begripsbepalingen

Artikel 1:2        Beslistermijn

Artikel 1:3        Indiening aanvraag

Artikel 1:4        Voorschriften en beperkingen

Artikel 1:5        Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing

Artikel 1:6        Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing

Artikel 1:7        Vergunning voor onbepaalde tijd

Artikel 1:8        Weigeringsgronden

Artikel 1:9        Positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen

Artikel 1:10      Geen positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen

Hoofdstuk 2   Openbare orde 

Afdeling 1       Bestrijding van ongeregeldheden

Artikel 2:1       Samenscholing en ongeregeldheden 

Afdeling 2       Betoging

Artikel 2:2        Optochten (gereserveerd)

Artikel 2:3        Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen

Artikel 2:4        Afwijking termijn (vervallen)

Artikel 2:5        Te verstrekken gegevens (vervallen)

 

Afdeling 3       Verspreiden van gedrukte stukken

Artikel 2:6        Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen (gereserveerd)

 

Afdeling 4       Vertoningen e.d. op de weg

Artikel 2:7        Feest, muziek en wedstrijd e.d. (gereserveerd)Artikel 2:8        Dienstverlening (gereserveerd)

Artikel 2:9        Straatartiest 

Afdeling 5       Bruikbaarheid en aanzien van de weg

Artikel 2:10      Plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie ervan

Artikel 2:11      (Omgevings)vergunning voor aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg

Artikel 2:12       Omgevingsvergunning voor het maken, hebben of veranderen van een uitweg of het gebruik daarvan veranderen

Afdeling 6       Veiligheid op de weg

Artikel 2:13      Veroorzaken van gladheid (gereserveerd) 

Artikel 2:14      Winkelwagentjes

Artikel 2:15      Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp

Artikel 2:16      Openen straatkolken e.d.

Artikel 2:17      Kelderingangen e.d. (gereserveerd)

Artikel 2:18      Rookverbod in bossen en natuurterreinen

Artikel 2:19      Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp

Artikel 2:20      Vallende voorwerpen (gereserveerd)

Artikel 2:21      Voorzieningen voor verkeer en verlichting

Artikel 2:22      Objecten onder hoogspanningslijn (gereserveerd)Artikel 2:23      Veiligheid op het ijs (gereserveerd)

Afdeling 7       Evenementen 

Artikel 2:24      Begripsbepaling

Artikel 2:25      Evenement

Artikel 2:26      Ordeverstoring 

Afdeling 7a     Kermissen 

Artikel 2:26a    Kermissen

Artikel 2:26b    Kermissen van algemene aard; exploitatie van gemeentewege

Artikel 2:26c    Kermissen van algemene aard; exploitatie door particulieren

Artikel 2:26d    Permanente kermis

Artikel 2.26e    Verbod exploitatie andere kermissen 

Afdeling 8       Toezicht op horecabedrijven 

Artikel 2:27      Begripsbepalingen

Artikel 2:28      Exploitatievergunning horecabedrijf

Artikel 2:29      Sluitingstijden

Artikel 2:30      Afwijking sluitingstijden; tijdelijke sluiting

Artikel 2:31      Aanwezigheid in gesloten horecabedrijf

Artikel 2:32      Handel in horecabedrijven

Artikel 2:33      Ordeverstoring

Artikel 2:34      Het college als bevoegd bestuursorgaan 

Afdeling 9       Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf

Artikel 2:35      Begripsbepalingen

Artikel 2:36      Kennisgeving exploitatie

Artikel 2:37      Nachtregister

Artikel 2:38      Verschaffing gegevens nachtregister

Artikel 2:38a    Opgave gebruikers seizoenplaatsen en permanente standplaatsen 

Afdeling 10     Toezicht op speelgelegenheden

Artikel 2:39      Speelgelegenheden

Artikel 2:40      Speelautomaten

 

Afdeling 11     Maatregelen tegen overlast en baldadigheid

Artikel 2:41      Betreden gesloten woning of lokaal

Artikel 2:42      Plakken en kladden

Artikel 2:43      Vervoer plakgereedschap e.d.

Artikel 2:44      Vervoer inbrekerswerktuigen

Artikel 2:45      Betreden van plantsoenen e.d. (gereserveerd)Artikel 2:46      Rijden over bermen e.d. (gereserveerd)

Artikel 2:47      Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen

Artikel 2:47a    Detectorverbod

Artikel 2:48      Verboden drankgebruik

Artikel 2:48a    Vervoer aanvalswapenen

Artikel 2:49      Verboden gedrag bij of in gebouwen

Artikel 2:50      Hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten

Artikel 2:51      Neerzetten van fietsen e.d.

Artikel 2:52      Overlast van fiets of bromfiets op markt‑ en kermisterrein e.d.

Artikel 2:53      Bespieden van personen (gereserveerd)

Artikel 2:54      Bewakingsapparatuur (gereserveerd)

Artikel 2:55      Nodeloos alarmeren (gereserveerd)

Artikel 2:56      Alarminstallaties (gereserveerd)

Artikel 2:57      Loslopende honden

Artikel 2:57a    Verboden plaatsen voor honden      

Artikel 2:58      Verontreiniging door honden en paarden

Artikel 2:59      Gevaarlijke honden

Artikel 2:60      Houden van hinderlijke of schadelijke dieren

Artikel 2:61      Wilde dieren (gereserveerd)

Artikel 2:62      Loslopend vee

Artikel 2:63      Duiven (gereserveerd)

Artikel 2:64      Bijen (gereserveerd)

Artikel 2:64a    Vliegeren

Artikel 2:64b    Naaktrecreatie

Artikel 2:65      Bedelarij 

Afdeling 12     Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen

Artikel 2:66      Begripsbepalingen (gereserveerd)

Artikel 2:67      Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister (gereserveerd)

Artikel 2:68      Voorschriften als bedoeld in artikel 437ter van het Wetboek van Strafrecht (gereserveerd)

Artikel 2:69      Vervreemding van door opkoop verkregen goederen (gereserveerd)

Artikel 2:70      Handel in horecabedrijven (vervallen – zie artikel 2:32)

Afdeling 13     Vuurwerk

Artikel 2:71      Begripsbepalingen

Artikel 2:72      Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk

Artikel 2:73      Bezigen van consumentenvuurwerk

 

Afdeling 14     Drugsoverlast

Artikel 2:74      Drugshandel op straat

Artikel 2:74a    Openlijk gebruik van drugs

Artikel 2:74b    Achterlaten van attributen

Afdeling 15     Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden en cameratoezicht op openbare plaatsen

Artikel 2:75      Bestuurlijke ophouding

Artikel 2:76      Veiligheidsrisicogebieden

Artikel 2:77      Cameratoezicht op openbare plaatsen

 

Hoofdstuk 3   Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.

Afdeling 1       Begripsbepalingen

Artikel 3:1        Begripsbepalingen

Artikel 3:2        Bevoegd bestuursorgaan

Artikel 3:3        Nadere regels

 

Afdeling 2       Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels e.d. Artikel 3:4        Seksinrichtingen

Artikel 3:5        Gedragseisen exploitant en beheerder

Artikel 3:6        Sluitingstijden

Artikel 3:7        Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluiting

Artikel 3:8        Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder

Artikel 3:9        Straatprostitutie

Artikel 3:10      Sekswinkels (gereserveerd)

Artikel 3:11      Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke 

Afdeling 3       Beslissingstermijn; weigeringsgronden

Artikel 3:12      Beslissingstermijn

Artikel 3:13      Weigeringsgronden

 

Afdeling 4       Beëindiging exploitatie; wijziging beheer

Artikel 3:14      Beëindiging exploitatie

Artikel 3:15      Wijziging beheer 

Hoofdstuk 4   Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente 

Afdeling 1       Geluidhinder en verlichting

Artikel 4:1        Begripsbepalingen

Artikel 4:2        Aanwijzing collectieve festiviteiten

Artikel 4:3        Kennisgeving incidentele festiviteiten

Artikel 4:4        Verboden incidentele festiviteiten (gereserveerd)Artikel 4:5        Onversterkte muziek

Artikel 4:6        Overige geluidhinder

Artikel 4:6a      Gebruik knalapparatuur 

Afdeling 2       Bodem-, weg- en milieuverontreiniging

Artikel 4:7        Straatvegen (gereserveerd)

Artikel 4:8        Natuurlijke behoefte doen

Artikel 4:9        Toestand van sloten en andere wateren en niet-openbare riolen en putten buiten gebouwen 

Afdeling 3       Het bewaren van houtopstanden (artikelen 4:10, 4:11 en 4:12 vervallen)

 

Afdeling 4       Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast

Artikel 4:13      Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.

Artikel 4:14      Stankoverlast door gebruik van meststoffen

Artikel 4:15      Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame

Artikel 4:16      Vergunningsplicht lichtreclame (gereserveerd)

Afdeling 5      Kamperen buiten kampeerterreinen

Artikel 4:17      Begripsomschrijving

Artikel 4:18      Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen

Artikel 4:19      Aanwijzing kampeerplaatsen

Hoofdstuk 5   Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente

 

Afdeling 1       Parkeerexcessen

Artikel 5:1        Begripsbepalingen

Artikel 5:2        Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.

Artikel 5:3        Te koop aanbieden van voertuigen (gereserveerd)Artikel 5:4        Defecte voertuigen (gereserveerd)

Artikel 5:5        Voertuigwrakken

Artikel 5:6        Kampeermiddelen e.a.

Artikel 5:7        Parkeren van reclamevoertuigen (gereserveerd)Artikel 5:8        Parkeren van grote voertuigen

Artikel 5:9        Parkeren van uitzicht belemmerende voertuigen

Artikel 5:10      Parkeren van voertuigen met stankverspreidende stoffen (gereserveerd)

Artikel 5:11      Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen

Artikel 5:12      Overlast van fiets of bromfiets 

Afdeling 2       Collecteren

Artikel 5:13      Inzameling van geld of goederen

 

Afdeling 3       Venten

Artikel 5:14      Begripsbepaling

Artikel 5:15      Ventvergunning

Artikel 5:16      Vrijheid van meningsuiting

 

Afdeling 4       Standplaatsen

Artikel 5:17      Begripsbepaling

Artikel 5:18      Standplaatsvergunning en weigeringsgronden

Artikel 5:19      Toestemming rechthebbende

Artikel 5:20      Afbakeningsbepalingen

Artikel 5:21      Aanhoudingsplicht

 

Afdeling 5      Snuffelmarkten

Artikel 5:22      Begripsbepaling

Artikel 5:23      Organiseren van een snuffelmarkt 

Afdeling 6       Openbaar water

Artikel 5:24      Voorwerpen op, in of boven openbaar water

Artikel 5:25      Ligplaats woonschepen en overige schepen

Artikel 5:26      Aanwijzingen ligplaats

Artikel 5:27      Verbod innemen ligplaats

Artikel 5:28      Beschadigen van waterstaatswerken

Artikel 5:29      Reddingsmiddelen

Artikel 5:30      Veiligheid op het water

Artikel 5:30a    Bedrijfsmatige recreatie te water

Artikel 5:30b    Beoefening niet-gemotoriseerde watersport

Artikel 5:30c    Veiligheid zwemmers

Artikel 5:30d    Motorschepen en schepen op zee

Artikel 5:31      Overlast aan schepen

Artikel 5:31a    Brandstofpompen op openbaar water

Artikel 5:31b    Sportactiviteiten op het strand

 

Afdeling 7       Gemotoriseerd -  en ruiterverkeer in natuurgebieden

Artikel 5:32      Crossterreinen (vervallen)

Artikel 5:33      Beperking verkeer in natuurgebieden 

Afdeling 8       Verbod vuur te stoken

Artikel 5:34      Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te                        stoken

Afdeling 9      Verstrooiing van as

Artikel 5:35      Begripsbepaling

Artikel 5:36      Verboden plaatsen

Artikel 5:37      Hinder of overlast 

Afdeling 10    Gebruik van gemeentewapen

Artikel 5.37a    Gebruik van gemeentewapen  

Hoofdstuk 6   Straf‑, overgangs‑ en slotbepalingen

Artikel 6:1        Strafbepaling

Artikel 6:2        Toezichthouders

Artikel 6:3        Binnentreden woningen

Artikel 6:4        Inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordening

Artikel 6:5        Overgangsbepaling

Artikel 6:6        Citeertitel

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1:1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    openbare plaats: een voor het publiek toegankelijke plaats, waaronder begrepen de weg als bedoeld onder b;

  • b.

    weg: weg, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994;

  • c.

    openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn;

  • d.

    bebouwde kom: de bebouwde kom of kommen waarvan gedeputeerde staten de grenzen hebben vastgesteld overeenkomstig artikel 27, tweede lid, van de Wegenwet;

  • e.

    rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht;

  • f.

    bouwwerk: bouwwerk als bedoeld in artikel 1 van de Bouwverordening;

  • g.

    gebouw: gebouw als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Woningwet;

  • h.

    handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk wordt beoogd een commercieel belang te dienen;

  • i.

    schip: een schip als bedoeld in artikel 1.01, onderdeel A.1 van het Binnenvaartpolitiereglement (Bpr);

  • j.

    motorschip: een schip, als bedoeld in artikel 1.01, onderdeel A.2 van het Binnenvaartpolitiereglement (Bpr);

  • k.

    bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Artikel 1:2 Beslistermijn

  • 1. Het bevoegde bestuursorgaan beslist op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Het bestuursorgaan kan de termijn voor ten hoogste acht weken verlengen.

  • 3. In afwijking van het tweede lid is artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing indien beslist wordt op een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 2:10, vierde lid en artikel 2:11.

Artikel 1:3 Indiening aanvraag

  • 1. Indien een aanvraag voor een vergunning of ontheffing wordt ingediend minder dan drie weken vóór het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning of ontheffing nodig heeft, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen.

  • 2. Voor bepaalde, door het bestuursorgaan aan te wijzen vergunningen of ontheffingen kan de in het eerste lid genoemde termijn worden verlengd tot ten hoogste acht weken.

Artikel 1:4 Voorschriften en beperkingen

  • 1. Aan een vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen mogen slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.

  • 2. Degene aan wie een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.

Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing

De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.

Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing

De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:

  • a.

    indien ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • b.

    indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;

  • c.

    indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

  • d.

    indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn;

  • e.

    indien de houder dit verzoekt.

Artikel 1:7 Vergunning voor onbepaalde tijd

De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.

Artikel 1:8 Weigeringsgronden

De vergunning of ontheffing kan door het bevoegde gezag of het bevoegde bestuursorgaan worden geweigerd in het belang van:

  • a.

    de openbare orde;

  • b.

    de openbare veiligheid;

  • c.

    de volksgezondheid;

  • d.

    de bescherming van het milieu.

Artikel 1:9 Positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen

Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is van toepassing op de volgende artikelen in deze verordening:

  • a.

    Artikel 2:9 Ontheffing van het verbod optreden als straatartiest;

  • b.

    Artikel 2:47a Detectorverbod;

  • c.

    Artikel 4:16 Vergunningsplicht lichtreclame in beschermde stads- en dorpsgezichten;

  • d.

    Artikel 5:2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.;

  • e.

    Artikel 5:6 Kampeermiddelen e.a.;

  • f.

    Artikel 5:8 Parkeren van grote voertuigen;

  • g.

    Artikel 5:9 Parkeren van uitzicht belemmerende voertuigen;

  • h.

    Artikel 5:11 Aantasting groenvoorziening door voertuigen;

  • i.

    Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen;

  • j.

    Artikel 5:23 Vergunning organisatie snuffelmarkt;

  • k.

    Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken.

Artikel 1:10 Geen positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen

Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing op de volgende artikelen in deze verordening:

  • a.

    Artikel 2:25 Vergunning evenementen;

  • b.

    Artikel 2:10 Vergunning voor het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie van de weg;

  • c.

    Artikel 2:28 Exploitatievergunning horeca;

  • d.

    Artikel 2:29 Sluitingstijden

  • e.

    Artikel 2:39 Exploitatievergunning speelgelegenheid;

  • f.

    Artikel 2:72 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen;

  • g.

    Artikel 3:4 Vergunning seksinrichting;

  • h.

    Artikel 4:6 Overige geluidhinder;

  • i.

    Artikel 4:18 Ontheffing van het verbod tot recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen;

  • j.

    Artikel 5:15 Ventvergunning;

  • k.

    Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden;

  • l.

    Artikel 5:30b Beoefening niet-gemotoriseerde watersport;

  • m.

    Artikel 5:30d Motorschepen en schepen op zee;

  • n.

    Artikel 5:31a Brandstofpompen op openbaar water;

  • o.

    Artikel 5:31b Sportactiviteiten op het strand.

HOOFDSTUK 2 OPENBARE ORDE

Afdeling 1. Bestrijding van ongeregeldheden

Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden

  • 1. Het is verboden op een openbare plaats deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen, te vechten of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot ongeregeldheden.

  • 2. Hij die op een openbare plaats aanwezig is bij een voorval, waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.

  • 3. Het is verboden zich te begeven of te bevinden op openbare plaatsen die door of vanwege het bevoegde bestuursorgaan in het belang van de openbare veiligheid of ter voorkoming van ongeregeldheden zijn afgezet.

  • 4. De burgemeester kan ontheffing verlenen van het in het derde lid gestelde verbod.

  • 5. Het bepaalde in de voorgaande leden geldt niet voor betogingen, vergaderingen en godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.

Afdeling 2. Betoging

Artikel 2:2 Optochten

(gereserveerd)

Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen

  • 1. Hij die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, geeft daarvan voor de openbare aankondiging en ten minste 72 uur voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.

  • 2. De kennisgeving bevat:

    • a.

      naam en adres van degene die de betoging houdt;

    • b.

      het doel van de betoging;

    • c.

      de datum waarop de betoging wordt gehouden en het tijdstip van aanvang en van beëindiging;

    • d.

      de plaats en, voorzover van toepassing, de route en de plaats van beëindiging;

    • e.

      voorzover van toepassing, de wijze van samenstelling;

    • f.

      maatregelen die degene die de betoging houdt zal treffen om een regelmatig verloop te bevorderen.

  • 3. Hij die de kennisgeving doet, ontvangt daarvan een bewijs waarin het tijdstip van de kennisgeving is vermeld.

  • 4. Indien het tijdstip van de schriftelijke kennisgeving valt op een vrijdag na 12.00 uur, een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag, wordt de kennisgeving gedaan uiterlijk 12.00 uur op de aan de dag van dat tijdstip voorafgaande werkdag.

  • 5. De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden de in het eerste lid genoemde termijn verkorten en een mondelinge kennisgeving in behandeling nemen.

Artikel 2:4 Afwijking termijn

(vervallen)

Artikel 2:5 Te verstrekken gegevens

(vervallen, opgenomen in artikel 2:3)

Afdeling 3. Verspreiden van gedrukte stukken

Artikel 2:6 Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen

(gereserveerd)

Afdeling 4. Vertoningen e.d. op de weg

Artikel 2:7 Feest, muziek en wedstrijd e.d.

(gereserveerd)

Artikel 2:8 Dienstverlening

(gereserveerd)

Artikel 2:9 Straatartiest

  • 1. Het is verboden op openbare plaatsen ten behoeve van publiek als straatartiest, straatmuzikant, straatfotograaf, tekenaar, filmoperateur of gids op te treden.

  • 2. De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod.

Afdeling 5. Bruikbaarheid en aanzien van de weg

Artikel 2:10 Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie ervan

  • 1. Het is verboden de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan, als:

    • a.

      het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;

    • b.

      het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand.

  • 2. Het bevoegd bestuursorgaan kan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving nadere regels stellen ten aanzien van terrassen en uitstallingen.

  • 3. Het bevoegd bestuursorgaan kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

  • 4. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het in het eerste lid bedoelde gebruik, voorzover dit een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder j. of onder k. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • 5. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor:

    • a.

      evenementen als bedoeld in artikel 2:24;

    • b.

      standplaatsen als bedoeld in artikel 5:18.

  • 6. Het verbod in het eerste lid van dit artikel geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatwerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet of de wegenverordening Zeeland.

Artikel 2:11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg

  • 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.

  • 2. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor overheden bij het uitvoeren van hun publieke taak.

  • 3. De vergunning wordt verleend:

    • a.

      als omgevingsvergunning door het bevoegd gezag, indien de activiteiten zijn verboden bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit;

    • b.

      door het college in de overige gevallen.

  • 4. Het verbod geldt voorts niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer rijkswaterstaatwerken, de Wegenverordening Zeeland, de keur van het waterschap, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde telecommunicatieverordening.

Artikel 2:12 Omgevingsvergunning voor het maken, hebben of veranderen van een uitweg of het gebruik daarvan veranderen

  • 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag een uitweg naar de weg te maken, te hebben of te veranderen of het gebruik van de uitweg te veranderen.

  • 2. De vergunning kan worden geweigerd in het belang van:

    a. de bruikbaarheid van de weg of het veilig en doelmatig gebruik daarvan;

    b. de bescherming van openbare groenvoorzieningen;

    of

    c. als het maken, hebben of veranderen zonder noodzaak ten koste gaat van een openbare parkeerplaats.

  • 3. Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Wegenverordening Zeeland of de keur van het waterschap.

Afdeling 6.Veiligheid op de weg

Artikel 2:13 Veroorzaken van gladheid

(gereserveerd)

Artikel 2:14 Winkelwagentjes

  • 1. De rechthebbende op een bedrijf die winkelwagentjes ter beschikking stelt, mede ten behoeve van het vervoer van winkelwaren over de weg, is verplicht ze te voorzien van de naam van het bedrijf of een ander herkenningsteken en de in de omgeving van dat bedrijf door het publiek op een openbare plaats achtergelaten winkelwagentjes terstond te verwijderen of te doen verwijderen.

  • 2. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer.

Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp

Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of daaraan op andere wijze hinder of gevaar oplevert.

Artikel 2:16 Openen straatkolken e.d.

Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of een andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.

Artikel 2:17 Kelderingangen e.d.

(gereserveerd)

Artikel 2:18 Rookverbod in bossen en natuurterreinen

  • 1. Het is verboden te roken in bossen of in duingebieden of binnen een afstand van dertig meter daarvan van 1 maart tot 1 november.

  • 2. Het is verboden in bossen of in duingebieden of binnen een afstand van honderd meter daarvan, voorzover het de open lucht betreft, brandende of smeulende voorwerpen te laten vallen, weg te werpen of te laten liggen.

  • 3. Het in het eerste en in het tweede lid gestelde verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 3, van het Wetboek van Strafrecht.

  • 4. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet voor zover het roken plaatsvindt in gebouwen en aangrenzende erven.

Artikel 2:19 Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp

  • 1. Het is verboden op, aan of boven het voor voetgangers of (brom)fietsers bestemde deel van de weg op enigerlei wijze prikkeldraad, schrikdraad, puntdraad of andere scherpe voorwerpen aan te brengen of te hebben hangen lager dan 2,2 meter boven dat gedeelte van de weg.

  • 2. Het verbod geldt niet voor prikkeldraad, schrikdraad, puntdraad of andere scherpe voorwerpen, die op grotere afstand dan 0,25 m uit de uiterste boord van de weg, op van de weg af gerichte delen van een afscheiding zijn aangebracht.

  • 3. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder weg verstaan wat artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat.

  • 4. Het verbod in het eerste lid geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 5 van de          Wegenverkeerswet 1994.

Artikel 2:20 Vallende voorwerpen

(gereserveerd)

Artikel 2:21 Voorzieningen voor verkeer en verlichting

  • 1. De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het verkeer of de openbare verlichting worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.

  • 2. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Waterstaatswet 1900, de Onteigeningswet of de Belemmeringenwet Privaatrecht.

Artikel 2:22 Objecten onder hoogspanningslijn

(gereserveerd)

Artikel 2:23 Veiligheid op het ijs

(gereserveerd)

Afdeling 7. Evenementen

Artikel 2:24 Begripsbepaling

  • 1. In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, alsmede verrichtingen van vermaak op een openbare plaats, met uitzondering van:

    a. bioscoopvoorstellingen;

    b. markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet en artikel 5:22 van deze verordening;

    c. kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;

    d. het in een inrichting in de zin van de Drank‑ en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;

    e. betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;

    f. activiteiten als bedoeld in de artikelen 2:3, 2:9 en 2:39 van deze verordening.          

             

  • 2. Onder evenement wordt mede verstaan een herdenkingsplechtigheid.

Artikel 2:25 Evenement

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.

  • 2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voorzover in het geregeld onderwerp wordt voorzien door artikel 10 juncto artikel 148 van de Wegenverkeerswet 1994.

  • 3. De burgemeester is bevoegd nadere regels te stellen over het organiseren van evenementen en de daaraan te verbinden voorschriften.

  • 4. De burgemeester is bevoegd in deze nadere regels te bepalen dat in de daarvoor naar zijn oordeel in aanmerking komende gevallen kan worden volstaan met een melding van het evenement.

  • 5. Geen vergunning is vereist voor evenementen waarvan de burgemeester van oordeel is dat niet voor aantasting van belangen die artikel 1:8 beoogt te beschermen, behoeft te worden gevreesd.

Artikel 2:26 Ordeverstoring

Het is verboden bij een evenement de orde te verstoren.

Afdeling 7a. Kermissen

Artikel 2:26a Kermissen

In de gemeente bestaan 8 kermissen:

a.         de kermis die jaarlijks wordt gehouden in de kern Brouwershaven, vanaf de op één na laatste zaterdag in juli tot en met de dinsdag daarna;

b.         de kermis die jaarlijks wordt gehouden tijdens de Visserijdagen in de kern Bruinisse, op de derde zaterdag in juli en de daaraan voorafgaande donderdag en vrijdag;

c.         de kermis die jaarlijks wordt gehouden in de kern Haamstede, op de eerste zaterdag in augustus en de daaraan voorafgaande donderdag en vrijdag;

d.         de kermis die jaarlijks wordt gehouden in de kern Renesse, vanaf de vrijdag voorafgaande aan de laatste zaterdag in juli tot en met de daaropvolgende woensdag en met uitzondering van de zondag;

e.         de kermis die jaarlijks wordt gehouden in de kern Zierikzee, op de eerste zaterdag van augustus en de daarop volgende maandag tot en met donderdag;

f.          de kermis die jaarlijks wordt gehouden tijdens de Paardenmarkt in de kern Zierikzee, op de woensdag voor de eerste donderdag in juni tot en met de zaterdag daarna;

g.         de kermis die jaarlijks wordt gehouden in de kern Nieuwerkerk;

h.         de overdekte, permanente kermis op de begane grond van het gebouw van de speelautomatenhal, gevestigd aan het adres Hogezoom 182 te Renesse.

Artikel 2:26b Kermissen van algemene aard; exploitatie van gemeentewege

De in artikel 2:26a onder a en c tot en met f genoemde kermissen zijn van algemene aard. Het college stelt regels vast over de tijden dat de kermissen voor het publiek geopend zijn. Het college bepaalt het aantal en de soort van de te plaatsen attracties. Deze kermissen worden geëxploiteerd door of namens de gemeente.

Artikel 2:26c Kermissen van algemene aard; exploitatie door particulieren

De in artikel 2:26a onder b en g genoemde kermissen zijn van algemene aard. Het college stelt regels vast over de tijden dat de kermissen voor het publiek geopend zijn. Deze kermissen worden geëxploiteerd door particulieren. De burgemeester verleent een evenementenvergunning voor deze kermissen.

Artikel 2:26d Permanente kermis

  • 1. De in artikel 2:26a onder h genoemde kermis betreft de exploitatie van kermisautomaten, die vallen onder artikel 2 en bijlage I van de Beschikking van de minister van Economische Zaken d.d. 25 mei 2000,Stcrt. 105 (Speelautomatenregeling 2000). Deze kermis wordt geëxploiteerd door particulieren.

  • 2. De burgemeester verleent aan de exploitant van deze kermis vergunning tot exploitatie. Aan de vergunning worden voorschriften verbonden over de openingstijden van deze kermis, het aantal op te stellen automaten en de toelating van publiek tot gebruik van deze automaten.

Artikel 2:26e Verbod exploitatie andere kermissen

  • 1. Het is verboden op andere plaatsen of tijden dan in deze afdeling genoemd kermissen te exploiteren. Als kermis wordt niet beschouwd één geplaatste kermisattractie.

  • 2. Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

Afdeling 8. Toezicht op horecabedrijven

Artikel 2:27 Begripsbepalingen

  • 1. In deze afdeling wordt verstaan onder:

    a.      horecabedrijf: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder een horecabedrijf wordt in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis. Onder horecabedrijf wordt tevens verstaan een bij dit bedrijf behorend terras en andere aanhorigheden.

    b.      terras: een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.

  • 2. Het aanbieden van Bed and Breakfast, waarbij in een bestaande woning maximaal vijf slaapplaatsen als logies worden verstrekt, is uitgezonderd van het begrip horecabedrijf in deze afdeling.

Artikel 2:28 Exploitatievergunning horecabedrijf

  • 1. Het is verboden een horecabedrijf te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren indien de vestiging of exploitatie van het horecabedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan.

  • 3. Indien de vergunningaanvraag mede betrekking heeft op een terras op een openbare plaats, beslist de burgemeester over de ingebruikneming van die openbare plaats ten behoeve van het terras. De burgemeester kan nadere regels stellen ten aanzien van terrassen, bezien in relatie tot artikel 2:10.

  • 4. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren, indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.

  • 5. Bij de toepassing van de in het vierde lid genoemde weigeringsgrond houdt de burgemeester rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin het horecabedrijf is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van het horecabedrijf en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie.

  • 6. Indien een horecabedrijf wordt uitgeoefend in een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet en voorzover de horeca een nevenactiviteit is van de winkelactiviteit gelden voor deze horeca-activiteit dezelfde sluitingstijden als voor de winkel.

Artikel 2:29 Sluitingstijden

  • 1. Onverminderd het bepaalde in het vierde lid van dit artikel is het de houder van een horecabedrijf verboden dit voor bezoekers geopend te hebben en aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven tussen 03.00 uur en 07.00 uur, onder de beperking dat vanaf 02.30 uur geen bezoekers meer worden toegelaten. Deze beperking geldt niet van 1 januari tot en met 15 april en van 15 september tot en met 31 december. Deze beperking geldt voorts niet voor snackbedrijven, waaronder – uitsluitend voor de toepassing van dit artikel – moet worden verstaan: de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig uitsluitend of in hoofdzaak spijzen in de vorm van snacks voor directe consumptie worden bereid en verstrekt.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, is het de houder van een horecabedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is als sportkantine of als jeugdsoos of in gebruik is bij een kerkelijke instelling, verboden dit voor bezoekers geopend te hebben en aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven tussen 01.00 uur en 07.00 uur. Dit verbod is eveneens van toepassing op de houder van een horecabedrijf dat gelegen is op het strand.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, is het de houder van een horecabedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is als dorpshuis, verboden dit voor bezoekers geopend te hebben en aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven tussen 02.00 uur en 07.00 uur.

  • 4. In afwijking van het bepaalde in het eerste, tweede en derde lid, is het de houder van een horecabedrijf verboden het bij dit horecabedrijf behorend terras en de andere aanhorigheden voor bezoekers geopend te hebben en aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven tussen 24.00 en 07.00 uur, met dien verstande dat dit verbod voor horecabedrijven als bedoeld in het eerste lid, voorzover die horecabedrijven zijn gelegen in de kern Renesse, geldt tussen 02.00 uur en 07.00 uur.

  • 5. De burgemeester kan in verband met incidentele festiviteiten per horecabedrijf dat is gelegen op het strand en per horecabedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is als dorpshuis, ten hoogste 12 ontheffingen per kalenderjaar verlenen van het verbod vervat in het tweede en in het derde lid. In een ontheffing wordt in ieder geval de incidentele festiviteit waarop de ontheffing betrekking heeft alsmede de dag waarop de ontheffing geldt, vermeld. De ontheffing kan worden verleend tot uiterlijk 03.00 uur, onder de beperking dat vanaf 02.30 uur geen bezoekers meer worden toegelaten.

  • 6. Een aanvraag om ontheffing als bedoeld in het vijfde lid kan worden geweigerd, indien er naar het oordeel van de burgemeester:

    • a.

      sprake is van een te verwachten onaanvaardbare inbreuk op de openbare orde;

    • b.

      op grond van een, als gevolg van de exploitatie van het horecabedrijf aan de aanvrager toe te rekenen, eerdere inbreuk op de openbare orde gegronde vrees bestaat voor een herhaling daarvan.

  • 7. Het in het eerste lid vervatte verbod geldt niet op nieuwjaarsdag.

  • 8. De burgemeester kan door middel van een voorschrift te verbinden aan de exploitatievergunning als bedoeld in artikel 2:28 andere sluitingstijden vaststellen voor een afzonderlijk horecabedrijf of voor het bij dit horecabedrijf behorend terras en de andere aanhorigheden.

  • 9. Het in de voorgaande leden bepaalde geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften.

Artikel 2:30 Afwijking sluitingstijden; tijdelijke sluiting

  • 1. De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid, of in geval van bijzondere omstandigheden voor één of meer horecabedrijven, tijdelijk andere dan de krachtens artikel 2:29 geldende sluitingsuren vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen.

  • 2. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 13b van de Opiumwet.

Artikel 2:31 Aanwezigheid in gesloten horecabedrijf

Het is bezoekers verboden zich in een horecabedrijf te bevinden gedurende de tijd dat het bedrijf krachtens artikel 2:29 of ingevolge een op grond van artikel 2:30 genomen besluit gesloten dient te zijn.

Artikel 2:32 Handel in horecabedrijven

  • 1. In dit artikel wordt onder handelaar verstaan: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de Algemene Maatregel van Bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.

  • 2. De exploitant van een horecabedrijf laat niet toe dat een handelaar of een voor hem handelend persoon in dat bedrijf enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enig andere wijze overdraagt.

Artikel 2:33 Ordeverstoring

Het is verboden in een horecabedrijf de orde te verstoren.

Artikel 2:34 Het college als bevoegd bestuursorgaan

Indien een horecabedrijf geen inrichting is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet treedt het college op als bevoegd bestuursorgaan voor de toepassing van de artikelen 2:28 tot en met 2:31.

Afdeling 9. Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf

Artikel 2:35 Begripsbepaling

In deze afdeling wordt verstaan onder inrichting: elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft.

Artikel 2:36 Kennisgeving exploitatie

Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of de exploitatie of feitelijke leiding van een inrichting staakt, is verplicht binnen drie dagen daarna daarvan schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.

Artikel 2:37 Nachtregister

De exploitant of feitelijk leidinggevende van een inrichting is verplicht een register, als bedoeld in artikel 438 van het Wetboek van Strafrecht, bij te houden dat ingericht is volgens het door de burgemeester vastgestelde model.

Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister

Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt of de kampeerder is verplicht de exploitant of feitelijk leidinggevende van die inrichting volledig en naar waarheid naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats, betrekking, dag van aankomst en de dag van vertrek te verstrekken.

Artikel 2:38a Opgave gebruikers seizoenplaatsen en permanente standplaatsen

Het gestelde in artikel 2:38, uitsluitend voorzover het betreft het verstrekken van de dag van aankomst, alsmede de dag van vertrek, is niet van toepassing op gebruikers van seizoenplaatsen of voor gebruikers van permanente standplaatsen. De exploitant of de feitelijk leidinggevende van de inrichting is verplicht van die gebruikers jaarlijks aan de burgemeester opgave te doen van naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats en betrekking, en wel:

a.         vóór 1 maart van elk jaar voor wat betreft gebruikers van seizoenplaatsen, niet-zijnde een permanente standplaats;

b.         vóór 1 januari van elk jaar voor wat betreft gebruikers van permanente standplaatsen.

Afdeling 10. Toezicht op speelgelegenheden

Artikel 2:39 Speelgelegenheden

  • 1. Dit artikel verstaat onder speelgelegenheid: een voor het publiek toegankelijke gelegenheid waar bedrijfsmatig of in een omvang alsof deze bedrijfsmatig is de mogelijkheid wordt geboden enig spel te beoefenen, waarbij geld of in geld inwisselbare voorwerpen kunnen worden gewonnen of verloren.

  • 2. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren. Het verbod is niet van toepassing op:

    a.      speelautomatenhallen waarvoor op grond van artikel 30c, eerste lid, onder c, van de Wet op de kansspelen vergunning is verleend;

    b.      speelgelegenheden waarvoor de minister van Justitie of de Kamer van Koophandel bevoegd is vergunning te verlenen;

    c.      speelgelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, of te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen, of de handeling als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet op de kansspelen te verrichten.

  • 3. De burgemeester weigert de vergunning:

    a.      indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de speelgelegenheid of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de exploitatie van de speelgelegenheid;

    b.      indien de exploitatie van de speelgelegenheid in strijd is met een geldend bestemmingsplan.

Artikel 2:40 Speelautomaten

  • 1. In dit artikel wordt verstaan onder:

    a.      wet: de Wet op de kansspelen;

    b.      speelautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30, onder a, van de wet;

    c.      kansspelautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30, onder c, van de wet;

    d.      hoogdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder d, van de wet;

    e.      laagdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder e, van de wet.

  • 2. In hoogdrempelige inrichtingen zijn zes speelautomaten toegestaan, waarvan maximaal twee kansspelautomaten.

  • 3. In laagdrempelige inrichtingen zijn vier speelautomaten toegestaan, met dien verstande dat kansspelautomaten in het geheel niet zijn toegestaan.

  • 4. In campingkantines die als hoogdrempelige inrichting worden aangemerkt zijn vijftien speelautomaten toegestaan, waarvan maximaal twee kansspelautomaten.

  • 5. In campingkantines die als laagdrempelige inrichting worden aangemerkt zijn vijftien speelautomaten toegestaan, met dien verstande dat kansspelautomaten in het geheel niet zijn toegestaan.

Afdeling 11. Maatregelen tegen overlast en baldadigheid

Artikel 2:41 Betreden gesloten woning of lokaal

  • 1. Het is verboden zonder ontheffing van de burgemeester een krachtens artikel 174a van de Gemeentewet gesloten woning, een niet voor publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden.

  • 2. Het is verboden zonder ontheffing van de burgemeester een krachtens artikel 13b van de Opiumwet gesloten woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal, een bij die woning of dat lokaal behorend erf, een voor het publiek toegankelijk lokaal of bij dat lokaal behorend erf te betreden.

  • 3. Deze verboden gelden niet voor personen wier aanwezigheid in de woning of het lokaal             wegens dringende redenen noodzakelijk is.

Artikel 2:42 Plakken en kladden

  • 1. Het is verboden een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is te bekrassen of te bekladden.

  • 2. Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is:

    a.      een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding of aanduiding aan te plakken, te doen aanplakken, op andere wijze aan te brengen of te doen aanbrengen;

    b.      met kalk, krijt, teer of een kleur- of verfstof een afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen of te doen aanbrengen.

  • 3. Het in het tweede lid gestelde verbod is niet van toepassing indien gehandeld wordt krachtens wettelijk voorschrift.

  • 4. Het college kan aanplakborden aanwijzen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen.

  • 5. Het is verboden de in het vierde lid bedoelde aanplakborden te gebruiken voor het aanbrengen van handelsreclame.

  • 6. Het college kan nadere regels stellen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen, die geen betrekking mogen hebben op de inhoud van de meningsuitingen en bekendmakingen.

Artikel 2:43 Vervoer plakgereedschap e.d.

  • 1. Het is verboden op de weg of openbaar water te vervoeren of bij zich te hebben enig aanplakbiljet, aanplakdoek, kalk, teer, kleur‑ of verfstof of verfgereedschap.

  • 2. Dit verbod is niet van toepassing, indien de genoemde materialen of gereedschappen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd voor handelingen als verboden in artikel 2:42.

Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen

  • 1. Het is verboden op een openbare plaats inbrekerswerktuigen te vervoeren of bij zich te hebben.

  • 2. Het verbod is niet van toepassing indien de genoemde gereedschappen, voorwerpen of middelen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd voor de in het eerste lid bedoelde handelingen.

  • 3. Het is verboden op de weg in de nabijheid van winkels te vervoeren of bij zich te hebben een voorwerp dat er kennelijk toe is uitgerust om het plegen van diefstal te vergemakkelijken.

  • 4. Het in het derde lid gestelde verbod is niet van toepassing indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat het in dat lid bedoelde voorwerp niet bestemd is voor de in dat lid bedoelde handelingen.

Artikel 2:45 Betreden van plantsoenen e.d.

(gereserveerd)

Artikel 2:46 Rijden over bermen e.d.

(gereserveerd)

Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen

  • 1. Het is verboden:

                a.         op een openbare plaats te klimmen of zich te bevinden op een beeld, monument, overkapping, constructie, openbare toiletgelegenheid, voertuig, hekheining of andere afsluiting, verkeersmeubilair en daarvoor niet bestemd straatmeubilair;

                b.         zich op een openbare plaats zodanig op te houden dat aan weggebruikers of  bewoners van nabij de weg gelegen woningen onnodig overlast of hinder  wordt veroorzaakt.

  • 2. Het verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 424, 426bis of 431 van het Wetboek van Strafrecht of artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

Artikel 2:47a Detectorverbod

  • 1. Het is verboden zich zonder vergunning van het college op het grondgebied van de gemeente te bevinden met een metaaldetector, met het kennelijke doel die detector voor opgravingwerkzaamheden te gebruiken.

  • 2. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op het met borden aangegeven strand tussen de strandovergangen  “’t Oude Vuur” en “Brouwersdam 2”.

  • 3. Het verbod in het eerste lid is eveneens niet van toepassing op degene aan wie ingevolge artikel 45 van de Monumentenwet 1988 een opgravingsvergunning is verstrekt.

Artikel 2:48 Verboden drankgebruik

  • 1. Het is verboden op een openbare plaats alcoholhoudende drank te gebruiken indien dit gepaard gaat met gedragingen die de openbare orde verstoren, het woon- en leefklimaat aantasten of anderszins overlast veroorzaken.

  • 2. Het is verboden op een openbare plaats, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te gebruiken, aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.

  • 3. Het is verboden op een openbare plaats, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, flessen en glazen met alcoholhoudende drank te vervoeren.

  • 4. Het college is bevoegd de verboden van het eerste, tweede en derde lid mede van toepassing te verklaren op het gebruiken van alcoholvrije dranken, het bij zich hebben van aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholvrije dranken en het vervoeren van flessen en glazen met alcoholvrije dranken.

  • 5. Het bepaalde in het tweede lid geldt niet voor:

    a. een terras dat behoort bij een horecabedrijf, als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet;

    b. de plaats, niet zijnde een horecabedrijf, als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Drank‑ en Horecawet.                   

                         

Artikel 2:48a Vervoer aanvalswapenen

Het is verboden op een openbare plaats, die deel uit maakt van een door het college aangewezen gebied, een of meer voorwerpen te vervoeren of bij zich te hebben, die kennelijk als aanvalswapen zijn bedoeld.

Artikel 2:49 Verboden gedrag bij of in gebouwen

  • 1. Het is verboden:

    a.         zich zonder redelijk doel in een portiek of poort op te houden;

    b.         zonder redelijk doel in, op of tegen een raamkozijn of een drempel van een gebouw te zitten of te liggen.

  • 2. Het is aan anderen dan bewoners of gebruikers van flatgebouwen, appartementsgebouwen en soortgelijke meergezinshuizen en van gebouwen, die voor publiek toegankelijk zijn, verboden zich zonder redelijk doel te bevinden in een voor gemeenschappelijk gebruik bestemde ruimte van zo’n gebouw.

Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten

Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling,openbare toiletgelegenheid of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.

Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen e.d.

Het is verboden op een openbare plaats een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw dan wel in de ingang van een portiek, indien:

a.         dit in strijd is met de uitdrukkelijk verklaarde wil van de gebruiker van dat gebouw of dat portiek;

b.         daardoor die ingang versperd wordt.

Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt‑ en kermisterrein e.d.

Het is verboden op de door het college of de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.

Artikel 2:53 Bespieden van personen

(gereserveerd)

Artikel 2:54 Bewakingsapparatuur

(gereserveerd)

Artikel 2:55 Nodeloos alarmeren

(gereserveerd)

Artikel 2:56 Alarminstallaties

(gereserveerd)

Artikel 2:57 Loslopende honden

  • 1. Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen:

    a.   binnen de bebouwde kom op de weg zonder dat die hond aangelijnd is;

    b.   op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide of op een andere door het college aangewezen plaats;

    c.   op de weg zonder voorzien te zijn van een halsband of een ander identificatiemerk dat de eigenaar of houder duidelijk doet kennen;

    d.   op een voor recreatief gebruik opengesteld gedeelte van de zeedijk, strand, duin, bos of ander natuurterrein, speel- of ligweide, in  zee of op een ander voor recreatief gebruik bestemd terrein zonder dat die hond aangelijnd is;

  • 2. Het college kan plaatsen aanwijzen waar het verbod, genoemd in het eerste lid onder a, niet geldt.

  • 3. De verboden genoemd in het eerste lid onder a, b en d gelden niet voorzover de eigenaar of houder van een hond zich vanwege zijn handicap door een geleidehond laat begeleiden of als een eigenaar of houder van een hond deze aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond.

  • 4. Het verbod genoemd in het eerste lid onder d, geldt voorzover dat betrekking heeft op “strand” en “in zee”, uitsluitend gedurende de periode van 15 mei tot en met 15 september tussen 10.00 en 19.00 uur.

Artikel 2:57a Verboden plaatsen voor honden

Het college kan gedeelten van de gemeente of bepaalde plaatsen, waar zich schapen bevinden, aanwijzen waar het de eigenaar of houder van een hond verboden is die hond te laten verblijven of te laten lopen, zonder dat die hond is aangelijnd en hij deze voldoende in zijn macht heeft.

Artikel 2:58 Verontreiniging door honden en paarden

  • 1. De eigenaar of houder van een hond of een paard is verplicht ervoor te zorgen dat die hond of dat paard zich niet van uitwerpselen ontdoet:

                a.         op een gedeelte van de weg dat bestemd is of mede bestemd voor het verkeer van voetgangers;

                b.         op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide;

                c.         op een voor recreatief gebruik opengesteld gedeelte van de zeedijk, strand, duin, bos of ander natuurterrein of op een ander voor recreatief gebruik bestemd terrein;

                d.         op een andere door het college aangewezen plaats.

  • 2. Het college kan honden-uitlaatplaatsen aanwijzen waar de verplichting genoemd in het eerste lid, onder a, niet geldt.

  • 3. De strafbaarheid wegens overtreding van het in het eerste lid gestelde gebod wordt opgeheven indien de eigenaar of houder van de hond of het paard er zorg voor draagt dat de uitwerpselen onmiddellijk worden verwijderd.

Artikel 2:59 Gevaarlijke honden

  • 1. Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen op een openbare plaats of op het terrein van een ander:

                a.         anders dan kort aangelijnd nadat het college aan de eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt dat het die hond gevaarlijk of hinderlijk acht en een aanlijngebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vindt;

                b.         anders dan kort aangelijnd en voorzien van een muilkorf nadat het college aan de eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt dat het die hond gevaarlijk of hinderlijk acht en een aanlijn‑ en muilkorfgebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vindt.

  • 2. In afwijking van artikel 2:57, eerste lid onder c, geldt voor het bepaalde in het eerste lid bovendien dat de hond moet zijn voorzien van een optisch leesbaar, niet-verwijderbaar identificatiekenmerk in het oor of de buikwand.

  • 3. In het eerste lid wordt verstaan onder:

    a.      muilkorf: een muilkorf als bedoeld in artikel 1, onder d, van de Regeling agressieve dieren;

    b.      kort aanlijnen: aanlijnen van een hond met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, die niet langer is dan 1,50 meter.

  • 4. Het verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien   door de Regeling agressieve dieren.

Artikel 2:60 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren

  • 1. Het college kan buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer plaatsen aanwijzen waar het ter voorkoming of opheffing van overlast of schade aan de openbare gezondheid verboden is daarbij aangeduide dieren:

                a.         aanwezig te hebben, of

                b.         aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door het college  gestelde regels, of

                c.         aanwezig te hebben tot een groter aantal dan in die aanwijzing is aangegeven.

  • 2. Het is verboden op een krachtens het eerste lid aangewezen plaats daarbij aangeduide dieren aanwezig te hebben, dan wel aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door het college gestelde regels, dan wel aanwezig te hebben in een groter aantal dan door het college is aangegeven.

  • 3. Het college kan de rechthebbende op een onroerende zaak gelegen binnen een krachtens het eerste lid aangewezen gedeelte van de gemeente ontheffing verlenen van het in het tweede lid gestelde verbod.

Artikel 2:61 Wilde dieren

(gereserveerd)

Artikel 2:62 Loslopend vee

De rechthebbende op vee dat zich bevindt in een aan een weg liggend weiland of terrein dat niet van die weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee die weg niet kan bereiken.

Artikel 2:63 Duiven

(gereserveerd)

Artikel 2:64 Bijen

(gereserveerd)

Artikel 2:64a Vliegeren

Het is verboden te vliegeren met vliegers, bestuurd door twee of meer lijnen, op door het college aangewezen gedeelten van een voor recreatief gebruik opengesteld gedeelte van de zeedijk, alsmede van gedeelten van strand, duin, bos of andere natuurterreinen, speel- of ligweiden, of andere voor recreatief gebruik bestemde terreinen.

Artikel 2:64b Naaktrecreatie

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 430a Wetboek van Strafrecht is het verboden zich in de gemeente ongekleed te bevinden of ongekleed te recreëren op voor het openbaar verkeer bestemde plaatsen.

  • 2. Het verbod genoemd in het eerste lid is niet van toepassing voor zover het betreft het zich ongekleed bevinden of ongekleed recreëren op de met borden aangegeven strandvakken  tussen de strandovergangen “Domeinen 4” en “’t Oude Vuur” en de strandovergangen “Duinhoevepad en “Watergat”.

  • 3. Het college kan plaatsen aanwijzen waarop het verbod als bedoeld in het eerste lid, eveneens niet geldt.

Artikel 2:65 Bedelarij

Het is verboden op of aan de weg of in een voor publiek toegankelijk gebouw om geld of andere zaken te bedelen.

Afdeling 12. Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen  

Artikel 2:66 Begripsbepaling

(gereserveerd)

Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister

(gereserveerd)

Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437ter van het Wetboek van Strafrecht

(gereserveerd)

Artikel 2:69 Vervreemding van door opkoop verkregen goederen

(gereserveerd)

Artikel 2:70 Handel in horecabedrijven

(Dit artikel is thans opgenomen in afd. 8, toezicht op horecabedrijven, artikel 2:32)

Afdeling 13. Vuurwerk

Artikel 2:71 Begripsbepalingen

In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk: consumentenvuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit) van toepassing is.

Artikel 2:72 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen

Het is verboden in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden, zonder een vergunning van het college van de gemeente waar het bedrijf is of zal worden gevestigd.

Artikel 2:73 Bezigen van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling

  • 1. Het is verboden consumentenvuurwerk te bezigen op een door het college in het belang van het voorkomen van gevaar, schade of overlast aangewezen plaats.

  • 2. Het is verboden consumentenvuurwerk op een openbare plaats te bezigen als dat gevaar, schade of overlast kan veroorzaken.

  • 3. De in het eerste en tweede lid gestelde verboden gelden niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1, van het Wetboek van Strafrecht.

Afdeling 14. Drugsoverlast

Artikel 2:74 Drugshandel op straat

Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.

Artikel 274a Openlijk gebruik van drugs

Het is verboden op een openbare plaats middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te treffen of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen en/of stoffen voorhanden te hebben.

Artikel 2:74b Achterlaten van attributen

Het is verboden om injectiespuiten of onderdelen daarvan zoals naalden, reservoirs, zuigers en dergelijke of daarop gelijkende voorwerpen op een openbare plaats dan wel in afvalbakken achter te laten, indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zulks is geschied om afstand van dat voorwerp te doen.

Afdeling 15. Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden en cameratoezicht op openbare plaatsen

Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding

De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in artikel

2:1          (samenscholing en ongeregeldheden)

2:10        (voorwerpen op of aan de weg)

2:11        (aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg)

2:16        (openen straatkolken en dergelijke)

2:21        (voorzieningen voor verkeer en verlichting)

2:47        (hinderlijk gedrag op openbare plaatsen)

2:48        (verboden drankgebruik)

2.48a      (vervoer aanvalswapenen)

2:49        (verboden gedrag bij of in gebouwen)

2:50        (hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten)

2:73        (bezigen van consumentenvuurwerk) of

5:34        (verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken)

van deze verordening groepsgewijs niet naleven.

Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden

De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.

Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen

De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet besluiten tot plaatsing van vaste camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op openbare plaatsen.

HOOFDSTUK 3. SEKSINRICHTINGEN, SEKSWINKELS, STRAATPROSTITUTIE E.D.

    • Afdeling 1. Begripsbepalingen

Artikel 3:1 Begripsbepalingen

    • In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

  • b.

    prostituee: degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

  • c.

    seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

  • d.

    escortbedrijf: de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;

  • e.

    sekswinkel: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van erotisch-pornografische aard aan particulieren plegen te worden verkocht of verhuurd;

  • f.

    exploitant: de natuurlijke persoon of personen of rechtspersoon of rechtspersonen die een seksinrichting of escortbedrijf exploiteert of exploiteren en de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon of rechtspersonen bevoegde natuurlijke persoon of personen;

  • g.

    beheerder: de natuurlijke persoon of personen die de onmiddellijke feitelijke leiding uitoefent of uitoefenen in een seksinrichting of escortbedrijf;

  • h.

    bezoeker: degene die aanwezig is in een seksinrichting, met uitzondering van:

  • 1. de exploitant;

  • 2. de beheerder;

  • 3. de prostituee;

  • 4. het personeel dat in de seksinrichting werkzaam is;

  • 5. toezichthouders die zijn aangewezen op grond van artikel 6:2;

  • 6. andere personen wier aanwezigheid in de seksinrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is.

Artikel 3:2 Bevoegd bestuursorgaan

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder bevoegd bestuursorgaan: het college of, voorzover het betreft voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, de burgemeester.

Artikel 3:3 Nadere regels

Met het oog op de in artikel 3:13 genoemde belangen, kan het college over de uitoefening van de bevoegdheden zoals genoemd in dit hoofdstuk nadere regels vaststellen.

    • Afdeling 2. Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke

Artikel 3:4 Seksinrichtingen

  • 1. Het is verboden een seksinrichting of escortbedrijf te exploiteren of te wijzigen zonder vergunning van het bevoegd bestuursorgaan.

  • 2. In de aanvraag om vergunning en in de vergunning wordt in ieder geval vermeld:

      • a.

        de persoonsgegevens van de exploitant;

      • b.

        de persoonsgegevens van de beheerder; en

      • c.

        de aard van de seksinrichting of het escortbedrijf.

Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder

  • 1.

      • De exploitant en de beheerder:

      • a.

        staan niet onder curatele en zijn niet ontzet uit de ouderlijke macht of de voogdij;

      • b.

        zijn niet in enig opzicht van slecht levensgedrag; en

      • c.

        hebben de leeftijd van eenentwintig jaar bereikt.

  • 2. Naast de gestelde eisen in het eerste lid, zijn de exploitant en de beheerder niet:

      • a.

        met toepassing van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst of met toepassing van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht ter beschikking gesteld;

      • b.

        binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;

      • c.

        binnen de laatste vijf jaar bij ten minste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 500 of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:

      • 1e. bepalingen gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen;

      • 2e. de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 240b, 242 tot en met 249, 250a (oud), 252, 273f, 300 tot en met 303, 416, 417, 417bis, 426, 429quater en 453 van het Wetboek van Strafrecht;

      • 3e. de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;

      • 4e. de artikelen 1, onder a, b en d, 13, 14, 27 en 30b van de Wet op de kansspelen;

      • 5e. de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen;

      • 6e. de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie.

  • 3. Met een veroordeling als bedoeld in het tweede lid wordt gelijkgesteld:

      • a.

        vrijwillige betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid onder a van het Wetboek van Strafrecht of artikel 76, derde lid onder a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, tenzij de geldsom minder dan € 375 bedraagt;

      • b.

        een bevel tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf.

  • 4. De periode van vijf jaar, genoemd in het tweede lid, wordt:

      • a.

        bij de weigering van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van beslissing op de aanvraag van de vergunning;

      • b.

        bij de intrekking van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van de intrekking van deze vergunning.

  • 5. De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste één maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem terzake geen verwijt treft.

Artikel 3:6 Sluitingstijden

  • 1. Het is verboden een seksinrichting voor bezoekers geopend te hebben en daarin bezoekers toe te laten of te laten verblijven tussen 03.00 uur en 07.00 uur, onder de beperking dat vanaf 02.30 uur geen bezoekers meer worden toegelaten.

  • 2. Het bevoegd bestuursorgaan kan door middel van een voorschrift als bedoeld in artikel 1:4 voor een afzonderlijke seksinrichting andere sluitingstijden vaststellen.

  • 3. Het is bezoekers van een seksinrichting verboden zich daarin te bevinden gedurende de tijd dat die seksinrichting krachtens het eerste of tweede lid, dan wel krachtens artikel 3:7, eerste lid, gesloten dient te zijn.

  • 4. Het in het eerste tot en met derde lid bepaalde geldt niet voorzover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door de op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften.

Artikel 3:7 Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluiting

  • 1. Met het oog op de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde belangen of in geval van strijdigheid met de bepalingen in dit hoofdstuk, kan het bevoegd bestuursorgaan:

    a. tijdelijk andere dan de krachtens artikel 3:6, eerste of tweede lid, geldende sluitingsuren vaststellen;

    b. van een afzonderlijke seksinrichting al dan niet tijdelijk de gedeeltelijke of algehele sluiting bevelen.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in artikel 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht, maakt het bevoegd bestuursorgaan het in het eerste lid bedoelde besluit openbaar bekend overeenkomstig artikel 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder

  • 1. Het is verboden een seksinrichting voor bezoekers geopend te hebben, zonder dat de ingevolge artikel 3:4 op de vergunning vermelde exploitant of beheerder in de seksinrichting aanwezig is.

  • 2. De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe dat in de seksinrichting:

      • a.

        geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; en

      • b.

        geen prostitutie wordt uitgeoefend door personen in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde.

Artikel 3:9 Straatprostitutie

  • 1. Het is verboden door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten tot prostitutie te bewegen, uit te nodigen dan wel aan te lokken:

      • a.

        op of aan andere dan door het college aangewezen wegen of gebieden;

      • b.

        gedurende andere dan door het college vastgestelde tijden.

  • 2. Met het oog op de naleving van het in het eerste lid gestelde verbod, kan door politieambtenaren het bevel worden gegeven zich onmiddellijk in een bepaalde richting te verwijderen.

  • 3. Met het oog op de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde belangen kan door politieambtenaren aan personen die zich bevinden op de wegen en gedurende de tijden bedoeld in het eerste lid, het bevel worden gegeven zich onmiddellijk in een bepaalde richting te verwijderen.

  • 4. De burgemeester kan met het oog op de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde belangen personen aan wie ten minste eenmaal een bevel is gegeven als bedoeld in het derde lid bij besluit verbieden zich gedurende bepaalde termijn, anders dan in een openbaar middel van vervoer, te bevinden op of aan wegen en op de tijden bedoeld in het eerste lid.

  • 5. De burgemeester beperkt het in het vierde lid genoemde verbod indien dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk is.

  • 6. Het is verboden zich te gedragen in strijd met een door de burgemeester opgelegd verbod als bedoeld in het vierde lid.

Artikel 3:10 Sekswinkels

    • (gereserveerd)

Artikel 3:11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke

  • 1. Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin of daarop goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen van erotisch-pornografische aard openlijk ten toon te stellen, aan te bieden of aan te brengen:

      • a.

        indien het bevoegd bestuursorgaan aan de rechthebbende heeft bekendgemaakt dat de wijze van tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen daarvan, de openbare orde of de woon- en leefomgeving in gevaar brengt;

      • b.

        anders dan overeenkomstig de door het bevoegd bestuursorgaan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving gestelde regels.

  • 2. Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.

    Afdeling 3. Beslissingstermijn; weigeringsgronden

Artikel 3:12 Beslissingstermijn

  • 1. Het bevoegd bestuursorgaan neemt het besluit op de aanvraag om vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, binnen twaalf weken na de dag waarop de aanvraag ontvangen is.

  • 2. Het bevoegd bestuursorgaan kan zijn besluit voor ten hoogste twaalf weken verdagen.

Artikel 3:13 Weigeringsgronden

  • 1. De vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, wordt geweigerd indien:

      • a.

        de exploitant of de beheerder niet voldoet aan de in artikel 3:5 gestelde eisen;

      • b.

        de vestiging of de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan, stadsvernieuwingsplan of leefmilieuverordening;

      • c.

        er aanwijzingen zijn dat in de seksinrichting of het escortbedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht of met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde.

  • 2. In afwijking van artikel 1:8 kan de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, dan wel de aanwijzing of vaststelling bedoeld in artikel 3:9, eerste lid worden geweigerd in het belang van:

      • a.

        de openbare orde;

      • b.

        het voorkomen of beperken van overlast;

      • c.

        het woon- en leefklimaat;

      • d.

        de veiligheid van personen of goederen;

      • e.

        de verkeersvrijheid of verkeersveiligheid;

      • f.

        de gezondheid of zedelijkheid;

      • g.

        de arbeidsomstandigheden van de prostituee.

      • Afdeling 4. Beëindiging exploitatie; wijziging beheer

Artikel 3:14 Beëindiging exploitatie

  • 1. De vergunning vervalt zodra de ingevolge artikel 3:4 op de vergunning vermelde exploitant, de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf feitelijk heeft beëindigd.

  • 2. Binnen een week na de feitelijke beëindiging van de exploitatie, geeft de exploitant daarvan schriftelijk kennis aan het bevoegd bestuursorgaan.

Artikel 3:15 Wijziging beheer

  • 1. Indien een beheerder als bedoeld in artikel 3:1,onder g, het beheer in de seksinrichting of het escortbedrijf feitelijk heeft beëindigd, geeft de exploitant daarvan binnen een week na de feitelijke beëindiging van het beheer schriftelijk kennis aan het bevoegd bestuursorgaan.

  • 2. Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:13, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. In afwachting van het besluit bedoeld in het tweede lid, kan het beheer worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder zodra de exploitant een aanvraag als bedoeld in het tweede lid heeft ingediend, totdat over de aanvraag is besloten.

Hoofdstuk 4 BESCHERMING VAN HET MILIEU EN HET NATUURSCHOON EN ZORG VOOR HET UITERLIJK AANZIEN VAN DE GEMEENTE

Afdeling 1. Geluidhinder en verlichting

Artikel 4:1 Begripsbepalingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

a.         Besluit:het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;

b.         inrichting:inrichting type A of type B als bedoeld in het Besluit;

c.         houdervaneeninrichting:degene die als eigenaar, bedrijfsleider, beheerder of anderszins een inrichting drijft;

d.         collectievefestiviteit: festiviteit die niet specifiek aan één of een klein aantal inrichtingen is verbonden;

e.         incidentelefestiviteit: festiviteit of activiteit die gebonden is aan één of een klein aantal inrichtingen;

f.          gevoelige gebouwen: woningen en gebouwen die op grond van artikel 1 van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als geluidsgevoelige gebouwen met uitzondering van gebouwen behorende bij de betreffende inrichting;

g.         gevoelige terreinen: terreinen die op grond van artikel 1 van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als geluidsgevoelige terreinen met uitzondering van terreinen behorende bij de betreffende inrichting;

h.         gevoelige objecten: gevoelige gebouwen en gevoelige terreinen;

i.          onversterkte muziek: muziek die niet elektronisch is versterkt;

j.          langtijdgemiddeld beoordelingsniveau: L(Ar,LT) het gemiddelde van de afwisselende niveaus van het ter plaatse optredende geluid, gemeten in een bepaalde periode en vastgesteld overeenkomstig de Handleiding meten en rekenen industrielawaai (hierna: Hmri);

k.         maximaal geluidsniveau: LAmax maximaal geluidsniveau gemeten in de meterstand «F» of «fast», als vastgesteld en beoordeeld overeenkomstig de Hmri;

l.          bedrijfsduurcorrectie: correctie als bedoeld in de Hmri zijnde de logaritmische verhouding tussen de tijdsduur dat de geluidsbron gedurende de beoordelingstijd in werking is en de duur van die beoordelingsperiode;

m.        gevel: gevel als bedoeld in artikel 1 juncto artikel 1b, vijfde lid van de Wet geluidhinder.

 

Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten

  • 1. De geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.

  • 2. De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.

  • 3. In een aanwijzing als bedoeld in het eerste en tweede lid, kan het college bepalen dat de aanwijzing slechts geldt in een of meer delen van de gemeente.

  • 4. Het college maakt de aanwijzing ten minste vier weken voor het begin van een nieuw kalenderjaar bekend.

  • 5. Het college kan wanneer een collectieve festiviteit redelijkerwijs niet te voorzien was, een festiviteit terstond als collectieve festiviteit als bedoeld in het eerste lid aanwijzen.

  • 6. Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau LAr,LT veroorzaakt door de inrichting, bedraagt niet meer dan 65 dB(A), gemeten  op de gevel van gevoelige objecten of op 50 meter van de grens van de inrichting, op een hoogte van 1,5 meter.

  • 7. De geluidswaarde als bedoeld in het zesde lid is inclusief onversterkte muziek en exclusief 10 dB(A) toeslag uit de Hmri, vanwege muziekcorrectie. Tevens wordt de bedrijfsduurcorrectie buiten beschouwing gelaten.

  • 8. Op de dagen als bedoeld in het eerste lid dient het gehore brengen van extra muziek – hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening – uiterlijk om 24.00 uur te worden beëindigd. In afwijking hiervan dient de festiviteit om 01.00 uur te worden beëindigd als de dag volgend op de festiviteit is gelegen in het weekend of een algemeen erkende feestdag betreft.

Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten

  • 1. Het is een inrichting toegestaan maximaal 12incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.

  • 2. Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 12incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten, waarbij artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.

  • 3. Het college stelt een formulier vast voor het doen van een kennisgeving.

  • 4. De kennisgeving wordt geacht te zijn gedaan wanneer het formulier, volledig en naar waarheid ingevuld, tijdig is ingeleverd op de plaats op dat formulier vermeld.

  • 5. De kennisgeving wordt tevens geacht te zijn gedaan wanneer het college op verzoek van de houder van een inrichting een incidentele festiviteit, die redelijkerwijs niet te voorzien was, terstond toestaat.

  • 6. Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau LAr,LT veroorzaakt door de inrichting bedraagt niet meer dan 65 dB(A), gemeten op de gevel van gevoelige objecten of op 50 meter van de grens van de inrichting op een hoogte van 1,5 meter.

  • 7. Op de dagen als bedoeld in het eerste lid wordt het ten gehore brengen van extra muziek – hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening – uiterlijk om 24.00 uur beëindigd. In afwijking hiervan dient de festiviteit om 01.00 uur te worden beëindigd als de dag volgend op de festiviteit is gelegen in het weekend of een algemeen erkende feestdag betreft.

  • 8. De geluidsnorm is exclusief 10 dB(A) aftrek, uit de Hmri, vanwege muziekcorrectie. Tevens wordt de bedrijfsduurcorrectie buiten beschouwing gelaten.

  • 9. De geluidsnorm als bedoeld in het zevende lid geldt voor het bebouwde gedeelte van de inrichting en niet voor de buitenruimte.

  • 10. Bij het ten gehore brengen van muziekgeluid blijven ramen en deuren gesloten, behoudens voor het onmiddellijk doorlaten van personen of goederen.

Artikel 4:4 Verboden incidentele festiviteiten

(gereserveerd)

Artikel 4:5 Onversterkte muziek

  • 1. Bij het ten gehore brengen van onversterkte muziek, zoals bedoeld in artikel 2.18, eerste lid onder f en vijfde lid van het Besluit, binnen inrichtingen is de onder e. opgenomen tabel van toepassing, met dien verstande dat:

    • a.

      de in de tabel aangegeven waarden binnen in- of aanpandige gevoelige gebouwen niet gelden indien de gebruiker van deze gevoelige gebouwen geen toestemming geeft voor het in redelijkheid uitvoeren of doen uitvoeren van geluidsmetingen;

    • b.

      de in de tabel aangegeven waarden op de gevel ook gelden bij gevoelige terreinen op de grens van het terrein;

    • c.

      de waarden in in- en aanpandige gevoelige gebouwen, voorzover het woningen betreft, gelden in geluidsgevoelige ruimten en verblijfsruimten;

    • d.

      bij het bepalen van de geluidsniveaus zoals vermeld in de tabel geen bedrijfsduurcorrectie wordt toegepast.

    • e.

      Tabel:                  

     

    07:00-19:00

    19.00-23.00

    23:00-07:00

    LAr,LT op de gevel van gevoelige gebouwen

    50 dB(A)

    45 dB(A)

    40 dB(A)

    LAr,LT in in- en aanpandige gevoelige gebouwen

    35 dB(A)

    30 dB(A)

    25 dB(A)

    LAmax op de gevel van gevoelige gebouwen

    70 dB(A)

    65 dB(A)

    60 dB(A)

    LAmax in in- en aanpandige gevoelige gebouwen

    55 dB(A)

    50 dB(A)

    45 dB(A)

     

  • 2. Voor de duur van 10 uur in de week is onversterkte muziek, vanwege het oefenen door muziekgezelschappen zoals orkesten, harmonie- en fanfaregezelschappen, in een inrichting gedurende de dag- en avondperiode uitgezonderd van de genoemde geluidsniveaus in het eerste lid. Indien versterkte elementen worden gecombineerd met onversterkte elementen, wordt het hele samenspel beschouwd als versterkte muziek en is het Besluit van toepassing.

  • 3. Het eerste lid geldt niet indien artikel 4:2 of artikel 4:3 van deze verordening van toepassing is.

Artikel 4:6 Overige geluidhinder

  • 1. Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheheer of het Besluit toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.

  • 2. Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.

  • 3. Het verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet geluidhinder, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit of de provinciale milieuverordening.

Artikel 4:6a Gebruik knalapparatuur

  • 1. Het in artikel 4:6, eerste lid gestelde verbod geldt niet voor het gebruik van knalapparatuur om vogels te verjagen van bedrijfsmatig in gebruik zijnde gronden, indien wordt voldaan aan de door het college vastgestelde algemene regels.

  • 2. Indien plaatselijke of bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven kan het college in concrete gevallen ter voorkoming van geluidhinder nadere voorschriften voor het gebruik van de knalapparatuur geven dan wel toestaan dat van de algemene regels als bedoeld in het eerste lid wordt afgeweken.

Afdeling 2. Bodem-, weg- en milieuverontreiniging

Artikel 4:7 Straatvegen

(gereserveerd)

Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen

Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.

Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet-openbare riolen en putten buiten gebouwen

Sloten en andere wateren en niet-openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.

Afdeling 3. Het bewaren van houtopstanden (artikelen 4:10, 4:11 en 4:12 vervallen)

Afdeling 4. Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast

Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.

  • 1. Het is verboden op een door het college aangewezen plaats buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht en buiten de weg gelegen in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, de volgende  voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:

                a.         onbruikbare of aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer‑ of vaartuigen of onderdelen daarvan;

                b.         bromfietsen en motorvoertuigen of onderdelen daarvan;

                c.         kampeermiddelen als bedoeld in artikel 4:17 of onderdelen daarvan, indien het plaatsen of aanwezig hebben daarvan geschiedt voor verkoop of verhuur of anderszins voor een commercieel doel;

                d.         mestopslag, gierkelder of andere verzamelplaatsen van vuil, een verzameling ingekuild gras, loof of pulp of ingekuilde landbouwproducten, afbraakmaterialen en oude metalen.

  • 2. Het is verboden op een door het college aangewezen plaats een bepaald voorwerp of bepaalde stof op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben.

  • 3. Het college kan bij de aanwijzing als bedoeld in het eerste en tweede lid nadere regels stellen.

  • 4. Het in dit artikel bepaalde geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet ruimtelijke ordening of de provincialemilieuverordening.

Artikel 4:14 Stankoverlast door gebruik van meststoffen

  • 1. Dit artikel verstaat onder:

                a.         meststoffen: meststoffen als bedoeld in artikel 1 van de Meststoffenwet;

                 b.        emissiearm aanwenden: gebruiken van meststoffen op de wijze die is aangegeven in de bij het Besluit gebruik meststoffen behorende bijlage II, met dien verstande echter dat onder 3, punt a onder 2e gelezen moet worden:”tijdens het uitrijden van de mest deze gelijktijdig wordt ondergewerkt”;

                c.         grond: bouwland, maïsland en grasland.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in het Besluit gebruik meststoffen is het verboden op gronden meststoffen uit te rijden, op te brengen, te doen uitrijden of te doen opbrengen op zondag en op de volgende feest- en gedenkdagen: Nieuwjaarsdag, tweede Paasdag, Koninginnedag, Hemelvaartsdag, tweede Pinksterdag en eerste en tweede Kerstdag.

  • 3. Het in het tweede lid gestelde verbod is niet van toepassing voorzover de mest emissiearm, als bedoeld in dit artikel, wordt aangewend.

  • 4. Het college kan ontheffing verlenen van de in het tweede lid gestelde verboden.

  • 5. Vervoer van meststof als dunne mest dient te geschieden in volledig gesloten transportmiddelen die in een zindelijke staat verkeren.

Artikel 4:15 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame

Het is verboden op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren door middel van een opschrift, aankondiging of afbeelding waardoor het verkeer in gevaar wordt gebracht of ernstige hinder ontstaat voor de omgeving.

Artikel 4:16 Vergunningsplicht lichtreclame in beschermde stads- en dorpsgezichten

(gereserveerd)

Afdeling 5. Kamperen buiten kampeerterreinen

Artikel 4:17 Begripsbepaling

In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan:

Een onderkomen of voertuig waarvoor geen bouwvergunning in de zin van artikel 40 van de Woningwet is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

Artikel 4:18 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen

  • 1. Het is verboden ten behoeve van recreatief nachtverblijf kampeermiddelen te plaatsen of geplaatst te houden buiten een kampeerterrein dat als zodanig in het bestemmingsplan is bestemd of mede bestemd.

  • 2. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod als bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de ontheffing worden geweigerd in het belang van:

    a.      de bescherming van natuur en landschap;

    b.      de bescherming van een stads- of dorpsgezicht.

Artikel 4:19 Aanwijzing kampeerplaatsen

  • 1. Het college kan plaatsen aanwijzen waarop het verbod van artikel 4:18, eerste lid, niet geldt.

  • 2. Het college kan daarbij nadere regels stellen in het belang van de gronden, genoemd in artikel 4:18, derde lid.

HOOFDSTUK 5. ANDERE ONDERWERPEN BETREFFENDE DE HUISHOUDING DER GEMEENTE

Afdeling 1. Parkeerexcessen

Artikel 5:1 Begripsbepalingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a.

    voertuigen: voertuigen als bedoeld in artikel 1, onder al, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV 1990) met uitzondering van kleine wagens, zoals: kruiwagens, kinderwagens en rolstoelen.

  • b.

    parkeren: parkeren als bedoeld in artikel 1, onder ac, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV 1990).

Artikel 5:2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.

  • 1. Onder verhuren als bedoeld in dit artikel wordt mede verstaan:

    a. het gebruiken van een voertuig voor het geven van lessen:

    b. het gebruiken van een voertuig voor het vervoer van personen tegen betaling.

  • 2. Tot de voertuigen als bedoeld in dit artikel worden niet gerekend:

    a. voertuigen waaraan herstel- of onderhoudswerkzaamheden worden verricht die in totaal niet meer dan een uur vergen, en dit gedurende de tijd die nodig is en gebruikt wordt voor deze werkzaamheden;

    b. voertuigen voor persoonlijk gebruik van de in het derde lid bedoelde persoon.

  • 3. Het is degene die er zijn bedrijf, nevenbedrijf dan wel een gewoonte van maakt voertuigen te stallen, te herstellen, te slopen, te verhuren of te verhandelen, verboden:

    a. drie of meer voertuigen die hem toebehoren of zijn toevertrouwd, op de weg te parkeren binnen een cirkel met een straal van 25 meter met als middelpunt een dezer voertuigen; dan wel

    b. de weg als werkplaats voor voertuigen te gebruiken.

  • 4. Het college kan ontheffing van het verbod verlenen.

Artikel 5:3 Te koop aanbieden van voertuigen

(gereserveerd)

Artikel 5:4 Defecte voertuigen

(gereserveerd)

Artikel 5:5 Voertuigwrakken

  • 1. Het is verboden een voertuig dat rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en tevens in een kennelijk verwaarloosde toestand verkeert op de weg te parkeren.

  • 2. Het verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer.

Artikel 5:6 Kampeermiddelen e.a.

  • 1. Het is verboden een voertuig dat voor recreatie of anderszins voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebruikt:

    a. langer dan op drie achtereenvolgende dagen te plaatsen of te hebben op een door het college aangewezen weg, waar dit naar zijn oordeel buitensporig is met het oog op de verdeling van beschikbare parkeerruimte of schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente;

    b. op een door het college aangewezen plaats te parkeren, waar dit naar zijn oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.

  • 2. Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid, aanhef en onder a, gestelde verbod.

  • 3. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wegenverordening Zeeland of de provinciale landschapsverordening.

Artikel 5:7 Parkeren van reclamevoertuigen

(gereserveerd)

Artikel 5:8 Parkeren van grote voertuigen

  • 1. Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter te parkeren op een door het college aangewezen plaats, waar dit naar zijn oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.

  • 2. Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter te parkeren op een door het college aangewezen weg, waar dit naar zijn oordeel buitensporig is met het oog op de verdeling van beschikbare parkeerruimte.

  • 3. Het in het tweede lid gestelde verbod geldt niet op werkdagen van maandag tot en met vrijdag, dagelijks van 08.00 tot 18.00 uur.

  • 4. Het college kan van de in het eerste en tweede lid gestelde verboden ontheffing verlenen.

Artikel 5:9 Parkeren van uitzicht belemmerende voertuigen

  • 1. Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.

  • 2. Het verbod geldt niet gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt voor het uitvoeren van werkzaamheden waarvoor de aanwezigheid van het voertuig ter plaatse noodzakelijk is.

Artikel 5:10 Parkeren van voertuigen met stankverspreidende stoffen

(gereserveerd)

Artikel 5:11 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen

  • 1. Het is verboden met een voertuig te rijden door - of deze te doen of te laten staan in een park of plantsoen of een van gemeentewege aangelegde beplanting of groenstrook.

  • 2. Dit verbod is niet van toepassing:

    a. op de weg:

    b. op voertuigen die worden gebruikt voor werkzaamheden door of vanwege de overheid;

    c. op voertuigen, waarmee standplaats wordt of is ingenomen op terreinen die voor dit doel zijn bestemd.

  • 3. Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.

Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets

Het college kan op de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.

Afdeling 2. Collecteren

Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het college een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden.

  • 2. Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.

  • 3. Het verbod geldt niet voor een inzameling die in besloten kring gehouden wordt.

Afdeling 3. Venten

Artikel 5:14 Begripsbepalingen

  • 1. In deze afdeling wordt onder venten verstaan: het in de uitoefening van de ambulante handel te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden op een openbare en in de open lucht gelegen plaats of aan huis;

  • 2. Onder venten wordt niet verstaan:

    a. het aan huis afleveren van goederen door of vanwege degene die dit doet ter exploitatie van zijn winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet;

    b. het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op jaarmarkten en markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet of op snuffelmarkten als bedoeld in artikel 5:22;

    c. het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op een standplaats als bedoeld in artikel 5:17.

Artikel 5:15 Ventvergunning

  • 1. Het is verboden te venten zonder vergunning van het college.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van het venten.

Artikel 5:16 Vrijheid van meningsuiting

  • 1. Het verbod als bedoeld in artikel 5:15, eerste lid geldt niet voor venten met gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten en gevoelens worden geopenbaard als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.

  • 2. Het college kan de vrijheid van meningsuiting als bedoeld in het eerste lid beperken door een verbod in te stellen:

    a. op door het college aangewezen openbare plaatsen, of

    b. voor bepaalde dagen en uren.

  • 3. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod als bedoeld in het tweede lid.

Afdeling 4. Standplaatsen

Artikel 5:17 Begripsbepalingen

  • 1. In deze afdeling wordt verstaan onder standplaats: het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de open lucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.

  • 2. Onder standplaats wordt niet verstaan:

    a. een vaste plaats op een jaarmarkt of markt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet;

    b. een vaste plaats op een evenement als bedoeld in artikel 2:24.

Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het college een standplaats in te nemen of te hebben.

  • 2. Het college kan de vergunning weigeren wegens strijd met een geldend bestemmingsplan.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd:

    a. indien de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan eisen van redelijke welstand;

    b. indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.

  • 4. Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van het hebben en innemen van een standplaats.

Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende

Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.

Artikel 5:20 Afbakeningsbepalingen

  • 1. Het verbod van artikel 5:18, eerste lid geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Waterwet of de provinciale wegenverordening.

  • 2. De weigeringsgrond van artikel 5:18, derde lid, onder a, geldt niet voor bouwwerken.

Artikel 5:21 Aanhoudingsplicht

Het college houdt de aanvraag om een standplaatsvergunning aan, indien de aanvraag een activiteit betreft waarvoor tevens een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer is vereist, tot de dag waarop op de aanvraag om de vergunning Wet milieubeheer is beslist.

Afdeling 5. Snuffelmarkten

Artikel 5:22 Begripsbepalingen

  • 1. In deze afdeling wordt verstaan onder snuffelmarkt: een markt in een voor het publiek toegankelijk gebouw waar hoofdzakelijk tweedehands en incourante goederen worden verhandeld of diensten worden aangeboden vanaf een standplaats.

  • 2. Onder een snuffelmarkt wordt niet verstaan:

    a. een markt of jaarmarkt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet;

    b. een evenement als bedoeld in artikel 2:24.

Artikel 5:23 Organiseren van een snuffelmarkt

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een snuffelmarkt te organiseren.

  • 2. Het verbod geldt niet voor ruimten die uitsluitend dan wel nagenoeg geheel en voortdurend in gebruik zijn als winkel in de zin van de Winkeltijdenwet.

  • 3. De burgemeester kande vergunning als bedoeld in het eerste lid weigerenwegens strijd met een geldend bestemmingsplan.

  • 4. De burgemeester kan nadere regels stellen over het organiseren van een snuffelmarkt. Hij kan daarin bepalen dat in de daarvoor naar zijn oordeel in aanmerking komende gevallen kan worden volstaan met een melding van een snuffelmarkt.

Afdeling 6. Openbaar water

Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water

  • 1. Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden een voorwerp, niet zijnde een schip, op, in, of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.

  • 2. Degene die voornemens is een steiger, een meerpaal of een ander voorwerp met een permanent karakter op, in, of boven openbaar water te plaatsen, doet daarvan uiterlijk twee weken tevoren een melding aan het college.

  • 3. De melding bevat in ieder geval naam, adres en contactgegevens van de melder en een beschrijving van de aard en omvang van het voorwerp.

  • 4. Het verbod in het eerste lid geldt niet voorzover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet, de provinciale vaarwegenverordening, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde telecommunicatieverordening.

Artikel 5:25 Ligplaats woonschepen en overige schepen

  • 1. Het is verboden met een schip een ligplaats in te nemen of te hebben dan wel een ligplaats voor een schipbeschikbaar te stellen op door het college aangewezen gedeelten van openbaar water.

  • 2. Het college kan aan het innemen, hebben of beschikbaar stellen van een ligplaats met dan wel voor een schip op niet krachtens het eerste lid aangewezen gedeelten van openbaar water:

    a. nadere regels stellen in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente;

    b. beperkingen stellen naar soort en aantal schepen.

  • 3. Het verbod in het eerste lid geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer, het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet de provinciale vaarwegenverordening of de Landschapsverordening Zeeland.

Artikel 5:26 Aanwijzingen ligplaats

  • 1. Onverminderd het krachtens het tweede lid van artikel 5:25 bepaalde kan het college aan de rechthebbende op een schip aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.

  • 2. De rechthebbende op een schip is verplicht alle door of vanwege het college gegeven aanwijzingen met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats op te volgen.

  • 3. Het in het eerste en tweede lid bepaalde geldt niet voorzover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet, de provinciale vaarwegenverordening of de Landschapsverordening Zeeland.

Artikel 5:27 Verbod innemen ligplaats

Het is verboden een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen in strijd met het krachtens artikel 5:26, tweede lid bepaalde.

Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken

  • 1. Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde openbare wateren, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.

  • 2. Het verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Waterwet, het Binnenvaartpolitiereglement of de provinciale vaarwegenverordening.

Artikel 5:29 Reddingsmiddelen

Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel, dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.

Artikel 5:30 Veiligheid op het water

  • 1. Het is aan een ieder die zich als bader of zwemmer in het openbaar water ophoudt, verboden zich zodanig te gedragen dat het scheepvaartverkeer daarvan hinder of gevaar kan ondervinden.

  • 2. Het verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet of de provinciale vaarwegenverordening.

Artikel 5:30a Bedrijfsmatige recreatie te water

Met schepen bestemd of gebezigd voor het bedrijfsmatig vervoer van 12 of minder personen buiten de bemanning mag niet worden gevaren op de binnenwateren als bedoeld in artikel 1, lid 1 onder c van de Binnenvaartwet voorzover gelegen binnen de gemeente Schouwen-Duiveland, tenzij wordt voldaan aan de regelen gesteld door een door de Inspectie van Verkeer en Waterstaat erkend classificatiebureau en het schip is voorzien van een geldig “Certificaat van onderzoek” van dat bureau.

Artikel 5:30b Beoefening niet-gemotoriseerde watersport

  • 1. Onder beoefening van niet-gemotoriseerde watersport wordt verstaan: kite-, wind- en golfsurfen en andere vormen van plankzeilen alsmede het varen met een niet-gemotoriseerd schip, daaronder begrepen een kano, een kajak, een roeiboot, een rubberboot en een luchtbed.

  • 2. Het is verboden niet-gemotoriseerde watersport te beoefenen:

    • a.

      tussen zonsondergang en zonsopkomst;

    • b.

      binnen het betonde en/of bebakende vaarwater, indien er beroepsvaart nadert;

    • c.

      in de havens en sluizen en in de aanloopgebieden naar de havens en sluizen;

    • d.

      in ten behoeve van de zwemsport afgezette of gemarkeerde watergedeelten.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in lid 2 kan het college bij afzonderlijk besluit gedeelten van het openbaar water aanwijzen waar het beoefenen van nader in dat besluit te noemen vormen van niet-gemotoriseerde watersport is verboden;

  • 4. Onverminderd het bepaalde in lid 2 kan het college bij afzonderlijk besluit gedeelten van het openbaar water aanwijzen waar het beoefenen van nader in dat besluit te noemen vormen van niet-gemotoriseerde watersport is toegestaan.

  • 5. Een besluit als bedoeld in de leden 3 en 4 wordt op de in de gemeente gebruikelijke wijze openbaar bekendgemaakt alsmede door middel van bebording in de directe omgeving van de betreffende gedeelten van het openbaar water.

  • 6. Het is verboden zonder vergunning van het college in de uitoefening van een beroep of bedrijf niet-gemotoriseerde schepen, daaronder begrepen een kano, een kajak, een roeiboot, een rubberboot en een luchtbed, vanaf het strand of het water voor onmiddellijk gebruik in het openbaar water te exploiteren dan wel in de uitoefening van een beroep of bedrijf activiteiten op het gebied van de beoefening van niet-gemotoriseerde watersport te organiseren.

Artikel 5:30c Veiligheid zwemmers

Het is verboden zich met een schip te bevinden in ten behoeve van de zwemsport afgezette - of gemarkeerde watergedeelten.

Artikel 5:30d Motorschepen en schepen op zee

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 5:30c is het verboden zich met een motorschip – daaronder begrepen een snelle motorboot als bedoeld in artikel 1.01, onderdeel A.17 van het Binnenvaartpolitiereglement (Bpr) – te bevinden in het openbaar water, gelegen binnen 100 meter van de laagwaterlijn, behoudens de tijd die redelijkerwijs benodigd is voor het te water laten van het motorschip, het zich vervolgens direct begeven buiten de 100 meter van de laagwaterlijn, aldaar te varen en terug te varen naar de kant.

  • 2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor motorschepen en schepen van de met strandbewaking of het redden van drenkelingen belaste instanties, voorzover die motorschepen en schepen voor het doel waarvoor zij zijn bestemd, worden aangewend.

  • 3. Het is verboden zonder vergunning van het college in de uitoefening van een beroep of bedrijf motorschepen – daaronder begrepen een snelle motorboot als bedoeld in artikel 1.01, onderdeel A.17 van het Binnenvaartpolitiereglement – en schepen vanaf het strand of het water voor onmiddellijk gebruik in het openbaar water te exploiteren dan wel in de uitoefening van een beroep of bedrijf activiteiten op het gebied van de gemotoriseerde watersport te organiseren.

Artikel 5:31 Overlast aan schepen

  • 1. Het is verboden zonder redelijk doel zich vast te houden aan een schip in openbaar water, daarop te klimmen of zich daarop of daarin te begeven of te bevinden.

  • 2. Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een schip, liggend in of aan een openbaar water, los te maken.

Artikel 5:31a Brandstofpompen op openbaar water

Het is verboden zonder vergunning van het college een gelegenheid voor de verkoop van brandstof ten behoeve van schepen te hebben, toe te laten, te wijzigen of uit te breiden op een schip, dat zich in openbaar water bevindt.

Artikel 5:31b Sportactiviteiten op het strand

  • 1. Onder sportactiviteiten op het strand worden verstaan: balsporten, daaronder begrepen voetbal en volleybal, of daaraan gerelateerde sporten, zeskamp, vliegersport en overige sporten, die op het strand plegen te worden beoefend.

  • 2. Het is verboden zonder vergunning van het college in de uitoefening van een beroep of bedrijf sportactiviteiten op het strand te organiseren.

Afdeling 7 Gemotoriseerd - en ruiterverkeer in natuurgebieden

Artikel 5:32 Crossterreinen

(vervallen)

Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden

  • 1. Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onder z, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onder i, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met een fiets, een paard of een bespannen wagen of kar dan wel een onbespannen wagen of kar die wordt voortgetrokken door een vlieger, bestuurd door twee of meer lijnen of door een zeil.

  • 2. Het college kan terreinen aanwijzen waarvoor het in het eerste lid gestelde verbod niet van toepassing is. Het kan daarbij regels stellen ten aanzien van het gebruik van deze terreinen:

    a. in het belang van het voorkomen van overlast;

    b. in het belang van de bescherming van natuur- of milieuwaarden;

    c. in het belang van de veiligheid van het publiek.

  • 3. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor bestuurders van motorvoertuigen en bromfietsen en voor fietsers of berijders van paarden:

    a. ten dienste van politie, brandweer en geneeskundige hulpverlening en van andere krachtens artikel 29, eerste lid, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 door de minister van Verkeer en Waterstaat aangewezen hulpverleningsdiensten;

    b. die worden gebruikt in verband met beheer, onderhoud of exploitatie van de terreinen als in het eerste lid bedoeld;

    c. die worden gebruikt in verband met werken die krachtens wettelijk voorschrift moeten worden uitgevoerd;

    d. van de zakelijk gerechtigden, huurders en pachters van percelen die zijn gelegen binnen de terreinen als in het eerste lid bedoeld;

    e. voor het verkeer ten behoeve van bezoek en van de verzorging van de onder d bedoelde personen.

  • 4. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet:

    a. op wegen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994;

    b. binnen de bij of krachtens een provinciale verordening aangewezen stiltegebieden, ten aanzien van motorrijtuigen die bij of krachtens die verordening zijn aangewezen als "toestel";

  • 5. Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

Afdeling 8 Verbod vuur te stoken

Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken

  • 1. Het is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.

  • 2. Het verbod geldt niet voorzover het betreft:

    a. verlichting door middel van kaarsen, fakkels en dergelijke;

    b. sfeervuren zoals terrashaarden en vuurkorven, indien geen afvalstoffen worden verbrand;

    c. vuur voor koken, bakken en braden, voorzover dat geen gevaar, overlast of hinder voor de omgeving oplevert.

  • 3. Het college kan van dit verbod ontheffing verlenen.

  • 4. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de ontheffing worden geweigerd ter bescherming van de flora en fauna.

  • 5. Het verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1 of 3 van het Wetboek van Strafrecht of de provinciale milieuverordening.

Afdeling 9 Verstrooiing van as

Artikel 5:35 Begripsomschrijving

In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.

Artikel 5:36 Verboden plaatsen

  • 1. Incidentele asverstrooiing is verboden op:

    a. verharde delen van de weg;

    b. gemeentelijke begraafplaatsen, met uitzondering van de daartoe aangewezen strooiveldjes;

    c. sportvelden.

  • 2. Het college kan een besluit nemen waarin voor een bepaalde termijn wordt verboden dat op andere plaatsen dan genoemd in het eerste lid asverstrooiing plaatsvindt;

  • 3. Het college kan op verzoek van de nabestaande die zorgdraagt voor de asbus op grond van bijzondere omstandigheden ontheffing verlenen van het verbod uit het eerste lid, behoudens de gemeentelijke begraafplaatsen.

Artikel 5:37 Hinder of overlast

Incidentele asverstrooiing is verboden indien daardoor hinder of overlast wordt veroorzaakt voor derden.

Afdeling 10 Gebruik van gemeentewapen

Artikel 5:37a Gebruik van gemeentewapen

Het is verboden, in andere gevallen dan waarin de Auteurswet 1912 van toepassing is, zonder toestemming van het college, het gemeentewapen of de wapens van de voormalige gemeenten op Schouwen-Duiveland, voor commerciële of andere doeleinden te voeren, aan te wenden of te gebruiken.

HOOFDSTUK 6. STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 6:1 Strafbepaling

Overtreding van de in deze verordening gestelde geboden enverbodenen de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.

Artikel 6:2 Toezichthouders

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de ambtenaren van politie en de daartoe aangewezen gemeentelijke controleurs.

  • 2. Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aan te wijzen personen.

Artikel 6:3 Binnentreden woningen

Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.

Artikel 6:4 Inwerkingtreding

  • 1. De Algemene plaatselijke verordening gemeente Schouwen-Duiveland 2008, vastgesteld op 25 september 2008, wordt ingetrokken.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking.

Artikel 6:5 Overgangsbepaling

Besluiten, genomen krachtens de verordening bedoeld in artikel 6:4, eerste lid, die golden op het moment van inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

Artikel 6:6 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Algemene plaatselijke verordening gemeente Schouwen-Duiveland 2010”.

Ondertekening

Vastgesteld door de raad van de gemeente Schouwen-Duiveland in zijn openbare vergadering van 22 juli 2010.

griffier, voorzitter,