Regeling vervallen per 29-12-2022

Beleidsregel Permanente bewoning van recreatieverblijven en andere niet voor bewoning bestemde ruimten en bouwsels.

Geldend van 01-03-1997 t/m 28-12-2022

Intitulé

Beleidsregel Permanente bewoning van recreatieverblijven en andere niet voor bewoning bestemde ruimten en bouwsels.

INLEIDING

In Nederland worden veel gemeenten geconfronteerd met het fenomeen "permanente bewoning" van niet tot woning bestemde ruimten.

Dit kan om verschillende redenen een probleem voor de desbetreffende gemeenten vormen;

  • 1.

    De permanente bewoners zijn meestal niet ingeschreven in het bevolkingsregister waardoor de gemeente voor deze inwoners  geen bijdrage uit het gemeentefonds ontvangt.

  • 2.

    Permanente bewoning leidt tot een aantasting van het landschap  doordat woonwijken in bossen worden gecreëerd.

  • 3.

    Permanente bewoning stimuleert de recreatieondernemer niet om  het park aantrekkelijk voor de recreant te houden.

 

Hier komt bij dat een gemeente die niets of weinig doet om permanente bewoning tegen

te gaan deze gemeente als een soort sneeuwbal steeds meer permanente bewoners zal aantrekken.

 

Op grond van het bovenstaande is het dan ook ondanks het feit dat de problemen op dit moment

niet erg groot zijn, aan te bevelen een beleid op het terrein van de permanente bewoning te ontwikkelen.

 

HOOFDSTUK 1 PERMANENTE BEWONING

Er is sprake van permanente bewoning van recreatiewoningen wanneer "al of niet tijdelijk gebruik wordt gemaakt van een voor wisselende bewoning (of niet voor bewoning) bedoelde wooneenheid als hoofdverblijf".

Wanneer een andere ruimte, niet zijnde een recreatiewoning of caravan, wordt bewoond geldt hetzelfde criterium.

Volgens de Wet gemeentelijke basisadministratie is het woon­ adres het adres waar betrokkene woont .... of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten.

Basis bestemmingsplan.

Permanente bewoning is eigenlijk het wonen op een plaats in strijd met de vigerende bestemming. Dit kan op een camping zijn omdat standplaatsen op campings enkel bedoeld zijn voor het recreatieve gebruik, maar dit kan ook het geval zijn in

een schuur, garage en andere bouwwerken of ruimten.

Indien een gemeente optreedt tegen permanente bewoning is dit dan ook altijd gestoeld op het bestemmingsplan.

De bestemmingsplannen van de voormalige gemeenten Wanroij en Oploo c.a. bevatten bepalingen op grond waarvan permanent wonen in strijd met de meeste bestemmingen is (m.u.v. woonbestemmingen) .

Nieuwe bestemmingsplannen

In nieuwe bestemmingsplannen kunnen voorwaarden worden opgenomen waardoor het permanent wonen op campings onaantrekkelijk kan worden gemaakt.

HOOFDSTUK 2 VOORKOMEN EN GENEZEN VAN PERMANENTE BEWONING

Uit ervaringen is duidelijk geworden dat sluitende bewijsvoering tegen reeds gevestigde permanente bewoners, die in strijd met de geldende regels die bewoning willen voortzetten, tijdrovend en moeilijk is.

Verder is bij andere gemeenten gebleken dat een aanzienlijke categorie permanente bewoners zich niet of nauwelijks bewust is van die geldende regels. Een deel van hen beëindigt spontaan de bewoning wanneer hen blijkt dat het de gemeente serieus is met het bestrijden van de permanente bewoning.

Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het adagium "beter voorkomen dan genezen" hier in zoverre opgaat, dat de problemen die opdoemen bij het terugdraaien van bestaande situaties voorkomen kunnen worden, door het ontstaan van nieuwe situaties adequaat tegen te gaan.

De vraag die nu rijst is hoe kan permanente bewoning het beste worden voorkomen.

STAP1

Allereerst dient een gemeente een duidelijk beleid inzake permanente bewoning te hebben. Een dergelijk beleid dient aan de exploitanten kenbaar te worden gemaakt en te worden gepubliceerd.

STAP2

Nadat het beleid kenbaar is gemaakt komt de vraag naar voren of de exploitanten zich in het gemeentelijke beleid kunnen vinden. In veel gevallen is de exploitant namelijk ook geen voorstander van permanente bewoning omdat zijn camping hierdoor recreatief gezien minder aantrekkelijk wordt.

Indien dat het geval is dan kan het probleem van de permanente bewoning tussen de exploitant en de gemeente gezamenlijk worden aangepakt. De gemeente en exploitant gaan dan afspraken maken in de privaat- en publiekrechtelijke sfeer. Hierbij kan gedacht worden aan; opnemen van een verbod op permanente bewoning in het kampeerreglement of de kampeercontracten, wintersluiting (met ontheffing opnemen in de exploitatievergunningen, gemeentelijk infoblaadje verstrekken bij inschrijving camping of gemeentelijk bevolkingsregister en het bijhouden van een nachtregister.

Het moge duidelijk zijn dat wanneer goede afspraken met de campinghouders kunnen worden gemaakt, heel veel problemen kunnen worden voorkomen.

In dergelijke gevallen hoeven sancties zoals het strafrechtelijk optreden(geen nachtregister etc.)of publiekrechtelijk (het sluiten van de inrichting wegens het i.s.m. de exploitatievergunning handelen) in het geheel niet in beeld te komen.

STAP3

Behalve dat een gemeente afspraken met ondernemers dient te maken, zal de gemeente ook een eigen beleid op het terrein van de handhaving dienen te ontwikkelen.

Door dit beleid kunnen ondernemers geholpen worden die tegen de permanente bewoning willen optreden en kan de gemeente ook zelfstandig (zonder medewerking campingeigenaar) gaan optreden.

Het aanpakken heeft alleen zin wanneer je naar buiten toe aannemelijk kunt maken dat iemand permanent in een recreatieverblijf woont.

Zoals reeds is vermeld geeft de Wet GBA aan dat iemand een hoofdverblijf/woonadres heeft wanneer hij op die plaats naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten. Inschrijving in het bevolkingsregister vormt een belangrijke indicatie voor permanente bewoning, maar nog geen absolute zekerheid. Dit dient door andere waarnemingen te worden bevestigd.

Het is daarom van groot belang dat de gemeente een ambtenaar aanwijst die regelmatig contoles op campings uitvoert.

Zoals reeds uit de inleiding blijkt, zijn weinig mensen ook daadwerkelijk in de bevolkingsadministratie ingeschreven. Daarom dient tevens op andere wijzen te worden aangetoond dat iemand permanent op een camping woonachtig is.

  • A)

    Vanuit het negatieve: aantonen dat men op het opgegeven adres niet werkelijk zijn hoofdverblijf heeft. Medewerking van andere gemeenten is hierbij van belang.

  • B)

    Aantonen vanuit het positieve: via diverse registraties. Opsporingsambtenaren kunnen hierbij behulpzaam zijn (uitkeringen, belastingen, huursubsidie, nachtverblijfregister, telefoon/post, K.V.K, bouwvergunningen (bijgebouwen), Leerplichtwet, Ziekenfondsen, kentekenregistratie, leden gesubsidieerde verenigingen en werkgever). Een en ander is door middel van een bijlage bij deze notitie gevoegd.

Wanneer naar de mening van uw college voldoende is aangetoond dat iemand permanent op een camping woont dan kan deze persoon worden aangeschreven (soort voorwaarschuwing) . Hierbij dient een afweging te worden gemaakt of de persoon niet gedoogd moet worden (langdurige bewoning, leeftijd etc.) In dergelijke gevallen kan een ontheffing van de bepalingen van het bestemmingsplan worden gegeven.

Voor veel permanente bewoners zal een dergelijke waarschuwing voldoende zijn om de camping te verlaten. Er zullen echter altijd mensen zijn die ondanks de waarschuwing op de camping blijven. Voor deze mensen dient een procedure tot toepassing van bestuursdwang te worden opgestart. Eerst dient deze bewoner te worden gehoord, waarna op basis van de Gemeentewet een aanschrijving tot bestuursdwang of het opleggen van een dwangsom kan worden opgelegd (eventueel gevolgd door feitelijke ontruiming) . Het zou te ver voeren om alle juridische implicaties in deze notitie te behandelen. Dit zal dan ook gebeuren op het moment dat tegen een voorliggend geval daadwerkelijk opgetreden wordt.

HOOFDSTUK 3 EN HOE NU VERDER?

Op basis van de twee voorafgaande hoofdstukken is enigszins een beeld ontstaan van hoe de permanente bewoning in de gemeente Sint Anthonis zou kunnen worden aangepakt. Op basis daarvan kan een navolgend plan van aanpak worden gemaakt.

FASE1

Overleg recreatieondernemers

Het is van groot belang dat het overleg met de recreatieondernemers een tweezijdig karakter draagt. Enerzijds dient de gemeente te zorgen voor een goed en evenwichtig toeristisch beleid (Schoonheid in verscheidenheid, Landschapsbeleidsplan) en dient aan ondernemers een exploitatievergunning te worden ver­ strekt (de meeste campings beschikken hier nog niet over) en anderzijds dienen de campinghouders een goed kwalitatief toeristisch product aan te bieden. De campinghouders zijn dan ook gezamenlijk met de gemeente verantwoordelijk voor het beleid inzake de permanente bewoning.

  • 1.

    Indien permanente bewoners op campingen aanwezig zijn, zullen zij tijdelijk worden gedoogd (tot 1 november 1996) . Zij dienen de campings na deze datum te verlaten.

  • 2.

    Worden geen nieuwe gevallen van permanente bewoning toegestaan. Iedereen die zich vanaf dat moment in het bevolkingsregister inschrijft zal aangepakt worden.

  • 3.

    Vanaf 1 februari 1997 kan worden gestart met controles op de campings. De mensen die op dat moment permanent op de campings verblijven zullen (na overleg eigenaar) worden verwijderd.

  • 4.

    In sociale noodsituaties kan de gemeente permanente bewoning tijdelijk (maximaal 4 maanden) gedogen. Indien deze termijn is verstreken wordt de permanente bewoning aangepakt.

FASE2

Indien uit controles en uit overleg met de campingeigenaar blijkt dat mensen permanent op een camping verblijven, zal door middel van overleg bekeken worden hoe de permanente bewoning aangepakt kan worden.

Enerzijds kan de campingeigenaar maatregelen nemen en anderzijds zal de gemeente maatregelen nemen (zie hoofdstuk 2).

Het doel van deze maatregelen is het voorkomen en bestrijden van permanente bewoning op recreatieverblijven.

PERMANENTE BEWONING IN ANDERE DAN RECREATIEVERBLIJVEN

In de gemeente Sint Anthonis wordt niet alleen op recreatieverblijven permanent gewoond. Hierbij kan gedacht worden aan garages en schuren. In het buitengebied is op dit moment reeds één geval bekend. De in hoofdstuk 2 gepresenteerde aanpak

geldt uiteraard ook voor dit geval. Het overleg met de campingeigenaren is hierop niet van toepassing.

Voorgesteld wordt om te starten met het controleren van de permanente bewoning en het vergaren van bewijsmiddelen (allerlei registraties) . Indien hieromtrent duidelijk bestaat dan dient een waarschuwingsbrief te worden geschreven en dient zij gehoord te worden. Daarna kan de procedure tot beëindiging van de permanente bewoning worden opgestart.

Sint Anthonis, 5 februari 1997.

Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van

Sint Athonis d.d. 18 februari 1997.

de secretaris, de burgemeester,