Verordening sollicitatieplicht en outplacement politieke ambtsdragers 2014

Geldend van 01-04-2014 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-04-2014

Intitulé

Verordening sollicitatieplicht en outplacement politieke ambtsdragers 2014

Verordening sollicitatieplicht en outplacement politieke ambtsdragers 2014

De raad van de gemeente Stein;

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 22 april 2014;

Gelet op artikel 147 van de Gemeentewet;

Gelet op de artikelen 130 tot en met 137a van de Algemene Pensioenwet Politieke Ambtsdragers

BESLUIT:

Vast te stellen de volgende:

Verordening sollicitatieplicht en outplacement politieke ambtsdragers 2014

HOOFDSTUK 1 begripsomschrijvingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    Belanghebbende: hij/zij die ophoudt burgemeester of wethouder te zijn en in het genot is van een uitkering op grond van artikel 130 tot en met 137a van de APPA;

  • 2.

    Inhouding: inhouding als bedoeld in artikel 132c, eerste lid van de APPA, welke wordt opgelegd bij het niet nakomen van een verplichting op basis van de sollicitatieplicht dan wel de planmatige begeleiding en ondersteuning;

  • 3.

    Reïntegratiebedrijf: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die in het kader van de uitoefening van beroep of bedrijf de inschakeling van personen in de arbeid bevordert en welke de belanghebbende ondersteunt bij het vinden van passende arbeid;

  • 4.

    Passende arbeid: passende arbeid als bedoeld in artikel 132a, derde lid van de APPA, zijnde alle arbeid die voor de krachten en de bekwaamheden van belanghebbende is berekend, tenzij aanvaarding om redenen van lichamelijke, geestelijke of sociale aard niet van hem kan worden verlangd;

  • 5.

    Plan: plan van aanpak voor het gericht zoeken naar en verwerven van passende arbeid als bedoeld in artikel 132a, vierde lid van de APPA;

  • 6.

    Planmatige begeleiding en ondersteuning: planmatige begeleiding en ondersteuning bij het gericht zoeken naar en verwerven van passen de arbeid als bedoeld in artikel 132b, tweede lid, van de APPA;

  • 7.

    Sollicitatieactiviteit: activiteit gericht op het zoeken dan wel verwerven van passende arbeid;

  • 8.

    Uitkering: uitkering als bedoeld in hoofdstuk 21 van de APPA;

  • 9.

    APPA: Algemene Pensioenwet Politieke Ambtsdragers

HOOFDSTUK 2 regels betreffende activiteiten om passende arbeid te vinden

Artikel 2.1

  • 1. De belanghebbende is verplicht:

    • a.

      In voldoende mate te trachten passende arbeid te vinden;

    • b.

      Aangeboden passende arbeid te aanvaarden;

    • c.

      Mee te werken aan activiteiten die bevorderlijk zijn voor zijn inschakeling in de arbeid;

  • 2. De belanghebbende dient hierbij te voorkomen dat hij:

    • a.

      Door eigen toedoen geen passende arbeid kan verkrijgen;

    • b.

      Door eigen toedoen passende arbeid opgeeft;

    • c.

      Eisen stelt die het aanvaarden of verkrijgen van passende arbeid belemmeren

  • 3. De mate waarin arbeid als “passende arbeid’ kan worden beschouwd, wordt in elk geval bepaald door:

    • a.

      De aard van de arbeid. In relatie tot eerder verrichte arbeid, een eerder uitgeoefend beroep of opgedane werkervaring;

    • b.

      Het opleidingsniveau van de belanghebbende;

    • c.

      De reistijd naar en van het werk;

    • d.

      Het geboden loon;

    • e.

      Het werkloosheidsrisico.

  • 4. Voorgaande verplichting tot het aanvaarden van passende arbeid vervalt indien belanghebbende:

    • a.

      De pensioengerechtigde leeftijd bereikt;

    • b.

      Een nieuw politiek ambt als bedoeld in artikel 2 van de APPA aanvaardt, waarvan de bezoldiging volgens artikel 133 van de APPA tenminste 70% bedraagt van de als burgemeester dan wel wethouder laatst genoten wedde;

    • c.

      Recht heeft op een voortgezette uitkering als gevolg van algemene invaliditeit als bedoeld in artikel 133a van de APPA;

  • 5. Voorgaande bepalingen zijn niet van toepassing gedurende de eerste 3 maanden na het aftreden van belanghebbende.

Artikel 2.2

Het college van burgemeester en wethouders wijst een reïntegratiebedrijf aan ten behoeve van het opstellen van het plan van aanpak voor het gericht zoeken naar en verwerven van passende arbeid.

Artikel 2.3

Het plan bevat de volgende onderdelen:

  • a.

    De naam en adresgegevens van belanghebbende;

  • b.

    De wijze waarop de belanghebbende bij het verkrijgen van passende arbeid zal worden begeleid;

  • c.

    De sollicitatieactiviteiten die belanghebbende zal verrichten;

  • d.

    De opleidingen en cursussen die de belanghebbende eventueel zal volgen;

  • e.

    De overige activiteiten die kunnen bijdragen aan het verkrijgen van passende arbeid;

  • f.

    Het tijdpad waarbinnen de in het plan opgenomen activiteiten plaatsvinden;

  • g.

    Of verplichte planmatige begeleiding en ondersteuning voor belanghebbende is aangewezen;

  • h.

    De wijze waarop en de frequentie waarmee de contacten tussen het reïntegratiebedrijf en de belanghebbende zullen plaatsvinden.

Artikel 2.4

  • 1. Het reïntegratiebedrijf stuurt het plan binnen 3 weken na afloop van de in artikel 132a, zesde lid van de APPA, genoemde periode (3 maanden na aftreden van belanghebbende) naar het college van burgemeester en wethouders;

  • 2. Het plan wordt vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders;

  • 3. Het reïntegratiebedrijf informeert terstond het college van burgemeester en wethouders, indien de belanghebbende de uit artikel 132a, eerste lid van de APPA, respectievelijk artikel 2.1 van deze verordening voortvloeiende verplichtingen niet nakomt.

Artikel 2.5

  • 1. Het plan wordt elke 3 maanden door de belanghebbende en het reïntegratiebedrijf geëvalueerd;

  • 2. Indien de evaluatie aanleiding geeft tot wijziging van het plan, stuurt het reïntegratiebedrijf het bijgestelde plan aan het college van burgemeester en wethouders. Artikel 2.4, lid 2, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2.6

  • 1. De belanghebbende voert gemiddeld één keer per week een sollicitatieactiviteit uit, tenzij in het plan anders is bepaald;

  • 2. Bij het vaststellen van de mate waarin sollicitatieactiviteiten dienen te worden ondernomen, wordt rekening gehouden met de regionale arbeidsmarktsituatie en het aantal beschikbare vacatures, de mogelijkheden van de belanghebbende en eventueel aanwezige medische beperkingen en het begrip passende arbeid.

  • 3. Voorgaande sollicitatieverplichting vervalt indien belanghebbende:

    • a.

      De pensioengerechtigde leeftijd bereikt;

    • b.

      Een nieuw politiek ambt als bedoeld in artikel 2 van de APPA aanvaardt, waarvan e bezoldiging volgens artikel 133 van de APPA tenminste 70% bedraagt van de als burgemeester danwel wethouder laatstgenoten wedde;

    • c.

      Recht heeft op een voortgezette uitkering als gevolg van algemene invaliditeit als bedoeld in artikel 133a van de APPA.

  • 4. Voorgaande bepalingen zijn niet van toepassing gedurende de eerste 3 maanden na het aftreden van belanghebbende;

  • 5. Het reïntegratiebedrijf ziet toe op de naleving van de in dit artikel onder 1 en 2 opgenomen bepalingen.

Artikel 2.7

  • 1. De belanghebbende kan per kalenderjaar gedurende twintig dagen vakantie genieten waarin geen sollicitatieactiviteiten hoeven worden uitgevoerd. Onder dagen wordt verstaan de reguliere werkdagen (maandag tot en met vrijdag)

  • 2. Het reïntegratiebedrijf ziet toe op de naleving van de in artikel 1 opgenomen bepaling.

Artikel 2.8

Op het reïntegratiebedrijf zijn de krachtens artikel 4.2 van het besluit SUWI gestelde voorwaarden van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2.9

  • 1. De kosten die belanghebbende maakt voor activiteiten, bedoeld in artikel 2.3, onderdelen d en e, worden door het college van burgemeester en wethouders vergoed, in overeenstemming met de in het plan opgenomen begroting, of, bij gebreke hiervan, in overeenstemming met het besluit op de aanvraag;

  • 2. Indien in het plan voor de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, geen begroting is opgenomen, dient de belanghebbende bij het college van burgemeester en wethouders een aanvraag in voor een tegemoetkoming in de kosten van die activiteiten, voorafgaand aan de aanvang van die activiteiten. Vergoeding vindt uitsluitend plaats na overlegging van facturen en bewijzen van betaling;

  • 3. Het college van burgemeester en wethouders kan bij de vaststelling van het plan of het besluit op de aanvraag de voor een activiteit te vergoeden kosten lager vaststellen dan in het plan op de aanvraag is begroot, indien de begrote kosten niet noodzakelijk zijn voor het verrichten van de activiteit of als de kosten voor een activiteit hoger zijn begroot dan voor de uitvoering noodzakelijk is;

  • 4. Eventueel noodzakelijke reis- en verblijfkosten als gevolg van de activiteiten, bedoeld in artikel 2.3, onderdelen d en e komen voor rekening van het college van burgemeester en wethouders.

HOOFDSTUK 3 planmatige begeleiding en ondersteuning

Artikel 3.1

1.De belanghebbende dient bij het college van burgemeester en wethouders een aanvraag in voor een tegemoetkoming in de kosten van vrijwillige planmatige begeleiding en ondersteuning, voordat met de planmatige begeleiding en ondersteuning een aanvang is gemaakt. Vergoeding vindt uitsluitend plaats na overlegging van facturen en bewijzen van betaling tot ten hoogste het bedrag waarop op grond van de wet aanspraak bestaat; dit wil zeggen dat deze tegemoetkoming ten hoogste 20% bedraagt van de laatstgenoten wedde per jaar als bedoeld in artikel 133 van APPA.

Kosten die niet noodzakelijk zijn voor planmatige begeleiding en ondersteuning, of die niet in redelijke verhouding staan tot geleverde prestaties, worden niet vergoed;

  • 2.

    Indien de planmatige begeleiding en ondersteuning als verplichting is opgelegd, vergoedt het college van burgemeester en wethouders de kosten voor de planmatige begeleiding en ondersteuning rechtstreeks aan de door belanghebbende aangewezen organisatie die de planmatige begeleiding en ondersteuning uitvoert. Het college van burgemeester en wethouders sluit daartoe een schriftelijke overeenkomst met de organisatie;

  • 3.

    Een tegemoetkoming voor planmatige begeleiding en ondersteuning als bedoeld in het eerste lid wordt slechts verleend, indien de planmatige begeleiding en ondersteuning wordt uitgevoerd door een organisatie die voldoet aan de eisen gesteld in artikel 3.2;

  • 4.

    Het college van burgemeester en wethouders verstrekt de organisatie die de planmatige begeleiding en ondersteuning uitvoert de noodzakelijke gegevens;

  • 5.

    De aanspraak op de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, vervalt zodra de belanghebbende ophoudt mee te werken aan de planmatige begeleiding en ondersteuning of op andere wijze de oorzaak is dat de planmatige begeleiding en ondersteuning niet of niet langer bijdraagt aan het vinden van passend werk.

  • 6.

    Eventuele noodzakelijke reis- en verblijfkosten als gevolg van de planmatige begeleiding en ondersteuning (al dan niet als verplicht onderdeel in het kader van de reïntegratie van de belanghebbende opgelegd) komen voor rekening van het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 3.2

Een organisatie die planmatige begeleiding en ondersteuning uitvoert, voldoet aan de volgend eisen;

  • a.

    De organisatie is tenminste drie jaar in de Europese Unie gevestigd;

  • b.

    De organisatie heeft tenminste twee consultants in volledige betrekking in dienst die ieder tenminste 3 jaar ervaring hebben in planmatige begeleiding en ondersteuning;

  • c.

    De planmatige begeleiding en ondersteuning bestaat in ieder geval uit gemiddeld twee uur per maand persoonlijke en individuele begeleiding;

  • d.

    De organisatie heeft noch rechtstreeks, noch indirect, op enigerlei wijze financiële verbindingen met of geeft financiële bijdragen aan personen, organisaties, bedrijven of daarmee gelieerde natuurlijke of rechtspersonen die direct of indirect invloed hebben op het gunnen van de opdracht tot planmatige begeleiding en ondersteuning.

HOOFDSTUK 4 inhouding van de uitkering

Artikel 4.1

Het college van burgemeester en wethouders legt een inhouding op, indien het constateert dat:

  • a.

    De belanghebbende weigert te voldoen aan een oproep van of namens het college van burgemeester en wethouders om de benodigde inlichtingen en informatie te verstrekken voor een goede uitvoering van dit besluit;

  • b.

    De belanghebbende de verplichtingen, bedoeld in artikel 132a, eerste en/of tweede lid APPA, niet nakomt;

  • c.

    De belanghebbende weigert mee te werken aan het opstellen van een plan;

  • d.

    De belanghebbende de in het plan opgenomen verplichtingen niet nakomt

  • e.

    De belanghebbende weigert mee te werken aan een verplicht opgelegd planmatige begeleiding en ondersteuning;

Artikel 4.2

  • 1. De hoogte en de duur van de inhouding op grond van artikel 132c, eerste lid APPA, bedragen;

    • a.

      5% van de uitkering gedurende tenminste 1 maand indien sprake is van een gedraging of nalaten als bedoeld in artikel 4.1, onderdeel a, waarbij het college van burgemeester en wethouders de mogelijkheid heeft af te wijken tot tenminste 2% en ten hoogste 20%;

    • b.

      25% van de uitkering gedurende tenminste 4 maanden indien er sprake is van een gedraging of nalaten als bedoeld in artikel 4.1, onderdelen b tot en met f, waarbij het college van burgemeester en wethouders de mogelijkheid heeft af te wijken tot tenminste 15% en ten hoogste 100%;

  • 2. De hoogte van de inhouding bedraagt tenminste € 25,=;

  • 3. Inhoudingen kunnen gelijktijdig opgelegd worden, met dien verstand dat nooit meer dan 100% van de uitkering wordt ingehouden

Artikel 4.3.

  • 1. Een inhouding wordt opgelegd met ingang van de eerste dag dat een verplichting als bedoeld in dit besluit niet of niet behoorlijk is nagekomen;

  • 2. Een inhouding wordt opgeheven met ingang van de eerste dag dat de verplichting als bedoeld in het voorgaande lid alsnog is nagekomen;

  • 3. Het college van burgemeester en wethouders is verantwoordelijk voor het vaststellen van de in artikel 4.2. en 4.3 genoemde inhoudingen.

Artikel 4.4

Indien het college van burgemeester en wethouders de belanghebbende een inhouding oplegt binnen twee jaar na de bekendmaking van een inhouding wegens dezelfde grond, worden de percentages, genoemd in artikel 4.2 eerste lid onder a en b, alsmede het minimumbedrag, genoemd in artikel 4,2, tweede lid, met 50% verhoogd.

HOOFDSTUK 5 slotbepalingen

Artikel 5.1

Belanghebbende is gedurende de periode dat hij een APPA-uitkering ontvangt gehouden aan hetgeen in deze verordening is bepaald.

Artikel 5.2

In de gevallen waarin deze verordening niet of niet in redelijkheid voorziet is het college van burgemeester en wethouders bevoegd een voorziening te treffen.

Artikel 5.3

In zeer bijzondere omstandigheden en/of zwaarwegende zakelijke (financiële) belangen is het college van burgemeester en wethouders bevoegd af te wijken van hetgeen bij verordening is bepaald.

Artikel 5.4

Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening sollicitatieplicht en outplacement politieke ambtsdragers 2014”.

Artikel 5.5.

Deze regeling treedt in werking op 1 april 2014.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de gemeenteraad van 26 juni 2014,

de raadsgriffier, de voorzitter,