Regeling vervallen per 01-01-2020

Intergemeentelijk Samenwerkingsverband Werk en Inkomen Steenwijkerland en Westerveld

Geldend van 14-07-2016 t/m 31-12-2019

Intitulé

Intergemeentelijk Samenwerkingsverband Werk en Inkomen Steenwijkerland en Westerveld

De gemeenten Steenwijkerland en Westerveld hebben besloten om door middel van vergaande samenwerking op het gebied van de uitvoering van Wet Werk en Bijstand en aanverwante wetten de kwaliteit van de dienstverlening te verbeteren, de kwetsbaarheid te verminderen en de efficiency te verhogen. Daartoe worden de bevoegdheden van de colleges van burgemeester en wethouders van de twee gemeenten op bovengenoemd werkveld overgedragen aan het openbaar lichaam dat bij deze regeling wordt ingesteld.

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Steenwijkerland en Westerveld, ieder voor zover hij bevoegd is, gaan daarom over tot het instellen van een openbaar lichaam krachtens de Wet gemeenschappelijke regelingen voor het gemeenschappelijk uitvoeren van gemeentelijke taken inzake de sociale zekerheid.

Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze regeling verstaat onder:

  • a.

    Intergemeentelijke Samenwerkingsverband Werk en Inkomen Steenwijkerland en Westerveld: het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2;

  • b.

    gemeente(n): de bij de regeling aangesloten gemeenten Steenwijkerland en Westerveld;

  • c.

    Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van de provincie Overijssel.

Artikel 2 Openbaar lichaam

  • 1. Er is een openbaar lichaam Intergemeentelijke Samenwerkingsverband Werk en Inkomen. Het openbaar lichaam is een rechtspersoon en is gevestigd te Steenwijk.

  • 2. Het rechtsgebied van het openbaar lichaam omvat het grondgebied van de deelnemende gemeenten.

Artikel 3 Bestuursorganen

Het openbaar lichaam kent de volgende bestuursorganen: het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

Hoofdstuk 2 Taken en bevoegdheden

Artikel 4 Taken en bevoegdheden

  • 1. Het openbaar lichaam verricht alle uitvoerende taken en verzorgt het operationeel beleid in het kader van:

    • a.

      de Participatiewet (voorheen de Wet Werk en Bijstand (WWB);

    • b.

      de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW);

    • c.

      de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ);

    • d.

      het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz);

    • e.

      Regelingen bijzondere bijstand en minimabeleid;

    • f.

      de Wet Inburgering (WI);

    • g.

      de Wet Kinderopvang (WK) op cliëntniveau;

    • h.

      Wet Gemeentelijke Schuldhulpverlening (WGS).

  • 2. Voorts is het openbaar lichaam belast met:

    • a.

      de uitvoering van algemene maatregelen van bestuur en uitvoeringsregelingen, vastgesteld op basis van de in het eerste lid genoemde regelgeving;

    • b.

      het opstellen van verweerschriften tegen bezwaar- en beroepschriften en het beslissen op bezwaarschriften;

    • c.

      de behandeling en afhandeling van klachten.

  • 3. De bevoegdheden van de colleges van de deelnemende gemeenten die horen bij de in het eerste en tweede lid genoemde taken worden aan het bestuur van het openbaar lichaam overgedragen. Het bestuur wordt toegestaan mandaat te verlenen.

  • 4. Het openbaar lichaam verleent alleen diensten aan gemeenten buiten het in artikel 2, tweede lid, genoemde grondgebied en het in artikel 4, eerste lid, genoemde rechtsgebied, wanneer het algemeen bestuur hiermee instemt. In dat geval worden de diensten verleend tegen een vooraf overeengekomen prijs. Verschuldigde BTW wordt apart in rekening gebracht.

  • 5. Het openbaar lichaam kan taken uitbesteden aan gemeenten buiten het in artikel 2, tweede lid, genoemde grondgebied, wanneer het algemeen bestuur hiermee instemt.

  • 6. De taken genoemd in het eerste en tweede lid worden zoveel mogelijk uitgevoerd in samenwerking met het Centrum voor Werk en Inkomen, organisaties van zorginstellingen en instanties die met de uitvoering van sociale zekerheidswetten zijn belast.

Hoofdstuk 3 Het algemeen bestuur

Artikel 5 Samenstelling

  • 1. Het algemeen bestuur van het openbaar lichaam bestaat uit zes leden. Drie leden worden door het college van de gemeente Steenwijkerland uit zijn midden aangewezen en drie leden worden door het college van de gemeente Westerveld uit zijn midden aangewezen.

  • 2. De colleges van de deelnemende gemeenten wijzen elk één plaatsvervanger aan.

  • 3. De colleges van de deelnemende gemeenten beslissen zo snel mogelijk aan het begin van elke zittingsperiode van het college over de aanwijzing van de leden van het algemeen bestuur.

  • 4. Het lid dat ter vervulling van een tussentijdse vacature als lid van het algemeen bestuur wordt benoemd, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats dit lid is benoemd, zou hebben moeten aftreden.

  • 5. Het lid van het algemeen bestuur dat tussentijds ontslag neemt, stelt de voorzitter van het algemeen bestuur alsmede het college dat hem heeft aangewezen hiervan op de hoogte. Het ontslag is onherroepelijk. Het lid van het algemeen bestuur dat ontslag heeft genomen, behoudt zijn lidmaatschap totdat in zijn opvolging is voorzien.

  • 6. De aanwijzing voor de vervulling van plaatsen die zijn opengevallen, vindt binnen vier weken plaats door het college dat het aangaat.

  • 7. De bepalingen voor de leden van het algemeen bestuur zijn van overeenkomstige toepassing op de plaatsvervanger.

Artikel 6 Besloten vergadering

In een besloten vergadering van het algemeen bestuur worden geen besluiten genomen over het jaarplan, de begroting, de jaarrekening en het liquidatieplan.

Artikel 7 Taak

Tot de taak van het algemeen bestuur behoort in ieder geval:

  • a.

    het vaststellen en het wijzigen van de begroting;

  • b.

    het vaststellen van de jaarrekening;

  • c.

    het vaststellen van het ontwerpjaarplan.

Hoofdstuk 4 Het dagelijks bestuur

Artikel 8 Samenstelling

  • 1. Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en twee gewone leden.

  • 2. De voorzitter is niet afkomstig uit dezelfde deelnemende gemeente als de gewone leden.

  • 3. Op het moment dat het voorzitterschap overeenkomstig het bepaalde in artikel 11 over gaat, gaat het lidmaatschap als gewoon lid van het dagelijks bestuur over op de twee leden afkomstig uit de andere deelnemende gemeente.

  • 4. De leden van het dagelijks bestuur worden aangewezen in de eerste vergadering van het algemeen bestuur in de nieuwe samenstelling.

  • 5. De leden van het dagelijks bestuur treden af op de dag van aftreden van de leden van het algemeen bestuur.

  • 6. Degene die ophoudt lid te zijn van het algemeen bestuur, houdt tevens op lid te zijn van het dagelijks bestuur.

  • 7. De aanwijzing van leden van het dagelijks bestuur ter vervulling van plaatsen die openvallen, vindt plaats binnen acht weken na de melding van de opengevallen plaats.

Artikel 9 Werkwijze

  • 1. Het dagelijks bestuur vergadert zo vaak als de voorzitter dit nodigt acht of een ander lid, onder opgave van redenen, daarom verzoekt. De vergadering vindt plaats binnen twee weken nadat het verzoek is ingekomen.

  • 2. De voorzitter stelt dag, plaats en tijdstip van de vergadering van het dagelijks bestuur vast.

  • 3. De vergaderingen van het dagelijks bestuur worden met gesloten deuren gehouden, voor zover het dagelijks bestuur niet anders heeft bepaald.

  • 4. In de vergadering van het dagelijks bestuur kan slechts worden beraadslaagd en besloten, indien alle zitting hebbende leden aanwezig zijn. Indien het vereiste aantal leden niet aanwezig is, belegt de voorzitter opnieuw een vergadering. Op deze vergadering is het bepaalde in de eerste volzin van dit lid niet van toepassing. Het dagelijks bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de eerdere vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien alle zitting hebbende leden aanwezig zijn.

  • 5. Besluiten worden genomen met een gewone meerderheid van stemmen. Als de stemmen staken, dan beslist de stem van de voorzitter.

  • 6. Het dagelijks bestuur kan een reglement van orde voor zijn vergaderingen vaststellen, dat aan het algemeen bestuur ter kennisneming wordt overgelegd.

  • 7. Voor zover deze regeling niet anders bepaalt, kan het dagelijks bestuur zijn werkzaamheden verdelen over zijn leden. Het dagelijks bestuur deelt zijn besluiten daarover mee aan het algemeen bestuur.

Artikel 10 Taak

De taak van het dagelijks bestuur is:

  • a.

    het voorbereiden van al hetgeen aan het algemeen bestuur ter overweging en ter beslissing moet worden voorgelegd;

  • b.

    het uitvoeren van de besluiten van het algemeen bestuur;

  • c.

    het behartigen van de belangen van het openbaar lichaam bij andere overheden, instellingen, bedrijven of personen waarmee contact voor het openbaar lichaam van belang is;

  • d.

    het houden van toezicht op het functioneren van het openbaar lichaam.

Hoofdstuk 5 De voorzitter

Artikel 11 Voorzitter

  • 1. Het voorzitterschap rouleert tussen de deelnemende gemeenten. Twee jaren na de datum van de vergadering bedoeld in artikel 8, vierde lid, gaat het voorzitterschap over op een lid afkomstig uit de andere deelnemende gemeente.

  • 2. De tweede termijn duurt voort tot het einde van de zittingsperiode van het college.

Artikel 12 Taak

  • 1. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

  • 2. De voorzitter tekent de stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan.

  • 3. De voorzitter vertegenwoordigt het openbaar lichaam in en buiten rechte. De voorzitter kan de vertegenwoordiging opdragen aan een door deze aan te wijzen gemachtigde.

Hoofdstuk 6 De directeur

Artikel 13 Directeur

  • 1. Het openbaar lichaam heeft een ambtelijk apparaat, aan het hoofd waarvan de directeur staat.

  • 2. De directeur wordt benoemd, geschorst en ontslagen door het dagelijks bestuur.

Artikel 14 Taak

  • 1. De bestuursorganen van het openbaar lichaam worden bijgestaan door de directeur, aan wie in het dagelijks bestuur een adviserende stem toekomt.

  • 2. De directeur vervult in het algemeen bestuur en in het dagelijks bestuur de secretarisfunctie.

  • 3. De directeur is belast met de dagelijkse leiding van het openbaar lichaam.

  • 4. De directeur ondertekent mede alle stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan.

  • 5. De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de directeur worden vastgelegd in een statuut. Het statuut wordt vastgesteld door het dagelijks bestuur.

  • 6. De directeur is bestuurder in de zin van de Wet op de Ondernemingsraden.

  • 7. De directeur is verantwoording schuldig aan het dagelijks bestuur.

  • 8. Het dagelijks bestuur regelt de vervanging van de directeur in geval van diens langdurige afwezigheid.

Hoofdstuk 7 De klankbordgroep

Artikel 15 Samenstelling

De klankbordgroep is samengesteld uit de gemeentesecretarissen van de deelnemende gemeenten.

Artikel 16 Taak

  • 1. Ten aanzien van de begroting, de jaarrekening en het jaarplan is de directeur verplicht advies in te winnen bij de klankbordgroep alvorens de stukken ter besluitvorming aan het algemeen bestuur voor te leggen.

  • 2. De klankbordgroep adviseert het algemeen bestuur ten aanzien van de begroting, de jaarrekening en het jaarplan.

Hoofdstuk 8 Informatie, inlichtingen en verantwoording

Artikel 17 Intern

  • 1. Het dagelijks bestuur of de leden afzonderlijk geven ongevraagd aan het algemeen bestuur alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het dagelijks bestuur te voeren en gevoerde bestuur nodig is.

  • 2. Het dagelijks bestuur of de leden afzonderlijk verstrekken aan het algemeen bestuur, wanneer dit bestuur of één van de leden hierom verzoekt, alle gevraagde inlichtingen.

  • 3. Het dagelijks bestuur of de leden afzonderlijk leggen op verzoek van het algemeen bestuur verantwoording af over het door hen gevoerde bestuur.

  • 4. De voorgaande leden zijn van overeenkomstige toepassing op de voorzitter voor wat betreft het door hem gevoerde bestuur.

Artikel 18 Extern

  • 1. Het algemeen bestuur of de leden afzonderlijk geven ongevraagd aan de colleges van de deelnemende gemeenten alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig is.

  • 2. Het algemeen bestuur verstrekt aan de colleges of de raden van de deelnemende gemeenten alle inlichtingen die door één of meer leden van die colleges of raden wordt gevraagd.

  • 3. Een lid van het algemeen bestuur verstrekt aan het college of de raad van de deelnemende gemeente waarvan het college hem heeft aangewezen, alle inlichtingen die door één of meer leden van dat college of die raad worden verlangd.

  • 4. Een lid van het algemeen bestuur is het college en de raad van de deelnemende gemeente waarvan het college hem heeft aangewezen, verantwoording verschuldigd voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid.

Artikel 19 Inlichtingen

  • 1. Een verzoek om inlichtingen wordt schriftelijk ingediend bij het algemeen bestuur of bij het lid van het algemeen bestuur waarvan de inlichtingen worden verlangd.

  • 2. De indiener zendt een afschrift van dit verzoek aan de raad of het college waarvan hij lid is.

  • 3. De verlangde inlichtingen worden zo spoedig mogelijk verstrekt. Indien het verstrekken van de gevraagde inlichtingen in strijd is met het openbaar belang, wordt de indiener hiervan in kennis gesteld onder vermelding van de redenen.

  • 4. Het algemeen bestuur of het lid van het algemeen bestuur tot wie het verzoek om inlichtingen is gericht draagt er zorg voor dat de verstrekte inlichtingen ter kennis worden gebracht van de raad of het college waarvan de verzoeker lid is.

Artikel 20 Verantwoording en ontslag

  • 1. Verantwoording door een lid van het algemeen bestuur aan de raad geschiedt overeenkomstig het reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de betrokken raad.

  • 2. Verantwoording door een lid van het algemeen bestuur aan het college geschiedt volgens door het betrokken college nader te stellen regels.

  • 3. Een college kan een door hem aangewezen lid van het algemeen bestuur ontslaan, als dit lid het vertrouwen van het college niet meer bezit.

Artikel 20 Verantwoording aan het Rijk

  • 1. Het algemeen bestuur verstrekt aan de colleges van de deelnemende gemeenten alle informatie die voor de afzonderlijke gemeenten nodig is om in het Verslag over de Uitvoering (Vodu) verantwoording af te leggen over de rechtmatigheid van de uitkeringen en uitgaven in het kader van de reïntegratievoorzieningen.

  • 2. Het dagelijks bestuur beschrijft in een intern controleplan hoe de in het eerste lid bedoelde informatie wordt verzameld.

Hoofdstuk 9 Het personeel

Artikel 21 Personeel

  • 1. Het openbaar lichaam kan personeel aanstellen, schorsen en ontslaan.

  • 2. Op het personeel van het openbaar lichaam is de collectieve arbeidsvoorwaardenregeling voor het gemeentepersoneel van toepassing (CAR/UWO) en de specifieke arbeidsvoorwaardenregeling van de gemeente Steenwijkerland.

  • 3. Het algemeen bestuur stelt een sociaal statuut vast.

  • 4. Het algemeen bestuur beslist over de toepassing van arbeidsvoorwaarden die buiten de kaders van een (collectieve) overeenkomst of andere bindende regeling vallen.

  • 5. De aanstelling, de schorsing en het ontslag van het personeel geschiedt door het dagelijks bestuur.

Hoofdstuk 10 Het jaarplan

Artikel 22 Jaarplan

  • 1. Het dagelijks bestuur bereidt jaarlijks een jaarplan voor, waarin voorstellen over het beleid en de bedrijfsvoering van het openbaar lichaam staan. In dit jaarplan wordt aangegeven welk beleid door de gemeenten op gelijke wijze wordt uitgevoerd.

  • 2. Het algemeen bestuur legt het jaarplan ter vaststelling voor aan de colleges. De colleges horen de raden voorafgaand aan de vaststelling van het jaarplan.

  • 3. Wanneer de raad van een gemeente ten aanzien van een bepaald onderwerp een eigen beleid wenst te voeren dat afwijkt van het gemeenschappelijke beleid, wordt ook het afwijkende beleidsstandpunt van deze gemeente in het jaarplan opgenomen en door het openbaar lichaam uitgevoerd.

  • 4. Het vaststellen van het jaarplan maakt onderdeel uit van de begrotingscyclus zoals genoemd in artikel 24.

Hoofdstuk 11 Financiële bepalingen

Artikel 23 Financiële administratie

  • 1. De geldmiddelen van het openbaar lichaam worden door het algemeen bestuur beheerd.

  • 2. Het algemeen bestuur stelt voorschriften vast voor het financiële en administratieve beheer en het geldverkeer van het openbaar lichaam.

  • 3. Ten aanzien van de controle op het geldelijk beheer en de administratie is het bepaalde in artikel 213 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Vier maal per jaar zal aan de colleges van de deelnemende gemeenten een managementrapportage worden verstrekt. Dit zal plaatsvinden binnen drie weken na afloop van elk kwartaal.

Artikel 24 Begrotingsprocedure

  • 1. Het dagelijks bestuur zendt jaarlijks vóór 15 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders toe aan de raden van de gemeenten. Deze kaders bevatten in ieder geval een indicatie van de gemeentelijke bijdrage en de beleidsvoornemens voor het begrotingsjaar.

    Het dagelijks bestuur zendt vervolgens vóór 1 mei een ontwerpbegroting van het openbaar lichaam voor het komende kalenderjaar, vergezeld van een toelichting, aan de raden van de gemeenten. Het bepaalde in artikel 190, eerste lid, van de Gemeentewet is van toepassing.

  • 2. De ontwerpbegroting wordt door de gemeenten voor een ieder ter inzage gelegd en tegen betaling van de kosten algemeen verkrijgbaar gesteld. Het bepaalde in artikel 190, tweede en derde lid, van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. De raden van de deelnemende gemeenten kunnen binnen twee maanden na toezending van de ontwerpbegroting het dagelijks bestuur hun zienswijze geven. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren, waarin de zienswijze van de raden zijn vervat, bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 4. Het algemeen bestuur stelt de begroting vast, uiterlijk 1 juli van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de begroting moet dienen.

  • 5. Terstond na de vaststelling zendt het algemeen bestuur de begroting aan de raden van de gemeenten.

  • 6. Het algemeen bestuur zendt de vastgestelde begroting voor 15 juli aan Gedeputeerde Staten.

  • 7. Het bepaalde in dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de besluiten tot wijziging van de begroting.

Artikel 25 Bijdragen van de gemeenten

  • 1. De deelnemende gemeenten staan garant voor de kosten en verplichtingen van de dienst.

  • 2. In de begroting staat welke bijdrage elke gemeente verschuldigd is ter dekking van alle kosten van het openbaar lichaam.

  • 3. De deelnemende gemeenten betalen bij wijze van voorschot op de eerste dag van het kwartaal een kwart van de in het tweede lid bedoelde bijdrage.

  • 4. Alle rijksmiddelen behorende bij de in artikel 4 genoemde regelingen worden door de gemeenten ter beschikking gesteld aan het openbaar lichaam.

  • 5. De kosten die het samenwerkingsverband aan de gemeenten toerekent, bestaan uit programmakosten en apparaatskosten.

    A De programmakosten

    • a.

      Programmakosten zijn uitkeringskosten, kosten van leningen en andere verstrekkingen die voortvloeien uit toepassing van wet en regelgeving, als bedoeld in artikel 4, onder aftrek van ontvangsten uit vorderingen.

    • b.

      De programmakosten worden rechtstreeks toegerekend aan de gemeente waarvoor de kosten zijn gemaakt.

    • c.

      Alle extra uitvoeringskosten van het openbaar lichaam, die worden veroorzaakt door gemeentelijk bijstandsbeleid dat afwijkt van het beleid dat is beschreven in het jaarplan, worden toegerekend aan de gemeente die verantwoordelijk is voor het afwijkende beleid.

    • d.

      Alle extra kosten van het openbaar lichaam, die voortvloeien uit een kennelijk ontoereikende uitvoering van wet en regelgeving, als bedoeld in artikel 4, in de periode voor de inwerkingtreding van de gemeenschappelijke regeling worden toegerekend aan de gemeente die verantwoordelijk was voor de ontoereikende uitvoering.

    B De apparaatskosten

    • a.

      Apparaatskosten zijn:

      • i.

        kosten van het personeel dat is belast met de uitvoering van de in artikel 4 genoemde taken, niet zijnde kortingen op vergoedingen van het rijk die op grond van een maatregel aan een gemeente zijn opgelegd;

      • ii.

        kosten van huisvesting, automatisering, externe ondersteuning, advieskosten en overige indirecte kosten.

    • b.

      De apparaatskosten worden op basis van een verdeelsleutel toegerekend aan de gemeenten: 75% voor rekening van de gemeente Steenwijkerland en 25% voor rekening van de gemeente Westerveld.

    • c.

      Indien de apparaatskosten de drempel van € 2.900.000,- overschrijden, vindt de verdeling van de meerkosten plaats op basis van de verhouding:

      cliënten WWB, IOAW, IOAZ, Bbz Westerveld : cliënten WWB, IOAW, IOAZ, Bbz Steenwijkerland.

    • d.

      Jaarlijks wordt op de drempel het geldende prijsindexcijfer van het CBS toegepast.

    • e.

      Alle betalingen van het Rijk aan de gemeenten voor de bij de gemeenten in rekening gebrachte kosten als bedoeld in het eerste lid, worden direct na ontvangst door de gemeente aan het openbaar lichaam overgemaakt.

    • f.

      Na afloop van elk kalenderjaar en in ieder geval vóór 1 juli volgend op het afgesloten kalenderjaar, vindt tussen het openbaar lichaam en de gemeenten een definitieve afrekening plaats.

    • g.

      Het Fonds Werk en Inkomen evenals andere middelen en doeluitkeringen, bedoeld voor de uitvoering van taken die conform artikel 4 door de gemeenten zijn overgedragen aan het openbaar lichaam, worden verstrekt aan en beheerd door het openbaar lichaam.

    • h.

      Kennelijke onbillijkheden die uit de toepassing van dit artikel voortvloeien, worden ter beslissing voorgelegd aan het dagelijks bestuur. Bij beslissingen op gemeentelijke verzoeken daaromtrent geeft het dagelijks bestuur toepassing aan afspraken tussen de gemeenten over het te vormen egalisatiefonds.

Artikel 26 Batig en nadelig saldo

  • 1. Bij besluit van het algemeen bestuur zal nader worden bepaald hoe er wordt omgegaan met een batig saldo in de apparaatskosten en de programmakosten over enig jaar.

  • 2. Bij besluit van het algemeen bestuur zal nader worden bepaald hoe er wordt omgegaan met een nadelig saldo in de apparaatskosten en de programmakosten over enig jaar. Dit met inachtneming van het eerste lid van artikel 25.

Artikel 27 Jaarrekening

  • 1. Het dagelijks bestuur biedt de rekening over het afgelopen kalenderjaar, met alle bijbehorende bescheiden, jaarlijks vóór 15 mei ter voorlopige vaststelling aan het algemeen bestuur aan, onder gelijktijdige toezending aan de besturen van de gemeenten. De rekening moet zijn vergezeld van een verslag van het onderzoek naar de betrouwbaarheid van de jaarrekening ingesteld door de overeenkomstig artikel 213 van de Gemeentewet aangewezen deskundigen en een verslag van hetgeen het dagelijks bestuur voor zijn verantwoordingstaak verder dienstig acht.

  • 2. Het algemeen bestuur stelt de rekening vast uiterlijk 1 juli, volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.

  • 3. Zij wordt binnen twee weken met alle bijbehorende stukken aan Gedeputeerde Staten gezonden.

  • 4. Vaststelling van de rekening strekt het algemeen bestuur tot decharge behoudens later in rechte gebleken valsheid in geschrifte of andere onregelmatigheden.

  • 5. In de rekening wordt voor elk der gemeenten het bedrag opgenomen dat voor rekening van de desbetreffende gemeente komt, onder verrekening van vergoedingen voor diensten die de gemeente aan het openbaar lichaam heeft geleverd.

Hoofdstuk 12 Privacy en gebruik gegevens GBA

Artikel 28 Privacy

De wijze waarop de werkzaamheden door het samenwerkingsverband worden uitgevoerd voldoet aan de voorschriften in de Wet bescherming persoonsgegevens.

Artikel 29 Gegevensuitwisseling

  • 1. Het openbaar lichaam is aan te wijzen als bewerker in het kader van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens.

  • 2. Het personeel van het openbaar lichaam dat is belast met de uitvoering van de werkzaamheden, is bevoegd om de verschillende gemeentelijke basisadministraties persoonsgegevens van de deelnemende gemeenten te raadplegen, voor zover dit voor de uitoefening van de werkzaamheden noodzakelijk is.

  • 3. Ten behoeve van de dagelijkse uitvoering zal een protocol voor de gegevensuitwisseling worden opgesteld.

Hoofdstuk 13 Het archief

Artikel 30 Archief

  • 1. Het algemeen bestuur is belast met de zorg voor de archiefbescheiden van het openbaar lichaam. Ten aanzien van de archiefbescheiden zijn de voorschriften, zoals die voor de gemeente Steenwijkerland zijn vastgesteld, van overeenkomstige toepassing.

  • 2. De directeur is belast met het beheer van de archiefbescheiden.

  • 3. De secretaris van de gemeente Steenwijkerland is belast met het toezicht op de naleving van hetgeen bij of krachtens de Archiefwet 1995 is bepaald.

  • 4. De voor blijvende bewaring in aanmerking komende archiefbescheiden van de gemeenschappelijke regeling worden na verstrijken van de archiefwettelijke termijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats van de gemeente Steenwijkerland.

  • 5. Bij opheffing van de regeling worden de archiefbescheiden geplaatst in de archiefbewaarplaats van de gemeente Steenwijkerland.

  • 6. Gedeputeerde Staten van de provincie Overijssel oefenen het toezicht uit op de zorg voor de archiefbescheiden.

Hoofdstuk 14 Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing

Artikel 31 Toetreding en uittreding

  • 1. Het college van de gemeente die wenst toe te treden of uit te treden richt, na verkregen toestemming van de raad van die gemeente, het verzoek daartoe aan het algemeen bestuur.

  • 2. Het algemeen bestuur zendt het verzoek als bedoeld in het eerste lid binnen 13 weken door aan de colleges van de deelnemende gemeenten, onder overlegging van zijn advies omtrent de toetreding respectievelijk uittreding en de eventueel daaraan te verbinden voorwaarden.

  • 3. Toetreding respectievelijk uittreding vindt plaats, indien de colleges van de deelnemende gemeenten daarmee hebben ingestemd en terzake toestemming is verkregen van de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 4. Aan de toetreding respectievelijk uittreding kunnen bij de in het derde lid bedoelde besluiten voorwaarden worden verbonden.

  • 5. Het verzoek tot uittreding wordt uiterlijk 13 weken voor het einde van het kalenderjaar gedaan.

  • 6. De uittreding vindt niet eerder plaats dan op 31 december van het jaar volgend op het jaar waarin het verzoek tot uittreding is gedaan.

  • 7. De financiële schade, die het openbaar lichaam als gevolg van de uittreding lijdt, wordt, inclusief de hierdoor ontstane wachtgeldverplichtingen, aan de uittredende gemeente in rekening gebracht.

  • 8. Besluiten tot toetreding of uittreding treden in werking op een in het besluit te bepalen datum die ligt na de publicatie van het besluit in de Staatscourant.

Artikel 32 Wijziging en opheffing

  • 1. De regeling kan worden gewijzigd of opgeheven bij daartoe strekkende besluiten van de colleges van de deelnemende gemeenten en toestemming van de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 2. De deelnemers verbinden zich in geval van opheffing van het openbaar lichaam een liquidatieplan op te stellen dat voorziet in de verplichting van de deelnemers alle rechten en verplichtingen van het openbaar lichaam over de deelnemers te verdelen op een in het plan te bepalen wijze. Besluiten tot wijziging of opheffing treden in werking op een in het besluit te bepalen datum die ligt na de publicatie van het besluit in de Staatscourant.

Artikel 33 Liquidatie

  • 1. Ingeval van opheffing van de gemeenschappelijke regeling besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt daarvoor de noodzakelijke regels op. Een zodanig besluit wordt unaniem genomen.

  • 2. Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur, de colleges van de gemeenten gehoord, vastgesteld.

  • 3. Het liquidatieplan voorziet in de verplichtingen van de gemeenten tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing. Hierbij is de verdeelsleutel volgens artikel 26 B, lid b, van toepassing.

  • 4. Het liquidatieplan voorziet in de gevolgen die de opheffing heeft voor het personeel.

  • 5. Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van de liquidatie.

  • 6. De organen van de gemeenschappelijke regeling, die met de liquidatie zijn belast, blijven ook na het tijdstip van opheffing in functie totdat de liquidatie is voltooid conform artikel 9, derde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Hoofdstuk 15 Slotbepalingen

Artikel 34 Inwerkingtreding

De regeling treedt in werking met ingang van 1 maart 2006.

Artikel 35 Overgangsbestuur

Voor de periode vanaf 1 maart 2006 tot en met de datum van de vergadering, bedoeld in artikel 8, vierde lid, wijzen de colleges van de deelnemende gemeenten uit hun midden ieder twee leden en een plaatsvervanger voor het algemeen bestuur aan. Gedurende deze periode is de voorzitter afkomstig uit de gemeente Westerveld en zijn de gewone leden van het dagelijks bestuur afkomstig uit de gemeente Steenwijkerland.

Artikel 36 Toezending

Het college van de gemeente Steenwijkerland draagt zorg voor de in artikel 26 van de Wet gemeenschappelijke regelingen voorgeschreven toezending aan Gedeputeerde Staten van de provincie Overijssel en de provincie Drenthe.

Artikel 37 Onvoorziene gevallen

In alle gevallen waarin de regeling niet voorziet, beslist het algemeen bestuur.

Artikel 38 Duur van de regeling

De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

Artikel 39 Citeertitel

De regeling kan worden aangehaald als de gemeenschappelijke regeling van het Intergemeentelijk Samenwerkingsverband Werk en Inkomen Steenwijkerland en Westerveld.

Artikel 40 Slotbepaling

  • 1. De begroting wordt voor de eerste keer vastgesteld voor het kalenderjaar 2006.

  • 2. De eerste rekening heeft betrekking op de periode waarvoor de eerste begroting geldt.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 28 februari 2006 door
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Steenwijkerland,
de secretaris, drs. A.W. van der Spek
de burgemeester, drs. H.H. Apotheker
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westerveld,
de secretaris, J.P. Jorritsma
de burgemeester, A. Meijer