Regeling vervallen per 01-01-2021

Kadernota 2017 Werkvoorzieningschap Noordoost-Brabant

Geldend van 12-10-2016 t/m 31-12-2020

Intitulé

Kadernota 2017 Werkvoorzieningschap Noordoost-Brabant

Hoofdstuk 1 Inleiding

Met ingang van 01-01-2015 is de Wsw ingrijpend gewijzigd en is de Participatiewet van kracht geworden (zie ook 2.2.). Deze wijzigingen hebben grote implicaties voor gemeenten, Werkvoorzieningschap en IBN.

Voor 2015 en 2016 zijn in het kader van de Participatiewet afspraken gemaakt over een pilot tussen IBN en de gemeenten. In het najaar 2015 is een bestuurlijke oriëntatie gestart, die er toe moet leiden dat er in het voorjaar 2016 keuzes kunnen worden gemaakt over hoe de uitvoeringsstructuur(structuren) Participatiewet er in 2017 en volgende j aren uitziet(uitzien). Werkvoorzieningschap en gemeenten benadrukken dat met de vaststelling van deze kadernota geen situatie zal ontstaan die wijzigingen aanbrengt in de eerder genoemde pilotafspraken of als voorschot kan worden gezien op nog te maken afspraken voor de periode na de pilot.

Hoofdstuk 2 Trends in de omgeving van het Werkvoorzieningschap Noordoost-Brabant.

Artikel 2.1 Strategisch plan Werkvoorzieningschap Noordoost-Brabant 2010 - 2015.

De looptijd van het huidig strategisch plan eindigt eind 2015. Gelet op de lopende regionale oriëntatie op de te kiezen uitvoeringsstructuur voor 2017 en volgende j aren is er niet voor gekozen om thans door het Werkvoorzieningschap een nieuwe meerjarige strategische visie te laten vaststellen. De toekomstige positie van het Werkvoorzieningschap zal in de eerder genoemde regionale oriëntatie worden meegenomen. De drie pijlers uit het "oude" strategisch plan zijn echter ook in 2017 met enkele nuanceringen nog steeds van toepassing voor het Werkvoorzieningschap en zijn derhalve in dit hoofdstuk opnieuw opgenomen.

Het Werkvoorzieningschap is een openbaar lichaam ingesteld krachtens de Wet gemeenschappelijke regelingen, dat door de 11 gemeenten in Noordoost-Brabant als enige organisatie is aangewezen om de Wsw uit te voeren. De gemeenten hebben deze taak overgedragen aan het Werkvoorzieningschap. Dit is juridisch verankerd in de gemeenschappelijke regeling "Werkvoorzieningschap Noordoost-Brabant".

In het kader van eerder strategisch beleid is reeds besloten dat het Werkvoorzieningschap zich bij het uitvoeren van deze taak bedient van een "eigen" verzelfstandigde uitvoeringsorganisatie IBN Holding BV, verder aangeduid als "IBN". "Eigen" wil in dit verband zeggen dat het Werkvoorzieningschap enig aandeelhouder en eigenaar van IBN is. Het gevolg van de verzelfstandiging van IBN is dat het Werkvoorzieningschap de regie dient te voeren met betrekking tot de uitvoering van de Wsw en dat IBN binnen de door de regisseur vastgestelde kaders de uitvoering ter hand neemt. Dit is in feite een opdrachtgever/opdrachtnemer relatie. De wederzijdse rechten en verplichtingen worden vastgelegd in een jaarlijks vast te stellen document, genaamd: "sociaal-economische afspraken". In het jaarverslag van het Werkvoorzieningsschap is een bijlage opgenomen, waarin doelstellingen en realisatie van deze afspraken zijn weergegeven. Deze bijlage zal worden opgenomen in het concept-jaarverslag wat naar de gemeenten wordt gestuurd.

Het Werkvoorzieningschap blijft vanuit het perspectief van regisseur van de Wsw / strategisch beleid ontwikkelen en zal hierbij ook bijzondere aandacht hebben voor de relatie met gemeentelijk arbeidsmarktbeleid. IBN is te zien als een groep van ondernemingen die zich op strategisch niveau moet afVragen hoe zij ook in de toekomst die sterke zakelijke dienstverlener kan zijn voor haar klanten, waarvan het Werkvoorzieningschap thans de grootste is.

De resultaten van de strategiediscussie van het Werkvoorzieningschap zijn daarbij voor wat betreft de Wsw te zien als input voor te formuleren ondernemingsstrategie door IBN. Naast die input heeft IBN per bedrijf te maken met specifieke externe ontwikkelingen (waaronder hun eigen specifieke markt van vragers en aanbieders) en interne ontwikkelingen die input leveren voor te formuleren strategisch beleid.

Het Werkvoorzieningschap wil vanuit drie invalshoeken strategisch beleid formuleren.

Artikel 2.1.1 Op de eerste plaats dient het Werkvoorzieningschap in overleg met gemeenten te zorgen dat de Wsw een plaats heeft in het gemeentelijk arbeidsmarktbeleid

Onderdeel uitmaken van het gemeentelijk arbeidsmarktbeleid betekent dat de WSW nadrukkelijk wordt gezien als een van de instrumenten die samen in onderlinge afstemming met re-integratie en andere vormen van gesubsidieerde arbeid, waaronder de Participatiewet en AWBZ- en Wmo-voorzieningen, moeten zorgen voor een dekkende infrastructuur ten behoeve van mensen die niet of vooralsnog niet op de reguliere arbeidsmarkt terecht kunnen, maar wel in aanmerking komen voor arbeid of dagbesteding.

Samen met gemeenten, UWV en zorgaanbieders zal gezorgd moeten worden voor een dekkend participatie-instrumentarium.

Evenals in voorgaande jaren blijft dit ook in 2017 aandacht vragen.

Werkvoorzieningschap en gemeenten zitten gezamenlijk aan de regionale ambtelijke en bestuurlijke overlegtafel vanuit hun rol als regisseur en opdrachtgever.

Een bijzondere verantwoordelijkheid voor het Werkvoorzieningschap is de gemeenten steeds goed geïnformeerd te houden over actualiteiten met betrekking tot de Wsw en waar opportuun, lobbykanalen actief te onderhouden.

Verder zal het Werkvoorzieningschap via de secretaris van het Werkvoorzieningschap als adviseur van de Raad van Commissarissen van IBN Holding BV in hun vergaderingen aanwezig zijn en deze rol met name plaatsen in relatie tot het gemeentelijk arbeidsmarktbeleid.

Hierbij moet wel worden aangetekend dat met de verzelfstandiging van IBN op dit moment expliciet is bepaald dat beslissingen betreffende bedrijfsvoering worden genomen binnen de structuur van IBN met als bevoegde organen directie. Raad van Commissarissen en Algemene Vergadering. Het is niet de bedoeling die ingezette ontwikkelingen terug te draaien. Met andere woorden, binnen de tussen Werkvoorzieningschap en IBN overeengekomen beleidskaders kan en moet IBN haar eigen verantwoordelijkheid nemen.

Het Werkvoorzieningschap blijft, indien gewenst, beschikbaar om het beheer en de verantwoording van de inzet van projectgelden uit te voeren.

Artikel 2.1.2 Op de tweede plaats dient het Werkvoorzieningschap als regisseur van de Wsw / kaderstellend beleid te formuleren dat door IBN dient te worden uitgevoerd.

Het Werkvoorzieningschap formuleert de voorwaarden waaronder de Wsw door IBN wordt uitgevoerd. Deze voorwaarden worden concreet uitgewerkt in de door het Werkvoorzieningschap en IBN te actualiseren "sociaal-economische afspraken".

De voor 2016 geldende afspraken worden eind 2015 vastgelegd.

Eind 2016 worden nieuwe afspraken gemaakt voor 2017. Jaarlijks worden bij de vaststelling van het jaarverslag de resultaten besproken door het Algemeen Bestuur van het Werkvoorzieningschap.

De sociaal-economische afspraken worden jaarlijks vastgesteld. Het Werkvoorzieningschap vervult in nauwe samenspraak met de deelnemende gemeenten in dat verband de formele rol van opdrachtgever. IBN treedt op als opdrachtnemer.

Artikel 2.1.3 Vanuit de positie van het Werkvoorzieningschap bijdragen aan het scheppen van voorwaarden die ervoor zorgen dat IBN toekomstbestendig is als uitvoeringsorganisatie Wsw.

Het Werkvoorzieningschap is zowel eigenaar als opdrachtgever van IBN. Het is dus ook in het belang van het Werkvoorzieningschap dat IBN toekomstbestendig is.

Het moge duidelijk zijn dat het voorhanden zijn van voldoende werkgelegenheid voor de doelgroep absolute voorwaarde is om de Wsw goed te kunnen uitvoeren.

Evident is dat een gedeelte van die werkgelegenheid geboden zal moeten worden door de non-profit sector en met name door de gemeenten en de aan de gemeenten gelieerde instellingen.

De gemeenten hebben behalve hun maatschappelijke verantwoordelijkheid ook een financieel belang bij het bieden van werkgelegenheid aan de doelgroep. Het zijn immers inwoners uit de eigen gemeente en werkloosheid betekent voor een deel van deze groep, zeker in de toekomst, dat zij een beroep moeten doen op de WWB. Bijkomend voordeel voor gemeenten is dat de afname van IBN-producten een positief effect heeft op het aandeel van die gemeenten in de Algemene Gemeentelijke Reserve. De middelen beschikbaar voor de Algemene Gemeentelijke Reserve worden immers verdeeld onder de gemeenten naar rato van de afgenomen diensten en producten van IBN.

Daar tegenover staat dat de prijs-/kwaliteitverhouding van de door IBN te leveren producten en diensten in balans dient te zijn.

De marktwerking maakt dat de concurrentieverhoudingen met reguliere bedrijven zuiver moeten blijven. Concurrentievervalsing en systemen van gedwongen winkelnering worden dan ook afgewezen. In deze tijd van bezuinigingen kunnen via aanbestedingen vaak directe financiële voordelen door gemeenten worden ingeboekt. Hier speelt ook een rol dat binnen een gemeentelijke organisatie meerdere belangen spelen. Zo zal een afdeling Openbare Ruimte niet per definitie hetzelfde belang hebben als een afdeling Sociale Zaken.

Vanaf 2015 is met de komst van de Participatiewet een grotere groep met arbeidsbeperkingen aangewezen op arbeid. Het belang van social return wordt dan nog groter.

In nauwe samenspraak tussen gemeenten, Werkvoorzieningschap en IBN zijn, met / ondersteuning door extern deskundigen, voorstellen uitgewerkt die passend binnen regelgeving met betrekking tot aanbesteden, mogelijkheden bieden om werkgelegenheid te reserveren voor de doelgroep Wsw. Deze voorstellen zijn eind 2007 naar alle gemeenten verstuurd.

In 2017 zal ook met gemeenten via de projectstructuur Werk en Inkomen bekeken worden hoe de inzet van social return tot meer werkgelegenheid voor de totale onderkant van de arbeidsmarkt kan zorgen. Een mogelijk goed bruikbaar instrument is in dit verband de Prestatieladder Socialer Ondernemen (PSO). De vooruitgang op dit punt zal ambtelijk en bestuurlijk worden gemonitord via de projectstructuur Werk en Inkomen.

Artikel 2.2 Aanpassing Wsw en komst Participatiewet. 

De Wsw is per 01-01-08 herijkt. Dit wordt ook wel aangeduid met de "modernisering van de Wsw".

De wet heeft geleid tot versteviging van de gemeentelijke verantwoordelijkheid, meer rechten voor de cliënt en in onze regio nog meer plaatsingen buiten de infrastructuur van het eigen SW-bedrijf (= beweging van binnen naar buiten).

In de in juni 2008 vastgestelde verordening PGB zijn de nadere voorwaarden voor toekenning van PGB geregeld. Tevens is invulling gegeven aan cliëntenparticipatie door de op 3 november 2008 geïnstalleerde Wsw-raad.

Met de komst van de Participatiewet per 1 januari 2015, is vanaf die datum niemand meer ingestroomd in de Wsw. Het per die datum zittend bestand werknemers behoudt haar rechten en verplichtingen.

Mensen die niet in staat zijn om zelfstandig het minimumloon te verdienen, kunnen via de Participatiewet worden geholpen aan betaalde arbeid. Om te kunnen beschikken over voldoende werkgelegenheid voor de doelgroep hebben werkgevers zich gecommitteerd aan de opdracht om na een groeimodel in 2026,125.00 banen voor mensen met een arbeidsbeperking te realiseren.

Hiermee vervalt vooralsnog de quotumregeling voor werkgevers.

Onderdeel van deze maatregelen is tevens een forse bezuiniging. Het fictief Wsw- budget wordt teruggebracht naar ruim € 22.000,- per SE. De rijkssubsidie Wsw bedroeg in 2009 nog € 27.000,- en in 2012 ruim € 25.000,-. per SE. In 2015 bedraagt het fictief Wsw-budget € 25.917,-. De exploitatie van IBN zal hierdoor onder zware druk komen te staan. Gemeenten moeten er dan ook rekening mee houden, dat in de toekomst geen "winstuitkering" via de AGR meer zal plaats vinden.

Artikel 2.3 Economische ontwikkelingen.

Ondanks het economisch herstel blijft de werkloosheid in Nederland erg hoog. Onze regio vormt daarop geen uitzondering. De combinatie van bezuinigingen bij gemeenten en lagere rijkssubsidies zullen hun weerslag hebben op de financiële resultaten van IBN. Gemeenten zullen in de toekomst dan ook rekening moeten houden met een lagere "winstuitkering" via de Algemene Gemeentelijke Reserve.

Door het gevormde weerstandsvermogen is een gemeentelijke bijdrage voor een eventueel exploitatietekort van IBN de komende j aren echter niet aan de orde.

Artikel 2.4 Adoptieregeling.

Voor een betere afstemming van werkprocessen tussen gemeenten en gemeenschappelijke regelingen zijn afspraken gemaakt over informatievoorziening aan gemeenten. Het Werkvoorzieningschap heeft de gemeentelijke voorstellen op dit punt overgenomen.

In dit verband is ook een adoptieregeling afgesproken waarbij de gemeenten Oss en Sint Anthonis de werkvoorziening hebben geadopteerd. Deze gemeenten zullen kademota/producten, begroting en jaarrekening van het Werkvoorzieningschap analyseren voor de andere deelnemende gemeenten. Het Werkvoorzieningschap heeft goede afspraken met beide gemeenten gemaakt, zodat deze gemeenten hun rol goed kunnen vervullen.

Hoofdstuk 3 Nieuw beleid in de situatie going concern.

In hoofdstuk 2 van deze kademota is aangegeven wat naar de huidige inzichten de omgeving is waarbinnen het Werkvoorzieningschap zich dient te manifesteren.

Tevens is daarbij aangegeven op welke wijze het Werkvoorzieningschap zal trachten daaraan invulling te geven.

Interne en externe omgevingsfactoren waarmee het Werkvoorzieningschap te maken heeft, zullen regelmatig wijzigen en vragen daarop te anticiperen. In hoeverre dat ten opzichte van huidig beleid om nieuw beleid vraagt in 2017 is nog niet voorzienbaar.

Wel kan nu reeds gesteld worden, dat eventueel nieuw beleid geen hogere gemeentelijke bijdrage vraagt, tenzij daarover nadrukkelijk tijdig afspraken met gemeenten worden gemaakt.

Hoofdstuk 4 Financiële kaders in de situatie van growing concern.

Niet van toepassing

Hoofdstuk 5 Financiële kaders

Bij de hierna geformuleerde financiële kaders zijn de volgende door de gemeente vastgestelde uitgangspunten in acht genomen.

  • 1. voor 2012 is verzocht om een verlaging van de gemeentelijke bijdrage van 10% ten opzichte van de begroting 2011. Wij hebben een verlaging toegepast van 15%.

    Voor de jaren 2013 en 2014 is steeds een indexering van 0% toegepast ten opzichte van het voorgaande jaar. Voor de jaren 2015, 2016 en 2017 is conform de brief van de burgemeester van Oss van 03-12-2013 (gevolgen septembercirculaire), namens de 11 aan het Werkvoorzieningschap deelnemende gemeenten, voor die jaren de gemeentelijke bijdrage nogmaals met respectievelijk 5%, 8% en 9% ten opzichte van 2014 verlaagd.

  • 2. er worden voor 2017 geen autonome ontwikkelingen voorzien die vragen om financiële compensatie door gemeenten;

  • 3. bedrijfsvoeringzaken (zoals functiewaardering en pensioenontwikkelingen) behoren in principe tot de verantwoordelijkheid van de gemeenschappelijke regeling, dus geen afzonderlijke compensatie vanuit de gemeenten;

  • 4. nieuw beleid dient in de situatie van going concern door de gemeenschappelijke / regeling opgevangen te worden door herschikking binnen het bestaande financiële kader dan wel gefinancierd te worden uit doeluitkeringen of uit additionele middelen van derden (niet zijnde gemeenten);

  • 5. nieuw beleid in de situatie van growing concern (er is dan sprake van al dan niet wettelijke nieuwe taken die door de gemeenschappelijke regeling uitgevoerd moeten worden of van vraagsturing door gemeenten) is alleen mogelijk als hierover tijdig een gemeenschappelijk standpunt vanuit de deelnemende gemeenten is bepaald en extra financiële middelen beschikbaar komen dan wel beschikbaar worden gesteld.

Hoofdstuk 6 Meerjarenraming

Onderstaande cijfers betreffen de gemeentelijke bijdrage.

Jaren ________________________________________2016 2017 2018 2019

Eerder vastgestelde meerjarenraming in centen per inwoner

0,29

0,29

0,29

0,29

Effecten bestaand beleid +/- per inwoner

0

0

0

0

Effect indexatie loon- en prijspijl +/- per inwoner

0

0

0

0

Effect nieuw beleid +/- per inwoner

0

0

0

0

Effect inleveren oud beleid voor nieuw +/- per inwoner

Hoofdstuk 7 Reservepositie

Het Werkvoorzieningschap is een openbaar lichaam/publiekrechtelijk rechtspersoon ingesteld krachtens de Wet gemeenschappelijke regelingen door 11 gemeenten in de regio Noordoost-Brabant. Het openbaar lichaam is verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wsw voor deze 11 gemeenten. De materiële uitvoering van de Wsw is opgedragen aan de 100% deelneming IBN Holding BV.

In sociaal-economische afspraken zijn de wederzijdse rechten en verplichtingen vastgelegd. Onderdeel hiervan is de afspraak dat binnen IBN Holding BV voldoende weerstandsvermogen wordt gevormd om toekomstige mogelijke risico's te kunnen opvangen.

Deze risico's zijn in principe voor rekening van IBN Holding BV. De activiteiten van het Werkvoorzieningschap en de daarmee samenhangende kosten zijn voor de komende 3 a 4 jaar goed te ramen. Dit gebeurt via de meerjarenraming. Eveneens is voor deze periode te ramen waar de benodigde dekkingsmiddelen vandaan dienen te komen.

Dit is eveneens opgenomen in de meerjarenbegroting, die vast onderdeel is van de jaarlijkse begroting. Om deze redenen is het niet noodzakelijk om ten behoeve van het Werkvoorzieningschap Noordoost-Brabant een apart weerstandsvermogen te vormen. Het eigen vermogen van het Werkvoorzieningschap bestaat per 31-12-2014 uit:

100% deelneming IBN Holding BV ad € 18.331.000,- + Saldo algemene gemeentelijke reserve per 31-12-2014 ad € 5.017.500.- = Totaal

23.348.500.-

Hoofdstuk 8

De deelneming is gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs. De netto-vermogenswaarde van deze deelneming bedraagt per 31-12-2014

€ 47.800.000,-.

Per dezelfde datum bedraagt de solvabiliteit van deze BV 63%.

Afhankelijk van de exploitatieresultaten van de deelneming zal in de toekomst overgegaan kunnen worden tot dividenduitkering door IBN Holding BV aan het Werkvoorzieningschap.

Eventuele dividenduitkeringen zal het Werkvoorzieningschap in principe toevoegen aan de Algemene Gemeentelijke Reserve.

Het saldo van deze reserve zal afnemen indien gemeenten verzoeken om geld te mogen onttrekken aan deze reserve.

De waardering van de deelneming blijft tegen verkrijgingsprijs en zal derhalve niet wijzigen.

Hoofdstuk 9 Slotwoord

Ten slotte

kan nog medegedeeld worden dat de begrotingen van het Werkvoorzieningschap Noordoost-Brabant steeds sluitend zullen zijn.

Alle activa zijn per ultimo 2005 afgeschreven. De afschrijvingen bedragen derhalve 0. Voor zover in de toekomst voor afschrijvingen in aanmerking komende investeringen plaatsvinden, zullen de afschrijvingen conform het Besluit begroting en verantwoording lineair zijn.

Uit de jaarrekening 2015 zullen geen zaken naar voren komen die in de begroting 2017 moeten worden meegenomen.