Regeling vervallen per 31-07-2019

LANDSVERORDENING houdende regeling van het assurantiebemiddelingsbedrijf

Geldend van 28-03-2018 t/m 30-07-2019

Intitulé

LANDSVERORDENING houdende regeling van het assurantiebemiddelingsbedrijf

HOOFDSTUK I Algemene bepalingen

Artikel 1

  • 1. In deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      asssurantiebemiddelaar: ieder die, anders dan uit hoofde van een arbeidsovereenkomst, bemiddeling verleent bij het sluiten van een verzekering;

    • b.

      sub–agent: ieder die namens en voor rekening van een assurantiebemiddelaar zijn bemiddeling verleent bij het sluiten van een verzekering;

    • c.

      verzekeraar: ieder die op grond van de Landsverordening toezicht verzekeringsbedrijf voor eigen rekening het verzekeringsbedrijf uitoefent;

    • d.

      gevolmachtigd agent: ieder die als gevolmachtigde vertegenwoordiger van een verzekeraar voor diens rekening het verzekeringsbedrijf uitoefent;

    • e.

      Bank: Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten;

    • f.

      minister: Minister van Financiën;

    • g.

      gekwalificeerde deelneming: een rechtstreeks of middellijk belang van meer dan 10% van het nominaal kapitaal van een onderneming of instelling, of het rechtstreeks of middellijk kunnen uitoefenen van meer dan 10% van de stemrechten in een onderneming of instelling,   of het rechtstreeks of middellijk kunnen uitoefenen van een daarmee vergelijkbare zeggenschap in een onderneming of instelling;

    • h.

      externe deskundige: een externe deskundige als bedoeld in artikel 121 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

    • i.

      dwangbevel: een schriftelijk bevel van de Bank dat ertoe strekt de betaling van een geldschuld af te dwingen;

    • j.

      toezichthoudende instantie: een overheidsinstantie respectievelijk een van overheidswege aangewezen instantie die belast is met het toezicht op financiële markten of op rechtspersonen, vennootschappen of natuurlijke personen die op die markten werkzaam zijn, alsmede een overheidsinstantie, respectievelijk een van overheidswege aangewezen instantie die belast is met het toezicht op de naleving van wettelijke regelingen ter zake van de bestrijding van witwassen en de financiering van terrorisme.

  • 2. De bij of krachtens deze landsverordening uitgevaardigde voorschriften, die van toepassing zijn op een verzekeraar, zijn eveneens van toepassing op de gevolmachtigde agent.

Artikel 2

  • 1. Het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde is, tenzij daaruit anders voortvloeit, van toepassing op alle assurantiebemiddelingsactiviteiten in Sint Maarten.

  • 2. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kan worden bepaald dat, en zo nodig onder welke voorwaarden, deze landsverordening geheel of gedeeltelijk niet van toepassing is op de bemiddeling van bij dat landsbesluit aan te wijzen vormen van verzekering.

  • 3. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen categorieën van assurantiebemiddelaars worden aangewezen, waarop deze landsverordening geheel of gedeeltelijk niet van toepassing is. Deze aanwijzing kan onder voorwaarden geschieden.

Artikel 3

  • 1. Het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde is, in zoverre voldaan wordt aan de in het tweede lid bedoelde voorwaarden, niet van toepassing op de assurantiebemiddelaar die tijdelijk in Sint Maarten verblijft om aldaar te bemiddelen ter zake van een verzekering die:

    • a.

      een verzekeraar vanuit een vestiging buiten Sint Maarten sluit met een verzekeringnemer die rechtspersoon is of handelt in de uitoefening van een bedrijf of beroep;

    • b.

      een verzekeraar vanuit een vestiging in Sint Maarten sluit met een verzekeringnemer die in het buitenland woonachtig of gevestigd is.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde voorwaarden houden in dat:

    • a.

      de assurantiebemiddelaar in het buitenland is geregistreerd op een wijze die vergelijkbaar is met de in deze landsverordening geregelde registratie;

    • b.

      ingeval het bepaalde in het eerste lid, onderdeel a, het naar de aard en de waarde van het te verzekeren belang, niet binnen Sint Maarten verzekerbare risico’s betreft. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen nadere regels worden gesteld ten aanzien van de aard en de waarde van het te verzekeren belang;

    • c.

      de betrokken assurantiebemiddelaar jaarlijks binnen drie maanden na afloop van het kalenderjaar aan de Bank een bewijs overlegt van de registratie in zijn land van domicilie alsmede van de door zijn bemiddeling in het afgelopen kalenderjaar tot stand gekomen overeenkomsten van verzekering middels een door de Bank vast te stellen modelformulier.

HOOFDSTUK II Toegang tot het assurantiebemiddelingsbedrijf

Artikel 4

  • 1. Het is een ieder verboden in of vanuit Sint Maarten als assurantiebemiddelaar op te treden zonder voorafgaande vergunning van de Bank.

  • 2. Aan de vergunning kunnen te allen tijde voorschriften worden verbonden en beperkingen worden gesteld in het belang van de ontwikkeling en instandhouding van een gezonde bedrijfstak van assurantiebemiddeling, alsmede ter bescherming van de belangen van een of meer verzekeraars, verzekeringnemers, verzekerden of gerechtigden op uitkeringen.

Artikel 4a

  • 1. De Bank houdt een register voor assurantiebemiddelaars aan wie een vergunning is verleend, waarvan de inrichting in twee hoofdafdelingen als volgt is vastgesteld:

    Afdeling I – Schade

    Afdeling II – Leven

    Een assurantiebemiddelaar kan in beide hoofdafdelingen worden ingeschreven.

    De Bank kan de hoofdafdelingen onderverdelen in onderafdelingen voor de door de Bank te onderscheiden categorieën ‘Schade’ en ‘Leven’.

  • 2. Een assurantiebemiddelaar waaraan een vergunning is verleend wordt per gelijke datum van de vergunningverlening door de Bank ingeschreven in het register.

  • 3. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kan worden bepaald of een assurantiebemiddelaar een afhankelijke dan wel een onafhankelijke assurantiebemiddelaar is en kunnen nadere regels ten  aanzien hiervan worden gesteld.

  • 4. De inschrijving van een assurantiebemiddelaar in het register, waarvan de vergunning is ingetrokken, wordt door de Bank doorgehaald.

  • 5. De inschrijving van een assurantiebemiddelaar in het register wordt binnen twee weken na de dag waarop zij heeft plaatsgehad, digitaal bekendgemaakt op de website van de Bank.

  • 6. In de maand januari van elk jaar publiceert de Bank een afschrift van het register naar de stand van 31 december van het voorgaande jaar op  haar website.

  • 7. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de verplichting van assurantiebemiddelaars om aanvullende gegevens bekend te maken.

  • 8. De Bank houdt een afschrift van het register voor een ieder kosteloos ter inzage.

Artikel 5

  • 1. De aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 4, eerste lid, geschiedt door indiening van een aanvraagformulier bij de Bank. De Bank stelt het model van het aanvraagformulier vast.

  • 2. Op een aanvraag om een vergunning beslist de Bank uiterlijk 60 dagen na ontvangst van een volledige aanvraag en deelt de aanvrager haar beslissing bij aangetekende brief mee.

Artikel 6

  • 1. De Bank verleent een vergunning, indien:

    • a.

      de aanvrager beschikt over de vakbekwaamheid die is vereist voor een behoorlijke uitoefening van het assurantiebemiddelingsbedrijf;

    • b.

      naar het oordeel van de Bank er geen reden is te veronderstellen dat de aanvrager als assurantiebemiddelaar het aanzien van het assurantiebemiddelingsbedrijf zal schaden;

    • c.

      de financiële gegoedheid van aanvrager voldoende waarborg biedt voor de continuïteit van het betreffende assurantiebemiddelingsbedrijf;

    • d.

      de aanvrager kantoor houdt in Sint Maarten;

    • e.

      de aanvrager, ter dekking van de aansprakelijkheid voortvloeiende uit de uitoefening van zijn werkzaamheden als assurantiebemiddelaar, een verzekeringsovereenkomst heeft afgesloten met een verzekeraar die, ingevolge de wetgeving van zijn land van domicilie, bevoegd is het verzekeringsbedrijf uit te oefenen.

  • 2. Aan de in het eerste lid, onder a, gestelde eis kan slechts worden voldaan door het bezit van een diploma dat bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, is erkend. De Bank en de in artikel 21 bedoelde representatieve organisaties van assurantiebemiddelaars en verzekeraars worden gehoord voordat het landsbesluit wordt vastgesteld.

  • 3. Indien de aanvrager een natuurlijk persoon is, dient deze meerderjarig te zijn of handlichting te hebben verkregen en niet onder curatele te zijn gesteld.

  • 4. Indien de aanvrager niet zelf de feitelijke leiding over een vestiging van zijn assurantiebemiddelingsbedrijf heeft, gelden voor hem de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b, c, d en e, en het derde lid. Voor degenen die volgens de opgave van de aanvrager de feitelijke leiding hebben, gelden de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, en het derde lid, alsmede de verplichting om in Sint Maarten woonplaats te hebben.

  • 5. De Bank vermeldt in het register bij de inschrijving van de assurantiebemiddelaar de namen van degenen die door de assurantiebemiddelaar zijn belast met de feitelijke leiding.

  • 6. De assurantiebemiddelaar is verantwoordelijk en aansprakelijk voor de handelingen van sub-agenten die zijn bedrijf betreffen en van ieder die blijkens het register feitelijk leiding geeft.

  • 7. Met het oog op een gezonde, prudente en integere bedrijfsvoering van de assurantiebemiddelaar mogen de handelingen en antecedenten van de houders van een gekwalificeerde deelneming in de onderneming van de aanvrager naar het oordeel van de Bank de belangen van een of meer verzekeraars, verzekeringnemers, verzekerden of gerechtigden op uitkeringen niet in gevaar brengen.

  • 8. De Bank kan besluiten dat een assurantiebemiddelaar niet hoeft te voldoen aan een of meer van de eisen, genoemd in het eerste, tweede, derde, vierde en zevende lid, indien deze aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet volledig kan worden voldaan en dat de doeleinden die deze landsverordening beoogt te bereiken anderszins voldoende zijn bereikt. De Bank kan het hiervoor bedoelde besluit wijzigen of intrekken, indien naar haar oordeel de omstandigheden waaronder het besluit is genomen zodanig zijn gewijzigd dat de doeleinden die deze landsverordening beoogt te bereiken niet langer worden bereikt.

Artikel 6a

De Bank kan de vergunning weigeren, indien:

  • a.

    zij gronden heeft om aan te nemen dat de assurantiebemiddelaar de  vergunning heeft aangevraagd om zich te onttrekken aan de regelgeving inzake het toezicht op assurantiebemiddelaars in een andere Staat;

  • b.

    de structuur van de groep waarvan de assurantiebemiddelaar deel uitmaakt zodanig is dat de Bank onvoldoende adequaat en effectief toezicht kan uitoefenen op de assurantiebemiddelaar;

  • c.

    zij van oordeel is dat het verlenen van de vergunning in strijd is of zou kunnen zijn met de ontwikkeling of instandhouding van een gezonde bedrijfstak van assurantiebemiddeling, onderscheidenlijk ten detrimente van één of meer verzekeraars, verzekeringnemers, verzekerden of gerechtigden op uitkeringen zou kunnen zijn; of,

  • d.

    zij van oordeel is dat de Bank of de instantie van het land van herkomst van de betrokken assurantiebemiddelaar die met het toezicht op assurantiebemiddelaars is belast, onvoldoende adequaat en effectief toezicht op geconsolideerde basis kan uitoefenen.

Artikel 6b

De assurantiebemiddelaar waaraan een vergunning als bedoeld in artikel 4, eerste lid, is verleend, is gehouden aan het bepaalde in artikel 6, eerste, tweede, derde, vierde en zevende lid, alsmede aan de beperkingen gesteld bij en de voorschriften verbonden aan de vergunning te blijven voldoen.

Artikel 7

  • 1. De Bank trekt de vergunning in, indien:

    • a.

      de vergunninghouder de intrekking daarvan verzoekt. Binnen 60 dagen na ontvangst van een zodanig verzoek wordt daarop door de Bank beslist;

    • b.

      de vergunninghouder is overleden;

    • c.

      de vergunninghouder in staat van faillissement is verklaard of aan hem surseance van betaling is verleend;

    • d.

      de vergunninghouder in liquidatie is getreden;

    • e.

      de vergunninghouder onder curatele is gesteld of zijn handlichting is ingetrokken;

    • f.

      de vergunninghouder niet meer in het bezit is van de ontheffing, bedoeld in artikel 8, eerste lid;

    • g.

      de vergunninghouder niet binnen een door de Bank vast te stellen termijn met haar bedrijf daadwerkelijk een aanvang heeft gemaakt;

    • h.

      de vergunninghouder kennelijk het assurantiebemiddelingsbedrijf niet meer uitoefent;

    • i.

      de vergunninghouder kennelijk niet meer voldoet aan de in artikel 1, onderdeel a, gegeven definitie;

    • j.

      de vergunninghouder de feitelijke leiding over een of meer vestigingen van zijn assurantiebemiddelingsbedrijf laat uitoefenen door natuurlijke personen die niet voldoen aan de vereisten, bedoeld in artikel 6, vierde lid, tweede volzin;

    • k.

      de vergunninghouder naar het oordeel van de Bank in ernstige mate in strijd handelt met de belangen van een of meer verzekeraars, verzekeringnemers, verzekerden of gerechtigden op uitkeringen of het belang van een gezonde ontwikkeling van het assurantiebemiddelingsbedrijf in het algemeen;

    • l.

      de vergunninghouder van de vergunning misbruik of oneigenlijk gebruik maakt;

    • m.

      de structuur van de groep waarvan de assurantiebemiddelaar deel uitmaakt zodanig wordt gewijzigd dat de Bank of de instantie van het land van herkomst die met het toezicht op assurantiebemiddelaars is belast, onvoldoende adequaat en effectief toezicht, onderscheidenlijk   geconsolideerd toezicht kan uitoefenen op de assurantiebemiddelaar; of,

    • n.

      de assurantiebemiddelaar, of een van de beleidsbepalende of medebeleidsbepalende personen van de betreffende assurantiebemiddelaar niet of niet meer voldoen aan de bij of krachtens deze landsverordening of de Landsverordening melding ongebruikelijke transacties opgelegde verplichtingen.

  • 2. De Bank kan de vergunning intrekken, indien:

    • a.

      de gegevens of bescheiden die zijn verstrekt ter verkrijging van de vergunning zodanig onjuist of onvolledig blijken, dat op het verzoek een andere beslissing zou zijn genomen als bij de beoordeling van het verzoek de juiste omstandigheden volledig bekend waren; of,

    • b.

      zich omstandigheden voordoen of feiten bekend worden op grond waarvan, zo zij voor het tijdstip waarop de vergunning werd verleend zich hadden voorgedaan of bekend waren geweest, de vergunning zou zijn geweigerd.

  • 3. Het besluit tot intrekking van de vergunning of de weigering tot intrekking van de vergunning is met redenen omkleed en wordt door de Bank bij deurwaardersexploot aan de betrokken assurantiebemiddelaar betekend.

  • 4. Het besluit tot intrekking van de vergunning en indien de Bank zulks noodzakelijk acht in het belang van de ontwikkeling en instandhouding van een gezonde bedrijfstak van assurantiebemiddeling, ook de redenen voor de intrekking, worden zo spoedig mogelijk nadat dit besluit onherroepelijk is geworden, digitaal gepubliceerd op de website van de Bank. De Bank kan, indien zij dit in het belang van één of meer verzekeraars, verzekeringnemers, verzekerden of gerechtigden op uitkeringen acht, het besluit, alsmede de redenen voor de intrekking, bedoeld in de eerste volzin, eveneens op andere door haar te bepalen wijze bekendmaken. De kosten van de laatstbedoelde bekendmaking  komen ten laste van de betrokken assurantiebemiddelaar.

  • 5. De Bank kan de in het derde lid bedoelde publicatie tot een nader door haar te bepalen tijdstip aanhouden, indien openbaarmaking ernstige schade aan de belangen van verzekeraars, verzekeringnemers, verzekerden of gerechtigden op uitkeringen zou kunnen toebrengen.

Artikel 8

  • 1. Op een daartoe strekkend schriftelijk verzoek van een assurantiebemiddelaar kan de Bank ontheffing verlenen van de in artikel 6, eerste lid, onderdeel a, bedoelde vakbekwaamheideis. De ontheffing kan onder voorwaarden geschieden. Een afwijzende beschikking op het verzoek is met redenen omkleed.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde ontheffing kan met terugwerkende kracht worden verleend. De ontheffing geldt voor ten hoogste een jaar en kan ten hoogste tweemaal met een jaar worden verlengd.

  • 3. Bij de inschrijving van een assurantiebemiddelaar in het register, bedoeld in artikel 4a, eerste lid, wordt van degene aan wie een ontheffing als bedoeld in het eerste lid is verleend, aangetekend:

    • a.

      de naam van de assurantiebemiddelaar;

    • b.

      de grond van de ontheffing; en,

    • c.

      de termijn waarvoor de ontheffing is verleend.

Artikel 8a

  • 1. De Bank kan bij overtreding van artikel 4, eerste lid, dan wel in het geval dat in strijd met de weigering, bedoeld in artikel 4, derde, vierde en vijfde lid, om een aangevraagde vergunning te verlenen, respectievelijk in strijd met artikel 45, tweede lid, ontheffing te verlenen, wanneer deze weigering onherroepelijk is geworden en de aanvrager handelt als was hem de vergunning of de ontheffing is verleend, een openbare waarschuwing uitvaardigen, indien nodig onder vermelding van de overwegingen die tot die waarschuwing hebben geleid.

  • 2. De bevoegdheid om een openbare waarschuwing als bedoeld in het eerste lid uit te vaardigen laat onverlet de bevoegdheid van de Bank om  openbare waarschuwingen van internationale of intergouvernementele organisaties in Sint Maarten te publiceren.

  • 3. Indien de Bank besluit een openbare waarschuwing als bedoeld in het eerste lid uit te vaardigen, stelt zij de betrokken persoon of instelling in kennis van het besluit.

  • 4. Het besluit vermeldt in ieder geval de geconstateerde overtreding, de inhoud van de openbaarmaking, de gronden waarop het besluit berust alsmede de wijze waarop en de termijn waarna de openbare waarschuwing zal worden uitgevaardigd.

  • 5. Het uitvaardigen van een openbare waarschuwing geschiedt niet eerder dan nadat vijf werkdagen zijn verstreken na de dag waarop de betrokken persoon of instelling overeenkomstig het derde en vierde lid in kennis is gesteld van het besluit.

  • 6. Indien wordt verzocht om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 85, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak wordt de werking van het besluit opgeschort totdat er een uitspraak is van het Gerecht in eerste aanleg.

  • 7. Indien bescherming van de belangen die deze landsverordening beoogt te beschermen geen uitstel toelaat, kan de Bank, in afwijking van de voorgaande leden, onverwijld een openbare waarschuwing uitvaardigen.

  • 8. De uitvaardiging van een openbare waarschuwing als bedoeld in dit artikel, geschiedt digitaal op de website van de Bank dan wel op een andere door de Bank te bepalen wijze.

Artikel 8b

  • 1. De Bank heeft verordenende bevoegdheid voor het stellen van regels  omtrent de invoering,  uitvoering en handhaving door vergunninghouders van passende procedures voor controle, communicatie en andere te treffen maatregelen ter uitvoering van deze landsverordening. De Bank stelt bij verordening ten behoeve van de ingevolge deze landsverordening onder haar toezicht staande  assurantiebemiddelaars algemeen verbindende voorschriften vast met betrekking tot:

    • a.

      deskundigheid en integriteit;

    • b.

      financiële waarborgen;

    • c.

      bedrijfsvoering, waaronder de maatregelen gericht op het bevorderen en handhaven van een integere bedrijfsvoering; en,

    • d.

      informatieverschaffing aan de Bank en aan het publiek.

  • 2. Onder algemeen verbindende voorschriften als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, worden in ieder geval verstaan regels ter zake van:

    • a.

      het tegengaan van verstrengeling van tegenstrijdige belangen;

    • b.

      het voorkomen van betrokkenheid van de assurantiebemiddelaar en van haar werknemers bij strafbare feiten die het vertrouwen in het bedrijf van assurantiebemiddelaar of in de financiële markten in het algemeen schaden;

    • c.

      het voorkomen van betrokkenheid van de assurantiebemiddelaar en van haar werknemers bij handelingen die anderszins in het maatschappelijk verkeer zodanig onaanvaardbaar zijn, dat deze het vertrouwen in het bedrijf van assurantiebemiddelaar of in de financiële markten in het algemeen schaden;

    • d.

      het vaststellen van de identiteit, de aard en de achtergrond van de cliënten van het de assurantiebemiddelaar;

    • e.

      ordelijke en transparante financiële marktprocessen; en,

    • f.

      zuivere verhoudingen tussen marktpartijen en zorgvuldige behandeling van cliënten of consumenten, zoals het waarborgen van de informatieverstrekking aan cliënten of consumenten.

  • 3. De Bank kan ter uitvoering van aanbevelingen en regelingen van internationale of intergouvernementele organisaties bij verordening algemeen verbindende voorschriften van technische en organisatorische aard uitvaardigen ten behoeve van de ingevolge deze landsverordening onder haar toezicht staande instellingen. Die instellingen zijn verplicht zich te  houden, alsmede zich te blijven houden aan die voorschriften.

  • 4. De voorschriften, bedoeld in het eerste en derde lid, treden in werking op een in die voorschriften te bepalen tijdstip doch niet eerder dan de bekendmaking, bedoeld in artikel 98, tweede lid, van de Staatsregeling. De Bank plaatst de voorschriften digitaal op de website van de Bank.

Artikel 8c

  • 1. De Bank legt de algemeen verbindende voorschriften, bedoeld in deze landsverordening, ter goedkeuring voor aan de minister.

  • 2. De voordracht tot publicatie van de algemeen verbindende voorschriften wordt niet eerder gedaan dan nadat deze zijn goedgekeurd door de minister.

  • 3. De minister kan in het geval dat de algemeen verbindende voorschriften in strijd zijn met het recht en de Bank de geconstateerde onvolkomenheid na overleg niet heeft weggenomen, weigeren de goedkeuring te verlenen. Het besluit tot onthouding van goedkeuring is met redenen omkleed en bepaalt de gevolgen daarvan.

  • 4. De goedkeuring wordt geacht te zijn gegeven indien de minister binnen vier weken na het overleggen van de algemeen verbindende  voorschriften, niet heeft gereageerd.

  • 5. Indien een door de Bank vastgestelde verordening naar het oordeel van de minister in strijd is met het recht, kan de regering de verordening geheel of gedeeltelijk vernietigen wegens strijd met het recht, de Raad van Advies gehoord. Het landsbesluit tot vernietiging is met redenen  omkleed en bepaalt de gevolgen daarvan.

Artikel 9

  • 1. Een in het register ingeschreven assurantiebemiddelaar deelt wijzigingen in de gegevens, vermeld in het in artikel 5, eerste lid, bedoelde aanvraagformulier, onverwijld schriftelijk aan de Bank mee.

  • 2. Voor zover deze wijzigingen betrekking hebben op gegevens opgenomen in het register, brengt de Bank de wijzigingen in het register aan.

  • 3. [vervallen]

Artikel 9a

  • 1. Het is een assurantiebemiddelaar verboden zonder voorafgaande toestemming van de Bank:

    • a.

      haar statuten te wijzigen;

    • b.

      een gekwalificeerde deelneming in een andere onderneming of instelling te houden, te verwerven dan wel te vergroten; of,

    • c.

      bemiddelingsactiviteiten buiten Sint Maarten uit te oefenen.

  • 2. Het is een ieder verboden zonder voorafgaande toestemming van de  Bank:

    • a.

      personen te benoemen die het beleid van een assurantiebemiddelingsbedrijf bepalen of mede bepalen dan wel personen te benoemen die de feitelijke leiding van het assurantiebemiddelingsbedrijf hebben;

    • b.

      de leden van de raad van commissarissen van een assurantiebemiddelingsbedrijf of van het orgaan dat een aan die raad van commissarissen gelijksoortige taak heeft te benoemen; of,

    • c.

      aandelen direct of indirect van een assurantiebemiddelingsbedrijf over te dragen of te vervreemden.

Artikel 10

[vervallen]

HOOFDSTUK III De beloning van de assurantiebemiddelaar

Artikel 11

De beloning van de assurantiebemiddelaar bestaat, onverminderd artikel 12, tweede lid, uitsluitend uit provisie ter zake van het bemiddelen bij het afsluiten van verzekeringen, het bemiddelen bij het verlengen van verzekeringen of het incasseren van premies.

Artikel 12

  • 1. Het is een assurantiebemiddelaar verboden aan een verzekeringnemer dan wel aan hen ten behoeve van wie een verzekering is gesloten in geval van schade een afmakingscourtage in rekening te brengen.

  • 2. Van dit verbod kan de Bank voor bepaalde, bij landsbesluit houdende algemene maatregelen, te bepalen vormen van verzekering ontheffing verlenen aan de assurantiebemiddelaar die ten genoegen van de Bank aantoont dat hij over het daartoe geschikte bedrijfsapparaat en de expertise beschikt en de redelijkerwijs van hem te eisen inspanningen bij de schadeafwikkeling kan verrichten.

  • 3. De Bank kan de beoordeling van de kwaliteit van het bedrijfsapparaat, de expertise en de procedures voor de afwikkeling van schaden ten laste van de betreffende assurantiebemiddelaar door een deskundige derde laten doen.

  • 4. De afmakingscourtage die in rekening mag worden gebracht, bedraagt ten hoogste 1% van het aan de verzekerde uit te keren schadebedrag.

  • 5. De in het tweede lid bedoelde ontheffing geldt voor een periode van drie jaren en kan telkens met drie jaren worden verlengd. Zij kan evenwel tussentijds worden ingetrokken indien de betrokken assurantiebemiddelaar niet meer voldoet aan de eisen, gesteld voor het verkrijgen van de ontheffing.

  • 6. De ontheffing, bedoeld in het tweede lid, wordt in het register opgenomen, doorgehaald en gepubliceerd overeenkomstig de bepalingen van artikel 4a, eerste, vierde, vijfde, zesde en zevende lid.

Artikel 13

  • 1. Het is verboden ter zake van een verzekering direct of indirect provisie, retourprovisie of enig ander op geld waardeerbaar voordeel toe te kennen, af te staan of te beloven aan anderen dan de assurantiebemiddelaar tot wiens portefeuille de verzekering behoort, onverminderd artikel 16, derde lid.

  • 2. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kan vrijstelling worden verleend van het verbod, bedoeld in het eerste lid, indien het verbod in strijd is met algemeen erkende gebruiken of het algemeen belang van het verzekeringsbedrijf. De Bank en de representatieve organisaties van assurantiebemiddelaars en verzekeraars worden gehoord voordat het landsbesluit wordt vastgesteld.

  • 3. Aan een vrijstelling kunnen voorwaarden worden verbonden.

HOOFDSTUK IV De rechtspositie van de assurantiebemiddelaar

Artikel 14

Een verzekeraar die door een assurantiebemiddelaar wordt benaderd met voorstellen tot bemiddeling bij het sluiten van verzekeringen, is verplicht zich te vergewissen van de vergunning van de betrokken assurantiebemiddelaar.

Artikel 15

  • 1. De assurantiebemiddelaar heeft jegens de verzekeraar aanspraak op provisie over alle tot zijn portefeuille behorende verzekeringen met dien verstande dat een verzekering die door bemiddeling van eerstgenoemde tot stand is gekomen of naar zijn portefeuille is overgeboekt tot zijn portefeuille behoort zolang deze daaruit niet is overgeboekt.

  • 2. Intrekking van de vergunning van een assurantiebemiddelaar laat onverlet zijn aanspraken op provisie ter zake van verzekeringen die op het tijdstip van intrekking tot zijn portefeuille behoren of waarop op dat tijdstip artikel 16, tweede lid, van toepassing is.

Artikel 16

  • 1. De verzekeraar kan slechts met toestemming van de assurantiebemiddelaar of diens rechtverkrijgenden een deel of het geheel van diens portefeuille naar de portefeuille van een andere assurantiebemiddelaar overboeken.

  • 2. In afwijking van het in het eerste lid bepaalde boekt de verzekeraar op schriftelijk verzoek van een verzekeringnemer diens verzekering uit de portefeuille van een assurantiebemiddelaar over naar die van een andere assurantiebemiddelaar, tenzij de verzekeraar gegronde bezwaren heeft tegen laatstbedoelde assurantiebemiddelaar.

  • 3. Na de in het eerste lid bedoelde overboeking blijft, in afwijking van artikel 15, eerste lid, de aanspraak op provisies bestaan tot het einde van het lopende verzekeringsjaar indien het een levensverzekering betreft. Indien het een schadeverzekering betreft, blijft de aanspraak bestaan tot de eerstvolgende vervaldatum van de verzekeringsovereenkomst of tot een eerder tijdstip waarop de verzekering door opzegging door de verzekeringnemer kan worden beëindigd, tenzij anders wordt overeengekomen.

  • 4. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op het door een verzekeraar in eigen beheer nemen van een verzekering.

  • 5. In geval van een verzoek van een assurantiebemiddelaar tot overboeking, verleent de verzekeraar zijn medewerking aan de gehele of gedeeltelijke overdracht van de portefeuille van de oorspronkelijke assurantiebemiddelaar naar een andere assurantiebemiddelaar, tenzij de verzekeraar gegronde bezwaren heeft tegen laatstbedoelde assurantiebemiddelaar.

Artikel 17

  • 1.

    • Tenzij anders wordt overeengekomen verzorgt de assurantiebemiddelaar voor de verzekeraar het incasso van de premies.

  • 2. De assurantiebemiddelaar is te allen tijde rekening en verantwoording verschuldigd aan de verzekeraar ter zake van het incasso van de premies. Betaling van de verschuldigde premie en kosten aan de assurantiebemiddelaar bevrijdt de verzekeringnemer van zijn betalingsverplichting jegens de verzekeraar door de gelijktijdige overneming van genoemde betalingsverplichting jegens de verzekeraar door de assurantiebemiddelaar.

  • 3. Indien de inschrijving van de assurantiebemiddelaar in het register is doorgehaald, beëindigt de verzekeraar het incasso van de premies door de assurantiebemiddelaar.

  • 4. Tenzij tussen een verzekeraar en een assurantiebemiddelaar anders is overeengekomen, kan de verzekeraar de assurantiebemiddelaar van het incasso van de premies ontheffen indien:

    • a)

      de assurantiebemiddelaar het incasso van de premies in ernstige mate verwaarloost;

    • b)

      de assurantiebemiddelaar in gebreke blijft namens de verzekeraar door hem geïnde premies tijdig aan de verzekeraar af te dragen dan wel zich schuldig maakt aan handelingen die de vrees wettigen dat hij niet zal voldoen aan zijn uit het incasso van de premies voortvloeiende verplichtingen.

  • 5. In de gevallen waarin ingevolge het bepaalde in het derde en vierde lid het door een assurantiebemiddelaar gevoerde incasso van de premies eindigt, wordt dit door de verzekeraar overgenomen.

  • 6. Hoewel het overnemen van het incasso van de premies de aanspraak op provisie van de assurantiebemiddelaar onverlet laat, is de verzekeraar alsdan bevoegd hetzij aan de assurantiebemiddelaar premie-incassokosten in rekening te brengen, hetzij de aanspraak van de assurantiebemiddelaar op provisie af te kopen. Zo nodig kunnen bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, nadere regels worden vastgesteld ter zake van de door de assurantiebemiddelaar verschuldigde kosten of de aan de assurantiebemiddelaar verschuldigde afkoopsom.

Hoofdstuk IVa Rapportage, publicatie jaarrekening en aanstelling of handhaving van een externe deskundige

Artikel 17a

  • 1. Iedere assurantiebemiddelaar is verplicht jaarlijks binnen een door de Bank vast te stellen termijn een jaarrekening, ten minste bevattende een balans en een winst- en verliesrekening met bijbehorende toelichting, over het afgelopen boekjaar, in een door de Bank vast te  stellen vorm, bij de Bank in te dienen. Hierbij worden ook een verklaring van een externe deskundige en de directiebrieven gevoegd.

  • 2. Iedere assurantiebemiddelaar is verplicht bij de Bank periodiek binnen de daartoe vastgestelde termijnen rapportagestaten nopens haar bedrijf  in te dienen. De vorm waarin de rapportagestaten moeten worden opgemaakt, de achtereenvolgende tijdstippen waarop zij betrekking hebben en de termijnen binnen welke zij moeten worden ingediend,  worden door de Bank bepaald na overleg met de representatieve organisaties, bedoeld in artikel 21.

  • 3. Indien de Bank zulks in het belang van een doelmatig toezicht nodig  acht, kan zij met betrekking tot de rapportagestaten, bedoeld in het tweede lid, bepalen dat:

    • a.

      de achtereenvolgende tijdstippen waarop zij betrekking hebben, alsmede de termijnen waarbinnen zij moeten worden ingediend, worden verkort; of,

    • b.

      hieromtrent een verklaring van een externe deskundige wordt overlegd.

  • 4. De Bank kan een assurantiebemiddelaar van bepaalde hoofdafdelingen, onderscheidenlijk onderafdelingen van het register geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste, tweede en derde lid. Aan de ontheffing kunnen beperkingen worden gesteld en voorschriften worden verbonden. De assurantiebemiddelaar is gehouden aan de voorschriften verbonden aan en de beperkingen gesteld bij de ontheffing, bedoeld in de eerste volzin, te blijven voldoen.

  • 5. De Bank kan bepalen dat de jaarrekening van een assurantiebemiddelaar van een bepaalde hoofdafdeling, onderscheidenlijk onderafdeling van het register, die niet voldoet aan de definitie van grote vennootschap, bedoeld in afdeling 4 van titel 5 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek wordt beoordeeld, onderscheidenlijk gecontroleerd door een andere deskundige dan de externe deskundige.

Artikel 17b

  • 1. De externe deskundige die op grond van artikel 17a, eerste lid, de jaarrekening van een assurantiebemiddelaar van een verklaring moet voorzien en die op grond van artikel 17a, vierde lid, onderdeel b, de staten van een verklaring moet voorzien, meldt de Bank zo spoedig mogelijk elke omstandigheid waarvan hij bij de uitvoering van zijn werkzaamheden kennis heeft gekregen en die:

    • a.

      in strijd is met de eisen die voor het verkrijgen van de vergunning zijn gesteld;

    • b.

      in strijd is met de bij of krachtens deze landsverordeningen opgelegde verplichtingen;

    • c.

      het voortbestaan van de assurantiebemiddelaar bedreigt; of,

    • d.

      de afgifte van een goedkeurende verklaring omtrent de getrouwheid in gevaar zou kunnen brengen.

  • 2. Bij een melding als bedoeld in het eerste lid zendt de externe  deskundige onverwijld aan de Bank een afschrift van zijn rapport, de directiebrieven en de correspondentie die rechtstreeks betrekking heeft op de verklaring bij de jaarrekening, respectievelijk van enig van de periodiek bij de Bank in te dienen staten, indien en voor zover de Bank bij deze staten een verklaring van een externe deskundige nodig heeft geacht. Indien de Bank zulks noodzakelijk acht, geeft de externe deskundige de Bank een mondelinge toelichting op de jaarrekening en de voornoemde stukken.

  • 3. Op de externe deskundige die naast zijn werkzaamheden voor de assurantiebemiddelaar ook werkzaamheden uitvoert voor een andere onderneming of instelling, is de meldingsplicht, bedoeld in het eerste lid, van overeenkomstige toepassing indien de assurantiebemiddelaar  dochtermaatschappij is van die andere onderneming of instelling dan wel indien die andere onderneming of instelling dochtermaatschappij is van de assurantiebemiddelaar.

  • 4. De externe deskundige die op grond van het eerste of derde lid tot een melding aan de Bank is overgegaan, is niet aansprakelijk voor de schade die een derde dientengevolge lijdt, tenzij aannemelijk wordt gemaakt  dat gelet op alle feiten en omstandigheden in redelijkheid niet tot een melding had mogen worden overgegaan.

Artikel 17c

De assurantiebemiddelaar is verplicht binnen een door de Bank vast te stellen termijn zijn jaarrekening over het afgelopen boekjaar, in een door de Bank vast te stellen vorm, te publiceren. De Bank is bevoegd bij verordening nadere algemeen verbindende voorschriften vast te stellen met betrekking tot het publiceren van de in de eerste volzin bedoelde jaarrekening en de wijze waarop en vorm waarin de publicatie dient te geschieden. Op die algemeen verbindende voorschriften is artikel 8b, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 17d

  • 1. Tot het afgeven van een verklaring als bedoeld in artikel 17a, eerste en derde lid, onderdeel b, is slechts bevoegd een externe deskundige tegen wie de Bank geen bezwaar heeft gemaakt.

  • 2. De Bank kan tegen de aanstelling of handhaving van een externe deskundige bezwaar maken, indien de externe deskundige naar haar oordeel niet of niet meer de nodige waarborgen biedt dat deze de hem toevertrouwde taak met betrekking tot de assurantiebemiddelaar naar behoren zal vervullen.

  • 3. Het bezwaar, bedoeld in het tweede lid, wordt schriftelijk ter kennis gebracht van de betrokken assurantiebemiddelaar en van de betrokken externe deskundige.

  • 4. Een assurantiebemiddelaar is verplicht gebruik te maken van de diensten van een externe deskundige, waartegen de Bank geen bezwaar heeft gemaakt.

HOOFDSTUK V Uitvoering

Artikel 18

  • 1.

    • Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze  landsverordening bepaalde zijn belast de daartoe door de President van de Bank aangewezen functionarissen van de Bank, belast met toezicht. Een zodanige aanwijzing wordt bekendgemaakt in de Landscourant.

  • 2. De krachtens het eerste lid aangewezen functionarissen zijn, uitsluitend voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijze noodzakelijk is, bevoegd:

      • a.

        alle inlichtingen te vragen;

      • b.

        inzage te verlangen van alle boeken, bescheiden en andere informatiedragers en daarvan afschrift te nemen of deze daartoe tijdelijk mee te nemen;

      • c.

        zaken aan opneming en onderzoek te onderwerpen, deze daartoe tijdelijk mee te nemen tegen een door hen af te geven schriftelijk bewijs, en daarvan monsters te nemen; en,

      • d.

        alle plaatsen te betreden, eventueel vergezeld van door hen aangewezen personen, met uitzondering van woningen of tot bewoning bestemde gedeelten van vaartuigen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner.

  • 3. Een ieder is verplicht aan de krachtens het eerste lid aangewezen functionarissen alle medewerking te verlenen die op grond van het tweede lid wordt gevorderd.

  • 4. Zo nodig wordt de toegang tot een plaats als bedoeld in het tweede lid, onderdeel d, verschaft met behulp van de sterke arm.

Artikel 18a

  • 1. De Bank kan zich bij het uitoefenen van het toezicht, bedoeld in artikel 18, eerste lid, doen bijstaan dan wel een zodanig toezicht geheel doen uitvoeren door een door de Bank aan te wijzen externe deskundige of andere deskundigen. De Bank kan de kosten die hiermee verband houden geheel of gedeeltelijk doorberekenen aan de betrokken assurantiebemiddelaar. Artikel 18 is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Indien het uitoefenen van het toezicht, bedoeld in artikel 18, eerste lid, dan wel bepaalde werkzaamheden in het kader van een zodanig toezicht door de Bank aan een externe deskundige of aan een andere  deskundige worden opgedragen, is deze verplicht zijn bevindingen rechtstreeks en schriftelijk aan de Bank te rapporteren en na verkregen toestemming van de Bank een afschrift daarvan aan de betrokken assurantiebemiddelaar te zenden.

  • 3. De assurantiebemiddelaar is op verzoek van de Bank verplicht een erkende deskundige aan te wijzen die rechtstreeks aan de Bank rapporteert over de interne organisatie van de assurantiebemiddelaar.

Artikel 18b

De Bank kan in het kader van toezichtuitoefening toestaan dat buitenlandse instanties die met het toezicht op assurantiebemiddelaars zijn belast, onderzoek doen bij in Sint Maarten gevestigde assurantiebemiddelaars die onder geconsolideerd toezicht staan van genoemde toezichthouders. De Bank stelt in voorkomend geval tevoren voorwaarden aan en geeft aanwijzingen ten aanzien van de uitvoering van deze toezichtwerkzaamheden. De functionarissen van de buitenlandse instanties, die een onderzoek als bedoeld in de eerste volzin verrichten, zijn gehouden de aanwijzingen van de Bank stipt op te volgen.

Artikel 18c

  • 1. Met de opsporing van de bij of krachtens deze landsverordening strafbaar gestelde feiten zijn, naast de in artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering bedoelde ambtenaren, belast de daartoe bij landsbesluit aangewezen functionarissen van de Bank. Een zodanige aanwijzing wordt bekendgemaakt in de Landscourant.

  • 2. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gesteld omtrent de vereisten waaraan de krachtens het eerste lid aangewezen functionarissen dienen te voldoen.

Artikel 19

  • 1. De assurantiebemiddelaar is ter zake van de aanvraag voor een vergunning of een ontheffing aan de Bank een bedrag verschuldigd. De Bank brengt het bedrag, voor zover mogelijk, direct na ontvangst van de aanvraag, bij beschikking in rekening.

  • 2. Een assurantiebemiddelaar is jaarlijks aan de Bank een bedrag verschuldigd.

  • 3. De hoogte van de in het eerste en tweede lid bedoelde bedragen wordt zodanig vastgesteld dat de totale jaarlijkse opbrengst van het in  rekening te brengen bedrag ten hoogste gelijk is aan de kosten die de Bank in dat jaar maakt ter zake van de behandeling van de aanvragen onderscheidenlijk het toezicht dat de Bank uitoefent ingevolge deze landsverordening.

  • 4. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden, gehoord de Bank en de representatieve organisaties van assurantiebemiddelaars, bedoeld in artikel 21, nadere regels gesteld omtrent de kostendoorberekening en de grondslagen waarop die is gebaseerd en  wordt de hoogte van de in het eerste en tweede lid bedoelde bedragen vastgesteld. Hierbij kan een onderscheid worden gemaakt naar directe en indirecte kosten.

  • 5. Het in het eerste onderscheidenlijk tweede lid bedoelde bedrag wordt  betaald binnen zes weken na dagtekening van de beschikking waarbij de betalingsverplichting is opgelegd.

  • 6. Voor zover het bedrag, bedoeld in het eerste onderscheidenlijk tweede lid, niet binnen de in het vijfde lid bedoelde termijn wordt betaald, stuurt de Bank aan betrokkene een schriftelijke aanmaning om binnen twee weken na dagtekening van de aanmaning het verschuldigde bedrag, verhoogd met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de dag waarop de in het vijfde lid bedoelde termijn is verstreken, en verhoogd met de kosten van de aanmaning, alsnog te betalen. De aanmaning bevat de aanzegging, dat het bedrag, voor zover dat niet binnen de in de aanmaning gestelde termijn wordt betaald, overeenkomstig het zevende lid wordt ingevorderd.

  • 7. Bij gebreke van betaling binnen de in de aanmaning gestelde termijn  vordert de Bank het bedrag van de aanmaning, verhoogd met de kosten van de invordering, bij dwangbevel in.

  • 8. Het dwangbevel wordt op kosten van de betrokkene bij deurwaardersexploot betekend en levert een executoriale titel op in de zin van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Artikel 23dd is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 19a

  • 1. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kan worden bepaald dat verzekeraars in de kosten verbonden aan de uitvoering van deze landsverordening moeten bijdragen. Het bepaalde in artikel 19, vierde  tot en met achtste lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. De assurantiebemiddelaar is verplicht alle zakelijke bescheiden betreffende het assurantiebemiddelingsbedrijf dat hij uitoefent te zijnen kantore in Sint Maarten te bewaren.

HOOFDSTUK VI Bijzondere bepalingen

Artikel 20

  • 1. Gegevens of inlichtingen die ingevolge het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde omtrent afzonderlijke assurantiebemiddelaars zijn verstrekt of zijn verkregen en gegevens of inlichtingen die van een instantie als bedoeld in artikel 20a zijn ontvangen, worden niet gepubliceerd en zijn geheim.

  • 2. Het is aan een ieder die uit hoofde van de toepassing van deze landsverordening of van krachtens deze landsverordening genomen besluiten enige taak vervult, verboden van gegevens of inlichtingen,  ingevolge deze landsverordening verstrekt of van een instantie als bedoeld in artikel 20a ontvangen, of van gegevens of inlichtingen bij het onderzoek van boeken, bescheiden of andere informatiedragers verkregen, verder of anders gebruik te maken of daaraan verder of anders bekendheid te geven dan voor de uitoefening van zijn taak of  door deze landsverordening wordt geëist.

  • 3. De Bank kan, in afwijking van het eerste en tweede lid, ter handhaving van een gezond bedrijfstak van assurantiebemiddeling aangifte doen van een vermoeden van een strafbaar feit. In de gevallen waarin door de Bank aangifte is gedaan dan wel in de gevallen waarin de Bank wordt opgeroepen om als getuige of deskundige op te treden, kan de Bank in het kader van de opsporing, het gerechtelijk vooronderzoek of de behandeling ter terechtzitting, inlichtingen verschaffen.

  • 4. De Bank kan, in afwijking van het eerste en tweede lid, met gebruikmaking van de gegevens of inlichtingen, verkregen bij de vervulling van de haar ingevolge deze landsverordening opgedragen  taak, mededelingen doen, mits deze niet kunnen worden herleid tot afzonderlijke verleners van beheersdiensten. Met schriftelijke toestemming van de verlener van beheersdiensten die het aangaat, worden de gegevens of inlichtingen met betrekking tot afzonderlijke verleners van beheersdiensten wel gepubliceerd.

  • 5. De Bank kan, in afwijking van het eerste lid, het Meldpunt, bedoeld in artikel 2, van de Landsverordening melding ongebruikelijke transacties inlichten, indien zij bij de uitoefening van de haar ingevolge deze landsverordening opgedragen taak feiten ontdekt die duiden op een vermoeden van witwassen of financiering van terrorisme.

Artikel 20a

  • 1. De Bank kan, in afwijking van artikel 20, eerste en tweede lid, gegevens of inlichtingen, verkregen bij de vervulling van de haar ingevolge deze  landsverordening opgedragen taak, verstrekken aan buitenlandse of hier te lande gevestigde toezichthoudende instanties , tenzij:

    • a.

      het doel waarvoor de gegevens of inlichtingen zullen worden gebruikt onvoldoende is bepaald;

    • b.

      het beoogde gebruik van gegevens of inlichtingen niet past in het kader van het toezicht op financiële markten of op rechtspersonen, vennootschappen of natuurlijke personen die op die markten werkzaam zijn;

    • c.

      de verstrekking van de gegevens of inlichtingen zich niet zou verdragen met de geldende wettelijke regelingen of de openbare orde;

    • d.

      de geheimhouding van de gegevens of inlichtingen niet in voldoende mate is gewaarborgd;

    • e.

      de verstrekking van de gegevens of inlichtingen redelijkerwijs in strijd is of zou kunnen komen met de belangen die deze landsverordening beoogd te beschermen; of,

    • f.

      onvoldoende is gewaarborgd dat de gegevens of inlichtingen niet zullen worden gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze wordt verstrekt.

  • 2. Voor zover de Bank gegevens of inlichtingen van een buitenlandse of in Sint Maarten gevestigde toezichthoudende instantie heeft ontvangen, verstrekt de Bank deze gegevens niet aan een ander buitenlandse of in Sint Maarten gevestigde toezichthoudende instantie tenzij de  buitenlandse of in Sint Maarten gevestigde toezichthoudende instantie waarvan de gegevens of inlichtingen zijn verkregen uitdrukkelijk heeft ingestemd met de verstrekking van de gegevens of inlichtingen en in  voorkomend geval heeft ingestemd met het gebruik voor een ander doel dan waarvoor de gegevens of inlichtingen zijn verstrekt.

  • 3. Indien een buitenlandse of in Sint Maarten gevestigde toezichthoudende instantie aan de Bank die de gegevens of inlichtingen op grond van het eerste of tweede lid heeft verstrekt, verzoekt om die gegevens of inlichtingen te mogen gebruiken voor een ander doel dan waarvoor zij zijn verstrekt, willigt de Bank dat verzoek slechts in:

    • a.

      indien het beoogde gebruik niet in strijd is met het eerste tweede lid, of voor zover die toezichthoudende instantie op een andere wijze dan in deze landsverordening voorzien vanuit Curaçao met inachtneming   van de daarvoor geldende wettelijke procedures voor dat andere doel de beschikking over die gegevens of inlichtingen zou kunnen verkrijgen; en,

    • b.

      na overleg met de procureur-generaal indien het in de aanhef bedoelde verzoek betrekking heeft op een onderzoek naar strafbare feiten.

  • 4. De Bank kan, in afwijking van artikel 20, eerste en tweede lid, gegevens of inlichtingen verstrekken aan het openbaar ministerie, het Meldpunt, bedoeld in artikel 2, van de Landsverordening melding ongebruikelijke transacties, of andere autoriteiten belast met opsporing en vervolging, die zij heeft verkregen bij de vervulling van de haar ingevolge deze landsverordening opgedragen taak, voor zover deze gegevens of inlichtingen naar het oordeel van de Bank van belang zijn of zouden kunnen zijn voor onderzoeken dan wel de nog in te stellen onderzoeken van het openbaar ministerie, het Meldpunt, bedoeld in artikel 2, van de Landsverordening melding ongebruikelijke transacties, of andere autoriteiten belast met opsporing en vervolging.

  • 5. De Bank verstrekt tevens, in afwijking van artikel 20, eerste en tweede lid, vertrouwelijke gegevens of inlichtingen verkregen bij de vervulling van de hem ingevolge deze wet opgedragen taak, aan de Algemene Rekenkamer, voor zover de gegevens of inlichtingen naar het oordeel van de Algemene Rekenkamer noodzakelijk zijn voor de uitoefening van haar wettelijke taak op grond van de artikelen 26 en 42 van de Landsverordening Algemene Rekenkamer. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing.

  • 6. De Algemene Rekenkamer is verplicht tot geheimhouding van de op grond van het vijfde lid ontvangen vertrouwelijke gegevens of inlichtingen en kan die slechts openbaar maken indien deze niet herleid kunnen worden tot afzonderlijke personen.

Artikel 20b

  • 1. De Bank kan ten behoeve van de uitoefening van haar taak op grond  van dit hoofdstuk van de assurantiebemiddelaar of verzekeraar  gegevens of inlichtingen vorderen, indien dat voor de vervulling van de taak van een buitenlandse toezichthoudende instantie nodig is. De artikelen 18, tweede tot en met vijfde lid en 20a zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Op verzoek van een buitenlandse toezichthoudende instantie kan de Bank gegevens of inlichtingen vragen aan of onderzoek instellen of doen instellen bij een ieder die ingevolge deze landsverordening onder haar toezicht valt of behoort te vallen en waarvan redelijkerwijs kan worden vermoed dat hij over gegevens of inlichtingen beschikt die van belang  kunnen zijn voor de verzoekende instantie.

  • 3. Degene aan wie gegevens of inlichtingen als bedoeld in het tweede lid wordt gevraagd, verstrekt deze gegevens of inlichtingen binnen een door de Bank te stellen termijn.

  • 4. Degene bij wie een onderzoek als bedoeld in artikel 20b, tweede lid, wordt ingesteld, verleent aan de in het eerste lid bedoelde functionaris alle medewerking die nodig is voor een goede uitvoering van dat onderzoek, met dien verstande dat degene bij wie het onderzoek wordt ingesteld en die niet ingevolge deze landsverordening onder toezicht  staat, slechts is gehouden tot het verlenen van inzage in zakelijke gegevens en bescheiden.

Artikel 20c

  • 1. De Bank kan toestaan dat een functionaris van een buitenlandse instantie, deelneemt aan de uitvoering van een verzoek als bedoeld in artikel 20b, tweede lid.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde functionaris volgt de aanwijzingen op van de persoon die met de uitvoering van het onderzoek is belast en staat onder leiding van deze persoon.

Artikel 21

Op grond van deze landsverordening uit te vaardigen algemeen verbindende voorschriften, worden niet vastgesteld, gewijzigd of ingetrokken dan nadat daarover de adviezen zijn ingewonnen van de Bank, van de betrokken representatieve organisaties van assurantiebemiddelaars die door de minister, de Bank gehoord, zijn aangewezen en van de betrokken representatieve organisaties van verzekeraars, bedoeld in artikel 79, tweede lid, van de Landsverordening toezicht verzekeringsbedrijf.

Artikel 22

Het verbod, bedoeld in artikel 4, eerste lid, is niet van toepassing op de curator in het faillissement van een assurantiebemiddelaar. De curator doet mededeling aan de Bank van het tijdstip van de aanvaarding en van de beëindiging van zijn functie.

Artikel 22a

  • 1. Indien de Bank zulks noodzakelijk acht in het belang van één of meer verzekeraars, verzekeringnemers, verzekerden of gerechtigden op uitkeringen, kan zij de assurantiebemiddelaar bij aangetekende brief  een aanwijzing geven om binnen een door haar te stellen termijn de nodige maatregelen te nemen dan wel om ten aanzien van met name gegeven punten een bepaalde gedragslijn te volgen. Handelen in strijd met deze aanwijzing is verboden.

  • 2. Indien naar het oordeel van de Bank onvoldoende, niet of niet binnen de door haar vastgestelde termijn aan haar verzoek als bedoeld in het eerste lid gevolg is gegeven, kan de Bank:

    • a.

      de assurantiebemiddelaar bij aangetekende brief aanzeggen dat vanaf een door haar te bepalen tijdstip alle of bepaalde organen van de assurantiebemiddelaar, daaronder voor de toepassing van dit artikel de vertegenwoordiger begrepen, hun bevoegdheden slechts mogen uitoefenen na goedkeuring door een of meer door de Bank aangewezen personen en met inachtneming van de opdrachten van deze personen, welke aanzegging terstond van kracht wordt;

    • b.

      de assurantiebemiddelaar bij aangetekende brief aanzeggen dat zij zal overgaan tot publicatie van de aanwijzing, bedoeld in het eerste lid. Deze publicatie geschiedt in de Landscourant, alsmede in   een of meer dagbladen ter keuze van de Bank. Bij de publicatie wordt, indien de assurantiebemiddelaar zulks verlangt, tevens de correspondentie bekendgemaakt die naar aanleiding van de aanwijzing tussen de Bank en de assurantiebemiddelaar is gevoerd;

    • c.

      wanneer zij zulks in het belang acht van een of meer verzekeraars, verzekeringnemers, verzekerden of gerechtigden op uitkeringen, met de representatieve organisatie, bedoeld in artikel 21, van de assurantiebemiddelaar dienaangaande in overleg treden. De Bank doet de assurantiebemiddelaar mededeling van het overleg.

  • 3. Indien de in het eerste lid bedoelde belang onverwijld ingrijpen noodzakelijk maakt, kan de Bank, in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, de assurantiebemiddelaar bij aangetekende brief aanzeggen dat zij onmiddellijk uitvoering geeft aan de het tweede lid, onderdelen a en c. De aanzegging wordt eerst van kracht nadat de Bank de assurantiebemiddelaar in de gelegenheid heeft gesteld binnen een door de Bank te stellen termijn zijn mening over de onmiddellijke uitvoering te geven.

  • 4. Met betrekking tot de aanzegging, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, en het derde lid, is het volgende van toepassing:

    • a.

      de organen van de assurantiebemiddelaar zijn verplicht de door de Bank aangewezen personen alle medewerking te verlenen;

    • b.

      de Bank kan de betrokken organen van de assurantiebemiddelaar toestaan bepaalde handelingen zonder de in het tweede lid, onderdeel a, bedoelde goedkeuring te verrichten;

    • c.

      de door de Bank aangewezen personen oefenen hun bevoegdheden uit gedurende ten hoogste twee jaar na verzending van de aanzegging. De Bank is bevoegd deze termijn telkens voor ten hoogste één jaar te verlengen. Van zodanige verlenging doet de Bank de assurantiebemiddelaar mededeling per aangetekende brief. De verlenging wordt terstond van kracht en daaraan behoort gevolg te worden gegeven niettegenstaande enige daartegen gerichte voorziening;

    • d.

      de Bank kan de door haar aangewezen personen te allen tijde door anderen vervangen;

    • e.

      voor schade ten gevolge van handelingen welke zijn verricht in strijd met de aanzegging, zijn degenen die deel uitmaken van het orgaan van de assurantiebemiddelaar dat deze handelingen verrichtte, persoonlijk aansprakelijk tegenover de assurantiebemiddelaar. De assurantiebemiddelaar kan de ongeldigheid van deze handelingen inroepen, indien de wederpartij wist dat de vereiste goedkeuring ontbrak of daarvan niet onkundig kon zijn;

    • f.

      de Bank trekt in elk geval de maatregel, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, dan wel het derde lid, in, zodra zij van oordeel is dat de in het eerste lid bedoelde belang deze maatregel niet langer noodzakelijk maakt. Zij stelt de assurantiebemiddelaar van de intrekking bij aangetekende brief in kennis.

  • 5. De Bank kan slechts wanneer haar beslissing tot publicatie van de aanzegging, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, onherroepelijk is  geworden, tot publicatie overgaan. Indien de assurantiebemiddelaar na de publicatie alsnog voldoet aan de aanwijzing dan wel indien de Bank de aanwijzing intrekt, zal de Bank hiervan op dezelfde wijze als bij de voorafgaande publicatie kennis geven.

  • 6. De kosten en beloning van de door de Bank aangewezen personen, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, en de kosten van de  bekendmakingen, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, en het vijfde lid, laatste volzin, komen ten laste van de betrokken assurantiebemiddelaar.

Artikel 22b

De assurantiebemiddelaar waarvan de vergunning is ingetrokken wordt op verzoek van de Bank door het Gerecht in eerste aanleg ontbonden. Het Gerecht wijst één of meer vereffenaars aan.

HOOFDSTUK VII Last onder dwangsom, bestuurlijke boete, geldschulden en verjaring

§ 1 Last onder dwangsom

Artikel 23

Onder last onder dwangsom wordt verstaan: de herstelsanctie inhoudende:

  • a.

    een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding; en,

  • b.

    de verplichting tot betaling van een geldsom indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.

Artikel 23a

  • 1. De Bank kan bij overtreding van de voorschriften gesteld bij of krachtens de artikelen 4, eerste lid, 6b, 8b, eerste en derde lid, 9,  eerste lid, 9a, 12, eerste lid, 13, eerste lid, 14, 16, eerste lid, 17a, eerste tot en met derde lid, en vierde lid, laatste volzin, 17b, eerste tot  en met derde lid, 17c, 17d, vierde lid, 18, vijfde lid, 18a, tweede en derde lid, 19a, tweede lid, 20b, derde lid, 20c, tweede lid, of 22a, eerste lid, laatste volzin, en vierde lid, onderdeel a. Artikel 1:127 van het Wetboek van Strafrecht is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. De last onder dwangsom kan worden opgelegd zodra het gevaar voor de overtreding klaarblijkelijk dreigt.

  • 3. De last onder dwangsom omschrijft de te nemen herstelmaatregelen.

  • 4. Bij de last onder dwangsom die strekt tot het ongedaan maken van een overtreding of het voorkomen van verdere overtreding wordt een termijn gesteld gedurende welke de overtreder de last kan uitvoeren  zonder dat een dwangsom wordt verbeurd.

  • 5. Een beslissing tot oplegging van een last onder dwangsom wordt op schrift gesteld en is een beschikking.

  • 6. De Bank stelt de dwangsom vast hetzij op een bedrag ineens, hetzij op een bedrag per tijdseenheid waarin de last niet is uitgevoerd dan wel  per overtreding van de last. De bedragen staan in redelijke verhouding tot de zwaarte van het geschonden belang en tot de beoogde werking van de dwangsom.

  • 7. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kan het bedrag waarboven geen dwangsom meer wordt verbeurd, worden bepaald.

Artikel 23b

Een verbeurde dwangsom wordt betaald binnen zes weken nadat zij van rechtswege is verbeurd.

Artikel 23c

  • 1. Indien een last onder dwangsom is opgelegd kan de Bank op verzoek  van de overtreder de last opheffen, de looptijd ervan opschorten voor  een bepaalde termijn, of de dwangsom verminderen ingeval van blijvende of tijdelijke gehele of gedeeltelijk onmogelijkheid voor die  overtreder om aan zijn verplichtingen te voldoen.

  • 2. Indien een last onder dwangsom is opgelegd kan de Bank op verzoek  van de overtreder de last opheffen, indien de beschikking één jaar van kracht is geweest zonder dat de dwangsom is verbeurd.

Artikel 23d

In afwijking van artikel 23ff, eerste lid, verjaart de bevoegdheid tot invordering van een verbeurde dwangsom door verloop van één jaar na de dag waarop zij is verbeurd.

Artikel 23e

Geen last onder dwangsom kan worden opgelegd voor zover voor de overtreding een rechtvaardigingsgrond bestond.

Artikel 23f

  • 1. Alvorens aan te manen tot betaling van de dwangsom beslist de Bank bij beschikking omtrent de invordering van de dwangsom.

  • 2. De Bank geeft voorts een beschikking omtrent de invordering van de  dwangsom, indien een belanghebbende daarom verzoekt.

  • 3. De Bank beslist binnen zes weken op het verzoek.

Artikel 23g

  • 1. Indien uit een beschikking tot intrekking of wijziging van de last onder dwangsom voortvloeit dat een reeds gegeven beschikking tot invordering van die dwangsom niet in stand kan blijven, vervalt die beschikking.

  • 2. De Bank kan een nieuwe beschikking tot invordering geven die in overeenstemming is met de gewijzigde last onder dwangsom.

Artikel 23h

  • 1. Een bezwaar, beroep, hoger beroep of een verzoek om schorsing of voorlopige voorziening gericht tegen de last onder dwangsom heeft mede betrekking op een beschikking die strekt tot invordering van de dwangsom, voor zover de belanghebbende deze beschikking betwist.

  • 2. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba kan de beslissing op het  hoger beroep tegen de beschikking tot invordering van de dwangsom  verwijzen naar de Bank, overeenkomstig artikel 54 van de Landsverordening administratieve rechtspraak, indien behandeling door de Bank gewenst is.

  • 3. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op een verzoek om schorsing dan wel voorlopige voorziening.

§ 2 Bestuurlijke boete

Artikel 23i

Onder bestuurlijke boete wordt verstaan: de bestraffende sanctie, inhoudende een onvoorwaardelijke verplichting tot betaling van een geldsom.

Artikel 23j

  • 1. De Bank kan bij overtreding van de voorschriften gesteld bij of krachtens de artikelen 4, eerste lid, 6b, 8b, eerste en derde lid, 9,  eerste lid, 9a, 12, eerste lid, 13, eerste lid, 14, 16, eerste lid, 17a, eerste tot en met derde lid, en vierde lid, laatste volzin, 17b, eerste tot  en met derde lid, 17c, 17d, vierde lid, 18, vijfde lid, 18a, tweede en derde lid, 19a, tweede lid, 20, tweede lid, 20b, derde lid, 20c, tweede lid, of 22a, eerste lid, laatste volzin, en vierde lid, onderdeel a, een  bestuurlijke boete opleggen. Artikel 1:127 van het Wetboek van Strafrecht is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kan de hoogte en de wijze van bepaling van de bestuurlijke boete voor de verschillende overtredingen, worden bepaald. Een op grond van het eerste lid op te leggen bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste het bedrag dat is vastgesteld voor de vijfde categorie, bedoeld in artikel 1:54, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, of, indien dat meer is, ten hoogste 10% van de omzet van de kredietinstelling in het boekjaar voorafgaande aan de  beschikking waarin de bestuurlijke boete wordt opgelegd.

  • 3. Alvorens over te gaan tot oplegging van een boete, stelt de Bank de betrokkene schriftelijk op de hoogte van het voornemen een boete op te leggen onder vermelding van de gronden waarop het voornemen berust.

Artikel 23k

Geen bestuurlijke boete wordt opgelegd, indien:

  • a.

    de overtreding niet aan de overtreder kan worden verweten;

  • b.

    de overtreder is overleden;

  • c.

    aan de overtreder wegens dezelfde overtreding reeds eerder een bestuurlijke boete is opgelegd, dan wel een kennisgeving als bedoeld in artikel 23q, derde lid, onderdeel a, is bekendgemaakt; of,

  • d.

    een rechtvaardigingsgrond voor de overtreding bestaat.

Artikel 23l

  • 1. Geen bestuurlijke boete wordt opgelegd, indien tegen de overtreder wegens dezelfde gedraging een strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting is begonnen, of het recht tot strafvervolging is vervallen ingevolge artikel 1:149 van het Wetboek van Strafrecht.

  • 2. Indien de gedraging tevens een strafbaar feit is, wordt zij aan de officier van justitie voorgelegd, tenzij bij wettelijk voorschrift is bepaald, dan wel met het openbaar ministerie is overeengekomen, dat daarvan kan worden afgezien.

  • 3. Voor een gedraging die aan de officier van justitie moet worden voorgelegd, legt de Bank slechts een bestuurlijke boete op indien:

    • a.

      de officier van justitie aan de Bank heeft medegedeeld ten aanzien van de overtreder van strafvervolging af te zien; of,

    • b.

      de Bank niet binnen dertien weken een reactie van de officier van justitie heeft ontvangen.

Artikel 23m

  • 1. Een bestuurlijke boete vervalt, indien zij op het tijdstip van het overlijden van de overtreder niet onherroepelijk is. Een onherroepelijke  bestuurlijke boete vervalt voor zover zij op dat tijdstip nog niet is betaald.

  • 2. Een reeds opgelegde bestuurlijke boete vervalt, indien het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten  en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba met toepassing van artikel 25  van het Wetboek van Strafvordering de vervolging van de overtreder voor dat feit beveelt.

  • 3. De bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete vervalt vijf jaren na de dag waarop de overtreding heeft plaatsgevonden.

  • 4. Indien tegen de bestuurlijke boete bezwaar wordt gemaakt of beroep  wordt ingesteld, wordt de vervaltermijn, bedoeld in het derde lid, opgeschort tot onherroepelijk op het bezwaar of beroep is beslist.

Artikel 23n

  • 1. Degene die wordt verhoord met het oog op het aan hem opleggen van een bestuurlijke boete, is niet verplicht ten behoeve daarvan  verklaringen omtrent de overtreding af te leggen. Voor het verhoor wordt aan de betrokkene medegedeeld dat hij niet verplicht is tot antwoorden.

  • 2. Indien beroep is ingesteld tegen een bestuurlijke boete is de partij aan wie de boete is opgelegd niet verplicht omtrent de overtreding verklaringen af te leggen. Het eerste lid, tweede volzin, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 23o

  • 1. De Bank of de personen, bedoeld in artikel 18, eerste lid, maken van de overtreding een rapport op.

  • 2. Het rapport is gedagtekend en vermeldt in ieder geval:

    • a.

      de naam van de overtreder;

    • b.

      de overtreding, alsmede het overtreden voorschrift;

    • c.

      zo nodig een aanduiding van de plaats waar en het tijdstip of periode waarop de overtreding is geconstateerd.

  • 3. Een afschrift van het rapport wordt uiterlijk bij de bekendmaking van de beschikking tot oplegging van de bestuurlijke boete aan de overtreder toegezonden of uitgereikt.

  • 4. Indien van de overtreding een proces-verbaal als bedoeld in artikel 186 van het Wetboek van Strafvordering is opgemaakt, treedt dit voor de  toepassing van deze paragraaf in de plaats van het rapport.

  • 5. Het rapport is opgesteld in de Nederlandse of de Engelse taal.

Artikel 23p

  • 1. De Bank stelt de overtreder desgevraagd in de gelegenheid de gegevens waarop het opleggen van de bestuurlijke boete, dan wel het voornemen daartoe, berust, in te zien en daarvan afschriften te vervaardigen. De Bank kan beslissen om bepaalde stukken van kennisneming uit te zonderen in het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, of op zwaarwichtige gronden aan het algemeen belang ontleend.

  • 2. Voor zover blijkt dat de verdediging van de overtreder dit redelijkerwijs vergt, draagt de Bank er zoveel mogelijk zorg voor dat deze gegevens  aan de overtreder worden medegedeeld in een voor deze begrijpelijke taal.

Artikel 23q

  • 1. De Bank kan de overtreder in de gelegenheid stellen over het  voornemen tot opleggen van een bestuurlijke boete zijn zienswijze naar voren te brengen.

  • 2. Op het moment dat de overtreder in de gelegenheid wordt gesteld over het voornemen tot het opleggen van een bestuurlijke boete zijn zienswijze naar voren te brengen:

    • a.

      wordt het rapport reeds bij de uitnodiging daartoe aan de overtreder toegezonden of uitgereikt; en,

    • b.

      zorgt de Bank voor bijstand door een tolk, indien blijkt dat de verdediging van de overtreder dit redelijkerwijs vergt.

  • 3. Indien de Bank nadat de overtreder zijn zienswijze naar voren heeft gebracht, beslist dat:

    • a.

      voor de overtreding geen bestuurlijke boete zal worden opgelegd; of,

    • b.

      de overtreding alsnog aan de officier van justitie zal worden voorgelegd;

      wordt dit schriftelijk aan de overtreder medegedeeld.

Artikel 23r

  • 1. Een beschikking tot oplegging van een bestuurlijke boete vermeldt in  ieder geval:

    • a.

      de naam van de overtreder;

    • b.

      het feit ter zake waarvan de boete wordt opgelegd, alsmede het overtreden voorschrift;

    • c.

      het bedrag van de boete, alsmede een toelichting op de hoogte daarvan; en,

    • d.

      de termijn, bedoeld in artikel 23u, waarbinnen de boete moet worden betaald.

  • 2. Op verzoek van de overtreder die de beschikking wegens zijn  gebrekkige kennis van de Nederlandse of Engelse taal onvoldoende begrijpt, draagt de Bank er zoveel mogelijk zorg voor dat de inhoud van de beschikking aan de betrokkene wordt meegedeeld in een voor hem begrijpelijke taal.

Artikel 23s

De werkzaamheden in verband met het opleggen van een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete worden verricht door personen die niet betrokken zijn geweest bij het vaststellen van de overtreding en het daaraan voorafgaande onderzoek.

§ 3 Geldschulden

Artikel 23t

Deze paragraaf is van toepassing op geldschulden die voortvloeien uit de last onder dwangsom en de bestuurlijke boete.

Artikel 23u

Behoudens ingeval artikel 23b toepassing vindt, geschiedt de betaling binnen zes weken nadat de beschikking op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt, tenzij de beschikking een later tijdstip vermeldt.

Artikel 23v

  • 1. De Bank kan uitstel van betaling verlenen.

  • 2. Gedurende het uitstel kan de Bank niet aanmanen of invorderen.

  • 3. De beschikking tot uitstel van betaling vermeldt de termijn waarvoor het uitstel geldt.

  • 4. De Bank kan aan de beschikking tot uitstel van betaling voorschriften  verbinden.

Artikel 23w

  • 1. Betaling geschiedt aan een door de Bank te bepalen kantoor dan wel  door bijschrijving op een daartoe door de Bank bestemde bankrekening.

  • 2. Betaling geschiedt in Nederlands-Antilliaanse guldens, tenzij door de  Bank anders is bepaald.

  • 3. De betaling heeft plaats op het tijdstip waarop de betaling aan het kantoor wordt verricht dan wel, in geval van bijschrijving, de rekening van de Bank wordt gecrediteerd.

  • 4. De kosten van betaling komen ten laste van de overtreder.

Artikel 23x

  • 1. De overtreder is in verzuim indien hij niet binnen de voorgeschreven  termijn van zes weken heeft betaald.

  • 2. Het verzuim heeft de verschuldigdheid van wettelijke rente tot gevolg overeenkomstig de artikelen 119, eerste en tweede lid, en 120, eerste lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 3. De Bank stelt het bedrag van de verschuldigde wettelijke rente bij beschikking vast.

Artikel 23y

  • 1. De Bank maant de overtreder die in verzuim is schriftelijk aan tot betaling binnen twee weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de aanmaning is toegezonden.

  • 2. De aanmaning vermeldt dat bij niet tijdige betaling deze kan worden  gedwongen door op kosten van de overtreder uit te voeren in vorderingsmaatregelen.

  • 3. De Bank kan voor de aanmaning een vergoeding in rekening brengen. De vergoeding wordt in de aanmaning vermeld.

Artikel 23z

  • 1. De Bank kan een dwangbevel uitvaardigen.

  • 2. Een dwangbevel levert een executoriale titel op die met toepassing van de voorschriften van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan worden tenuitvoergelegd.

  • 3. Een dwangbevel wordt slechts uitgevaardigd wanneer binnen de overeenkomstig artikel 23y, eerste lid, gestelde aanmaningstermijn niet volledig is betaald.

Artikel 23aa

  • 1. Bij het dwangbevel kunnen tevens de aanmaningsvergoeding, de wettelijke rente en de kosten van het dwangbevel worden ingevorderd.

  • 2. Het dwangbevel kan betrekking hebben op verschillende verplichtingen tot betaling van een geldsom door de overtreder aan de Bank.

  • 3. De betekening en de tenuitvoerlegging van het dwangbevel geschieden op kosten van degene tegen wie het is uitgevaardigd.

  • 4. De kosten zijn ook verschuldigd indien het dwangbevel door betaling  van verschuldigde bedragen niet of niet volledig ten uitvoer is gelegd.

Artikel 23bb

  • 1. Het dwangbevel vermeldt in ieder geval:

    • a.

      aan het hoofd het woord: dwangbevel;

    • b.

      het bedrag van de invorderbare hoofdsom;

    • c.

      de beschikking of het wettelijk voorschrift waaruit de geldschuld voortvloeit;

    • d.

      de kosten van het dwangbevel; en,

    • e.

      dat het op kosten van degene tegen wie het dwangbevel is uitgevaardigd ten uitvoer kan worden gelegd.

  • 2. Het dwangbevel vermeldt, indien van toepassing:

    • a.

      het bedrag van de aanmaningsvergoeding; en,

    • b.

      de ingangsdatum van de wettelijke rente.

Artikel 23cc

  • 1. De bekendmaking van een dwangbevel geschiedt door middel van de  betekening van een exploot als bedoeld in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

  • 2. Het exploot vermeldt in ieder geval de gerechtelijke instantie waarbij  tegen het dwangbevel en de tenuitvoerlegging ervan overeenkomstig de artikelen 438 en 438a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan worden opgekomen.

Artikel 23dd

De Bank beschikt ten aanzien van de invordering ook over de bevoegdheden die een schuldeiser op grond van het privaatrecht heeft.

Artikel 23ee

  • 1. Gedurende zes weken na de dag van betekening staat verzet tegen het dwangbevel open door dagvaarding van de Bank.

  • 2. Het verzet schorst de tenuitvoerlegging. Op verzoek van de minister kan de rechter de schorsing van de tenuitvoerlegging opheffen.

§ 4 Verjaring

Artikel 23ff

  • 1. De rechtsvordering tot betaling van een geldschuld als bedoeld in artikel 23t, behoudens indien deze voortvloeit uit een last onder dwangsom,  verjaart vijf jaren nadat de voorgeschreven betalingstermijn is verstreken.

  • 2. Na voltooiing van de verjaring kan de Bank zijn bevoegdheden tot aanmaning en tot uitvaardiging en tenuitvoerlegging van een dwangbevel niet meer uitoefenen.

  • 3. De Bank kan de verjaring ook stuiten door een aanmaning als bedoeld in artikel 23y, eerste lid, een dwangbevel, of door een daad van tenuitvoerlegging van een dwangbevel.

Artikel 23gg

  • 1. De verjaring wordt gestuit door een daad van rechtsvervolging overeenkomstig artikel 316, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek. Artikel 316, tweede lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Erkenning van het recht op betaling stuit de verjaring van de  rechtsvordering tegen hem die het recht erkent.

Artikel 23hh

  • 1. Door stuiting van de verjaring begint een nieuwe verjaringstermijn te  lopen met de aanvang van de volgende dag.

  • 2. De nieuwe termijn is gelijk aan de oorspronkelijke, doch niet langer dan vijf jaren.

  • 3. Wordt de verjaring echter gestuit door het instellen van een eis die door toewijzing wordt gevolgd, dan is artikel 324 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek van overeenkomstige toepassing.

Artikel 23ii

  • 1. De verjaringstermijn van de rechtsvordering tot betaling aan de Bank wordt verlengd met de tijd gedurende welke de overtreder na de aanvang van die termijn uitstel van betaling heeft.

  • 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing, indien:

    • a.

      de overtreder in surseance van betaling verkeert;

    • b.

      de overtreder in staat van faillissement verkeert; of,

    • c.

      de tenuitvoerlegging van een dwangbevel is geschorst ingevolge een lopend rechtsgeding, met dien verstande dat de termijn waarmee de verjaringstermijn wordt verlengd een aanvang neemt op de dag waarop het rechtsgeding door middel van dagvaarding aanhangig wordt gemaakt.

Hoofdstuk VIIb Openbaarmaking van overtredingen

Artikel 23jj

  • 1. De Bank kan, in afwijking van artikel 20, eerste en tweede lid, teneinde de naleving van deze landsverordening te bevorderen het feit ter zake waarvan een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete is opgelegd, alsmede het overtreden voorschrift. Indien het doel van het door de Bank uit te oefenen toezicht op de naleving van deze landsverordening zulks bepaaldelijk vordert en zich daartegen geen zwaarwegende belangen verzetten, waaronder die van degene aan wie de last onder dwangsom of de bestuurlijke boete is opgelegd, kan de Bank, de naam, het adres en de woonplaats van degene aan wie de last onder dwangsom of de bestuurlijke boete is opgelegd, ter openbare kennis brengen.

  • 2. De openbaarmaking, bedoeld in het eerste lid, geschiedt digitaal op de website van de Bank dan wel op een andere door de Bank te bepalen wijze.

Artikel 23kk

Degene jegens wie door de Bank een handeling is verricht waaraan hij in redelijkheid de gevolgtrekking kan verbinden dat de Bank zijn handelen of nalaten op grond van artikel 23jj ter openbare kennis zal brengen, is niet verplicht ter zake daarvan enige verklaring af te leggen. Hij wordt hiervan in kennis gesteld alvorens hem mondeling om informatie wordt gevraagd.

Artikel 23ll

  • 1. De Bank geeft, indien zij voornemens is op grond van artikel 23jj een feit ter openbare kennis te brengen, de betrokkene daarvan schriftelijke kennis onder vermelding van de gronden waarop het voornemen berust.

  • 2. De Bank stelt de betrokkende in de gelegenheid over het voornemen tot openbaarmaking van overtredingen als bedoeld in artikel 23jj zijn zienswijze naar voren te brengen.

  • 3. De Bank is niet gehouden de betrokkene in de gelegenheid te stellen om zijn zienswijze naar voren te brengen, indien van de betrokkene geen adres bekend is en het adres ook niet met een redelijke inspanning kan worden verkregen.

Artikel 23mm

De beschikking om op grond van artikel 23jj een feit ter openbare kennis te brengen vermeldt in ieder geval:

  • a.

    het feit dat ter openbare kennis wordt gebracht;

  • b.

    de wijze waarop het feit ter openbare kennis wordt gebracht; en,

  • c.

    de termijn waarna het feit ter openbare kennis wordt gebracht.

Artikel 23nn

Tenzij de bevordering van de naleving van deze landsverordening geen uitstel toelaat, wordt de werking van de beschikking om op grond van artikel 23jj een feit ter openbare kennis te brengen opgeschort totdat de bezwaar- of beroepstermijn is verstreken of, indien bezwaar of beroep is ingesteld, op het bezwaar of beroep is beslist.

Artikel 23oo

De beschikking om op grond van artikel 23jj een feit ter openbare kennis te brengen treedt in werking op de dag waarop het feit ter openbare kennis is gebracht zonder dat de werking op grond van artikel 23mm wordt opgeschort, indien van de betrokkene geen adres bekend is en het adres ook niet met een redelijke inspanning kan worden verkregen.

Artikel 23pp

  • 1. De bevoegdheid om op grond van artikel 23jj een feit ter openbare kennis te brengen vervalt, indien ter zake van het feit een strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen dan wel het recht tot strafvordering is vervallen ingevolge artikel 1:149 van het Wetboek van Strafrecht.

  • 2. Het recht tot strafvervolging met betrekking tot een feit als bedoeld in artikel 23jj vervalt, indien de Bank het feit reeds ter openbare kennis  heeft gebracht.

Artikel 23qq

  • 1. De bevoegdheid om op grond van artikel 23jj een feit ter openbare kennis te brengen vervalt één jaar na de dag waarop het feit heeft plaatsgehad.

  • 2. De in het eerste lid genoemde termijn wordt gestuit door bekendmaking van de beschikking waarbij het feit ter openbare kennis wordt gebracht.

Artikel 23rr

De werkzaamheden in verband met het op grond van artikel 23jj ter openbare kennis brengen van een feit worden verricht door personen die niet betrokken zijn geweest bij het vaststellen van het feit en het daaraan voorafgaande onderzoek.

Artikel 23ss

Door de Minister en de Minister van Justitie gezamenlijk kunnen bij ministeriële regeling regels worden gesteld ter zake van de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in de paragrafen 1 en 2 van Hoofdstuk VII en Hoofdstuk VIIb.

HOOFDSTUK VIII Strafbepalingen

Artikel 24

  • 1. Handelen in strijd met enig voorschrift, gegeven bij of krachtens de artikelen 4, eerste lid, 6b, 8b, eerste en derde lid, 9, eerste lid, 9a, 12, eerste lid, 13, eerste lid, 14, 16, eerste lid, 17a, eerste tot en met derde lid, en vierde lid, laatste volzin, 17b, eerste tot en met derde lid, 17c, 17d, vierde lid, 18, vijfde lid, 18a, tweede en derde lid, 19a, tweede lid, 20, tweede lid; 20b, derde lid, 20c, tweede lid, of 22a, eerste lid, laatste volzin, en vierde lid, onderdeel a, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste één jaar en geldboete van de vijfde categorie dan wel met één van beide straffen.

  • 2. Opzettelijk handelen in strijd met de voorschriften, genoemd in het eerste lid, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaar en een geldboete van de zesde categorie dan wel met één van beide straffen.

  • 3. De in het eerste lid strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen en de in het tweede lid strafbaar gestelde feiten zijn misdrijven.

HOOFDSTUK IX Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 25

  • [vervallen]

Artikel 26

De Algemene termijnenlandsverordening is van toepassing op de bij of krachtens deze landsverordening gestelde termijnen.

Artikel 27

[vervallen]

Artikel 28

Deze landsverordening kan worden aangehaald als: Landsverordening toezicht assurantiebemiddelingsbedrijf.