Regeling vervallen per 07-03-2023

Huisvestingsverordening gemeente Schouwen-Duiveland 2019-2022

Geldend van 07-03-2019 t/m 18-11-2019

Intitulé

Huisvestingsverordening gemeente Schouwen-Duiveland 2019-2022

De RAAD van de gemeente Schouwen-Duiveland

gezien het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders d.d. 22 januari 2019

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, Titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht,

artikel 21 en 22 van de Huisvestingswet

BESLUIT

vast te stellen de Huisvestingsverordening gemeente Schouwen-Duiveland 2019-2022

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. wet: de Huisvestingswet 2014;

b. woonruimte: het daaromtrent in artikel 1, lid 1 sub j. van de wet bepaalde;

c. reguliere woonruimte: woonruimte waarop uitsluitend een woonbestemming rust;

d. eigenaar: degene die volgens het Kadaster het juridisch eigendom van de woonruimte heeft. Hieronder wordt tevens begrepen: de zakelijk gerechtigde;

e. hoofdverblijf: het adres waarop de eigenaar is ingeschreven in de Basis Registratie Personen (BRP) of een buitenlands equivalent daarvan;

f. onttrekking aan de bestemming tot bewoning: het gebruiken van woonruimte voor een ander doel dan als hoofdverblijf voor een huishouden;

g. deeltijdwonen: een specifieke vorm van onttrekking als bedoeld onder f., waarbij de eigenaar de woning niet als hoofdverblijf maar als tweede woning gebruikt;

h. tweede woning: woonruimte met een woonbestemming die door de eigenaar niet als hoofdverblijf wordt gebruikt;

i. vergunning: de vergunningen als bedoeld in artikel 21 en 22 van de wet;

j. woningvorming: het verbouwen van een bestaande woonruimte tot twee of meer woonruimten.

k. splitsing: het splitsen van een bestaand woongebouw in appartementsrechten, zodat de woningen afzonderlijk kunnen worden verkocht.

HOOFDSTUK 2 wijzigingen in de bestaande woonruimtevoorraad

Artikel 2.1 deeltijdwonen

2.1.1 werkingsgebied

Het bepaalde in dit artikel is van toepassing op alle reguliere woonruimten in de kernen: Brouwershaven, Bruinisse, Burgh-Haamstede, Dreischor, Ellemeet, Kerkwerve, Nieuwerkerk, Noordgouwe, Noordwelle, Oosterland, Ouwerkerk, Renesse, Scharendijke, Serooskerke, Sirjansland, Zierikzee en Zonnemaire, voor de gebieden zoals aangegeven op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte situatietekeningen.

2.1.2 verbod tot onttrekking

a. conform artikel 21 van de wet is het de eigenaar van een reguliere woonruimte verboden deze woonruimte zonder vergunning van burgemeester en wethouders te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken als tweede woning;

b. onder het gebruiken, in gebruik geven of laten gebruiken van reguliere woonruimte als tweede woning, wordt in elk geval verstaan het beschikbaar hebben of houden van de woonruimte ten behoeve van zichzelf of van een ander, zonder dat de eigenaar of die ander zijn of haar hoofdverblijf in deze woonruimte heeft en er een redelijke termijn verstreken is, na welke het beschikbaar hebben of houden niet meer geacht kan worden te geschieden met het doel de woonruimte te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken als hoofdverblijf;

2.1.3 aanvraag onttrekkingsvergunning

a. de in artikel 2.1.2, onder a bedoelde vergunning kan schriftelijk worden aangevraagd bij burgemeester en wethouders. De aanvraag bevat tenminste de volgende gegevens:

  • 1.

    de persoonsgegevens van de aanvrager;

  • 2.

    een bewijs van inschrijving van de aanvrager in (een buitenlands equivalent van) de Basis Registratie Personen (BRP) van de gemeente waar deze zijn of haar hoofdverblijf heeft;

  • 3.

    een bewijs dat het eigendom van de woning bij de aanvrager berust, waarin de datum van overdracht is vermeld;

  • 4.

    de gronden van de aanvraag.

b. voor het behandelen van de vergunningaanvraag worden leges berekend. Het legesbedrag wordt

opgenomen in de legesverordening.

2.1.4 weigerings- en intrekkingsgronden

a. de vergunning kan worden geweigerd als de aanvrager naar het oordeel van burgemeester en wethouders onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt, dat de woonruimte waarvoor deze wordt aangevraagd vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening reeds als tweede woning werd gebruikt of met dit doel is aangekocht. In het laatste geval geldt de datum van ondertekening van het voorlopig koopcontract als peildatum;

b. de vergunning is persoons- en objectgebonden en geldt uitsluitend voor de eigenaar van de vergunde woonruimte op het tijdstip van het van kracht worden van deze verordening. Voor het overige geldt het verbod als bedoeld onder 2.1.2. onverkort.

Artikel 2.2 woningvorming

2.2.1 werkingsgebied

Het bepaalde in dit artikel is van toepassing op alle reguliere woonruimte in de gemeente Schouwen-Duiveland.

2.2.2 woningvorming

De in artikel 2.2.1 bedoelde woonruimte mag niet zonder vergunning als bedoeld in artikel 21 van de wet worden verbouwd tot twee of meer woonruimten.

2.2.3 aanvraag vergunning voor woningvorming

a. de in artikel 2.2.2 bedoelde vergunning kan schriftelijk worden aangevraagd bij burgemeester en wethouders. De aanvraag bevat tenminste de volgende gegevens:

  • 1.

    de naam en het adres van de eigenaar;

  • 2.

    de gegevens over de bestaande situatie, welke, voor zover van toepassing omvatten de huurprijs, het aantal kamers, het woonoppervlak, de woonlaag en de staat van onderhoud;

  • 3.

    de gegevens over de beoogde situatie, welke, voor zover van toepassing, omvatten de huurprijs, het aantal kamers, de bouwtekening of bouwvergunning.

b. voor het behandelen van de vergunningaanvraag worden leges berekend. Het legesbedrag wordt opgenomen in de legesverordening.

2.2.4 weigerings- en intrekkingsgronden

a. een vergunning als bedoeld in artikel 2.2.2 kan worden geweigerd als:

  • 1.

    naar het oordeel van burgemeester en wethouders het belang van behoud of samenstelling van de woonruimtevoorraad groter is dan het met woningvorming gediende belang;

  • 2.

    het verlenen van de vergunning zou kunnen leiden tot een onaanvaardbare inbreuk op een geordend woon- en leefmilieu in de omgeving van het betreffende pand.

b. burgemeester en wethouders kunnen de vergunning als bedoeld in artikel 2.2.2 intrekken indien:

  • 1.

    de houder van die vergunning niet binnen een jaar nadat deze vergunning onherroepelijk is geworden uitvoering heeft gegeven aan het vergunde;

  • 2.

    de vergunning is verleend op grond van de door de houder van die vergunning verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren;

  • 3.

    de voorwaarden of voorschriften die burgemeester en wethouders hebben verbonden aan het verlenen van de vergunning niet worden nageleefd.

Artikel 2.3 splitsing

2.3.1 werkingsgebied

Het bepaalde in dit artikel is van toepassing op alle reguliere woonruimte in de gemeente Schouwen-Duiveland.

2.3.2 splitsing

De onder 2.3.1 bedoelde woonruimte mag niet zonder vergunning als bedoeld in artikel 22 van de wet gesplitst worden in appartementsrechten als bedoeld in artikel 106, eerste en vierde lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek als een of meer appartementsrechten de bevoegdheid omvatten tot het gebruik van een of meer gedeelten van het gebouw als woonruimte.

2.3.3 aanvraag splitsingsvergunning

a. de in artikel 2.3.2 bedoelde vergunning kan schriftelijk worden aangevraagd bij burgemeester en wethouders. De aanvraag bevat tenminste de volgende gegevens:

  • 1.

    een tekening als bedoeld in artikel 109, tweede lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek;

  • 2.

    een door een beëdigd taxateur opgemaakt taxatierapport betreffende het gebouw en de tot afzonderlijke woonruimte bestemde gedeelten van het gebouw, dat in ieder geval omvat een beschrijving en een beoordeling van de staat van onderhoud.

b. voor het behandelen van de vergunningaanvraag worden leges berekend. Het legesbedrag wordt opgenomen in de legesverordening.

2.3.4 weigerings- en intrekkingsgronden

a. de in artikel 2.3.2 bedoelde vergunning kan worden geweigerd als:

  • 1.

    naar het oordeel van burgemeester en wethouders het belang van behoud of samenstelling van de woonruimtevoorraad groter is dan het met splitsing gediende belang;

  • 2.

    het verlenen van de vergunning zou kunnen leiden tot een onaanvaardbare inbreuk op een geordend woon- en leefmilieu in de omgeving van het betreffende pand.

b. burgemeester en wethouders kunnen de splitsingsvergunning intrekken indien:

  • 1.

    de houder van die vergunning niet binnen een jaar nadat deze vergunning onherroepelijk is geworden uitvoering heeft gegeven aan het vergunde;

  • 2.

    de vergunning is verleend op grond van de door de houder van die vergunning verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren;

  • 3.

    de voorwaarden of voorschriften die burgemeester en wethouders hebben verbonden aan het verlenen van de vergunning niet worden nageleefd.

Artikel 2.4 Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening.

HOOFDSTUK 3 overgangs- en slotbepalingen

1. deze verordening kan worden aangehaald als “Huisvestingsverordening gemeente Schouwen-Duiveland 2019-2022”;

2. deze verordening treedt in werking op de achtste dag na bekendmaking en geldt voor de duur van vier jaar.

TOELICHTING

De Huisvestingwet 2014 en andere wet- en regelgeving waar in deze verordening naar wordt verwezen, is te raadplegen via: www.wetten.overheid.nl

Een leeswijzer bij de Huisvestingswet 2014 kan worden gedownload op: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/brochures/2014/11/11/leeswijzer-huisvestingswet-2014

1. Inleiding

De Huisvestingswet biedt de gemeente beperkte mogelijkheden om te sturen op woonruimteverdeling en samenstelling van de woningvoorraad. De wet is per 1 juli 2015 herzien, waarbij alle bestaande lokale regelingen en afspraken van rechtswege kwamen te vervallen en de huisvestingsverordening als enig sturingsinstrument werd aangemerkt.

Voor de gemeente Schouwen-Duiveland bracht deze herziening met zich mee dat de Gebruikersverordening Tweede woningen uit 2006 niet langer kon worden benut als grondslag voor het reguleren van deeltijdwonen in de kernen. De gemeenteraad heeft destijds geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om in plaats hiervan een huisvestingsverordening vast te stellen, omdat het deeltijdwonen op dat moment geen negatieve effecten had op het woningaanbod en de leefbaarheid in de kernen. Bij gevolg stond het eigenaren van reguliere woningen op Schouwen-Duiveland sinds 1 juli 2015 vrij om deze (zelf) als tweede woning te gebruiken. Hiervoor was geen onttrekkingsvergunning meer vereist. De eigenaar hoefde zich ook niet in te schrijven in de Basis Registratie Personen (BRP).

Bij de besluitvorming over de woonvisie 2018-2027 op 28 juni 2018 heeft de gemeenteraad een amendement aangenomen, dat aan de vaststelling van de woonvisie de voorwaarde verbindt dat deeltijd wonen in de gemeente niet langer wordt toegestaan. Met de vaststelling van deze huisvestingsverordening wordt uitwerking gegeven aan dit amendement. Het amendement is daarom als bijlage toegevoegd aan deze verordening.

2. Vergunningplicht

Artikel 21 en 22 van de Huisvestingswet 2014 bieden het gemeentebestuur de bevoegdheid om het onttrekken, vormen, splitsen, samenvoegen en omzetten van bestaande woonruimte vergunningplichtig te maken.

2.2 Onttrekking aan de woonruimtevoorraad

Op basis van artikel 21 kan het gebruik van een reguliere woning als deeltijdwoning/tweede woning worden aangemerkt als een onttrekking aan de woonruimtevoorraad. Een verbod hierop kan niet in een bestemmingsplan geregeld worden, maar uitsluitend in een huisvestingsverordening. Wel kan eventueel in bestemmingsplannen worden vastgelegd dat alleen permanente bewoning is toegestaan, wat op hetzelfde neerkomt. Een dergelijke bepaling resulteert echter in een absoluut verbod op deeltijdwonen, waarop geen individuele vrijstellingen kunnen worden verleend en dat niet kan meebewegen met ontwikkelingen op de woningmarkt. Een huisvestingsverordening biedt wat dat betreft meer flexibiliteit en geniet daarom de voorkeur.

2.3 Woningvorming en splitsing in appartementsrechten

Daarnaast bieden de artikelen 21 en 22 van de Huisvestingswet handvatten om te sturen op de realisatie (door woningvorming en splitsing) van nieuwe woningen in bestaand vastgoed. Regulering is hier wenselijk omdat de ruimte voor verdere uitbreiding van de woningvoorraad op Schouwen-Duiveland beperkt is. Dit volgt uit de woonvisie 2018-2027. Het gemeentebestuur wil daarom voorkomen dat er ‘via de achterdeur’ woningen worden toegevoegd die geen meerwaarde hebben. De huisvestingsverordening mag in dit verband worden gezien als een tijdelijke maatregel om de regie van het gemeentebestuur op ontwikkelingen in de bestaande woningvoorraad te versterken. Op langere termijn zal dit structureel worden geborgd in aangescherpte bestemmingsplannen c.q. omgevingsplannen.

2.4 Samenvoeging van bestaande woningen

Vanuit het perspectief van de woonvisie 2018-2027 is samenvoeging van bestaande woningen juist een wenselijke ontwikkeling. Dit beperkt immers de groei van de woningvoorraad en creëert mogelijk ruimte om elders binnen de gemeente nieuwe woningen te bouwen of minder woningen te slopen. Samenvoeging wordt daarom niet vergunningplichtig gemaakt en wordt dus (mits bouwkundig verantwoord) toegestaan.

2.5 Omzetting van zelfstandige naar onzelfstandige woonruimte

Omzetting van zelfstandige naar onzelfstandige woonruimte komt op Schouwen-Duiveland weinig voor. Daarnaast is in de meeste bestemmingsplannen bepaald dat een woning bestemd is voor één huishouden. Dit biedt voldoende waarborgen om ongewenste omzetting te voorkomen. Er is daarom voor gekozen om dit niet nader te reguleren.

3. Voorwaarden voor vaststelling huisvestingsverordening

Met het verbieden van deeltijdwonen en het reguleren van vorming en splitsing van woningen maakt het gemeentebestuur inbreuk op het eigendomsrecht en de vrijheid van vestiging van burgers. De wetgever heeft aan deze bevoegdheid dan ook een aantal voorwaarden verbonden.

3.2 Herziening na vier jaar

Ten eerste is in de Huisvestingswet bepaald dat een huisvestingsverordening maximaal vier jaar van kracht blijft. Daarna moet de situatie op de lokale woningmarkt opnieuw worden onderzocht en kan de raad alleen indien nodig opnieuw een huisvestingsverordening vaststellen. Daarom wordt deze verordening aangeduid als “Huisvestingsverordening Schouwen-Duiveland 2019-2022”.

3.3 Schaarste en/of inbreuk op een geordend woon- en leefmilieu

Om een huisvestingsverordening te kunnen vaststellen, moet de gemeente kunnen aantonen dat er sprake is van schaarste aan woonruimte, die leidt tot onevenwichtige en onrechtvaardige verdringingseffecten. Naast schaarste kan een belang ook liggen in een onaanvaardbare inbreuk op een geordend woon- en leefmilieu in de omgeving van de gereguleerde woningen. Uit het amendement blijkt dat dit naar de mening van de raad het geval is. De raad baseert zich hierbij op signalen uit de lokale samenleving. Burgers geven aan dat er in sommige gebieden binnen de gemeente een hoge concentratie van deeltijdwoningen is die de sociale samenhang ondermijnt. Daarnaast vrezen zij dat de grote vraag naar deeltijdwoningen een prijsopdrijvend effect heeft waardoor het voor reguliere inwoners (met name starters) lastiger wordt om een passende woning te vinden.

Op basis van nader onderzoek wordt het aantal bestaande deeltijdwoningen/tweede woningen in de kernen op Schouwen-Duiveland geschat op ongeveer 260 woningen. Per kern gaat het om ongeveer de volgende aantallen:

2015

2018

Brouwershaven

50

63

Bruinisse

0

4

Burgh-Haamstede

21

37

Dreischor

8

8

Ellemeet

18

12

Kerkwerve

0

1

Nieuwerkerk

0

4

Noordgouwe

6

3

Noordwelle

4

4

Oosterland

0

3

Renesse

11

22

Scharendijke

28

30

Serooskerke

2

4

Sirjansland

0

2

Zierikzee

18

40

Zonnemaire

21

20

Totaal

187

257

Het totaal aantal deeltijdwoningen in de kernen is tussen 2015 gestegen van ca. 190 naar ca. 260. Dit is een toename van 37% in slechts drie jaar tijd .

Daarnaast zijn er in 2018 ongeveer 700 deeltijdwoningen/tweede woningen in het buitengebied, die buiten het werkingsgebied van deze verordening vallen.

In totaal worden in 2018 dus ongeveer 960 van de circa 16.753 reguliere woningen op Schouwen-Duiveland niet permanent bewoond. Dat is bijna 6% van de totale woonruimtevoorraad.

De verordening wordt hieronder artikelgewijs toegelicht.

HOOFDSTUK 2 wijzigingen in de bestaande woonruimtevoorraad

Artikel 2.1 onttrekking door deeltijdwonen

2.1.1 werkingsgebied

Er is voor gekozen om met deze verordening terug te keren naar de situatie vóór 1 juli 2015, toen het deeltijd wonen alleen in de genoemde kernen werd gereguleerd. Buiten deze kernen blijft deeltijdwonen toegestaan.

De op de kaarten aangegeven werkingsgebieden zijn vrijwel identiek aan de werkingsgebieden van de Gebruiksverordening 2006, die per 1 juli 2015 is vervallen. Naar aanleiding van de terinzagelegging van de concept-Huisvestingsverordening 2019-2022 zijn hierin nog de volgende wijzigingen aangebracht:

• het woonzorgcomplex “Duinen van Haamstede” in Burgh-Haamstede is aan het werkingsgebied toegevoegd;

• de nieuw gebouwde woningen aan de Lindelaan in Renesse zijn aan het werkingsgebied toegevoegd;

• de kadastrale percelen Middenschouwen F 104 en F105 in Scharendijke zijn aan het werkingsgebied onttrokken.

2.1.2 verbod tot onttrekking

Deeltijdwonen wordt beschouwd als een specifieke vorm van onttrekking van een woning aan de voorraad. Op grond van het amendement wordt dit als onwenselijk beschouwd. Het amendement draagt burgemeester en wethouders op om verdere groei van het deeltijd wonen te voorkomen en bestaande situaties uit te faseren. Een eerste stap hierbij is om deeltijd wonen in de kernen vergunningplichtig te maken.

2.1.3 aanvraag onttrekkingsvergunning

In de Huisvestingswet 2014 is vastgelegd dat een vergunning alleen door de eigenaar van de woning kan worden aangevraagd. De aanvraag kan schriftelijk worden ingediend via de website van de gemeente.

2.1.4 weigerings- en intrekkingsgronden

In navolging van relevante jurisprudentie zullen burgemeester en wethouders bij de handhaving van het verbod op deeltijdwonen onderscheid maken tussen drie groepen huiseigenaren.

Groep 1: nieuwe deeltijdbewoners

Uit de weigeringsgrond onder a volgt dat aan eigenaren van reguliere woningen, die na inwerkingtreding van deze verordening willen starten met deeltijd wonen, in beginsel geen onttrekkingsvergunning zal worden verleend. Hiermee wordt tegemoetgekomen aan het eerste punt van het amendement. Wanneer dit tot schrijnende situaties leidt, kan in individuele gevallen een uitzondering op dit beginsel worden gemaakt door de hardheidsclausule (artikel 2.4) toe te passen. Ten tijde van de gebruiksverordening uit 2006 is hier onder meer gebruik van gemaakt om ontheffing te verlenen voor een woning die gezien de technische staat niet geschikt was voor reguliere bewoning.

Groep 2: bestaande deeltijdbewoners zonder vergunning

Voor eigenaren die na 1 juli 2015 en voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening een deeltijdwoning/tweede woning hebben gekocht, voorziet de verordening in een overgangsregeling. Deze houdt in dat een onttrekkingsvergunning kan worden verleend, als de eigenaar aannemelijk kan maken dat de woning vóór inwerkingtreding van deze verordening al als deeltijdwoning in gebruik was of voor dit doel is aangeschaft.

Bij de beoordeling van aanvragen zal de gemeente de door de eigenaar aangeleverde gegevens betrekken. Daarnaast wordt nagegaan of er op het betreffende adres iemand staat ingeschreven en of de eigenaar wordt aangeslagen voor forensenbelasting. Op basis van het totaalbeeld dat uit deze informatie ontstaat, zullen burgemeester en wethouders beoordelen of de vergunning kan worden verleend.

Groep 3: bestaande deeltijdbewoners aan wie eerder een onttrekkingsvergunning is verleend

Eigenaren aan wie vóór 1 juli 2015 al een onttrekkingsvergunning is verleend, vallen onder het overgangsrecht op grond van artikel 51, lid 5 van de Huisvestingswet 2014. Dit houdt in dat de eerder verleende vergunningen met de inwerkingtreding van de Huisvestingsverordening 2019-2022 opnieuw van kracht worden, mits de houder nog aan de voorwaarden voldoet. Hiervan is sprake als de woning in de tussentijd niet is verkocht en ook niet meer dan eenmaal is vererfd. Er hoeft in dat geval geen nieuwe onttrekkingsvergunning te worden aangevraagd.

Eerdere vergunninghouders die niet meer aan de destijds gestelde voorwaarden voldoen en eigenaren die al vóór 1 juli 2015 in deeltijd woonden maar hiervoor destijds geen onttrekkingsvergunning hebben aangevraagd, kunnen een beroep doen op de hierboven beschreven overgangsregeling. Zij behoren tot groep 2.

De onttrekkingsvergunningen die op grond van deze verordening worden verleend, zullen persoons- en objectgebonden zijn en niet kunnen worden vererfd. De voorliggende verordening verschilt op dit punt van de Gebruiksverordening 2006, waarin bepaald was dat een onttrekkingsvergunning eenmalig kon overgaan op een erfgenaam. In combinatie met het uitgangspunt dat er voor ‘nieuwe gevallen’ in principe geen onttrekkingsvergunningen meer zullen worden verstrekt, betekent dit dat het deeltijdwonen in de kernen op Schouwen-Duiveland geleidelijk af zal nemen en er gaandeweg meer bestaande woningen in de kernen beschikbaar zullen komen voor permanente bewoning, zoals het amendement beoogt.

Artikel 2.2 woningvorming

Van woningvorming is sprake als een bestaande woonruimte wordt verbouwd tot twee of meer woonruimten, die afzonderlijk in de huurmarkt worden gezet zonder dat het gebouw wordt opgesplitst in appartementsrechten. Het is wenselijk om dit te reguleren, omdat een dergelijke ingreep leidt tot toevoeging van woningen aan de voorraad en daarmee de ruimte om nieuw te bouwen beperkt c.q. de noodzaak om elders te slopen vergroot. Daarnaast kan woningvorming van invloed zijn op de leefbaarheid in de buurt, bijvoorbeeld doordat de parkeerdruk toeneemt.

In bestemmingsplannen kan een verbod op woningvorming worden opgenomen. Deels is dit ook al het geval, maar nog niet alle bestemmingsplannen kennen een dergelijke bepaling. Het reguleren van woningvorming via de huisvestingsverordening kan dan ook worden gezien als een overgangsregeling naar verankering in alle bestemmingsplannen.

Artikel 2.3 splitsing

Het in appartementsrechten splitsen van een wooncomplex is noodzakelijk om de appartementen afzonderlijk te kunnen verkopen. De mogelijkheid die de Huisvestingswet biedt om dit te reguleren, is vooral bedoeld om te zorgen dat de gemeenteraad grip kan houden op de hoeveelheid goedkope woonruimte in de vorm van appartementen. De verkoop van die appartementen kan ongewenst zijn in het licht van het behoud van de voorraad betaalbare huurappartementen.

Hoewel deze bepaling voor Schouwen-Duiveland (met 90% grondgebonden woningen) op het eerste gezicht niet zo relevant lijkt, is deze toch opgenomen om te voorkomen dat vastgoedeigenaren na vergunde woningvorming overgaan tot splitsing.

Een (fictief) voorbeeld hiervan is een winkelier die een vergunning krijgt om de ruimte boven zijn winkel te verbouwen tot huurappartementen, en deze vervolgens splitst in appartementsrechten om ze individueel te kunnen verkopen. Dit hoeft niet op voorhand te worden verboden, maar het invoeren van een vergunningplicht geeft het gemeentebestuur de mogelijkheid om de wenselijkheid hiervan integraal te beoordelen. Hierbij kan bijvoorbeeld worden meegewogen of er behoefte is aan dergelijke woningen en wat e.e.a. betekent voor de directe omgeving. Zonder vergunningplicht heeft het gemeentebestuur onvoldoende mogelijkheden om hierop te sturen. Ook voor splitsing geldt namelijk dat dit nog niet in alle bestemmingsplannen wordt gereguleerd.

Artikel 2.4 hardheidsclausule

Dit artikel geeft burgemeester en wethouders de mogelijkheid om af te wijken van deze verordening als eigenaren hierdoor onevenredig benadeeld worden of anderszins in een schrijnende situatie terecht komen. Van de hardheidsclausule zal alleen in uitzonderlijke gevallen gebruik worden gemaakt.

HOOFDSTUK 3 overgangs- en slotbepalingen

Zoals gezegd is de gemeenteraad wettelijk verplicht om na vier jaar opnieuw te onderzoeken of regulering nog noodzakelijk is en eventueel opnieuw een huisvestingsverordening vast te stellen. Het is gebruikelijk dat een verordening acht dagen na publicatie in de Staatscourant in werking treedt. De verordening wordt gepubliceerd nadat de gemeenteraad deze heeft vastgesteld.

VERGUNNINGVERLENING, HANDHAVING EN TOEZICHT

In deze verordening zijn geen bepalingen opgenomen over de procedures voor vergunningverlening, handhaving en toezicht. Hiervoor wordt verwezen naar hoofdstuk 4 en hoofdstuk 6 van de Huisvestingswet 2014. 

BIJLAGE: amendement

afbeelding binnen de regeling

Ondertekening

Bijlage Kaarten werkingsgebied

1. Brouwershaven

afbeelding binnen de regeling

2. Bruinisse

afbeelding binnen de regeling

3. Burgh-Haamstede

afbeelding binnen de regeling

4. Dreischor

afbeelding binnen de regeling

5. Kerkwerve

afbeelding binnen de regeling

6. Ellemeet

afbeelding binnen de regeling

7. Nieuwerkerk

afbeelding binnen de regeling

8. Noordgouwe

afbeelding binnen de regeling

9. Noordwelle

afbeelding binnen de regeling

10. Oosterland

afbeelding binnen de regeling

11. Ouwerkerk

afbeelding binnen de regeling

12. Renesse

afbeelding binnen de regeling

13. Scharendijke

afbeelding binnen de regeling

14. Serooskerke

afbeelding binnen de regeling

15. Sirjansland

afbeelding binnen de regeling

16. Zierikzee

afbeelding binnen de regeling

17. Zonnemaire

afbeelding binnen de regeling