Regeling vervallen per 04-03-2013

Algemene subsidieverordening gemeente Schouwen-Duiveland 2010

Geldend van 14-01-2012 t/m 03-03-2013 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2012

Intitulé

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE SCHOUWEN-DUIVELAND 2010

De raad van de gemeente Schouwen-Duiveland;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 3 november 2009;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet,

mede gelet op de Algemene wet bestuursrecht,

overwegende dat het in verband met de herziening van het subsidiebeleid gewenst is om een aan de Algemene wet bestuursrecht aangepaste subsidieverordening vast te stellen;

besluit:

vast te stellen de volgende verordening:

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE SCHOUWEN-DUIVELAND 2010

Raadsbesluit

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    activiteit: het geheel van inspanningen gericht op een met subsidiëring te bereiken product of prestatie, resultaat of effect;

  • b.

    college: het college van burgemeester en wethouders van Schouwen-Duiveland;

  • c.

    gemeente: de gemeente Schouwen-Duiveland

  • d.

    de raad: de gemeenteraad van de gemeente Schouwen-Duiveland;

  • e.

    instelling of organisatie: elke rechtspersoon, die zich zonder winstoogmerk, de behartiging van door het gemeentebestuur erkende belangen van ideële of materiële aard ten doel stelt;

  • f.

    subsidieontvanger: instelling of organisatie - of natuurlijke persoon - die subsidie ontvangt op grond van deze verordening;

  • g.

    subsidie: de aanspraak op financiële middelen, door het college verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan betaling voor aan het college geleverde goederen of diensten;

  • h.

    subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift;

  • i.

    budgetsubsidie: subsidie die wordt verleend aan een instelling of organisatie, die over een aantal jaren bijdraagt aan het gemeentelijk beleid en daarvoor aantoonbare prestaties levert;

  • j.

    stimuleringssubsidie:

    • ·

      éénmalige subsidie voor een activiteit met een vernieuwend, bijzonder of experimenteel karakter, die bijdraagt aan het gemeentelijk beleid en waarvan de uitvoering binnen 12 maanden na aanvraag plaatsvindt;

    • ·

      éénmalige subsidie voor een project met een vernieuwend, experimenteel of bijzonder karakter wat bijdraagt aan het gemeentelijk beleid waarvan de start binnen 12 maanden na aanvang plaatsvindt, maar de realisatie maximaal 3 jaar mag duren;

  • k.

    Awb: de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Rechtspersoonlijkheid

Subsidies worden verstrekt aan instellingen of organisaties. In voorkomende gevallen kan het college deze verordening eveneens van toepassing verklaren op het verstrekken van subsidies aan natuurlijke personen.

Artikel 3 Reikwijdte van de verordening

  • 1. Deze verordening is van toepassing op alle door de gemeente toe te kennen subsidies tenzij een andere wettelijke regeling of gemeentelijke verordening daarin voorziet.

  • 2. De specifieke omschrijving van de te subsidiëren activiteiten wordt vastgelegd en nader uitgewerkt in beleidsregels die door het college worden vastgesteld.

Artikel 4 Bevoegdheden

  • 1. De raad stelt de programma’s vast op grond waarvan het college subsidies kan verlenen.

  • 2. De raad kan deelverordeningen vaststellen, waarin het bepaalde in deze verordening tot nadere beleidsvelden wordt uitgewerkt.

  • 3. Het college is bevoegd ter uitvoering en uitwerking van deze verordening nadere regels te stellen. Hiertoe stelt zij beleidsregels vast.

Artikel 5 Verslag

Artikel 4:24 van de Awb is niet van toepassing.

Artikel 6 Subsidieplafond

  • 1. De raad stelt jaarlijks het subsidieplafond vast voor de betreffende programma’s.

  • 2. Het subsidieplafond geldt voor het betreffende subsidiejaar, tenzij de raad anders bepaalt.

  • 3. Bij de vaststelling van het subsidieplafond als bedoeld in het eerste lid bepaalt het college hoe het beschikbaar gestelde bedrag wordt verdeeld.

Artikel 7 Aanvraag subsidieverlening

  • 1. Een aanvraag om een budgetsubsidie wordt uiterlijk 1 april van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar waarin de beoogde activiteiten plaatsvinden schriftelijk ingediend.

  • 2. Een aanvraag voor een stimuleringssubsidie wordt uiterlijk 8 weken voor aanvang van de activiteiten schriftelijk ingediend.

  • 3. Indien een aanvraag niet tijdig is ingediend, wordt deze buiten behandeling gelaten.

  • 4. De in het eerste en tweede lid bedoelde aanvraag gaat in ieder geval vergezeld van een begroting van de kosten en van een beschrijving van het resultaat van de beoogde activiteit.

  • 5. Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van de stukken die bij de aanvraag moeten worden overgelegd.

  • 6. Een aanvraag om een subsidie instandhoudingwerkzaamheden beschermde monumenten wordt uiterlijk 1april van het jaar waarin de benodigde werkzaamheden plaatsvinden schriftelijk ingediend.

Artikel 8 Subsidieverlening

  • 1. Het college beslist binnen 8 weken na vaststelling van de gemeentebegroting over de aanvraag om een budgetsubsidie.

  • 2. Het college kan zijn beslissing voor ten hoogste 8 weken verdagen.

  • 3. Van een beslissing tot verdaging stelt het college de aanvrager vóór het verstrijken van de termijn als bedoeld in het eerste lid op de hoogte.

  • 4. Het college beslist binnen acht weken na ontvangst over een aanvraag om een stimuleringssubsidie.

  • 5. Ten aanzien van subsidies van minder dan € 2.500 wordt de subsidie direct vastgesteld.

Artikel 9 Weigeringsgronden subsidie en intrekken/wijzigen van subsidie

  • 1. De subsidieverlening kan naast de in artikelen 4:25 en 4:35 van de Awb genoemde gevallen worden geweigerd indien gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat:

    • a.

      de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd niet gericht zijn op een belang gelegen in de gemeente of niet aanwijsbaar ten goede komen aan de ingezetenen van de gemeente;

    • b.

      de subsidieverlening niet past binnen het geformuleerde beleid van de gemeente;

    • c.

      de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor de subsidie wordt verleend;

    • d.

      de gelden in een eerder subsidiejaar niet of in onvoldoende mate besteed zijn voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar is gesteld;

    • e.

      de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

    • f.

      de aanvrager ook zonder subsidieverlening over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

    • g.

      in de activiteiten, waarvoor subsidie is aangevraagd, naar het oordeel van het college op toereikende wijze anders wordt voorzien.

  • 2. Naast de in artikel 4:50 van de Awb bedoelde gevallen kan de subsidieverlening ook worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd op grond van de in het eerste lid genoemde gevallen.

Artikel 10 Verplichtingen subsidieontvanger

  • 1. Het college kan de subsidieontvanger naast de in artikel 4:37 van de Awb bedoelde verplichtingen bij nadere regels of bij de subsidieverlening ook andere doelgerichte en niet doelgerichte verplichtingen als bedoeld in artikel 4:38 en 4:39 van de Awb opleggen.

  • 2. De subsidieontvanger is verplicht tijdig opgave te doen aan het college van een wezenlijke wijziging van de gegevens die bij de aanvraag om subsidie zijn overgelegd.

  • 3. De subsidieontvanger is aan het college in de gevallen bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Awb een vergoeding van de vermogenswaarden verschuldigd.

  • 4. De wijze waarop de hoogte van de in het derde lid bedoelde vergoeding wordt bepaald, wordt vermeld in de beschikking tot subsidieverlening, subsidievaststelling of subsidiebeëindiging.

  • 5. Bij de bepaling van de hoogte van de in het derde lid bedoelde vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de goederen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat in geval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of beschadiging van zaken wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger wordt ontvangen.

  • 6. Indien het de waarde van onroerende zaken betreft, geschiedt de waardebepaling als bedoeld in het vijfde lid door een onafhankelijke deskundige.

Artikel 11 Voorschotten

Het college kan de subsidieontvanger voorschotten verlenen. Het bepaalde in artikelen 4:95 en 4:96 van de Awb is overeenkomstig van toepassing.

Artikel 12 Aanvraag subsidievaststelling

  • 1. De subsidieontvanger dient binnen 13 weken na afloop van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, of binnen 13 weken na afloop van het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend, een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in, tenzij bij subsidieverlening een andere termijn is gesteld.

  • 2. Indien deze aanvraag tot vaststelling niet tijdig wordt ingediend, kan het college de subsidieontvanger een termijn stellen binnen welke de aanvraag moet zijn ingediend.

  • 3. Rekening en verantwoording vindt plaats overeenkomstig het bepaalde in artikel 4:45 van de Awb.

  • 4. Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van de stukken die bij de aanvraag moeten worden overgelegd.

Artikel 13 Subsidievaststelling

  • 1. Het college beschikt binnen 13 weken na ontvangst van de in artikel 12 bedoelde aanvraag over de vaststelling van de subsidie.

  • 2. Indien aan de vaststelling een verlening is vooraf gegaan stelt het college, behoudens het bepaalde in het derde lid, de subsidie in overeenstemming met de subsidieverlening vast.

  • 3. Het college kan de subsidie lager vaststellen dan in de beschikking tot subsidieverlening vermeld in de gevallen genoemd in artikel 4:46 van de Awb.

  • 4. De beschikking tot subsidievaststelling stelt het bedrag van de subsidie vast en geeft aanspraak op betaling van het vastgestelde bedrag overeenkomstig het bepaalde in afdeling 4.2.7. van de Awb.

  • 5. Subsidies van minder dan € 2.500 zijn bij subsidieverlening met toepassing van artikel 4:43 Awb reeds definitief vastgesteld.

Artikel 14 Ambtshalve vaststelling

Het college kan de subsidie geheel of gedeeltelijk ambtshalve vaststellen, indien

  • a.

    de subsidieontvanger na afloop van de door het college gestelde termijn, bedoel in artikel 12, tweede lid, nog steeds geen of geen volledige aanvraag tot subsidievaststelling heeft ingediend;

  • b.

    de beschikking tot subsidieverlening of de beschikking tot subsidievaststelling wordt ingetrokken of ten nadele van de subsidieontvanger wordt gewijzigd.

Artikel 15 Per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen

  • 1. Dit artikel is van toepassing op subsidies waarop bij besluit van het college is bepaald dat afdeling 4.2.8. van de Awb van toepassing is.

  • 2. De aanvraag voor subsidie voor het komende boekjaar wordt schriftelijk ingediend uiterlijk 1 april van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar waarin de beoogde activiteiten plaatsvinden.

  • 3. Het college kan bepalen dat de subsidieontvanger een egalisatiereserve vormt. Het bepaalde in artikel 4:72, tweede tot en met vijfde lid, van de Awb zijn overeenkomstig van toepassing.

  • 4. Indien de subsidieontvanger zijn inkomen in overwegende mate ontleent aan subsidie is artikel 4:76 van de Awb ten aanzien van het financieel verslag overeenkomstig van toepassing.

  • 5. De verplichtingen als bedoeld in artikel 4:78, eerste tot en met vierde lid, van de Awb gelden niet voor subsidies lager dan € 50.000.

Artikel 16 Hardheidsclausule

  • 1. Het college kan in bijzondere, individuele gevallen, en voor zover toepassing van deze verordening zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard, afwijken van het in deze verordening bepaalde.

  • 2. Het college is bevoegd om te beslissen in die gevallen waarin de verordening niet voorziet.

Artikel 17 Overgangsbepaling

  • 1. Op aanvragen tot verlening van subsidie die op basis van de in artikel 18, tweede lid, genoemde verordening zijn ingediend en waarover bij de inwerkingtreding van deze verordening nog niet is beslist, blijft die verordening van toepassing.

  • 2. Op aanvragen tot vaststelling van subsidie die op basis van de in artikel 18, tweede lid, genoemde verordening is verleend, blijft die verordening van toepassing.

  • 3. Op subsidies die voor inwerkingtreding van deze verordening zijn verstrekt, blijven de bepalingen zoals opgenomen in de in artikel 18, tweede lid, genoemde verordening van toepassing.

  • 4. Meerjarenafspraken die zijn gemaakt voor de inwerkingtreding van deze verordening behouden de overeengekomen looptijd.

  • 5. Op bezwaarschriften gericht tegen een beschikking op een aanvraag op basis van de in artikel 18, tweede lid, genoemde verordening wordt beslist met toepassing van die verordening.

Artikel 18 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2010 en geldt voor subsidieaanvragen die vanaf die datum worden ingediend;

  • 2. De Algemene subsidieverordening gemeente Schouwen-Duiveland 2006, vastgesteld op 26 januari 2006, wordt ingetrokken per 1 januari 2010, met dien verstande dat de verordening van kracht blijft voor subsidieaanvragen, die voor 1 januari 2010 zijn ingediend.

Artikel 19 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Algemene subsidieverordening gemeente Schouwen-Duiveland 2010”.

Ondertekening

Vastgesteld door de raad van de gemeente Schouwen-Duiveland in zijn openbare vergadering van 17 december 2009
griffier, voorzitter,

Bijlage

Titel 4.2 Subsidies

Afdeling 4.2.1 Inleidende bepalingen

Artikel 4:21

  • 1.

    Onder subsidie wordt verstaan: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.

  • 2.

    Deze titel is niet van toepassing op aanspraken of verplichtingen die voortvloeien uit een wettelijk voorschrift inzake:

  • a.

    belastingen,

    b de heffing van een premie dan wel een premievervangende belasting ingevolge de Wet financiering sociale verzekeringen, of

    c de heffing van een inkomensafhankelijke bijdrage dan wel een bijdragevervangende belasting ingevolge de Zorgverzekeringswet.

  • 3.

    Deze titel is niet van toepassing op de aanspraak op financiële middelen die wordt verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift dat uitsluitend voorziet in verstrekking aan rechtspersonen die krachtens publiekrecht zijn ingesteld.

  • 4.

    Deze titel is van overeenkomstige toepassing op de bekostiging van het onderwijs en onderzoek.

Artikel 4:22

Onder subsidieplafond wordt verstaan: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift.

Artikel 4:23

  • 1.

    Een bestuursorgaan verstrekt slechts subsidie op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt.

  • 2.

    Indien een zodanig wettelijk voorschrift is opgenomen in een niet op een wet berustende algemene maatregel van bestuur, vervalt dat voorschrift vier jaren nadat het in werking is getreden, tenzij voor dat tijdstip een voorstel van wet bij de Staten-Generaal is ingediend waarin de subsidie wordt geregeld.

  • 3.

    Het eerste lid is niet van toepassing:

  • a.

    in afwachting van de totstandkoming van een wettelijk voorschrift gedurende ten hoogste een jaar of totdat een binnen dat jaar bij de Staten-Generaal ingediend wetsvoorstel is verworpen of tot wet is verheven en in werking is getreden;

  • b.

    indien de subsidie rechtstreeks op grond van een door de Raad van de Europese Unie, het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk of de Commissie van de Europese Gemeenschappen vastgesteld programma wordt verstrekt;

  • c.

    indien de begroting de subsidie-ontvanger en het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, vermeldt, of

  • d.

    in incidentele gevallen, mits de subsidie voor ten hoogste vier jaren wordt verstrekt.

  • 4.

    Het bestuursorgaan publiceert jaarlijks een verslag van de verstrekking van subsidies met toepassing van het derde lid, onderdelen a en d.

Artikel 4:24

Indien een subsidie op een wettelijk voorschrift berust, wordt ten minste eenmaal in de vijf jaren een verslag gepubliceerd over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.

Afdeling 4.2.2 Het subsidieplafond

Artikel 4:25

  • 1.

    Een subsidieplafond kan slechts bij of krachtens wettelijk voorschrift worden vastgesteld.

  • 2.

    Een subsidie wordt geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.

  • 3.

    Indien niet tijdig, dan wel in bezwaar of beroep of ter uitvoering van een rechterlijke uitspraak omtrent verstrekking wordt beslist, geldt de verplichting van het tweede lid slechts voor zover zij ook gold op het tijdstip, waarop de beslissing in eerste aanleg werd genomen of had moeten worden genomen.

Artikel 4:26

  • 1.

    Bij of krachtens wettelijk voorschrift wordt bepaald hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

  • 2.

    Bij de bekendmaking van het subsidieplafond wordt de wijze van verdeling vermeld.

Artikel 4:27

  • 1.

    Het subsidieplafond wordt bekendgemaakt voor de aanvang van het tijdvak waarvoor het is vastgesteld.

  • 2.

    Indien het subsidieplafond of een verlaging daarvan later wordt bekendgemaakt, heeft deze bekendmaking geen gevolgen voor voordien ingediende aanvragen.

Artikel 4:28

Artikel 4:27, tweede lid, is niet van toepassing, indien:

  • a.

    de aanvragen voor het tijdvak waarvoor het subsidieplafond is vastgesteld ingevolge wettelijk voorschrift moeten worden ingediend op een tijdstip waarop de begroting nog niet is vastgesteld of goedgekeurd;

  • b.

    het een verlaging betreft die voortvloeit uit de vaststelling of goedkeuring van de begroting, en

  • c.

    bij de bekendmaking van het subsidieplafond is gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

Afdeling 4.2.3 De subsidieverlening

Artikel 4:29

Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald kan voorafgaand aan een subsidievaststelling een beschikking omtrent subsidieverlening worden gegeven, indien een aanvraag daartoe is ingediend voor de afloop van de activiteit of het tijdvak waarvoor de subsidie wordt gevraagd.

Artikel 4:30

  • 1.

    De beschikking tot subsidieverlening bevat een omschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend.

  • 2.

    De omschrijving kan later worden uitgewerkt, voor zover de beschikking tot subsidieverlening dit vermeldt.

Artikel 4:31

  • 1.

    De beschikking tot subsidieverlening vermeldt het bedrag van de subsidie, dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald.

  • 2.

    Indien de beschikking tot subsidieverlening het bedrag van de subsidie niet vermeldt, vermeldt zij het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.

Artikel 4:32

Een subsidie in de vorm van een periodieke aanspraak op financiële middelen wordt verleend voor een bepaald tijdvak, dat in de beschikking tot subsidieverlening wordt vermeld.

Artikel 4:33

Een subsidie kan niet worden verleend onder de voorwaarde dat uitsluitend het bestuursorgaan of uitsluitend de subsidie-ontvanger een bepaalde handeling verricht, tenzij het betreft de voorwaarde dat:

  • a.

    de subsidie-ontvanger medewerkt aan de totstandkoming van een overeenkomst ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening, of

  • b.

    de subsidie-ontvanger aantoont dat een gebeurtenis, niet zijnde een handeling van het bestuursorgaan of van de subsidie-ontvanger, heeft plaatsgevonden.

Artikel 4:34

  • 1.

    Voor zover een subsidie wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, kan zij worden verleend onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 2.

    De voorwaarde kan niet worden gesteld, voor zover zulks voortvloeit uit het wettelijk voorschrift waarop de subsidie berust.

  • 3.

    De voorwaarde vervalt, indien het bestuursorgaan daarop niet binnen vier weken na de vaststelling of goedkeuring van de begroting een beroep heeft gedaan.

  • 4.

    Het beroep op de voorwaarde geschiedt bij een subsidie voor een activiteit die door het bestuursorgaan ook in het voorafgaande begrotingsjaar werd gesubsidieerd door een intrekking wegens veranderde omstandigheden overeenkomstig artikel 4:50.

  • 5.

    In andere gevallen geschiedt het beroep op de voorwaarde door een intrekking overeenkomstig artikel 4:48, eerste lid.

Artikel 4:35

  • 1.

    De subsidieverlening kan in ieder geval worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

  • a.

    de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

  • b.

    de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

  • c.

    de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

  • 2.

    De subsidieverlening kan voorts in ieder geval worden geweigerd indien de aanvrager:

  • a.

    in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid, of

  • b.

    failliet is verklaard of aan hem surséance van betaling is verleend of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

Artikel 4:36

  • 1.

    Ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening kan een overeenkomst worden gesloten.

  • 2.

    Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de aard van de subsidie zich daartegen verzet, kan in de overeenkomst worden bepaald dat de subsidie-ontvanger verplicht is de activiteiten te verrichten waarvoor de subsidie is verleend.

Afdeling 4.2.4 Verplichtingen van de subsidie-ontvanger

Artikel 4:37

  • 1.

    Het bestuursorgaan kan de subsidie-ontvanger verplichtingen opleggen met betrekking tot:

  • a.

    aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend;

  • b.

    de administratie van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten;

  • c.

    het vóór de subsidievaststelling verstrekken van gegevens en bescheiden die nodig zijn voor een beslissing omtrent de subsidie;

  • d.

    de te verzekeren risico's;

  • e.

    het stellen van zekerheid voor verleende voorschotten;

  • f.

    het afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn;

  • g.

    het beperken of wegnemen van de nadelige gevolgen van de subsidie voor derden;

  • h.

    het uitoefenen van controle door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek op het door het bestuursorgaan gevoerde financiële beheer en de financiële verantwoording daarover.

  • 2.

    Indien een verplichting als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, wordt opgelegd, zijn de artikelen 4:3 en 4:4 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4:38

  • 1.

    Het bestuursorgaan kan de subsidie-ontvanger ook andere verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

  • 2.

    Indien de subsidie op een wettelijk voorschrift berust, worden de verplichtingen opgelegd bij wettelijk voorschrift of krachtens wettelijk voorschrift bij de subsidieverlening.

  • 3.

    Indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, kunnen de verplichtingen worden opgelegd bij de subsidieverlening.

Artikel 4:39

  • 1.

    Verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie kunnen slechts aan de subsidie worden verbonden voor zover dit bij wettelijk voorschrift is bepaald.

  • 2.

    Verplichtingen als bedoeld in het eerste lid kunnen slechts betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

Artikel 4:40

De verplichtingen kunnen na de subsidieverlening worden uitgewerkt, voor zover de beschikking tot subsidieverlening dit vermeldt.

Artikel 4:41

  • 1.

    In de gevallen, genoemd in het tweede lid, is de subsidie-ontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor een vergoeding verschuldigd aan het bestuursorgaan, mits:

  • a.

    dit bij wettelijk voorschrift of, indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, bij de subsidieverlening is bepaald, en

  • b.

    daarbij is aangegeven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.

  • 2.

    De vergoeding is slechts verschuldigd indien:

  • a.

    de subsidie-ontvanger voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen vervreemdt of bezwaart of de bestemming daarvan wijzigt;

  • b.

    de subsidie-ontvanger een schadevergoeding ontvangt voor verlies of beschadiging van voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen;

  • c.

    de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd;

  • d.

    de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd, of

  • e.

    de rechtspersoon die de subsidie ontving wordt ontbonden.

  • 3.

    De vergoeding wordt vastgesteld binnen een jaar nadat het bestuursorgaan op de hoogte is gekomen of kon zijn van de gebeurtenis die het recht op vergoeding deed ontstaan, doch in ieder geval binnen vijf jaren na de bekendmaking van de laatste beschikking tot subsidievaststelling.

Afdeling 4.2.5 De subsidievaststelling

Artikel 4:42

De beschikking tot subsidievaststelling stelt het bedrag van de subsidie vast en geeft aanspraak op betaling van het vastgestelde bedrag overeenkomstig afdeling 4.2.7.

Artikel 4:43

  • 1.

    Indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven, bevat de beschikking tot subsidievaststelling een aanduiding van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt.

  • 2.

    De artikelen 4:32, 4:35, tweede lid, 4:38 en 4:39 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4:44

  • 1.

    Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, dient de subsidie-ontvanger na afloop van de activiteiten of het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in, tenzij:

  • a.

    de subsidie met toepassing van artikel 4:47, onderdeel a, ambtshalve wordt vastgesteld;

  • b.

    bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald dat de aanvraag wordt ingediend telkens na afloop van een gedeelte van het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend, of

  • c.

    de vaststelling van de subsidie bij een overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36, eerste lid, anders is geregeld.

  • 2.

    Indien bij wettelijk voorschrift geen termijn is bepaald, wordt de aanvraag tot vaststelling ingediend binnen een bij de subsidieverlening te bepalen termijn.

  • 3.

    Indien voor de indiening van de aanvraag tot vaststelling geen termijn is bepaald of de aanvraag na afloop van de daarvoor bepaalde termijn niet is ingediend kan het bestuursorgaan de subsidie-ontvanger een termijn stellen binnen welke de aanvraag moet zijn ingediend.

  • 4.

    Indien na afloop van deze termijn geen aanvraag is ingediend, kan de subsidie ambtshalve worden vastgesteld.

Artikel 4:45

  • 1.

    Bij de aanvraag tot subsidievaststelling toont de aanvrager aan dat de activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de subsidie verbonden verplichtingen, tenzij de subsidie voor de aanvang van de activiteiten wordt vastgesteld.

  • 2.

    Bij de aanvraag tot subsidievaststelling legt de aanvrager rekening en verantwoording af omtrent de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

Artikel 4:46

  • 1.

    Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, stelt het bestuursorgaan de subsidie overeenkomstig de subsidieverlening vast.

  • 2.

    De subsidie kan lager worden vastgesteld indien:

  • a.

    de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;

  • b.

    de subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

  • c.

    de subsidie-ontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid, of

  • d.

    de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidie-ontvanger dit wist of behoorde te weten.

  • 3.

    Voor zover het bedrag van de subsidie afhankelijk is van de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, worden kosten die in redelijkheid niet als noodzakelijk kunnen worden beschouwd bij de vaststelling van de subsidie niet in aanmerking genomen.

Artikel 4:47

Het bestuursorgaan kan de subsidie geheel of gedeeltelijk ambtshalve vaststellen, indien:

  • a.

    bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening een termijn is bepaald binnen welke de subsidie ambtshalve wordt vastgesteld;

  • b.

    toepassing wordt gegeven aan artikel 4:44, vierde lid, of

  • c.

    de beschikking tot subsidieverlening of de beschikking tot subsidievaststelling wordt ingetrokken of ten nadele van de ontvanger wordt gewijzigd.

Afdeling 4.2.6 Intrekking en wijziging

Artikel 4:48

  • 1.

    Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het bestuursorgaan de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidie-ontvanger wijzigen, indien:

  • a.

    de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;

  • b.

    de subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

  • c.

    de subsidie-ontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid;

  • d.

    de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidie-ontvanger dit wist of behoorde te weten, of

  • e.

    met toepassing van artikel 4:34, vijfde lid, een beroep wordt gedaan op de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 2.

    De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

Artikel 4:49

  • 1.

    Het bestuursorgaan kan de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen:

  • a.

    op grond van feiten of omstandigheden waarvan het bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de subsidie lager dan overeenkomstig de subsidieverlening zou zijn vastgesteld;

  • b.

    indien de subsidievaststelling onjuist was en de subsidie-ontvanger dit wist of behoorde te weten, of

  • c.

    indien de subsidie-ontvanger na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 2.

    De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is vastgesteld, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

  • 3.

    De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd indien vijf jaren zijn verstreken sedert de dag waarop zij is bekendgemaakt dan wel, in het geval, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, sedert de dag waarop de handeling in strijd met de verplichting is verricht of de dag waarop aan de verplichting had moeten zijn voldaan.

Artikel 4:50

  • 1.

    Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het bestuursorgaan de subsidieverlening met inachtneming van een redelijke termijn intrekken of ten nadele van de subsidie-ontvanger wijzigen:

  • a.

    voor zover de subsidieverlening onjuist is;

  • b.

    voor zover veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich in overwegende mate tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, of

  • c.

    in andere bij wettelijk voorschrift geregelde gevallen.

  • 2.

    Bij intrekking of wijziging op grond van het eerste lid, onderdeel a of b, vergoedt het bestuursorgaan de schade die de subsidie-ontvanger lijdt doordat hij in vertrouwen op de subsidie anders heeft gehandeld dan hij zonder subsidie zou hebben gedaan.

Artikel 4:51

  • 1.

    Indien aan een subsidie-ontvanger voor drie of meer achtereenvolgende jaren subsidie is verstrekt voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde voortdurende activiteiten, geschiedt gehele of gedeeltelijke weigering van de subsidie voor een daarop aansluitend tijdvak op de grond, dat veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, slechts met inachtneming van een redelijke termijn.

  • 2.

    Voor zover aan het einde van het tijdvak waarvoor subsidie is verleend sedert de bekendmaking van het voornemen tot weigering voor een daarop aansluitend tijdvak nog geen redelijke termijn is verstreken, wordt de subsidie voor het resterende deel van die termijn verleend, zo nodig in afwijking van artikel 4:25, tweede lid.

Afdeling 4.2.7 Betaling en terugvordering

Artikel 4:52

  • 1.

    Het subsidiebedrag wordt overeenkomstig de subsidievaststelling betaald.

  • 2.

    Indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, kan bij de subsidieverlening, of, indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven, bij de subsidievaststelling een van artikel 4.4.1.3, eerste lid, afwijkende termijn voor de betaling van het subsidiebedrag worden vastgesteld.

Artikel 4:52

  • 1.

    Het subsidiebedrag wordt overeenkomstig de subsidievaststelling betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten.

  • 2.

    Het subsidiebedrag wordt binnen vier weken na de subsidievaststelling betaald, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.

  • 3.

    Indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, kan bij de subsidieverlening, of, indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven, bij de subsidievaststelling, een andere termijn worden bepaald waarbinnen het subsidiebedrag wordt betaald.

    Artikel 4:53

    • 1.

      Het subsidiebedrag kan in gedeelten worden betaald, mits bij wettelijk voorschrift is bepaald hoe de gedeelten worden berekend en op welke tijdstippen zij worden betaald.

    • 2.

      Indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, kan het subsidiebedrag in gedeelten worden betaald, mits bij de subsidieverlening, of indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven, bij de subsidievaststelling, is bepaald hoe de gedeelten worden berekend en op welke tijdstippen zij worden betaald.

    Artikel 4:54 (vervallen)

    Artikel 4:55 (vervallen)

    Artikel 4:56

    De verplichting tot betaling van een subsidiebedrag of een voorschot wordt opgeschort met ingang van de dag waarop het bestuursorgaan aan de subsidie-ontvanger schriftelijk kennis geeft van het ernstige vermoeden dat er grond bestaat om toepassing te geven aan artikel 4:48 of 4:49, tot en met de dag waarop de beschikking omtrent de intrekking of wijziging is bekendgemaakt of de dag waarop sedert de kennisgeving van het ernstige vermoeden dertien weken zijn verstreken.

    Artikel 4:57

    • 1.

      Het bestuursorgaan kan onverschuldigd betaalde subsidiebedragen terugvorderen.

    • 2.

      Het bestuursorgaan kan het terug te vorderen bedrag bij dwangbevel invorderen.

    • 3.

      Het bestuursorgaan kan het terug te vorderen bedrag verrekenen met een aan dezelfde subsidie-ontvanger voor dezelfde activiteiten verstrekte subsidie voor een ander tijdvak.

    • 4.

      Terugvordering van een subsidiebedrag of een voorschot vindt niet plaats voor zover na de dag waarop de subsidie is vastgesteld, dan wel de handeling, bedoeld in artikel 4:49, eerste lid, onderdeel c, heeft plaatsgevonden, vijf jaren zijn verstreken

    • 5.

      Het vierde lid is niet van toepassing bij terugvordering op grond van artikel 4:80b.

    Afdeling 4.2.8 Per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen

    Paragraaf 4.2.8.1 Inleidende bepalingen

    Artikel 4:58

    • 1.

      Deze afdeling is van toepassing op per boekjaar verstrekte subsidies, indien dat bij wettelijk voorschrift of bij besluit van het bestuursorgaan is bepaald.

    • 2.

      Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat deze afdeling van toepassing is op daarbij aangewezen subsidies.

    Artikel 4:59

    • 1.

      Het bestuursorgaan dat met toepassing van deze afdeling een subsidie verleent kan een of meer toezichthouders aanwijzen die zijn belast met het toezicht op de naleving van de aan de ontvanger van die subsidie opgelegde verplichtingen.

    • 2.

      De toezichthouder beschikt niet over de bevoegdheden, vermeld in de artikelen 5:18 en 5:19.

    Paragraaf 4.2.8.2 De aanvraag

    Artikel 4:60

    Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, wordt de aanvraag van de subsidie uiterlijk dertien weken voor de aanvang van het boekjaar ingediend.

    Artikel 4:61

    • 1.

      De aanvraag van de subsidie gaat in ieder geval vergezeld van:

    • a.

      een activiteitenplan, tenzij redelijkerwijs kan worden aangenomen dat daaraan geen behoefte is, en

    • b.

      een begroting, tenzij deze voor de berekening van het bedrag van de subsidie niet van belang is.

    • 2.

      Indien de aanvrager beschikt over een egalisatiereserve als bedoeld in artikel 4:72, vermeldt de aanvraag de omvang daarvan.

    Artikel 4:62

    Het activiteitenplan behelst een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd en de daarmee nagestreefde doelstellingen en vermeldt per activiteit de daarvoor benodigde personele en materiële middelen.

    Artikel 4:63

    • 1.

      De begroting behelst een overzicht van de voor het boekjaar geraamde inkomsten en uitgaven van de aanvrager, voor zover deze betrekking hebben op de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd.

    • 2.

      De begrotingsposten worden ieder afzonderlijk van een toelichting voorzien.

    • 3.

      Tenzij voor de activiteiten waarop de aanvraag betrekking heeft nog niet eerder subsidie werd verstrekt, behelst de begroting een vergelijking met de begroting van het lopende boekjaar en de gerealiseerde inkomsten en uitgaven van het jaar, voorafgaand aan het lopende boekjaar.

    Artikel 4:64

    • 1.

      Tenzij de aanvraag wordt ingediend door een krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersoon, gaat deze, indien voor het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar geen subsidie werd aangevraagd, voorts vergezeld van:

    • a.

      een afschrift van de oprichtingsakte van de rechtspersoon dan wel van de statuten zoals deze laatstelijk zijn gewijzigd, en

    • b.

      de laatst opgemaakte jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek dan wel de balans en de staat van baten en lasten en de toelichting daarop of, indien deze bescheiden ontbreken, een verslag over de financiële positie van de aanvrager op het moment van de aanvraag.

    • 2.

      De in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde bescheiden dan wel het verslag over de financiële positie zijn voorzien van een van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek afkomstige schriftelijke verklaring omtrent de getrouwheid onderscheidenlijk een mededeling, inhoudende dat van onjuistheden niet is gebleken.

    • 3.

      Bij wettelijk voorschrift of bij besluit van het bestuursorgaan kan vrijstelling of ontheffing worden verleend van het in het tweede lid bepaalde.

    Artikel 4:65

    Voor zover de aanvrager voor dezelfde begrote uitgaven tevens subsidie heeft aangevraagd bij een of meer andere bestuursorganen, doet hij daarvan mededeling in de aanvraag, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.

    Paragraaf 4.2.8.3 De subsidieverlening

    Artikel 4:66

    De subsidie wordt slechts verleend aan een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid.

    Artikel 4:67

    • 1.

      De subsidie wordt voor een boekjaar of voor een bepaald aantal boekjaren verleend.

    • 2.

      Indien de subsidie voor twee of meer boekjaren wordt verleend, wordt aan de subsidie de verplichting verbonden tot het periodiek aan het bestuursorgaan verstrekken van de gegevens die voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

    • 3.

      De beschikking tot subsidieverlening vermeldt welke gegevens de subsidie-ontvanger krachtens het tweede lid moet verstrekken, alsmede op welke tijdstippen de gegevens moeten worden verstrekt.

    Paragraaf 4.2.8.4 Verplichtingen van de subsidie-ontvanger

    Artikel 4:68

    Tenzij bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening anders is bepaald, stelt de subsidie-ontvanger het boekjaar gelijk aan het kalenderjaar.

    Artikel 4:69

    • 1.

      De subsidie-ontvanger voert een zodanig ingerichte administratie, dat daaruit te allen tijde de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde rechten en verplichtingen alsmede de betalingen en de ontvangsten kunnen worden nagegaan.

    • 2.

      De administratie en de daartoe behorende bescheiden worden gedurende zeven jaren bewaard.

    Artikel 4:70

    Indien gedurende het boekjaar aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de werkelijke uitgaven en inkomsten en de begrote uitgaven en inkomsten doet de subsidie-ontvanger daarvan onverwijld mededeling aan het bestuursorgaan onder vermelding van de oorzaak van de verschillen.

    Artikel 4:71

    • 1.

      Indien dit bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald, behoeft de subsidie-ontvanger de toestemming van het bestuursorgaan voor:

    • a.

      het oprichten van dan wel deelnemen in een rechtspersoon;

    • b.

      het wijzigen van de statuten;

    • c.

      het in eigendom verwerven, het vervreemden of het bezwaren van registergoederen, indien zij mede zijn verworven door middel van de subsidiegelden, dan wel de lasten daarvoor mede worden bekostigd uit de subsidiegelden;

    • d.

      het aangaan en beëindigen van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen of tot huur, verhuur of pacht daarvan, indien deze goederen geheel of gedeeltelijk zijn verworven door middel van de subsidie dan wel de uitgaven daarvoor mede zijn bekostigd uit de subsidie;

    • e.

      het aangaan van kredietovereenkomsten en van overeenkomsten van geldlening;

    • f.

      het aangaan van overeenkomsten waarbij de subsidie-ontvanger zich verbindt tot zekerheidsstelling met inbegrip van zekerheidsstelling voor schulden van derden of waarbij hij zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt;

    • g.

      het vormen van fondsen en reserveringen;

    • h.

      het vaststellen of wijzigen van tarieven voor door de subsidie-ontvanger in de gewone uitoefening van zijn gesubsidieerde activiteiten te verrichten prestaties;

    • i.

      het ontbinden van de rechtspersoon;

    • j.

      het doen van aangifte tot zijn faillissement of het aanvragen van zijn surséance van betaling.

    • 2.

      Het bestuursorgaan beslist binnen vier weken omtrent de toestemming.

    • 3.

      De beslissing kan eenmaal voor ten hoogste vier weken worden verdaagd.

    • 4.

      Indien omtrent de toestemming niet tijdig is beslist, wordt de toestemming geacht te zijn verleend.

    Artikel 4:72

    • 1.

      Indien dit bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald, vormt de ontvanger een egalisatiereserve.

    • 2.

      Het verschil tussen de vastgestelde subsidie en de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend komt ten gunste onderscheidenlijk ten laste van de egalisatiereserve.

    • 3.

      De egalisatiereserve wordt zo hoog rentend en zo veilig als redelijkerwijs mogelijk is belegd.

    • 4.

      De van de egalisatiereserve genoten rente wordt aan de egalisatiereserve toegevoegd.

    • 5.

      In de gevallen bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, onderdelen c, d en e, is de subsidie-ontvanger ter zake van de egalisatiereserve vergoedingsplichtig naar evenredigheid van de mate waarin de subsidie aan de egalisatiereserve heeft bijgedragen.

    Paragraaf 4.2.8.5 De subsidievaststelling

    Artikel 4:73

    De subsidie wordt per boekjaar vastgesteld.

    Artikel 4:74

    De subsidie-ontvanger dient binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de subsidie met toepassing van artikel 4:67, tweede lid, voor twee of meer boekjaren is verleend.

    Artikel 4:75

    • 1.

      De aanvraag tot vaststelling gaat in ieder geval vergezeld van een financieel verslag en een activiteitenverslag.

    • 2.

      Indien de subsidie-ontvanger ingevolge wettelijk voorschrift verplicht is tot het opstellen van een jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, of indien dit bij de subsidieverlening is bepaald, legt hij in plaats van het financieel verslag de jaarrekening over, onverminderd artikel 4:45, tweede lid.

    Artikel 4:76

    • 1.

      Indien de subsidie-ontvanger zijn inkomsten geheel ontleent aan de subsidie omvat het financiële verslag de balans en de exploitatierekening met de toelichting en zijn het tweede tot en met vijfde lid van toepassing.

    • 2.

      Het financiële verslag geeft volgens normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd, een zodanig inzicht dat een verantwoord oordeel kan worden gevormd omtrent:

    • a.

      het vermogen en het exploitatiesaldo, en

    • b.

      voor zover de aard van het financiële verslag dat toelaat, omtrent de solvabiliteit en de liquiditeit van de subsidie-ontvanger.

    • 3.

      De balans met de toelichting geeft getrouw, duidelijk en stelselmatig de grootte en de samenstelling in actief- en passiefposten van het vermogen op het einde van het boekjaar weer.

    • 4.

      De exploitatierekening met de toelichting geeft getrouw, duidelijk en stelselmatig de grootte van het exploitatiesaldo van het boekjaar weer.

    • 5.

      Het financiële verslag sluit aan op de begroting waarvoor subsidie is verleend en behelst een vergelijking met de gerealiseerde inkomsten en uitgaven van het jaar, voorafgaand aan het boekjaar.

    Artikel 4:77

    Indien de subsidie-ontvanger zijn inkomsten in overwegende mate ontleent aan de subsidie kan bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening worden bepaald dat artikel 4:76 van overeenkomstige toepassing is.

    Artikel 4:78

    • 1.

      De subsidie-ontvanger geeft opdracht tot onderzoek van het financiële verslag aan een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

    • 2.

      De accountant onderzoekt of het financiële verslag voldoet aan de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften en of het activiteitenverslag, voor zover hij dat verslag kan beoordelen, met het financiële verslag verenigbaar is.

    • 3.

      De accountant geeft de uitslag van zijn onderzoek weer in een schriftelijke verklaring omtrent de getrouwheid van het financiële verslag.

    • 4.

      De aanvraag tot vaststelling van de subsidie gaat vergezeld van de in het derde lid bedoelde verklaring.

    • 5.

      Bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening kan vrijstelling of ontheffing worden verleend van het eerste tot en met het vierde lid.

    Artikel 4:79

    • 1.

      Bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening kan worden bepaald dat de in artikel 4:78, eerste lid, bedoelde opdracht tevens strekt tot onderzoek van de naleving van aan de subsidie verbonden verplichtingen.

    • 2.

      Bij toepassing van het eerste lid gaat de opdracht vergezeld van een bij of krachtens wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening vast te stellen aanwijzing over de reikwijdte en de intensiteit van de controle.

    • 3.

      Bij toepassing van het eerste lid, gaat het financiële verslag tevens vergezeld van een schriftelijke verklaring van de accountant over de naleving door de subsidie-ontvanger van de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

    Artikel 4:80

    Het activiteitenverslag beschrijft de aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend en bevat een vergelijking tussen de nagestreefde en de gerealiseerde doelstellingen en een toelichting op de verschillen.

    Ingevolge artikel II, onderdeel F, van het op 10 april 2008 ingediende wetsvoorstel terugvordering staatssteun (Kamerstukken II 2007/08, 31 418, nrs. 2) wordt aan titel 4.2 een titel ingevoegd, luidende:

     

    Titel 4.2A  Terugvordering van staatssteun

     

    Artikel 4:80a

     

                Deze titel is van toepassing op steun als bedoeld in artikel 87, eerste lid, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap die bij beschikking is verstrekt, dan wel voortvloeit uit een wettelijk voorschrift dat een verplichting tot betaling uitsluitend aan of door een bestuursorgaan regelt.

     

    Artikel 4:80b

     

                1. Ter uitvoering van een beschikking van de Commissie van de Europese Gemeenschappen op grond van de artikelen 11, tweede lid, 14, eerste lid, of 16 jo. 14, eerste lid, van Verordening (EG), nr. 659/1999 van de Raad van de Europese Unie van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-verdrag (PbEG L 83) of van een onherroepelijke rechterlijke uitspraak, kan het bestuursorgaan dat de steun heeft verstrekt deze bij de begunstigde terugvorderen.  Voor zover de steun bij beschikking is verstrekt, kan het bestuursorgaan deze beschikking wijzigen of intrekken.

                2. Bij de beschikking tot terugvordering van de steun wordt rente gevorderd. Deze rente wordt berekend overeenkomstig artikel 14, tweede lid, van de in het eerste lid genoemde verordening en de op artikel 27 van die verordening gebaseerde regels.

                3. Het bestuursorgaan kan het terug te vorderen bedrag bij dwangbevel invorderen.

                4. De artikelen 4.4.2.2 tot en met 4.4.2.7 en afdeling 4.4.3 zijn niet van toepassing op de terugvordering.

                5. Voor zover de steun bestond uit vermindering van belasting, vindt de terugvordering van deze steun ingevolge dit artikel plaats met toepassing van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de Invorderingswet 1990.

     

Nota-toelichting

Toelichting algemeen

Inleiding

De Algemene subsidieverordening (Asv) van de gemeente Schouwen-Duiveland is op 26 januari 2006 door de raad vastgesteld en is afgestemd op de in 1998 in werking getreden 3de tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Deze tranche verplicht overheden tot het aanpassen van hun subsidieverordeningen. Een andere ontwikkeling waarbij de bij het opstellen van de subsidieverordening rekening is gehouden, is de invoering van het duale stelsel met zijn andere rolverdeling tussen het college en de raad. Het is gewenst de Asv van 2006 te herzien, nu een herziening van het subsidiebeleid plaatsvindt, zodat subsidieverstrekking plaatsvindt op een deugdelijke juridische basis en tegemoet gekomen worden aan de aanbevelingen van de rekenkamercommissie. Ons college stelt voor een nieuwe Asv vast te stellen. Uit oogpunt van deregulering is gestreefd naar een zo kort en bondig mogelijke verordening aanvullend aan hoofdstuk 4 (Titel 4.2) van de Awb. De tekst van Titel 4.2 van de Awb (Subsidies) is als bijlage bijgevoegd.

Grondslag en systematiek

Subsidies zijn geregeld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) De Awb bepaalt dat subsidies alleen kunnen worden verstrekt als daarvoor een wettelijke basis is. Die wettelijke basis wordt binnen de gemeente gevonden in de Algemene subsidieverordening (Asv). Omdat de subsidieverordening vorm moet geven aan het juridisch kader van de subsidieverstrekking kan deze het karakter hebben van een procedureverordening. De gemeenteraad geeft in de verordening het kader van de subsidieverstrekking, draagt bevoegdheden over aan het college van burgemeester en wethouders en verklaart daar waar nodig de niet dwingende artikelen van de Awb van toepassing. Binnen de aldus gestelde kaders is het college bevoegd nadere procedurele en beleidsmatige regels te ontwikkelen op basis waarvan overgegaan wordt tot subsidieverstrekking. De beleidmatige inbreng van de gemeenteraad is door de vaststelling van de programma’s in de gemeentebegroting gewaarborgd.

Hoofdstructuur

Bij voorliggende herziening van het subsidiestelsel is de volgende hoofdstructuur gehanteerd.

  • ·

    Eén algemene subsidieverordening waarin de wettelijke grondslag voor subsidiering van activiteiten staat vermeld. De subsidiabele activiteiten worden op een vrij hoog abstractieniveau in de verordening opgenomen.

  • ·

    Begripsomschrijving subsidievormen: budgetsubsidie en stimuleringssubsidie

  • ·

    Nadere regeling van de subsidiëring via algemene en specifieke beleidsregels dan wel nadere regels door het college.

  • ·

    In uitzonderingsgevallen een nadere regeling via een aparte subsidieverordening, indien aard of inhoud van de regeling dat rechtvaardigt.

  • ·

    Uitvoering door het college als bevoegd orgaan tot subsidiering.

  • ·

    Regulering van alle “buitenwettelijke subsidies”.

Voor een nadere invulling van hetgeen onder subsidiabele activiteiten wordt verstaan, kunnen beleidsregels worden opgesteld. In bijzondere situaties kan een specifieke deelverordening worden vastgesteld. Hierbij kan worden gedacht aan o.m. de Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand, de Verordening maatschappelijke ondersteuning en de Deelverordening subsidie excessieve opgravingskosten. Die verordeningen blijven van kracht naast de Algemene subsidieverordening.

De relatie tussen de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Algemene subsidieverordening (Asv)

In de Awb, die in hoofdzaak de verhouding tussen bestuur en burgers regelt, is over het onderwerp Subsidies een apart hoofdstuk (Titel 4.2) opgenomen.

De Awb regelt die elementen van de subsidieverhouding die gemeenschappelijk zijn aan elke subsidie. Daar waar het gaat om het proces van subsidieverstrekking geeft de Awb een gedetailleerde regeling. Het proces start met een aanvraag om subsidie, waarop in principe een beslissing volgt in de vorm van de beschikking tot subsidieverlening, en eindigt met het vaststellen van de subsidie in de vorm van de beschikking tot vaststelling en de betaling. In enkele gevallen opent de Awb bovendien de mogelijkheid om (facultatieve) bepalingen op te nemen. In de subsidieverordening is dat gebeurd door het instellen van een subsidieplafond en de verplichtingen met betrekking tot de subsidie. De Awb bevat ook enkele dwingend rechtelijke bepalingen die onverkort gelden. Deze zijn niet nogmaals in de verordening opgenomen; de subsidieverordening is geen doublure van de Awb. De Awb is wel leidend. Zoals reeds aangegeven zijn de bepalingen uit de Awb (Titel 4.2) daarom integraal als bijlage bij de verordening en de toelichting opgenomen.

De Asv moet het college in staat stellen door middel van het verstrekken van subsidie te sturen op hoofdlijnen om daarmee goed invulling te kunnen geven aan de regiefunctie. Zoals gezegd, regelt de verordening niet meer dan noodzakelijk is. Binnen die regiefunctie is er sprake van een duidelijke scheiding van verantwoordelijkheden: het college richt zich op het “WAT” (de beleidsdoelstellingen en de subsidiecriteria) en de gesubsidieerde instellingen richten zich vooral op het “HOE”. Dat “HOE” houdt met name de manier in waarop met behulp van subsidie invulling wordt gegeven aan het leveren van een concrete aanwijsbare bijdrage aan de gemeentelijke doelstellingen. Uiteraard kan het college in het kader van het subsidiëren wel randvoorwaarden stellen. Overigens betekent dit niet dat een organisatie die subsidie ontvangt voor al haar activiteiten verantwoording moet afleggen aan het college. Dit slaat alleen op de activiteiten waarvoor subsidie wordt verkregen.

Gevolgen zitten er ook aan het hanteren van het subsidieplafond: een subsidieplafond is een “keiharde grens”. Dit tenzij de raad besluit tot een begrotingswijziging en in het verlengde hiervan vaststellen van nieuw subsidieplafond. Hiertoe kan de raad bijvoorbeeld besluiten als hij van oordeel is dat het oorspronkelijk beschikbaar gestelde subsidievolume onvoldoende is om alle aanvragen, in relatie tot de gemeentelijke doelstellingen, in alle redelijkheid te kunnen honoreren. Het subsidieplafond wordt (door de raad) vastgesteld op het niveau van een programma.

De relatie aanvragers- Algemene subsidieverordening

Uit de Asv kunnen aanvragers van de subsidie wèl opmaken of zij in beginsel in aanmerking zouden kunnen komen voor subsidie. Uit de Asv kunnen zij echter niet opmaken voor welke activiteiten zij wellicht subsidie zouden kunnen verwachten en hoeveel.

De inhoudelijke criteria op operationeel niveau worden vastgelegd in beleidsregels, die daarmee het juridische kader worden voor de inhoudelijke beoordeling van de subsidieaanvragen. Beleidsregels vast te stellen door het college, worden ter kennisname aangeboden aan de raad en moeten, willen ze rechtskracht bezitten en extern werken, bekend worden gemaakt.

Binnen de Awb staat centraal: het door middel van het verstrekken van subsidie mogelijk maken van bepaalde activiteiten; daarmee echter niet het in stand houden van instellingen. Vanuit de benaderwijze van de gemeente is een instelling als organisator van activiteiten een middel om de gemeentelijke doelstellingen te bereiken. Overigens staat het iedere instelling vrij om activiteiten te organiseren; of er wel dan niet subsidie wordt verstrekt is ter besluitvorming van de gemeente. De invloed van de gemeente strekt zich niet verder uit dan tot de door haar gesubsidieerde activiteiten.

De gemeente is als subsidieverstrekker gehouden bij meerjarige subsidierelaties (drie jaar of meer) een redelijke overgangstermijn in acht te nemen indien wordt besloten tot het niet langer voortzetten van de subsidie. Uitgangspunt daarbij is dat de instelling in de gelegenheid moet worden gesteld passende maatregelen te treffen om de eventueel geheel of gedeeltelijk beëindiging van de subsidie op te vangen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Ten aanzien van het begrip subsidie wordt aangesloten bij hetgeen daarover in de Awb is bepaald. Sprake moet zijn van bepaalde, min of meer welomschreven activiteiten van de subsidieontvanger. Dit maakt het mogelijk bepaalde subsidievormen als bijvoorbeeld budgetsubsidie en stimuleringssubsidie te gebruiken.

Artikel 2 Rechtspersoonlijkheid

Uitgangspunt is dat subsidies alleen kunnen worden verstrekt aan instellingen die beschikken over een vorm van rechtspersoonlijkheid. Er kunnen omstandigheden zijn waarbij het gewenst of redelijk is hiervan af te wijken.

Artikel 3 Reikwijdte van de verordening

De verordening is van toepassing op alle gemeentelijke subsidieverstrekkingen tenzij een andere wettelijke regeling of verordening daarin voorziet. Voorbeelden van dergelijke andere verordeningen: de Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand, de Verordening maatschappelijke ondersteuning en de Deelverordening subsidie excessieve opgravingskosten.

Artikel 4 Bevoegdheden

Uitgangspunt van de verordening vormt dat het college bevoegd is te beslissen op aanvragen om subsidies. De kaderstellende rol van de raad komt tot uiting in het vaststellen van de subsidieverordening, alsmede het vaststellen van de programma’s op grond waarvan subsidie wordt verleend.

Dit leidt er toe dat de Algemene subsidieverordening een algemeen karakter houdt en de slagvaardigheid van het college wordt vergroot.

Het college stelt beleidsregels - in de zin van artikel 4:81 Awb - vast. Op de bekendmaking van deze beleidsregels is afdeling 3.6 Awb van toepassing.

Voorts heeft de raad op grond van dit artikel de discretionaire bevoegdheid deelverordeningen vast te stellen die betrekking hebben op specifieke beleidsterreinen.

Artikel 5 Verslag

De wet geeft in artikel 4:24 aan dat tenminste éénmaal per 5 jaar een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk wordt gepubliceerd. Uit oogpunt van deregulering en bezien in samenhang met bepalingen van de Gemeentewet over onderzoeken doelmatigheid en doeltreffendheid wordt geen verslag op basis van de Awb voorgeschreven. In voorkomende gevallen kan aansluiting worden gezocht bij de verordening ex artikel 213a gemeentewet, maar ook een optie is een onderzoek door de rekenkamercommissie.

Artikel 6 Subsidieplafond

Het subsidieplafond is een bruikbaar instrument om “open einde financiering” tegen te gaan. De Awb geeft aan dat de subsidieverordening daarvoor regels moet bevatten. Overschrijding van het subsidieplafond vormt een verplichte weigeringsgrond voor de beslissing op een aanvraag om subsidie.

In verband met de rechtszekerheid moet het subsidieplafond worden bekend gemaakt voorafgaande aan de periode waarop het betrekking heeft.

Artikel 7 Aanvraag subsidieverlening

In de verordening worden algemene termijnen gesteld voor het indienen van subsidieaanvragen. In de bestendige uitvoeringspraktijk kunnen aanvragen worden ingediend voor 1 april van het jaar voorafgaande aan het subsidiejaar (t-1). Dit levert in de praktijk geen problemen op. Ten aanzien van stimuleringssubsidies geldt een indieningstermijn van 8 weken voor aanvang van de activiteiten.

Artikel 8 Subsidieverlening

Het college beslist binnen 8 weken na vaststelling van de begrotingontvangst van de aanvraag. Dit is een wettelijke termijn. Als het college niet tijdig beslist en na in gebreke te zijn gesteld, niet alsnog binnen twee weken beslist, verbeurt het een dwangsom aan de aanvrager voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden.

Het subsidietraject bestaat uit 3 fases: subsidieverlening, subsidievaststelling en de uitbetaling. In bepaalde gevallen kan er sprake zijn van directe subsidievaststelling. Bij subsidies van geringe omvang wordt uit praktische overwegingen direct met toepassing van artikel 4:43 Awb de subsidie meteen vastgesteld. In dit artikel wordt aangegeven dat bij subsidies van minder dan € 2.500 de subsidieverlening tevens de subsidievaststelling is.

Artikel 9 Weigeringsgronden

Deze weigeringsgronden zijn een aanvulling op de weigeringsgronden van artikel 4:35 van de Awb.

Via het tweede lid wordt bereikt dat ook artikel 4:50 Awb wordt aangevuld met de weigeringsgronden in het eerste lid. Deze zijn zo ook een wettelijke grond voor de intrekking van reeds verleende subsidie. Indien de subsidieontvanger wel op de hoogte was of behoorde te zijn, kan de subsidie met terugwerkende kracht ingetrokken worden (artikel 4:48 Awb).

Artikel 10 Verplichtingen subsidieontvanger

Volgens de wet moet in de verordening de basis worden gelegd voor het in voorkomende gevallen kunnen opleggen van bijzondere verplichtingen aan de ontvanger van de subsidie.

Artikel 4:37 Awb bevat een overzicht van de standaardverplichtingen die het bestuursorgaan kan opleggen. Op grond van artikel 4:38 Awb kan het bestuurorgaan ook nog andere verplichtingen aan de subsidieverlening verbinden die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. Op grond van het bepaalde in artikel 4:39 kunnen verplichtingen worden opgelegd ten aanzien van de wijze waarop en de middelen waarmee de activiteit wordt verricht (niet-doelgerichte verplichtingen). Hierbij kan worden gedacht aan regels omtrent het democratisch functioneren van instellingen. Deze verplichtingen dienen bij of krachtens de verordening te worden opgelegd bij de subsidieverlening. Om dit te kunnen doen, is het eerste lid opgenomen.

Artikel 11 Voorschotten

Bevoorschotting is geregeld in titel 4.4 Awb (Bestuurrechtelijke geldschulden). Dit artikel is opgenomen louter uit oogpunt van doelmatigheid en verwijst naar de artikelen 4:95 en 4:96 Awb.

Titel 4.4. is ook van toepassing op is op de betaling van subsidies. Dit dient, gelet op het bepaalde in artikel 4:86 Awb, bij beschikking plaats te vinden.

Artikel 12 Aanvraag subsidievaststelling

Het subsidietraject bestaat normaal gesproken uit drie fases: 1. subsidieverlening (afdeling 4.2.3 Awb); 2. subsidievaststelling (afdeling 4.2.5. Awb); de uitbetaling (afdeling 4.2.7 Awb).

Subsidievaststelling vindt plaats op basis van de afgelegde verantwoording waaruit blijkt dat de gesubsidieerde activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen.

Op basis van artikel 4.45 van de Awb legt de aanvrager rekening en verantwoording af over hetgeen met de subsidie is gerealiseerd.

Artikel 13 Subsidievaststelling

Het college beslist binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag. Dit is een wettelijke termijn. Als het college niet tijdig beslist en na in gebreke te zijn gesteld, niet alsnog binnen twee weken beslist, verbeurt het een dwangsom aan de aanvrager voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden.

Zoals gezegd bestaat het subsidietraject uit 3 fases: subsidieverlening, subsidievaststelling en de uitbetaling.

Het vijfde lid is het spiegelbeeld van artikel 8, vijfde lid, en bepaalt dat subsidies van minder dan € 2.500 bij de subsidieverlening reeds definitief zijn vastgesteld.

Artikel 14 Ambtshalve vaststelling

Als de in artikel 12, tweede lid genoemde termijn is verstreken kan de subsidieverstrekker de subsidie eenzijdig vaststellen.

Artikel 15 Per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen

In dit artikel gaat het om per boekjaar verstrekte subsidies. In de Awb is voor deze categorie een afzonderlijke regeling opgenomen waarvan het college kan bepalen dat deze van toepassing zullen zijn op de subsidieverlening in de gemeente. Hieronder worden met name begrepen de subsidierelaties met de (professionele) instellingen, waarbij het financieel belang van de gemeente aanzienlijk is.

Instellingen die wat betreft de inkomsten in overwegende mate afhankelijk zijn van de gemeentelijke subsidie zijn op grond van artikel 4:76 Awb verplicht een financieel verslag te maken dat aan de in dit artikel opgesomde eisen voldoet.. Dit legt weliswaar een aanzienlijke last op aan de subsidieontvangers, maar vanwege het karakter van de hier bedoelde subsidies is het opleggen van die administratieve last te rechtvaardigen.

Artikel 4:78 Awb verplicht tot een accountantsonderzoek van het financiële verslag. Dit is een vergaande controle met daaraan gerelateerde accountantskosten. Om onnodige kosten of kosten die niet in vergelijk staan met de hoogte van het subsidiebedrag te voorkomen is in het vierde lid bepaald dat deze verplichting niet geldt voor subsidies lager dan € 50.000.

Ingeval er sprake is van een lagere bijdrage dan € 50.000 wordt er geen accountantsverklaring verlangd.

Artikel 16 Hardheidsclausule

In dit artikel is en hardheidsclausule opgenomen, die echter alleen met grote terughoudendheid toegepast mag worden.

Artikel 17 Overgangsbepaling

Om geen juridische leemte te laten ontstaan, geldt de bestaande, oude regelgeving voor de subsidieaanvragen, waarop nog niet is beslist en is de nieuwe regelgeving van toepassing op alle subsidies die in behandeling worden genomen na de inwerkingtreding van deze verordening. Meerjarenafspraken lopen door tot het eind van de looptijd.

Artikel 18 Inwerkingtreding

Zie toelichting artikel 17.

Artikel 19 Citeertitel

Deze bepaling behoeft geen toelichting.