Regeling vervallen per 01-01-2022

Bibob-beleidslijn Sint Anthonis 2014

Geldend van 31-03-2014 t/m 13-02-2019

Intitulé

Bibob-beleidslijn Sint Anthonis 2014

De burgemeester en het college van de gemeente Sint Anthonis, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

Gelet op het bepaalde in de Wet bevordering integriteitsbepalingen door het openbaar bestuur, de Wet op de Kansspelen, de Drank- en Horecawet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Algemene Plaatselijke Verordening, de Algemene Subsidieverordening, de Huisvestingswet en de Algemene wet bestuursrecht;

Besluiten:

de volgende beleidsregels vast te stellen:

Paragraaf 1 Algemeen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

  • 1 De definities in artikel 1.1 van de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidslijn, tenzij daarover in lid 2 anders is bepaald.

  • 2 In deze beleidslijn wordt verstaan onder:

    a. wet: Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

    b. rechtspersoon met een overheidstaak: de gemeente Sint Anthonis.

    c. bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders alsmede degenen aan wie zij een mandaat hebben verleend tot besluitvorming bij beschikkingen van de gemeente Sint Anthonis;

    d. betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de houder van een vergunning;

    e. eigen onderzoek: de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij met toepassing van de wet door het bestuursorgaan wordt beoordeeld of er redenen aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren, respectievelijk de beschikking in te trekken of te beëindigen, daaraan voorschriften te verbinden dan wel een advies bij het Bureau aan te vragen;

    f. advies: het advies als bedoeld in artikel 9 van de wet;

    g. het Bureau: het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, als bedoeld in artikel 8 van de wet.

Paragraaf 2 Publiekrechtelijke beschikkingen

De toepassing van de wet zal door het bestuursorgaan op de hieronder aangeduide beschikkingen op de volgende wijze plaatsvinden:

Artikel 2.1 Toepassingsbereik bij nieuwe beschikkingen.

  • 1 Uitvoering van de Bibob-toets vindt in beginsel plaats bij elke aanvraag voor een beschikking als bedoeld in:

    a. artikel 3 Drank&Horecawet; (Drank- en Horecavergunning); Paracommerciële horeca-inrichtingen als bedoeld in artikel 4 van de Drank- en Horecawet (zoals dorpshuis, buurthuis, clubhuis of kantine van een sportvereniging) waarvan de horeca in eigen beheer is en niet is verpacht, vallen in beginsel niet onder dit Bibob-beleid)

    b. artikel 30b van de Wet op de kansspelen;(speelautomatenvergunning)

    c. artikel 3.4 van de Algemene Plaatselijke Verordening (seksinrichting, escortbedrijf)

  • 2 Uitvoering van de Bibob-toets vindt bij onderstaande aanvragen voor een beschikking in beginsel plaats als zij vallen onder de daartoe aangewezen branche en/ of gebied en de daarbij geldende risico-indicatoren:

    a. De aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning bouwactiviteit). De toepassing blijft beperkt tot de aanvragen met een bouwsom hoger dan € 500.000,- of aanvragen die vallen onder specifieke risicocategorieën en/ of risicogebieden dan wel waarbij sprake is van cumulatie van aanvragen.(zie bijlage 1 bij deze beleidslijn).

    De Bibob-toets zal niet worden toegepast, ingeval de aanvraag afkomstig is van:

    1. Overheidsinstanties;

    2. Semi-overheidsinstanties[1];

    3. Toegelaten woning(bouw)corporaties; (toegelaten door de Minister van Volkshuisvesting conform Woningbesluit 1932 middels een daartoe verstrekte vergunning).

    4. Door het College van B&W bij (specifiek) besluit aangewezen aanvragers (bijvoorbeeld PPS constructies van particuliere ondernemingen en overheid)

    b. De aanvraag als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, aanhef en onder e van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht. voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van die wet, (omgevingsvergunning inrichtingen Wet Milieubeheer).

    De toepassing blijft beperkt tot de inrichtingen die behoren tot de risicocategorie afval en vuurwerk en wordt in beginsel alleen uitgevoerd als:

    1. vanuit eigen informatie en/of

    2. vanuit informatie van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC en/of

    3. vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van de wet, er duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat bij de aanvraag sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

    De Bibob-toets zal niet worden toegepast, ingeval de aanvraag afkomstig is van:

    1. Overheidsinstanties;

    2. Semi-overheidsinstanties.

    c. De aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 van die wet is bepaald, dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 Wet Bibob kan worden geweigerd (omgevingsvergunning beperkte milieutoets).

    De Bibob-toets wordt in beginsel alleen uitgevoerd als bij de aanvraag:

    1. vanuit eigen informatie en/of

    2. vanuit informatie van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC en/of

    3. vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van

    4. de wet, er duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat bij de aanvraag sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

    d. De aanvraag als bedoeld in artikel 2.25 van de Algemene Plaatselijke Verordening; (evenementenvergunning);

    De toepassing van de Bibob-toets zal daarbij beperkt blijven tot de bij afzonderlijk besluit van de Burgemeester aangewezen evenementenvergunningen.[2]

    [1] Semi-overheid is een algemene aanduiding voor allerlei soorten overheidsorganisaties, die "dicht tegen de overheid aan zitten". Kenmerken van semi-overheid is dat er sprake is van:

    a. wettelijke taken en/of het dienen van een uitgesproken publiek belang en

    b. een (flinke) publieke financiering.

    [2]In overleg met RIEC-partners vaststellen van de daarvoor in aanmerking komende evenementvergunning(en)

  • 3 Uitvoering van de Bibob-toets vindt bij onderstaande aanvragen voor een beschikking in beginsel plaats, als er sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, die een aanleiding vormen om te vermoeden dat de beschikking zal worden gebruikt als bedoeld in artikel 3 van de wet:

    a. De aanvraag als bedoeld in artikel 30a Drank&Horecawet;

    b. De aanvraag als bedoeld in artikel 3 van de Drank- en horecawet, in het geval het een horecabedrijf betreft, als bedoeld in artikel 4 van de Drank- en horecawet (paracommerciële instelling);

     

Artikel 2.1a Toepassing in bijzondere situaties bij aanvragen voor een beschikking genoemd in artikel 1.

Naast de in artikel 2.1 lid 1 aangeduide gevallen, zal het bestuursorgaan bij een aanvraag voor de in artikel 2.1 lid 2 genoemde beschikkingen ook overgaan tot een Bibob-toets, als:

1. vanuit eigen informatie en/of

2. vanuit informatie van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC en/of

3. vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van de wet, er duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat bij de aanvraag sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

Bovendien zal een Bibob-toets plaatsvinden als bij navraag door het bestuursorgaan bij het Bureau blijkt, dat tegen de aanvrager van een beschikking, in de afgelopen twee jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Landelijk Bureau Bibob.

Artikel 2.2 Toepassingsbereik bij reeds verleende beschikkingen

Het bestuursorgaan kan de wet in beginsel toepassen met betrekking tot reeds verleende beschikkingen indien:

1. de verstrekte beschikking betrekking heeft op een locatie, die gelegen is in een concreet bepaald gebied, dat op basis van een daartoe genomen besluit van het bestuursorgaan na de verstrekking van de beschikking, is aangewezen als risicogebied;

2. de verstrekte beschikking onderdeel uitmaakt van een branche of onderdeel in deze branche, die op basis van een door het bestuursorgaan genomen besluit na de verstrekking van de beschikking is aangewezen voor een generieke Bibob-toets;

3. vanuit eigen informatie dan wel vanuit informatie van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC, er aanwijzingen zijn dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet;

4. informatie als bedoeld in artikel 11 juncto artikel 26 van de Wet Bibob verkregen, vanuit het OM, direct of als reactie op een door haar ontvangen signaal van het Bureau, die duidt op een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet;

5. bekend wordt, dat tegen betrokkene in een andere gemeente bij een Bibob-toets een ernstige mate van gevaar is geconstateerd en aan betrokkene alhier een soortgelijke beschikking is verstrekt. In geval aan betrokkene in meerdere gemeenten binnen het samenwerkingsverband RIEC eerder al een soortgelijke beschikking is verleend, zal het bestuur het RIEC om coördinatie in de Bibob-toets verzoeken.

Bij een weigering om de Bibob-vragenformulieren volledig ingevuld te retourneren, zullen allereerst de daartoe gestelde regels van de Algemene wet bestuursrecht toegepast worden. Bij volharding zal de weigering worden beschouwd als een ernstige mate van gevaar als genoemd in artikel 4 juncto 3 van de Wet Bibob. De verstrekte vergunning zal als gevolg daarvan worden ingetrokken.

Paragraaf 3 Uitvoering

Artikel 3.1 Eigen onderzoek

In de in deze beleidslijn bepaalde gevallen, zal betrokkene, naast de gebruikelijke aanvraagformulieren, de Bibob-vragenformulieren dienen in te vullen en inleveren bij het bestuursorgaan. De Bibob-vragenformulieren worden bij Ministeriele Regeling vastgesteld.

In geval de aanvraag betrekking heeft op een nieuwe beschikking, maken de Bibob-vragenformulieren en alle daarin gevraagde (kopieën van) documenten onderdeel uit van de aanvraag.

 

Artikel 3.2 Informatieplicht

  • 1 Het bestuursorgaan informeert betrokkene schriftelijk over een adviesaanvraag aan het Bureau. Betrokkene wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 9. Een afschrift van deze brief wordt gevoegd bij het adviesverzoek aan het Bureau.

  • 2 In geval een van het Bureau ontvangen adviesverzoek leidt tot het voornemen om een gevraagde beschikking te weigeren dan wel een eerder verleende beschikking in te trekken, wordt aan betrokkene een kopie van het adviesrapport ter hand gesteld. Betrokkene wordt daarbij door het bestuursorgaan gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de wet.

Artikel 3.3 Adviestermijn

  • 1 Indien het bestuursorgaan een advies aanvraagt bij het Bureau, wordt op grond van artikel 31 van de wet, de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies door het Bureau in behandeling wordt genomen en eindigt met de dag waarop het advies is ontvangen, met dien verstande dat deze opschorting niet langer duurt dan de termijn, zoals genoemd in artikel 15 lid 1 van de wet.

  • 2 Indien het Bureau het advies niet binnen de in lid 1 gestelde termijn kan geven, heeft het de mogelijkheid om op grond van artikel 15, derde lid van de wet, de termijn te verlengen. Deze verlenging bedraagt niet meer dan de termijn, genoemd in artikel 15 lid 3 van de wet. 

  • 3 Het Bestuursorgaan informeert betrokkene onverwijld over een verlenging als bedoeld in het vorige lid. 

  • 4 De verlenging van de adviestermijn van het Bureau, alsmede eventuele tijdelijke opschorting van de adviestermijn van het Bureau in gevallen als bedoeld in artikel 15 lid 2 van de wet, leiden tot een verdere opschorting van de wettelijke beslistermijn op de beschikking.

Artikel 3.4 Beschikking

  • 1 Het bestuursorgaan/de rechtspersoon met een overheidstaak gaat over tot een negatief besluit op de aanvraag op de beschikking dan wel inschrijving op een overheidsopdracht of het aangaan van een vastgoedtransactie, indien uit het eigen onderzoek en een eventueel daarop afgegeven advies van het Bureau blijkt, dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet. Daarbij zal in geval van een inschrijving op een overheidsopdracht, de geconstateerde ernstige mate van gevaar dienen als versterking van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2013.

  • 2 Indien het bestuursorgaan/ de rechtspersoon met een overheidstaak voornemens is negatief te beschikken op de aanvraag op de beschikking dan wel inschrijving op een overheidsopdracht op grond van de wet, of het aangaan van een vastgoedtransactie wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld daartegen zienswijze in te brengen.

  • 3 Een door het bestuursorgaan op grond van de wet genomen negatief besluit op de aanvraag voor een beschikking, is vatbaar voor beroep en bezwaar.

  • 4 Het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak, die een advies van het Bureau als bedoeld in de wet ontvangt, kan dit advies gedurende twee jaren gebruiken in verband met een andere beslissing.

Paragraaf 4 Slotbepalingen

Artikel 4.1 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de eerste dag na de bekendmaking.

Artikel 4.2 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als “Bibob-beleidslijn Sint Anthonis 2014”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het college van de gemeente Sint Anthonis op 25 februari 2014,
Burgemeester en wethouders van Sint Anthonis,
de secretaris,    de burgemeester,
 
Ir. S. Middelkamp   M.L.P. Sijbers
Aldus vastgesteld door de burgemeester van Sint Anthonis op 25 februari 2014,
De burgemeester Sint Anthonis,
M.L.P. Sijbers

Toepassingcriteria geldend voor de uitvoering van de Bibob-toetsing bij de aanvraag voor een beschikking als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning bouwactiviteit). 1

Uitgaande van het doel van de Wet Bibob, het waarborgen van de integriteit van het bestuursorgaan en het voorkomen van ongewild faciliteren van criminele activiteiten en daarmee het tegenhouden van vergunningen waarbij een bepaalde mate van criminele beïnvloeding te verwachten valt, zal de uitvoering van de Bibob-toetsing plaatsvinden bij aanvragen, die vallen onder 1 van de hierna genoemde gevallen:

A.  Bouwsom

In geval van een aanvraag voor een omgevingsvergunning-bouwactiviteit, waarbij sprake is van een bouwsom van meer dan € 500.000,- (exclusief btw). De bouwsom wordt door de gemeente berekend.

B. Risicocategorieën

Indien de bouwsom meer bedraagt dan € 50.000,- (exclusief btw) en minder bedraagt dan of gelijk is aan € 500.000,- (exclusief btw) en waarbij sprake is van een of meerdere onderstaande risicocategorieën:

Risicocategorieën

• Inrichtingen waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet:

logies wordt verstrekt (waaronder hotels, kamerverhuurbedrijven, pensions)

dranken worden geschonken (waaronder horecabedrijven), of

rookwaren of spijzen (waaronder coffeeshops)

Voor directe consumptie worden verstrekt;

• Voor het publiek toegankelijke, besloten ruimten waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet seksuele handelingen worden verricht, seksuele diensten worden aangeboden of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden (waaronder prostitutiebedrijven, darkrooms, seksbioscopen, sekswinkels, erotische massagesalons);

• Een natuurlijke persoon, een groep van natuurlijke personen of een rechtspersoon die bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet seksuele handelingen verricht of seksuele diensten aanbiedt in een andere ruimte dan de bedrijfsruimte (waaronder escortbedrijven);

• Inrichtingen die in het maatschappelijk verkeer worden aangeduid als

smartshops, headshops of growshops;

• Inrichtingen die zijn bestemd om het publiek de gelegenheid te geven een spel door middel van speelautomaten te beoefenen als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de kansspelen (waaronder speelautomatenhallen en gamecenters);

• Afvalbewerkings- en verwerkingsbedrijven;

• Wisselkantoren;

• Kapsalons;

• Cadeauwinkels;

• Belwinkels;

• Internetcafé's;

• Niet-geregistreerde uitzendbureaus;

• Transportondernemingen;

• Autohandel (verkoop en verhuur);

• Sloopbedrijven;

• Sportscholen;

• Beauty-, welness- en saunabedrijven;

• Im- en exportbedrijven (handelsondernemingen; schoenen, kleren, onderdelen);

• Vastgoedbedrijven;

• Vrijplaatsen (locaties waar en/of groepen waartegen een effectief overheidsoptreden wordt belemmerd, leidend tot een maatschappelijk ongewenste situatie, waarbij aanwijzingen bestaan voor het aanwezig zijn van strafbare gedragingen waaronder (fiscale) fraude en waarbij we spreken over handhavingsknelpunten. De belemmering betreft soms een bestaande of vermeende dreiging, soms een sociaal-culturele hindernis);

• Vuurwerkbranche.

NB.: Bovenstaande opsomming van risicocategorieën is niet limitatief. Deze risicocategorieën kunnen, indien nieuwe ontwikkelingen dit noodzakelijk maken, door het college van burgemeester en wethouders worden aangepast.

C. Bijzondere gevallen

Vanaf de 4e aanvraag op jaarbasis van dezelfde aanvrager en/of betrokkene met een bouwsom van meer dan € 50.000,- en minder dan € 500.000,-.

In geval reeds aanvang is genomen met de realisatie van een vergunningplichtig bouwwerk, zonder dat daarvoor de vereiste vergunning is aangevraagd en

de bouwsom meer bedraagt dan € 50.000,- (exclusief btw) en minder bedraagt dan of gelijk is aan € 500.000,- (exclusief btw).

D. Risicogebied

Indien de bouwsom meer bedraagt dan € 50.000,- (exclusief btw) en minder bedraagt dan of gelijk is aan € 500.000,- (exclusief btw) en de aanvraag een locatie betreft die gelegen is in een door het College van B&W aangewezen risicogebied.

 

 

Toelichting 1 Bibob-beleidslijn Sint Anthonis 2014 algemeen

1. Inleiding.

Een van de conclusies die de Parlementaire Enquête Commissie Van Traa in 1996 trok was dat de ernst van georganiseerde criminaliteit vooral was gelegen in het grote financiële gewin en de economische macht die daaruit voortvloeit. Die economische macht beperkt zich niet tot de onderwereld, maar dringt in allerlei gedaanten in de bovenwereld door, aldus de commissie. Criminele personen kunnen met al dat geld infiltreren in het economische leven door ondermeer gebruik te maken van bestuurlijke faciliteiten, zoals vergunningen, subsidies en overheidsopdrachten. Dit heeft een aantasting van de integriteit van de overheid tot gevolg.

2. De Wet Bibob algemeen.

De integriteit van het overheidsorgaan wordt aangetast als bij een verleende of te verlenen beschikking(vergunning, subsidie), overheidsopdracht of vastgoedtransactie, er sprake is van het aanwenden door betrokkene van financieel voordeel uit (reeds gepleegde) criminele activiteiten dan wel het plegen van strafbare feiten.

Ter bescherming van haar integriteitsrisico hebben bestuursorganen er sinds 1 juni 2003 een instrument bij gekregen: de Wet Bevordering Integriteitbeoordelingen door het Openbaar Bestuur(Wet Bibob). Deze wet dient primair ter bescherming van het integriteitsrisico van overheidsorganen; zij is dus niet het instrument om criminele gedragingen van personen/organisaties te bestrijden.

De toepassing van dit instrument is beperkt tot de gevallen, die zijn opgenomen in Wet Bibob en Besluit Bibob. Na uitvoerige evaluatie van deze regelgeving, zijn er per 1 juli 2013 o.a. een aantal aanvullingen/wijzingen doorgevoerd op het toepassingsbereik.

3. De Evaluatie- en uitbreidingswet Bibob 2013.

In de Evaluatie- en Uitbreidingswet Bibob 2013 zijn allereerst de wettelijke veranderingen vanuit andere onderliggende wet- en regelgeving verwerkt. Het betreft bv artikel 30a Drank&Horecawet i.c. de invoering van een aanhangsel bij de reguliere vergunning, evenals ook koppeling van de wet aan onderdelen binnen de WABO.

Toepassingsbereik

Daarnaast is het toepassingsbereik uitgebreid met de volgende onderdelen:

- Vastgoedtransacties: het gaat hierbij onder andere over de koop/verkoop van vastgoed, grondtransacties, het aangaan van (ver)huurovereenkomsten, publiekprivate samenwerkingsvormen e.d. Voorwaarde is wel dat het overheidsorgaan zelf partij is in deze transacties.

- Huisvestingsvergunningen: het betreft hier een aantal vergunningen uit de Huisvestingswet (bijvoorbeeld het splitsen/onttrekken van woonruimte). In een aantal gevallen is de vergunningsplicht nader geregeld in een gemeentelijke verordening.

- Subsidies: bestuursorganen hoeven vanaf 1 juli 2013 de subsidieregeling, waarop het Bibob-beleid van toepassing wordt verklaard, niet meer ter goedkeuring voor te leggen aan de minister.

- Gemeentelijke vergunningen/ontheffingen: Tot 1 juli 2013 regelde de Wet Bibob(art 7) en het Besluit Bibob(art 4) de inrichtingen, waarvoor een daarop van toepassing verklaarde gemeentelijke vergunning onder het Bibob-beleid kon vallen. Deze limitatieve opsomming is nu losgelaten. Dit betekent dat in beginsel elke gemeentelijke vergunning, die voorgeschreven wordt voor een inrichting of bedrijf, voortaan onder het Bibob-beleid kan vallen. Voorwaarde daarbij is wel, dat dit specifieke onderdeel in het lokale Bibob-beleid, goed gemotiveerd kan worden.

Verbetering van de informatiepositie.

De Evaluatie- en Uitbreidingswet Bibob 2013 betekent ook een duidelijke verandering in de zienswijze over het verloop van de Bibob-toetsing. Tot dusver was de benadering dat het overheidsorgaan in beperkte mate een vooronderzoek(eigen huiswerk) deed en aansluitend voor de verdere beoordeling van niet-transparante aanvragen, daarvoor een adviesverzoek deed bij het Landelijk Bureau Bibob.

In de Evaluatie- en Uitbreidingswet Bibob 2013 is er voor gekozen om bestuursorganen in eerste aanleg al zoveel mogelijk in positie te brengen om tot een meer diepgaande beoordeling van de aanvraag te kunnen komen.

De informatiepositie voor het openbaar bestuur is in de Evaluatie- en Uitbreidingswet verbeterd. Om bestuursorganen beter eigen onderzoek te kunnen laten doen, wordt de mogelijkheid tot het opvragen van justitiële en strafvorderlijke gegevens uitgebreid.

Politiegegevens:

Het bestuursorgaan kan bij de politie informatie opvragen over de betrokkene(n) bij het toepassen van de Wet Bibob. Dit is nu mogelijk voor alle aanvragen om vergunningen en subsidies, aanbestedingen en vastgoedtransacties, waarop de Wet Bibob van toepassing is. Hiervoor is artikel 4.3 eerste lid van het Besluit politiegegevens (Bpg) gewijzigd.

Tot 1 juli 2013 was dit alleen mogelijk voor specifieke vergunningen zoals de Drank- en Horecawetvergunning.

Justitiële en strafvorderlijke gegevens:

Het bestuursorgaan kan van betrokkene(n) justitiële en strafvorderlijke gegevens opvragen. Hiervoor is artikel 15 van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens (Bjsg) gewijzigd. Ook hier geldt dat dit voor alle vergunningen, subsidies, aanbestedingen en vastgoedtransacties, waar de Wet Bibob op van toepassing is verklaard, mogelijk wordt. In beginsel kunnen daarbij alle justitiële en strafvorderlijke gegevens worden verstrekt.

De uitbreiding van het verstrekken van informatie door politie en justitie geldt daarbij alleen ten aanzien van de betrokkene(n).

In de Evaluatie- en Uitbreidingswet Bibob 2013 wordt met betrokkene(n) bedoeld: de aanvrager van een beschikking, de subsidieontvanger, de vergunninghouder, de gegadigde, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is of zal worden gegund, de onderaannemer, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is of zal worden aangegaan. Indien een aanvraag een rechtspersoon betreft, worden alle natuurlijke personen binnen deze rechtspersoon aangeduid als betrokkene.

Landelijk Bureau Bibob (LBB):

Bestuursorganen kunnen bij het Landelijke Bureau Bibob informatie opvragen of over de betrokkene in de afgelopen twee jaar eerder een advies is uitgebracht en zo ja, welke conclusie het advies had (ernstig gevaar, mindere mate van gevaar, geen gevaar). Als het adviesverzoek niet tot een advies heeft geleid, bijvoorbeeld omdat de betrokkene de aanvraag uit eigen beweging heeft ingetrokken, kan het Landelijk Bureau Bibob dat ook melden.

RIEC:

Een andere uitbreiding betreft het feit, dat het bestuursorgaan direct vanaf de start van de Bibob-toetsing daarin ondersteuning kan krijgen vanuit het RIEC. De nieuwe wet zorgt ervoor dat ook het RIEC toegang heeft tot alle Bibob-informatie, inclusief het adviesrapport van het Landelijk Bureau Bibob. Het RIEC mag deze informatie alleen gebruiken voor haar ondersteunende taak; de informatie mag door haar niet gebruikt worden voor andere doeleinden(bv de integrale aanpak van casussen).

De Evaluatie- en Uitbreidingswet Bibob 2013 geeft de mogelijkheid om in de eigen onderzoeksfase een aanvraag om een vergunning of overheidsopdracht te bespreken in het samenwerkingsverband. Voorwaarde hierbij is wel dat het bestuursorgaan deel uitmaakt van het samenwerkingsverband (i.c. convenantpartner is van het RIEC).

Dit betekent dat informatie, welke het bestuursorgaan verkregen heeft in het kader van het eigen onderzoek, in beginsel mag delen in RIEC-verband ten behoeve van de ondersteuning bij het toepassen van de Wet Bibob. De partners in het RIEC mogen deze informatie niet zelfstandig gebruiken, er blijft een geheimhoudingsplicht gelden. De verkregen informatie mag alleen gebruikt worden ter ondersteuning aan het bestuursorgaan bij het toepassen van de Wet Bibob.

Handelsregister:

Bestuursorganen krijgen de mogelijkheid om in het Handelsregister te zoeken op natuurlijke personen. Dit kan handig zijn om te achterhalen bij welke ondernemingen een betrokkene(n) nog meer actief is. Hiervoor is artikel 28 lid 3 van de Handelsregisterwet aangepast.

4. Algemeen toepassingsbereik Evaluatie- en Uitbreidingswet Bibob 2013.

De Wet Bibob en het daarbij behorende Besluit Bibob bieden de mogelijkheid tot toepassing door bestuursorganen. Daarbij is een onderscheid te maken tussen enerzijds haar status als publiekrechtelijk orgaan en anderzijds haar status als privaatrechtelijke partij.

Toepassing van het Bibob-instrumentarium vanuit de positie van publiekrechtelijk orgaan kan bij:

1. De beoordeling van een aanvraag en/of intrekking van een beschikking ter zake een vergunning, toekenning, erkenning of ontheffing als bedoeld in:

• Artikel 7 Wet Bibob: een gemeentelijke vergunning die op grond van een verordening verplicht is gesteld voor een inrichting of bedrijf;

• De artikelen 3 en 30a van de Drank&Horecawet;

• Artikel 6 van de Opiumwet;

• Artikel 3, eerste lid, van de marktverordening voor het wegvervoer, bedoeld in artikel 1.1 van de Wet wegvervoer goederen en artikel 7.1, eerste lid, van de Wet wegvervoer goederen;

• Artikel 4 van de Wet personenvervoer 2000;

• Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

• Artikel 2.1 eerste lid, aanhef en onder e van die wet, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van die wet;

• Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i van die wet, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 van die wet is bepaald, dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 Wet Bibob kan worden geweigerd;

• Artikel 70l van de Woningwet;

• Artikel 4.3, derde lid, onderdeel b, van de Telecommunicatiewet;

• De artikelen 9.2.2.3 en 11.2 van de Wet milieubeheer, voor zover die artikelen betrekking hebben op een handeling onderscheidenlijk werkzaamheid, waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 9.2.2.3 onderscheidenlijk artikel 11.2 van de Wet milieubeheer is bepaald, dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 Wet Bibob, kan worden geweigerd dan wel ingetrokken;

• De artikelen 30b en 30h van de Wet op de kansspelen;

• Artikel 3:1 van de Algemene douanewet, voor zover dat artikel betrekking heeft op een handeling onderscheidenlijk werkzaamheid, waarvoor bij of krachtens algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 3:1 van de Algemene douanewet is bepaald dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 Wet Bibob, kan worden geweigerd dan wel worden ingetrokken

• Artikel 14, eerste lid van de Wet strategische diensten;

• De artikelen 7, eerste lid, 30 en 33 van de Huisvestingswet.

2. de beoordeling van een aanvraag en/of intrekking van een beschikking ter zake een subsidie;

Toepassing van het Bibob-instrumentarium vanuit haar positie van betrokkene in privaatrechtelijke transacties kan bij:

1. de gunning dan wel intrekking van een overheidsopdracht aan een gegadigde, voor zover het een overheidsopdracht betreft in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen sectoren;

2. het aangaan, opschorten of ontbinden van een vastgoedtransactie;

5. Toepassingsbereik Wet Bibob voor het bestuursorgaan gemeente.

Voor de gemeentelijke overheid als publiekrechtelijk orgaan beperken de toepassingsmogelijkheden van de Wet Bibob en Besluit Bibob zich tot:

• De beschikking ingevolge de artikelen 3 en 30a van de Drank&Horecawet:

- de Drank&Horecavergunning

- aanhangsel Drank&Horecavergunning

• Vergunning ten behoeve van seksinrichtingen

• Vergunning voor aanwezig hebben van kansspelautomaten

• Vergunningen vanuit de Huisvestingswet :

- Huisvestingsvergunning

- vergunning tot onttrekken, samenvoegen of splitsen van een woonruimte

- vergunning voor splitsen van recht op gebouw in appartementsrechten

• Vergunningen/ontheffingen, voortkomende uit Gemeentelijke Verordeningen.

• Omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten

• Omgevingsvergunning voor milieuactiviteiten:

- vergunningplichtige inrichtingen binnen de sector afval

- omgevingsvergunning beperkte milieutoets(OBM)

• Subsidies

Voor de gemeentelijke overheid als privaatrechtelijke partner in transacties, beperken de toepassingsmogelijkheden van de Wet Bibob en Besluit Bibob zich tot:

• de gunning dan wel intrekking van een overheidsopdracht aan een gegadigde, voor zover het een overheidsopdracht betreft in de sectoren bouw, milieu en ICT;

• Het aangaan, opschorten of ontbinden van een vastgoedtransactie.

6. Waarom een beleidslijn.

Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van de Wet Bibob. Het betreft een facultatieve wet, waarbij het bestuursorgaan zelf de bevoegdheid heeft om te bepalen in welke van de door de wet geboden mogelijkheden, zij dit instrument daadwerkelijk zal toepassen.

Door het vaststellen en implementeren van een beleidslijn biedt de gemeente meer structuur en zekerheid in haar werkwijze aan zowel de ambtenaren als aan de burgers. In de beleidslijn staat aangegeven op welke beschikkingen, subsidies en aanbestedingen de Wet Bibob wordt toegepast en in welke gevallen de toetsing zoals bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob (hierna "de Bibob-toets") zal plaatsvinden.

Voor de burger wordt door de beleidslijn voorkomen, dat er sprake is van willekeur in de toepassing van beleid. Voor de gemeentelijke overheid wordt door de beleidslijn een nadrukkelijk signaal voor de bescherming van haar integriteit afgegeven en kan daaruit een preventieve werking het gevolg zijn.

In de gevallen, waarin toepassing van het Bibob-instrument beperkt zal worden tot aangewezen branches/gebieden en daarop toegeschreven risico-indicatoren is het noodzakelijk, dat hierin een zorgvuldige afweging wordt gemaakt. In de modelbeleidslijn is daarbij op onderdelen al een suggestie gedaan.

In de hier toe te passen beleidsafweging kan bijvoorbeeld gebruik gemaakt worden van bestuurlijke rapportages en bestuurlijke criminaliteitsbeleidanalyses. De RIEC's kunnen bij deze beleidsafweging een adviserende en ondersteunende rol vervullen.

Juist in deze categorie binnen de modelbeleidslijn kan er dus sprake zijn van een wat grotere beleidsdiversiteit tussen gemeenten.

7. Algemene uitgangspunten beleidslijn 2013.

Subsidiariteit en proportionaliteit:

Ook de in Evaluatie- en Uitbreidingswet Bibob 2013 blijven deze beginselen belangrijke uitgangspunten. De Bibob-toetsing geldt daarbij als ultimum remedium. Dit betekent dat het bestuursorgaan eerst de toepasbaarheid van haar bevoegdheden uit de Algemene wet bestuursrecht(Awb) en/of de reguliere weigerings- en intrekkingsgronden uit de onderliggende wet- en regelgeving dient te onderzoeken. Van belang hierbij is bijvoorbeeld de eis "niet in enig opzicht van slecht levensgedrag te zijn".

Indien een Bibob-toetsing toch noodzakelijk blijkt, kan de nadruk in eerste aanleg gelegd worden op het zogenaamd "eigen onderzoek”. Vanuit de versterking van de informatiepositie kan dit in een aantal gevallen al leiden tot een zelfstandige beslissing van het bestuursorgaan zonder het inwinnen van advies bij het L.B.B.

Vanuit de risicoprofielen van de verschillende sectoren, waarop de Bibob-wetgeving van toepassing kan worden verklaard, is voorts zoveel mogelijk gekozen voor een meer risicogerichte inzet van het Bibob-instrument. Dit betekent dat er enerzijds sprake nog is van een generieke toepassing(bv bij de drank- & horecasector) maar er in andere sectoren gekozen wordt voor een nadere beperking van de toepassing vanuit specifiek geformuleerde risicofactoren.

Administratieve lasten:

Het toepassen van de Bibob-toetsing zorgt voor een lastenverzwaring bij de aanvrager; deze zal immers meer gegevens bij de aanvraag om een beschikking moeten overleggen.

Tot 1 juli waren bestuursorganen vrij in het hanteren voor Bibob-vragenformulieren. Dit leidde tot enige diversiteit op dit vlak binnen bestuursorganen. Om daarin tot eenduidigheid te komen en enige beperking op te leggen in de te stellen vragen, heeft de Minister bij de invoering van de Evaluatie- en Uitbreidingswet 2013, landelijk de daarvoor te hanteren vragenformulieren vastgesteld. Dit heeft tot gevolg dat door elk bestuursorgaan vanaf 1 november 2013(overgangstermijn) dezelfde Bibob-vragenformulieren gebruikt dienen te worden.

Naast de administratieve lasten voor de aanvrager, is er ook sprake van extra administratieve lasten voor het bestuursorgaan. De hiervoor genoemde landelijke vaststelling van het Bibob-vragenformulier kan hierin al enige beperking betekenen. Een verdere beperking is in de beleidslijn ingevoerd door de toepassing per sector mede afhankelijk te laten zijn van specifiek benoemde risicofactoren. Bij de omgevingsvergunning-bouwactiviteit zijn daarbij bijvoorbeeld toepassingsbeperkingen opgelegd vanuit enerzijds het aspect bouwsom en anderzijds specifieke gebruiksvormen bouwwerk. De specifiek op deze vergunning van toepassing te verklaren beperkingen zijn opgenomen in bijlage 1 bij de beleidslijn. Deze beperking leidt er in de praktijk toe, dat gemiddeld minder dan 5% van het totale aantal aanvragen om een omgevingsvergunning bouwactiviteit daadwerkelijk onderdeel van een Bibob-toetsing worden.

Eenduidig Bibob-beleid.

De kracht van het Bibob-instrument neemt nadrukkelijk toe als de toepassing door zoveel mogelijk bestuursorganen gebeurt en de onderliggende toepassingscriteria binnen de bestuursorganen zo veel mogelijk eenduidig zijn. De Regionale Informatie- en Expertise Centra kunnen daarbij een sterke ondersteunende en coördinerende rol vervullen. Met deze modelbeleidslijn wordt een aanzet gegeven tot een verdere verruiming van de eenduidigheid van Bibob-beleid van de bestuursorganen binnen de omgeving van de politie-eenheid.

8. Bibob-beleidslijn 2014.

In de Bibob-beleidslijn 2014 is een onderscheid gemaakt in de tweeledige positie, die de gemeente inneemt namelijk als publiekrechtelijk orgaan(paragraaf 2) en als private partij(paragraaf 3).

Paragraaf 2 Publiekrechtelijke beschikkingen.

In artikel 2.1 lid 1 zijn de beschikkingen opgenomen, waarbij het wenselijk is om bij elke aanvraag een Bibob-toets te doen. De keuze hiertoe is ingegeven door ervaringen in de achterliggende jaren, waarbij gebleken is, dat de onderhavige bedrijfsmatige activiteiten middels deze beschikkingen gekenmerkt worden door o.a.:

• zeer laagdrempelig door de geringe functie-eisen voor de onderhavige ondernemingen;

• grootschalig gebruik van z.g. cash-geld, waardoor zij extra bevattelijk zijn voor invloeden vanuit criminele organisaties voor z.g. "witwaspraktijken";

• bedrijfsmatige activiteiten die minder locatie/plaatsgebonden zijn, waardoor het z.g.

"waterbedeffect" zich hier nadrukkelijk kan voordoen.

Op het moment dat het bestuursorgaan met de betrokken ondernemer middels een Bibob-toets een verantwoorde inschatting heeft gemaakt van haar integriteitsrisico, kan in het verdere verloop van de bestuurlijke relatie tussen het overheidsorgaan en betrokkene, maatwerk worden ontwikkeld in geval er sprake is van een aanvraag voor een nieuwe beschikking. Belangrijk daarbij is dat, zowel ten aanzien van de betrokkene zelf als de personen die op hem invloed kunnen uitoefenen, zich geen veranderingen hebben voorgedaan.

In artikel 2.1 lid 2 zijn vervolgens de beschikkingen genoemd, waarbij de toepassing van het Bibob-instrumentarium wordt beperkt vanuit risico-indicatoren bij specifieke branches/gebieden.

Het gaat daarbij om:

- 2.1.2 sub a: de omgevingsvergunning bouwactiviteit.

        Uitgangspunt is daarbij geweest, dat een Bibob-toets niet bij elke aanvraag plaats hoeft te vinden maar dat de toepassing beperkt zou dienen te blijven tot de gevallen waarin sprake is van een financiële investering van redelijke omvang dan wel het betrokken bouwwerk op enigerlei wijze een faciliterende rol kan vervullen in bedrijfsmatige activiteiten die een vergroot risico in zich hebben voor criminele invloeden. Dit laatste kan ingegeven zijn door branche- en/of omgevingskenmerken.

        In bijlage 1 bij deze modelbeleidslijn is hierin een voorzet gedaan. De daarin genoemde risico-indicatoren komen overeen met de duiding, die op dit punt eerder is gebeurd binnen de bestuurlijke omgeving van de regio Zuid-Oost Brabant evenals ook binnen de z.g. B-5 gemeenten. De uiteindelijke keuze voor beperking van het toepassingsbereik kan plaatsvinden in regionaal overleg, waarbij door het RIEC een coördinerende en ondersteunende rol kan worden vervuld.

- 2.1.2 sub b: de omgevingsvergunning inrichtingen Wet Milieubeheer

- 2.1.2 sub c: de omgevingsvergunning beperkte milieutoets

- 2.1.2 sub d: de aanvraag voor nader te benoemen vergunningen conform lokale verordeningen.

Het gaat hier o.a. om de horeca-exploitatievergunning. Voor coffeeshops geldt, dat er geen specifieke exploitatievergunning voor de coffeeshop kan worden ingesteld; het gaat hier immers om een activiteit die in strijd is met de bepalingen uit de Opiumwet. Wel kan een horeca-exploitatievergunning verplicht worden gesteld.

In artikel 2.1 lid 3 onder c wordt de toepasbaarheid beperkt tot aanvragen voor daartoe benoemde beschikkingen, waarbij sprake is specifieke omstandigheden.

Paragraaf 3 Privaatrechtelijke transacties.

De toepassing van de Wet Bibob bij privaatrechtelijke transacties wordt in deze beleidslijn vooralsnog beperkt tot aanbestedingen.

Door de wetgever is de toepasbaarheid van het Bibob-instrumentarium beperkt tot de sectoren milieu, informatie-communicatie-technologie(ICT) of bouw.

In tegenstelling tot de algemene strekking van de Bibob-regelgeving, verstrekt de Wet Bibob geen extra weigeringsgrond bij aanbestedingen maar kan zij als zodanig dienen ter ondersteuning in de kwalitatieve selectie conform de daartoe opgestelde Europese richtlijnen betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten. Mogelijk knelpunt daarin is de strakke termijnstelling, die ingevolge geldende jurisprudentie van toepassing is op het totale aanbestedingstraject.

Ook voor de inzet van het Bibob-instrumentarium geldt als algemene regel, dat het slechts als ultimum remedium dient te worden ingezet en het overheidsorgaan geboden is om nadrukkelijk eerst de mogelijkheden na te gaan, die reguliere wetgeving biedt. Op dat vlak is de Aanbestedingswet 2012 van nadrukkelijk belang. Deze wet regelt de invoering en toepassing van de z.g. eigen verklaring in de aanbestedingsprocedure. Het betreft hier een verklaring, die op verzoek aan een gegadigde kan worden verstrekt vanuit de dienst Justis van het Ministerie van Veiligheid en Justitie en een toetsing betreft van zijn/haar integriteit. Voor de gemeente is het raadzaam in de beschrijving van haar aanbestedingsprotocol, het gebruik van deze eigen verklaring nader te regelen.

De verwachting is dat deze verklaring een sterke rol kan vervullen in het selectieproces, waardoor inzet van het Bibob-instrument veelal niet meer noodzakelijk is.