Regeling vervallen per 01-01-2022

Handhavingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015

Geldend van 22-04-2015 t/m 31-12-2021 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2015

Intitulé

Handhavingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015

Onderwerp:

Handhavingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015.

De Raad van de gemeente Sint Anthonis;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 20 januari 2015;

gezien het advies van de WMO Adviesraad;

gelet op artikel 147 van de Gemeentewet, artikel 8b van de Participatiewet en artikel 35 onder c van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschiktewerkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijkarbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

B E S L U I T :

vast te stellen de hierna volgende Handhavingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Definities

Alle begrippen die verder in deze verordening gebruikt worden en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet met inbegrip van de Bbz 2004, de IOAW, de IOAZ en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

HOOFDSTUK 2. FRAUDEPREVENTIE

Artikel 2. Concept hoogwaardig handhaven

  • 1.

    Het college neemt als uitgangspunt het concept Hoogwaardig Handhaven waarin wordt aangegeven hoe fraude wordt voorkomen dan wel opgespoord. Handhaving in het stelsel van de gemeentelijke inkomens- en re-integratievoorzieningen rust op de vier pijlers:

    • a.

      het beter en vroegtijdig informeren van belanghebbenden over rechten, plichten en handhaving;

    • b.

      het optimaliseren van de dienstverlening zonder belemmeringen, zodat de kans op spontane naleving wordt vergroot;

    • c.

      vroegtijdige detectie en afhandeling van fraudesignalen;

    • d.

      bij geconstateerde fraude daadwerkelijk sanctioneren (afstemmen van de uitkering).

  • 2.

    De methodiek van controle berust op het beginsel van risicoanalyse, waarin vanrisicoprofielen gebruik wordt gemaakt.

Artikel 3. Controlemiddelen, validering en controle van gegevens

  • 1.

    Het college voert aan de hand van jaarlijks vast te stellen doelstellingen, activiteiten en instrumenten, onderzoeken uit om de rechtmatigheid van de uitkering te controleren en onderzoeken naar de reden van beëindiging van de uitkering. Het college stelt vast binnen welke nader te bepalen termijnen deze onderzoeken plaatsvinden en neemt op basis daarvan besluiten met betrekking tot de rechtmatigheid van de uitkering en de wederzijds tussen het college en de belanghebbende resterende verplichtingen en de afhandeling daarvan.

  • 2.

    Het college voert bestandsvergelijkingen uit waarbij actuele gegevens worden gecontroleerd. Bij de aanvraag zal een risicoprofiel worden vastgesteld aan dehand van de methodiek klantprofielen, die gebaseerd is op objectief vastgestelde wegingsfactoren zoals genoten opleiding, duur van werkloosheid en uitkering, woonsituatie en het hebben van schulden. Het risicoprofiel kan, afhankelijk van deomstandigheden, gedurende de dienstverlening worden gewijzigd. Een klantprofiel geeft zowel het risico op misbruik weer als de kansen op re-integratie op de arbeidsmarkt.

  • 3.

    Het college onderzoekt signalen en tips die relevant zijn voor het recht opuitkering.

HOOFDSTUK 3. SLOTBEPALINGEN

Artikel 4. Nadere regels bestuurlijke boete, terugvorderen en verhalen van kosten van uitkering

  • 1.

    Het college stelt nadere regels op voor het opleggen van een bestuurlijke boete en voor het terugvorderen en het verhalen van kosten van uitkering als bedoeld in respectievelijk artikel 58 tot en met 62i Participatiewet, artikelen 44 tot en met 47 Bbz- 2004 en de artikelen 25 tot en met 31 IOAW/IOAZ.

  • 2.

    In de nadere regels bedoeld in het eerste lid, worden ten minste regels gesteld op grond waarvan geheel of gedeeltelijk van verdere terugvordering en verhaal kanworden afgezien.

Artikel 5. Bijzondere situaties

In bijzondere situaties kan het college afwijken van het bepaalde in deze verordening.

Artikel 6. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die van bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2015.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Handhavingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015.

  • 3.

    De Handhavingsverordening WWB, IOAW en IOAZ 2013, vastgesteld in devergadering van 23 juni 2014, wordt ingetrokken op dag van inwerkingtreding als bedoeld in het eerste lid.

Ondertekening

Aldus besloten door de Raad van de gemeente Sint Anthonis in zijn openbare vergadering van 12 maart 2015.
De Raad voornoemd,
de griffier,
mr. A.P.J.L. Keijzers
de voorzitter,
M.L.P. Sijbers

Toelichting

Algemeen

Het bestuur stelt jaarlijks doelen, activiteiten en instrumenten vast om misbruik te voorkomen en hoe aan de eisen van rechtmatigheid wordt voldaan, op het voorkomen van fraude (de visie op handhaving) en op welke wijze de gemeente frauduleus gedrag opspoort.

Handhavingsv e r o r d e n i n g

Artikel 8b Participatiewet luidt: “De gemeenteraad stelt in het kader van het financiële beheer bij verordening regels voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van bijstand/uitkering alsmede van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet”. In deaangescherpte WWB 2013 (met inbegrip van de Bbz 2004) was deze verordeningsplicht onverkort opgenomen om in navolging van het standpunt van de regering het handhaven van verplichtingen nadrukkelijker uit te voeren. Deze regels gelden ook voor detoepassing van de IOAW en de IOAZ. De aanscherping van handhaving wordt als uitgangspunt in de Participatiewet ongewijzigd voortgezet.

In de opdracht aan de gemeente ligt een duidelijke relatie met de Wet huisbezoeken, de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving, de beleidsregels bestuurlijke boete, de Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive, de Afstemmingsverordening en met de beleidsregels rond terugvordering en het debiteurenbeleid.

In deze Handhavingsverordening ligt de nadruk veel meer op het voorkomen van fraude (de visie op handhaving) en op welke wijze de gemeente frauduleus gedrag opspoort.

Concept Hoogwaardig Handhaven

Deze verordening gaat uit van handhaving gebaseerd op het concept Hoogwaardige Handhaving, dat is geïntegreerd in alle werkprocessen.

Hoogwaardig handhaven kent vier samenhangende beleidslijnen die de kern vormen van

het handhavingsbeleid:

  • instrumenten ter voorkoming van fraude (preventie)

  • ·

    het beter en vroegtijdig informeren van belanghebbenden over rechten, plichten en handhaving;

  • ·

    het optimaliseren van de dienstverlening zonder belemmeringen, zodat de kans op spontane naleving wordt vergroot;

  • instrumenten gericht op aanpak van fraude (repressie)

  • ·

    vroegtijdige detectie en afhandeling van fraudesignalen; controle op maat o bij constatering van fraude daadwerkelijk sanctioneren (afstemmen van de uitkering)

Artikelsgewijs

Artikel 1. Definities

In de begripsomschrijving is de afbakening van de verordening af te lezen.

Artikel 2. Concept Hoogwaardig Handhaven

Deze bepaling regelt dat het college activiteiten gericht op handhaving vaststelt, met als uitgangspunt het concept Hoogwaardig Handhaven. Deze benadering is in 2005 door het

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangeboden en financieel

gestimuleerd.

Instrumenten die inhoud geven aan Hoogwaardig handhaven en die vorm krijgen in de activiteitengericht op handhaving zijn:

  • Voorlichting: het goed en vroegtijdig informeren van belanghebbenden over hun rechten, plichten en handhaving in de bijstand. Bijvoorbeeld door middel van eeninformatiemap, een dienstverleningsgesprek of het opstellen van een contract(“polisvoorwaarden”).

  • Poortwachtersrol: het nagaan of aanvrager van bijstand ook daadwerkelijk recht heeft op een bijstandsuitkering of inkomensvoorziening, en of de hoogte daarvan correct wordt vastgesteld. Het uitgangspunt "werk boven uitkering" staat voorop.

  • Verificatie en validatie: controleren van de noodzakelijke gegevens aan de handvan bewijsstukken die door de belanghebbende worden overlegd. Teneinde zekerheid te krijgen omtrent de volledigheid van de gegevens en inlichtingen controleren bij externe instanties.

  • Afspraken met partners in de keten: met partners (UWV WERK-bedrijf enre-integratiebedrijven) om ons te informeren wanneer de belanghebbende zich niet houdt aan zijn verplichtingen.

  • Statusformulier: bij gebruik van een statusformulier worden de bij ons bekendegegevens al ingevuld en hoeft de belanghebbende bij ongewijzigde situatie alleen maar te tekenen. Bij een wijziging vindt dan eventueel wél een onderzoek plaats.

  • Signaalsturing (controle op maat): volgen van belanghebbenden indien zaken opvallen die zouden kunnen duiden op frauduleus gedrag.

  • Risicoanalyse (controle op maat): het extra controleren van belanghebbenden met een verhoogd risicoprofiel.

  • Themacontrole: thematisch onderzoek naar groepen belanghebbenden waarbijvermoeden bestaat op een verhoogd risico van onrechtmatig gedrag (bijvoorbeeld belanghebbenden die parttime werkzaam zijn in de horeca).

  • Bestandsvergelijkingen: databases van publiekrechtelijke organisaties of die met een publiekrechtelijke taak. Een koppeling van het cliëntenbestand is er o.a. metdie van het Inlichtingenbureau. Hierdoor is maandelijks te zien welke belanghebbenden inkomsten hebben waarover belasting wordt geheven. Witte fraude wordt hiermee zeer snel ontdekt en grotendeels voorkomen. Ook worden gegevens beschikbaar gesteld van UWV WERK-bedrijf, andere gemeenten,zorgverzekeraars en DUO (studiefinanciering).

  • Daadwerkelijk sanctioneren: snel en kort na geconstateerd verzuim daadwerkelijk sanctioneren (afstemmen van de uitkering).

  • Fraudealert personeel: investeren in de fraudealertheid van de consulenten, gericht op kennis, houding en vaardigheden.

Artikel 3. Controlemiddelen, validering en controle van gegevens

In deze bepaling wordt de methodiek van de controle op fraude geregeld. Het bestrijden van fraude verlegt zich meer en meer naar het moment waarop de potentiële belanghebbende een beroep doet op uitkering. Een goede controle op de aanvraag voorkomt dat belanghebbenden ten onrechte in de uitkering komen. De controle wordt voorafgegaan door voorlichting en heldere communicatie over hoe de gemeente handhaaft. Verder bepaalt dit artikel de wijze waarop fraude wordt bestreden tijdens de

uitkeringsperiode. Middelen die hiervoor worden ingezet, zijn de bestandkoppelingen met bijvoorbeeld het Inlichtingenbureau. Ook worden bij de bestrijding risicoprofielen ingezet. Aan de hand hiervan kan beter worden ingeschat of een belanghebbende fraudegevoelig is. Zodoende kunnen voor de koppeling belanghebbenden worden geselecteerd die passen binnen een risicoprofiel.

Artikel 4. Nadere regels bestuurlijke boete, terugvorderen en verhalen van kosten van uitkering

Er ligt een duidelijke relatie met de Beleidsregels bestuurlijke boete 2015, de Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive 2015, de

Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015 en met de beleidsregels rond terugvordering en het debiteurenbeleid. In deze Handhavingsverordening ligt de nadruk op het voorkomen van fraude (de visie op handhaving) en op welke wijze de gemeente frauduleus gedrag opspoort.

Artikel 5. Bijzondere situaties

In de verordening zijn de hoofdlijnen voor de handhaving vastgelegd. Er kunnen zich echter concrete gevallen voordoen waarin de verordening niet voorziet. Dit artikelbepaalt dat het college in dergelijke situaties beslist in afwijking van de verordening.Dit past bij de individualiseringsgedachte van de Participatiewet. Redelijkheid is hierbij het uitgangspunt. Bij de besluitvorming wordt in de geest van de wet en de verordeninggehandeld.