Nota Integraal Jeugdbeleid Zeeuws-Vlaanderen

Geldend van 01-01-2015 t/m heden

Intitulé

Nota Integraal Jeugdbeleid Zeeuws-Vlaanderen

Hoofdstuk 1 Inleiding

Wij gaan voor 100% van de jeugd in Zeeuws-Vlaanderen. Alle kinderen en jongeren en hun ouders en medeopvoeders zijn even belangrijk voor ons. Wij willen, dat de jeugdigen in onze gemeenten gezond en gelukkig zijn en dat zij allemaal naar hun eigen vermogen kunnen meedoen in de maatschappij. In onderstaand plaatje geven we deze gedachte weer. Het preventieve beleid geldt voor alle inwoners van de gemeenten Hulst, Sluis en Terneuzen. Slechts een klein percentage van de kinderen, jongeren en ouders heeft te maken met jeugdhulp.

De drie Zeeuws-Vlaamse gemeenten hebben de handen ineengeslagen om één beleidsrichting te kiezen op het gebied van jeugd. Het nieuwe jeugdbeleid vormt de rode draad in heel Zeeuws-Vlaanderen. Het is gemeenschappelijk beleid met deels lokale en deels regionale uitvoering. Daarnaast is de verordening jeugd voor de drie gemeenten op eenzelfde wijze opgesteld. De gemeenteraden worden jaarlijks geïnformeerd over de voortgang van het nieuwe jeugdbeleid.

afbeelding binnen de regeling

1a. Wat verstaan we onder jeugd?

Met de doelgroep kinderen en jongeren bedoelen wij alle kinderen en jongeren van 0 tot 23 jaar. Daaronder verstaan wij ook de periode van de zwangerschap. De andere actoren die op dit beleidsterrein aandacht vragen, zijn alle personen die bij opvoeden en opgroeien betrokken zijn, zoals (pleeg)ouders, verzorgers, het sociale netwerk, leraren, professionals en vrijwilligers. We onderscheiden bij dit beleidsplan geen aparte doelgroepen. Het uitgangspunt is passende hulp voor iedereen.

1b. Wettelijk kader

De nieuwe Jeugdwet die op 1 januari 2015 van kracht is, vormt het belangrijkste wettelijk kader voor ons jeugdbeleid. We krijgen met de invoering van deze wet extra taken op het gebied van jeugdbeleid. Dit houdt in dat gemeenten inhoudelijk, financieel en uitvoeringstechnisch verantwoordelijk worden voor de uitvoering van alle jeugdzorg die nu onder het rijk, de provincies, de gemeenten, de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en de Zorgverzekeringswet (Zvw) valt. Daarnaast blijven gemeenten verantwoordelijk voor preventief jeugdbeleid (Jeugdwet, voorheen Wmo, en Wet publieke gezondheid). De opdracht vanuit de nieuwe Jeugdwet voor de gemeente is:

  • ·

    de overdracht van jeugdzorgtaken en financiën inbedden in ons jeugdbeleid en het opdrachtgeverschap ten aanzien van de jeugdzorgorganisaties vormgeven (de transitie);

  • ·

    het verbeteren en vernieuwen van het jeugd(zorg)stelsel, ook wel de transformatie genoemd.

Wat zijn de nieuwe jeugdzorgtaken voor de gemeente?

Op basis van de nieuwe Jeugdwet krijgen gemeenten de verantwoording over het volledige jeugdzorgtakenpakket waarin ook de huidige Awbz-begeleiding voor 0-18 jarigen is opgenomen. De nieuwe Jeugdwet onderscheidt dit als volgt: provinciale jeugdzorg, gesloten jeugdzorg, jeugdreclassering, jeugdbescherming, jeugd geestelijke gezondheidszorg en zorg voor jeugd met een verstandelijke beperking.

1c. Samenhang met andere decentralisaties in het sociaal domein

De transitie Jeugdzorg is één van de vier decentralisaties ofwel stelselwijzigingen waarmee gemeenten de komende jaren te maken krijgen. Naast de overheveling van de verantwoordelijkheid voor de jeugdzorg komt het rijk met de invoering van de Participatiewet, de overheveling van functies vanuit de AWBZ naar de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en Passend Onderwijs. Passend Onderwijs valt niet onder regie van de gemeente. Maar er zijn veel raakvlakken met de transitie jeugdzorg. Hierdoor is afstemming en samenwerking met het onderwijsveld noodzakelijk. Met de decentralisaties beoogt het rijk onder meer de kosten van de AWBZ, de Jeugdzorg en ook de gezondheidszorg te verlagen en de effectiviteit van zorg en ondersteuning te verhogen.

1d. Visie en missie

De visie voor het nieuwe jeugdbeleid is: Opvoeden en opgroeien kan samen gaan met het hebben van vragen en (kleine) problemen. De gemeenten Hulst, Sluis en Terneuzen vinden het belangrijk dat ouders en verzorgers ergens met hun vragen terecht kunnen. Het normaliseren van de opvoeding staat voor ons centraal. Ouders zijn zelf verantwoordelijk voor de opvoeding van hun kind. Om ouders hierbij te faciliteren, streven wij een leefbare omgeving na, waar elk kind gewenst is en waarin kinderen worden aangemoedigd hun capaciteiten aan te spreken en zich optimaal te ontwikkelen. Wanneer een gezin problemen heeft met opvoeden en opgroeien en er zelf niet uit komt, dan zijn er voorzieningen (van informatie, advies, en van lichte hulp tot specialistische zorg en het gedwongen kader) waar gebruik van gemaakt kan worden en die proactief ingezet kunnen worden. Wij streven een sluitende aanpak voor integraal jeugdbeleid na, van preventie tot specialistische zorg voor jeugd, waarbij de gemeente de regie op zich neemt.

Deze visie vloeit mede voort uit het VN-Verdrag betreffende de rechten van het kind (IVRK).

De missie voor het nieuwe jeugdbeleid is hetzelfde geformuleerd als in de beleidsvisie Centrum voor Jeugd en Gezin Zeeuws Vlaanderen (2013-2015):

‘Ieder kind in beeld en ieder kind doet mee.’

1e. Opbouw van dit beleidsplan

Het nieuwe jeugdbeleid is integraal; dat wil zeggen dat alle taken op het gebied van jeugd worden beschreven in dit plan. Het jeugdbeleid is in ontwikkeling, dus in transformatie. De drie gemeenten nemen hun verantwoordelijkheid om het jeugd(hulp)beleid beter te maken. Er is ruimte om gaandeweg te leren en verder te ontwikkelen.

Het beleidsplan bestaat uit twee inhoudelijke delen: preventief jeugdbeleid en jeugdhulp. Het beleidsplan is opgebouwd volgens de 3 W’s: Waar hebben we mee te maken? Wat willen we bereiken? Wat gaan we daarvoor doen? We beginnen telkens met de beschrijving van de huidige situatie (‘Waar hebben we mee te maken’). Op de vraag ‘wat mag het kosten’ geven we in het financiële hoofdstuk antwoord.

Voor de leesbaarheid hebben wij het beleidsplan zo compact mogelijk gehouden Daarom is extra achtergrondinformatie toegevoegd in de bijlagen. Daarnaast is dit beleidsplan mede opgebouwd op basis van al vastgestelde documenten. In de literatuurlijst zijn al deze documenten opgenomen. Wilt u meer lezen over een bepaald thema, dan verwijzen wij u naar de desbetreffende documenten.

Deel A: preventief jeugdbeleid

Het preventieve jeugdbeleid is bekend terrein voor de gemeenten. Voor het nieuwe jeugdbeleid borduren we voort op deze basis. Nu alle jeugdhulp en -zorgtaken naar de gemeenten komen, wordt preventief jeugdbeleid steeds belangrijker. Het doel van ons beleid is de basis- en preventieve voorzieningen voor jeugd te versterken, zodat kinderen en jongeren zo gezond en veilig mogelijk kunnen opgroeien. Er zullen altijd jeugdigen blijven die hulp nodig hebben. Maar door er eerder bij te zijn, proberen we te voorkomen dat ze in de problemen raken of niet mee kunnen doen. Met ons preventieve beleid voorkomen we ook, dat jongeren instromen in de zwaardere – en duurdere – vormen van jeugdzorg.

Het preventieve jeugdbeleid bespreken we aan de hand van de volgende vier thema’s: opgroeien en opvoeden in het gezin, onderwijs en talentontwikkeling, leefwereld van kinderen en jongeren en fysieke omgeving.

Signaleren

Het centrale thema binnen het preventieve jeugdbeleid is ‘signalering’. Iedereen signaleert: het sociale netwerk, de school, de kinderopvang, de jeugdgezondheidszorg, de sportvereniging, de wijkagent, de leerplichtambtenaar, de huisarts en de welzijnswerker. Deze medeopvoeders zijn de oren en ogen van de samenleving. Signalering vindt plaats in het preventieve domein. Het heeft betrekking op alle thema’s: gezin, school, jeugd en wijk. Wij vinden het belangrijk om medeopvoeders te trainen in vroegsignalering. Kinderen en jongeren kunnen zich met de juiste ondersteuning zo goed mogelijk ontwikkelen, waardoor ze mee kunnen doen in de samenleving. Vroegtijdige herkenning voorkomt frustraties en negatieve ervaringen die de ontwikkeling beïnvloeden en tot schooluitval en probleemgedrag kunnen leiden. Signalering vormt de brug tussen preventie en ondersteuning. Naast het signaleren van vragen en problemen, moeten mensen weten waar ze met hun signalen en vragen terecht kunnen.

1 Opgroeien en opvoeden in het gezin

Waar hebben we mee te maken?

Het gezin is de belangrijkste plek waar kinderen opgroeien. Het gezin biedt kinderen liefde, bescherming en veiligheid. Kinderen leren culturele regels, waarden en normen, en kunnen binnen veilige grenzen gedrag en vaardigheden oefenen. We vinden het belangrijk dat kinderen opgroeien in een harmonieuze omgeving. Een zorgzame en stabiele gezinssituatie biedt een belangrijke basis van waaruit kinderen en jongeren zich kunnen ontwikkelen. Ook de fysieke en mentale gezondheid van kinderen is belangrijk. Kinderen en jongeren kunnen zich het best ontwikkelen wanneer zij niet belemmerd worden door psychische of lichamelijke problemen. Voor gezinnen met lage inkomens of financiële problemen zijn de Zeeuws-Vlaamse gemeenten van mening dat kinderen uit deze gezinnen dezelfde kansen verdienen als kinderen uit andere gezinnen. De gemeenten bieden de mogelijkheid om bijzondere bijstand aan te vragen voor de kosten van maatschappelijke participatie (jeugdsportfonds, jeugdcultuurfonds, ontspanningsactiviteiten en indirecte schoolkosten) voor het hele gezin. Daarnaast bieden de gemeenten diverse activiteiten op het gebied van schuldpreventie en aanpak van schulden. Vanuit de Wet Werk en Bijstand (WWB) en Participatiewet verstrekken gemeenten bijstand en ondersteuning bij participatie en arbeidsinschakeling.

Wanneer jeugdigen, ouders of medeopvoeders een vraag hebben over opgroeien, opvoeden of over gezondheid, kunnen zij terecht bij het Centrum voor Jeugd en Gezin in de gemeenten Hulst en Terneuzen of Porthos in de gemeente Sluis. Het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) is een samenwerkingsverband waarin verschillende beroepskrachten van organisaties samenwerken in opdracht van de drie Zeeuws-Vlaamse gemeenten. De jeugdgezondheids-zorg (JGZ) vormt een belangrijk onderdeel van het Centrum voor Jeugd en Gezin en Porthos. De jeugdgezondheidszorg zet zich in voor een gezonde groei van kinderen van 0 tot 19 jaar en het voorkomen van gezondheidsproblemen. Voor meer informatie over de werkwijze van het Centrum voor Jeugd en Gezin en Porthos, verwijzen wij u naar de beleidsvisie Centrum voor Jeugd en Gezin Zeeuws-Vlaanderen (2013-2015).

Het Centrum voor Jeugd en Gezin maakt deel uit van een groter geheel aan voorzieningen zoals Hulst voor Elkaar, Porthos en “aan Z”. Vanaf 1 januari 2015 hebben de drie Zeeuws-Vlaamse gemeenten brede welzijnsinstellingen waarin onder andere het jongerenwerk, ouderenwerk, maatschappelijk werk en MEE zijn ondergebracht. Deze welzijnsvoorzieningen zijn in elke gemeente ietwat anders ingericht; dat heeft te maken met de lokale inrichting van het welzijnswerk.

Theoretisch kader

De werkwijze van het Centrum voor Jeugd en Gezin en Porthos is gebaseerd op het rapport 'Opvoeden versterken' van Stam en Van Yperen (2010). Deze visie gaat uit van drie compartimenten: opvoeden versterken, versterking ondersteunen en opvoeding overnemen:

  • .

    Pedagogische civil society

  • De versterking van de sociale infrastructuur waardoor alle jeugdigen in Zeeuws-Vlaanderen de kans krijgen veilig en gezond op te groeien en hun talenten te ontwikkelen.

  • .

    Compartiment 1: Opvoeden versterken

  • Gezinnen moeten zo optimaal ondersteund worden bij de opvoeding van hun kinderen, om de kwaliteit van opvoeden te bevorderen.

  • .

    Compartiment 2: Versterking ondersteunen

  • Tijdens de hulpverlening wordt de sociale context van het gezin en het netwerk tenminste gedeeltelijk in stand gehouden en richt de hulpverlening zich op terugkeer naar het gezin. Ook hier geldt dat de versterking van het zelfoplossend vermogen van jeugdigen en (beroeps)opvoeders bij voorkomende problemen centraal staat.

  • .

    Compartiment 3: Opvoeding overnemen

  • De plicht van ouders en netwerk tot het realiseren van een veilig en stimulerend opvoed- en opgroeiklimaat wordt doorbroken in dit compartiment. Hierbij zijn vrijwel altijd ook negatieve ontwikkelingen voor de jeugdige aan de orde. De hulpverlening moet erop zijn gericht dat jeugdigen weer kunnen terugkeren in de normale, sociale contexten.

  • De pedagogische civil society en het eerste compartiment zijn vooral van toepassing op het preventieve jeugdbeleid. Compartiment twee en drie worden nader uitgewerkt in deel twee van dit beleidsplan: het jeugdhulpbeleid.

De gemeente Hulst heeft voor iedere decentralisatie een bouwtekening (mindmap) laten maken. De bouwtekening voor het jeugddomein is op basis van de drie compartimenten: opvoeden versterken, versterking ondersteunen en opvoeding overnemen gemaakt. In de figuur op de volgende pagina kunt u zien hoe het jeugddomein is opgebouwd.

Figuur 1: mindmap bouwtekening jeugd. Bron: Adlasz (gemeente Hulst, 2014)

afbeelding binnen de regeling Figuur 1: mindmap bouwtekening jeugd. Bron: Adlasz (gemeente Hulst, 2014)

Doorgaande ontwikkelingslijn

In het leven van een kind zijn overgangsmomenten belangrijke momenten voor de ontwikkeling van een kind. Het gaat hierbij om de overgang naar een andere fase/periode in het leven waarin belangrijke veranderingen optreden voor kind en ouders. In onderstaande ontwikkelingslijn zijn relevante overgangsmomenten van het kind inzichtelijk gemaakt. Het gemeentelijk beleid is mede gebaseerd op deze overgangsmomenten.

Figuur 2: doorgaande ontwikkelingslijn. Bron: GGD Zeeland (2013).

afbeelding binnen de regeling Figuur 2: doorgaande ontwikkelingslijn. Bron: GGD Zeeland (2013).

De pedagogische civil society

Het gezond en veilig opgroeien en opvoeden van kinderen en jongeren staat centraal. Dit is een universeel recht van elk kind, ongeacht achtergrond of beperking. Het dient ook een maatschappelijk belang: het beantwoordt bijvoorbeeld aan de diepgewortelde waarde in de samenleving dat we onze jeugdigen optimale kansen willen bieden en willen beschermen. Een gedegen stelsel draagt er ook toe bij dat jeugdigen later op een goede manier functioneren in onze samenleving, het voorkomt dat ze het verkeerde pad op gaan of dat ze te veel afhankelijk worden van zorg. Ouders zijn hiervoor eerst verantwoordelijk. Versterken van de opvoeding in plaats van de zorg overnemen. Werken aan het herstel van het gewone leven, het versterken van de eigen kracht en autonomie van jeugdigen en hun ouders. De overheid komt pas in beeld als dit niet vanzelf gaat. Doel daarbij is eerdere ondersteuning (preventie en vroegsignalering), zorg op maat en betere samenwerking rond jeugdigen en gezinnen. Het inrichten van een sterke basis- en samenhangende zorgstructuur voor gezond en veilig opgroeien van jeugdigen en jongeren is noodzakelijk.

Wat willen we bereiken?

  • 1.

    Het normaliseren van opvoedvragen. Jongeren, ouders en professionals weten waar ze terecht kunnen voor het stellen van vragen over opgroeien en opvoeden en durven deze vragen ook te stellen.

  • 2.

    Versterken van de pedagogische civil society. Daarbij gaan wij uit van de eigen kracht van jeugdigen, hun opvoeders en netwerk.

  • 3.

    Ondersteuning is vraaggericht en kwalitatief hoogwaardig.

  • 4.

    Goede vroegsignalering om problematiek waar mogelijk te voorkomen of er zo vroeg mogelijk bij te zijn.

  • 5.

    Versterken van preventie.

Wat gaan we daarvoor doen?

  • 1.

    Het Centrum voor Jeugd en Gezin en Porthos is goed bekend bij jongeren, ouders en professionals. Het loket is altijd bereikbaar om vragen te beantwoorden. De jeugdgezondheidszorg speelt een belangrijke rol in het normaliseren van opvoedvragen. Het Regionaal Bureau Leerlingzaken, partner in Centrum voor Jeugd en Gezin en Porthos is in veel gevallen het eerste aanspreekpunt in het voortgezet onderwijs en MBO. Er worden duidelijke afspraken gemaakt over bereikbaarheid buiten kantoortijden. Speciaal voor jongeren zijn er herkenbare aanspreek- en informatiepunten op scholen. Een voorbeeld hiervan is het Jongeren Informatie Punt (JIP) in Hulst en Terneuzen.

  • 2.

    De website van het Centrum voor Jeugd en Gezin omvat alle informatie die ouders nodig hebben en is één van de plaatsen waar ouders vragen kunnen stellen. Voor het versterken van de pedagogische civil society wordt aandacht besteed aan positief opvoeden door campagnes, het uitgeven van tipkranten en door met ouders en vrijwilligers in contact te komen.

  • 3.

    Deskundigheidsbevordering van jeugd- en gezinswerkers, zodat ze oplossing- en resultaatgericht werken.

  • 4.

    Implementatie van de werkwijze Integrale Vroeghulp door MEE-Zeeland en GGD Zeeland.

  • 5.

    Er is een ruim preventieaanbod beschikbaar, waarbij ook de periode van en voor de zwangerschap in beeld is.

2 Onderwijs en talentontwikkeling

Goed onderwijs vormt een basis voor de rest van het leven, zowel in het persoonlijke leven als in het maatschappelijk verkeer. Wij hebben hierin als gemeente onze eigen verantwoordelijkheden. Wij dragen zorg voor de optimale ontwikkeling van de jonge inwoners binnen de lokale samenleving. Wij hebben groot belang bij een adequate, goed toegankelijke en sluitende pedagogische- en onderwijsinfrastructuur die is afgestemd op behoeften van kinderen en ouders.

Voorschoolse voorzieningen en het onderwijs zijn belangrijke partners binnen het (preventief) jeugdbeleid. Kinderen bevinden zich immers een groot deel van de tijd op school. We hebben een gezamenlijke verantwoordelijkheid waar het gaat om het bijdragen aan een positieve opvoed- en opgroeiomgeving voor kinderen, talentontwikkeling, het bestrijden van onderwijsachterstanden en het voorkomen van voortijdig schoolverlaten.

In dit deel van de beleidsnota focussen wij ons vooral op de afstemming tussen het onderwijs en de jeugdhulp. Overal waar ‘onderwijs’ staat, worden ook de voor- en naschoolse voorzieningen bedoeld. De lokale onderwijsbeleidsplannen en de afspraken in het kader van de lokale educatieve agenda blijven gelden.

De Zeeuws-Vlaamse schoolbesturen (primair onderwijs, voortgezet onderwijs, speciaal onderwijs, praktijkonderwijs) hebben zich op grond van de Wet passend onderwijs verenigd in twee samenwerkingsverbanden: één voor primair onderwijs en één voor voortgezet onderwijs. Daarnaast is er in Terneuzen één school, de Ds D.L. Aangeenbrugschool, die is aangesloten bij het landelijk reformatorische samenwerkingsverband. De afstemming en samenwerking op bestuurlijk niveau tussen de samenwerkingsverbanden en de drie Zeeuws-Vlaamse gemeenten vindt plaats in de hiervoor ingerichte regionale educatieve overleggen (de regionale educatieve agenda’s). Er is een regionaal educatief overleg van het primair onderwijs, waarbij ook het reformatorisch samenwerkingsverband aansluit. En er is een regionaal educatief overleg voortgezet onderwijs, waarbij het MBO en de gemeenten participeren.

Waar hebben we mee te maken?

Met de stelselwijzingen passend onderwijs en transitie jeugdzorg wordt de verantwoordelijkheid voor hulp aan kinderen en gezinnen die extra ondersteuning nodighebben, neergelegd bij schoolbesturen en gemeenten. Schoolbesturen krijgen de opdracht en de middelen om elk kind passend onderwijs te bieden. Gemeenten worden verantwoordelijk voor hulp aan jeugdigen en ouders in gezin, wijk en buurt. Beiden krijgen de opdracht om de speelvelden met elkaar te verbinden en de plannen over en weer af te stemmen. Dat ligt voor de hand omdat de achterliggende gedachte dezelfde is, namelijk effectiever, sneller en preventiever ondersteuning bieden aan kinderen en ouders die hulp nodig hebben bij opgroeien, opvoeding en onderwijs.

Voorschoolse voorzieningen en scholen in onze regio hebben te maken met teruglopende leerlingenaantallen als gevolg van vergrijzing en ontgroening. Bovendien volgt een substantieel deel van de Zeeuws-Vlaamse leerlingen onderwijs in Vlaanderen. Dit stelt ons voor extra uitdagingen als het gaat om de aansluiting tussen onderwijs en het jeugdbeleid.

De gemeenten Hulst, Sluis en Terneuzen en de samenwerkingsverbanden voeren op grond van de onderliggende wetgeving op diverse terreinen en op grond van de maatschappelijke opdracht die overheid en onderwijs hebben op basis van gelijkwaardigheid overleg. We voeren periodiek op overeenstemming gericht overleg over het ondersteuningsplan dat de samenwerkingsverbanden in het kader van passend onderwijs hebben opgesteld. Onze gezamenlijke missie is dezelfde en al vastgelegd in het ondersteuningsplan: ‘Ieder kind in beeld en ieder kind doet mee’. Hierbij gaan we uit van het versterken van de eigen kracht van kind en gezin waarbij de focus ligt op de normale ontwikkeling van het kind. Gezamenlijke uitgangspunten, die we hebben vastgesteld zijn:

  • 1.

    Kind, binnen het gezin, staat centraal.

  • 2.

    We gaan uit van eigen kracht.

  • 3.

    We willen zo vroeg, snel en dichtbij mogelijk adequate opvang/onderwijs/ondersteuning/zorg voor kind en ouders.

  • 4.

    We streven naar één kind, één gezin, één plan, één regisseur.

  • 5.

    We werken doelgericht, passend bij het kind, gezin en (voor)school.

  • 6.

    We hanteren eenheid van taal (of zorgen voor verheldering daarvan).

  • 7.

    Ieder kind dat naar school kan gaan, gaat ook naar school.

In het ondersteuningsplan hebben we afspraken over jeugdhulp gemaakt en daarnaast ook over leerlingenvervoer, leerplicht (met name thuiszitters, vrijstellingen), de aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt (kwetsbare jongeren) en de doorgaande lijn in het kader van voor- en vroegschoolse educatie. In de literatuurlijst zijn de verwijzingen naar de ondersteuningsplannen opgenomen.

De inhoudelijke vraagstukken rondom de verbinding van jeugdhulp en passend onderwijs (en passende voorschool) kunnen worden verdeeld in drie kernthema’s:

  • ·

    preventie en toegang;

  • ·

    integraal aanbod;

  • ·

    overgangsmomenten in de ontwikkeling van een kind (zie figuur pagina 6).

In de afgelopen periode hebben we (de drie gemeenten, voorschoolse voorzieningen en vertegenwoordigers vanuit het (speciaal) onderwijs en de coördinatoren van de samenwerkingsverbanden passend onderwijs) overleg gevoerd over deze kernthema’s. Dit heeft geresulteerd in een ‘resultaat en advies doorgaande ontwikkelingslijn’.

Wat willen we bereiken?

  • 1.

    Het doel is alle jeugdigen gezond en veilig op te laten groeien, hun talenten te ontwikkelen en mee te laten doen naar vermogen. Het leggen van een goede verbinding tussen het onderwijs en de (jeugd)hulp is belangrijk voor ons.

  • 2.

    Jonge kinderen met een extra onderwijs- of ondersteuningsbehoefte toeleiden naar de juiste vorm van onderwijs of opvang.

  • 3.

    Extra aandacht voor overgangsmomenten in de ontwikkeling van een kind. Het gaat hierbij om de soepele overgang naar een andere fase of periode in het leven waarin belangrijke veranderingen optreden voor kind en ouders.

  • 4.

    Goede inhoudelijke en procedurele afspraken maken over een toekomstbestendige, efficiënte onderwijs-zorgstructuur. Duidelijke lijnen en heldere afspraken over waar welke besluiten worden genomen en wie daarin welke verantwoordelijkheid heeft.

  • 5.

    Iedere jongere krijgt een passend onderwijsaanbod. Ook als blijkt dat jongeren problemen hebben met het behalen van een diploma of startkwalificatie en hun weg moeten vinden naar de arbeidsmarkt of dagbesteding. We dragen samen verantwoordelijkheid voor deze jongeren.

Wat gaan we daarvoor doen?

  • 1.

    Samenwerken met de voorschoolse voorzieningen en het onderwijs. De expertise die beschikbaar is binnen onderwijs en jeugdhulp met elkaar verbinden.

  • 2.

    Uitvoeren van de afspraken die zijn gemaakt in de lokale en regionale educatieve agenda, waaronder de ondersteuningsplannen passend onderwijs.

  • 3.

    Uitvoering geven aan de deelopdrachten zoals geformuleerd in ‘resultaat en advies doorgaande ontwikkelingslijn’.

  • 4.

    De verbindingen tussen het speciaal onderwijs en gespecialiseerde vormen van dagbesteding verder versterken.

  • 5.

    Extra investeren in de samenwerking rondom ‘risicojongeren’, die als gevolg van de wijzigingen in de sociale wetgeving en de gewijzigde wetgeving in het MBO of praktijkonderwijs buiten de boot dreigen te vallen.

3 Leefwereld van kinderen en jongeren

Waar hebben we mee te maken?

We hebben ongeveer 25.000 kinderen en jongeren van 0 tot 23 jaar in Zeeuws-Vlaanderen. Ze brengen veel tijd door in het gezin en op school. Maar daarnaast hebben ze ook veel vrije tijd. Tijd die ze grotendeels en graag doorbrengen met elkaar, zonder het toeziend oog van ouders/ verzorgers en leerkrachten. Wát ze doen verschilt per leeftijd, sekse, etniciteit en woonomgeving. De ene jongere is sociaal weerbaarder dan de andere. Sommige jongeren zijn te verleiden tot (overmatig) alcoholgebruik, roken en drugsgebruik, zeker als de groepsdruk groot is. Maar ook pesten en gepest worden komt regelmatig voor. Ook zijn er jongeren die te maken hebben met overgewicht. De huidige jeugd is de eerste generatie die massaal door middel van sociale media met de wereld kennis maakt, contacten legt en zich vermaakt. Sport en spel zijn wellicht een van de belangrijkste invullingen van vrijetijdsbesteding. Door spelen en sporten in de wijk en/of bij een vereniging ontwikkelen kinderen meerdere vaardigheden. Sporten is niet alleen leuk, het draagt bij aan de algehele ontwikkeling van het kind en aan een goede gezondheid.

Wat willen we bereiken?

  • 1.

    Alle kinderen en jongeren kunnen meedoen in de maatschappij.

  • 2.

    Kinderen en jongeren zijn gezond, sociaal weerbaar en sociaal vaardig.

  • 3.

    Kinderen en jongeren bewegen voldoende.

  • 4.

    Kinderen en jongeren voelen zich verantwoordelijk voor hun (sociale) omgeving en zijn daar actief bij betrokken.

  • 5.

    Er zijn mogelijkheden voor talentontwikkeling.

Wat gaan we daarvoor doen?

  • 1.

    Organisaties die activiteiten organiseren op het gebied van jeugd- en jongerenwerk (financieel) ondersteunen.

  • 2.

    Voor gezinnen met een minimuminkomen bieden we maatwerk binnen de wettelijke mogelijkheden.

  • 3.

    Uitvoering geven aan de Regionale nota volksgezondheid (voorbeelden zijn: Gezond bewegen, Laat ze niet verzuipen).

  • 4.

    Inzetten van gerichte interventies, zoals weerbaarheidstrainingen op school.

4 4.Fysieke omgeving

Waar hebben we mee te maken?

Kinderen en jongeren wonen in een kern of wijk. Hun leven speelt zich voor een groot deel hier af. Ze spelen er op straat, ontmoeten er hun vrienden en gaan er naar school. Dit verandert als ze naar het voortgezet onderwijs gaan. De kern of wijk staat enerzijds voor de fysieke omgeving. Aan de andere kant is het de sociale omgeving met allerlei groepen en netwerken. Hier krijgt het kind en de jongere het gevoel ergens bij te horen. In die zin zien wij de kern of wijk als een uitdagende, stimulerende omgeving om te spelen, te ontdekken en te ontmoeten. De inzet van bewoners, en dus ook van jongeren, maakt de omgeving nog meer stimulerend, nog meer uitdagend. Zeeuws-Vlaanderen telt veel kleine kernen, die vaak op enige afstand van elkaar liggen en waar niet alle voorzieningen aanwezig zijn.

Jongerenhuisvesting is een Zeeuws aandachtspunt van de centrumgemeente Vlissingen, die de beleidsuitvoering belegd heeft bij het CZW Bureau. We hebben Zeeuwse voorzieningen (Foyer de Jeunesse in Vlissingen en een Foyer in Goes). Voor Zeeuws-Vlaamse jongeren is in Terneuzen het initiatief ‘Kamers met doorgroei’ opgestart.

Wat willen we bereiken?

  • 1.

    Voldoende mogelijkheden voor kinderen en jongeren om elkaar te ontmoeten.

  • 2.

    Onveilige plekken en situaties aanpakken.

  • 3.

    Wijk- of kernoverstijgende voorzieningen zijn goed bereikbaar.

  • 4.

    (Ervaren) overlast terugdringen en de vaak negatieve beeldvorming van volwassenen over jongeren positief bijstellen.

  • 5.

    Voldoende en goede huisvesting voor jongeren.

Wat gaan we daarvoor doen?

  • 1.

    De sociale infrastructuur versterken door ervoor te zorgen dat er in elke kern voldoende mogelijkheden zijn om elkaar te ontmoeten, zoals scholen, multifunctionele accommodaties en veilige sport- en speelterreinen.

  • 2.

    Vragen en opmerkingen van bewoners, en dus ook die van kinderen en jongeren, over de (verkeers)veilige woonomgeving worden opgepakt. Naar aanleiding van het Debad in de gemeente Terneuzen gaat de afdeling Omgeving en Economie samen met de jongeren onveilige plekken in beeld brengen en waar mogelijk aanpakken. In algemene zin zorgen we voor goed onderhoud van groen en voldoende en goede straatverlichting.

  • 3.

    Het vraagstuk van mobiliteit voor jongeren is een aandachtspunt in het brede vervoersvraagstuk. Dit is mede afhankelijk van de aanbesteding openbaar vervoer door de Provincie Zeeland. We streven naar een efficiënt en afgestemd vervoersnetwerk.

  • 4.

    We gaan in samenwerkingsverband (gemeente, politie, welzijnswerk) jongerenoverlast terugdringen door maatwerk. Op projectmatige basis gaan we de beeldvorming rondom jeugd aanpakken. Een voorbeeld hiervan is het project Jong zijn mag! in Terneuzen.

  • 5.

    We gaan zorgen voor voldoende huisvesting voor jongeren (in een beschermde omgeving). Kamers met Doorgroei en Kamers in de Veste zijn daar de eerste voorbeelden van. Een ander voorbeeld is een onderzoek naar vraag en aanbod van kamerbewoning.

Deel B: jeugdhulpbeleid

1 Toegang tot jeugdhulp

Eén van de belangrijkste wijzigingen in de stelselherziening jeugd is de toegang tot de jeugdhulp. Waar tot 1 januari 2015 Bureau Jeugdzorg, Het Zorgkantoor, de kinderrechter en de huisarts de toegang verzorgden tot respectievelijk provinciaal gefinancierde jeugdzorg, AWBZ-zorg en jeugd- geestelijke gezondheidszorg komt nu de toegang tot jeugdhulp bij de gemeenten te liggen. Het is de verantwoordelijkheid van gemeenten om kinderen en jongeren op grond van de Jeugdwet toe te leiden naar de juiste zorg en ondersteuning. Daarnaast mogen huisartsen, medisch specialisten, jeugdartsen, kinderrechters en instellingen voor jeugdbescherming en jeugdreclassering passende jeugdhulp voorschrijven. Gemeenten zullen voor niet vrij toegankelijke hulp een beschikking afgeven. Daarover leest u meer in de paragraaf over niet vrij toegankelijke hulp en de Verordening jeugdhulp Zeeuws-Vlaanderen 2015.

Waar hebben we mee te maken?

De dertien Zeeuwse gemeenten werken samen in de Task Force Jeugd Zeeland. Zij hebben afgesproken dat de toegang tot de jeugdzorg een lokale verantwoordelijkheid is. De toegang bevat een deskundige toeleiding naar advisering over, bepaling van en het inzetten van jeugdhulp. In Zeeuws-Vlaanderen streven we zoveel mogelijk naar een eenduidige toegang voor jeugdhulp. Wij sluiten aan bij de bestaande structuur van het Centrum voor Jeugd en Gezin voor de gemeenten Hulst en Terneuzen en Porthos voor de gemeente Sluis. De vertrekpunten van de gemeenten Hulst en Terneuzen zijn anders dan die van de gemeente Sluis. Daardoor worden er op sommige punten andere vervolgstappen gezet. De Zeeuws-Vlaamse gemeenten streven hetzelfde einddoel na.

Hoe gaat het in de gemeenten Hulst en Terneuzen?

Het Centrum voor Jeugd en Gezin vormt één van de ingangen voor inwoners om vragen te stellen. Andere ingangen zijn Hulst voor Elkaar, “aan Z”, de huisarts en de gemeente (Wmo of sociale zaken). Het maakt niet uit waar mensen hun vraag stellen, door een goede onderlinge samenwerking tussen de verschillende ingangen en/of loketten, worden inwoners optimaal ondersteund. In het Centrum voor Jeugd en Gezin werken jeugd- en gezinswerkers met kennis over opgroeien en opvoeden. Deze jeugd- en gezinswerkers werken omgevingsgebonden; zo hebben scholen bijvoorbeeld vaste jeugdartsen, jeugdverpleegkundigen en (jeugd)maatschappelijk werkers als aanspreekpunt. Het Centrum voor Jeugd en Gezin schat in wanneer specialistische hulp of een kinderbeschermings-maatregel nodig is. Deze werkwijze is tot stand gekomen in de pilot jeugdhulp door de werkgroep ‘Klantroute’. Deze werkwijze is ter advisering en beoordeling voorgelegd aan het Nederlands Jeugdinstituut. De werkwijze is getest in de praktijk. De richtlijn ‘beslissen over passende zorg’ is geïntegreerd in de CJG-werkwijze.

Bij een interventie zijn de eigen kracht en het sociale netwerk van betrokken jeugdigen en hun ouders of opvoeders het uitgangspunt.

Wanneer het nodig is om extra expertise in te schakelen om te komen tot een doorverwijzing naar jeugdhulp, zal er een Zeeuwse expertisepool beschikbaar zijn. Het gaat niet om feitelijke hulpverlening, maar om het ondersteunen van de professional uit het gebiedsteam bij een concrete casus in het proces om tot de juiste hulpverlening te komen. Het gaat om het inschakelen van expertise die de gebiedsteams niet uit hun eigen organisatie kunnen halen, zoals consult en advies op casusniveau en formele diagnosestelling.

Hoe gaat het in de gemeente Sluis?

In Sluis zijn het Centrum voor Jeugd en Gezin en het Wmo-loket volledig geïntegreerd in Porthos Sluis. Ook de lijnen tussen Porthos en de gemeentelijke sociale dienst (WWB) zijn kort. In Porthos Sluis werken de gemeentelijke klantmanagers Wmo en de medewerkers van MEE-Zeeland, Maatschappelijk Werk, schuldhulpverlening, welzijnswerk, Juvent, Indigo, Bureau Jeugdzorg Zeeland (BJZ) en de GGD Zeeland (opvoedsteunpunt en jeugdgezondheidszorg) onder één dak samen. De doelgroep bestaat uit alle (kwetsbare) inwoners. De samenwerking binnen Porthos Sluis heeft de vorm van een netwerkorganisatie. Hierin zijn de verantwoordelijkheden, aansturing en mandatering niet altijd even duidelijk belegd. De financiering en bestuurlijke verantwoordelijkheid liggen in alle gevallen bij de gemeente. De gemeenteraad heeft besloten om de werksoorten binnen Porthos (voor zover mogelijk) onder rechtstreekse aansturing van de gemeente te brengen. Het uiteindelijke streven daarbij is een integrale uitvoeringsorganisatie voor de drie decentralisaties: jeugdzorg, Wmo en Participatiewet. Als bestuursvorm voor deze (toekomstige) uitvoeringsorganisatie is gekozen voor een gemeentelijke entiteit. De toegang en beoordeling voor de Wmo en de Participatiewet zijn al bij de gemeente ondergebracht. Het ligt daarom voor de hand om de toegang tot de jeugdzorg ook bij de gemeente onder te brengen. Dit maakt het makkelijker om de toegang en beoordeling van de drie decentralisaties in samenhang aan te sturen en op termijn verder te integreren of mogelijk zelfs volledig samen te voegen.

afbeelding binnen de regeling Figuur 3: mindmap toegang tot de jeugdhulp. Bron:www.voordejeugd.nl (2014).

Wat willen we bereiken?

Het doel en de ambitie zijn voor alle Zeeuws-Vlaamse gemeenten hetzelfde: zorgen dat onze inwoners de juiste zorg krijgen en een kwalitatief hoogwaardige dienstverlening aan onze inwoners.

Onze gezamenlijke operationele doelen zijn:

  • 1.

    Een afgestemd ondersteuningsaanbod vanuit de jeugdzorg en het passend onderwijs. Het ultieme doel is een verregaande samenwerking of integratie tussen de toegang tot de jeugdzorg en het ondersteuningstoewijzingteam (OTT) in het onderwijs.

  • 2.

    Heldere samenwerkingsafspraken met de huisartsen over het delen en uitwisselen van kennis en signalen.

  • 3.

    Duidelijkheid voor burgers (en instellingen) waar ze met hun vraag terecht kunnen, ongeacht de gemeente waarin ze wonen.

Wat gaan we daarvoor doen?

We gaan samenwerken om onze doelen te behalen en een kwalitatief hoogwaardige en uniforme dienstverlening voor de inwoners van Zeeuws-Vlaanderen te realiseren. Concreet gaat het om de volgende actiepunten:

  • 1.

    De jeugd- en gezinswerkers werken vindplaatsgericht; dat wil zeggen zij werken onder andere samen met de prenatale zorg, kinderopvang, scholen, jeugdgezondheidszorg, wijkteams, vrijwilligersorganisaties, sport en cultuur.

  • 2.

    Het plan van aanpak wordt samen met het gezin opgesteld. We betrekken hierbij ook familie, het sociale netwerk, het onderwijs en het professionele netwerk. We kijken daarbij naar het hele gezin en verder dan alleen naar de opvoeding.

  • 3.

    Wij faciliteren deskundigheidsbevordering voor jeugd- en gezinswerkers op het gebied van de richtlijn ‘beslissen over passende zorg’ van het Nederlands Jeugdinstituut.

  • 4.

    Wij stimuleren deskundigheidsbevordering op het gebied van vroegsignalering.

Samenwerking met de zorgstructuren in het (passend) onderwijs:

  • 5.

    De gemeenten en de samenwerkingsverbanden Passend Onderwijs streven naar een afgestemd ondersteuningsaanbod vanuit de jeugdzorg en het passend onderwijs. Omdat de exacte zorgstructuur per school en per gemeente kan verschillen, kiezen we ervoor om (in eerste instantie) op lokaal niveau afspraken te maken tussen de gemeente en de scholen/schoolbesturen.

  • 6.

    We streven daarbij naar een verregaande samenwerking of zelfs volledige integratie van de lokale toegang tot jeugdzorg (via Zorg Advies Team, multidisciplinair team en/of toegangsteam) en het ondersteuningstoewijzingsteam (OTT) in het onderwijs. De verschillende oplossingen, die lokaal worden bedacht, worden vervolgens binnen de samenwerkingsverbanden besproken.

Samenwerking met de huisartsen:

  • 7.

    De huisartsen hebben een belangrijke rol in de toegang naar de zorg voor jeugd. Er worden afspraken gemaakt met vertegenwoordigers vanuit huisartsen, jeugdartsen van het Centrum voor Jeugd en Gezin, Robuust en de Zeeuws-Vlaamse gemeenten voor de samenwerking op het gebied van jeugdhulp.

  • 8.

    De gemeente Sluis en Nucleus willen in 2015 een businesscase opstarten om te onderzoeken hoe de omliggende kennis rond de huisarts (praktijkondersteuner, sociaal werk, wijkverpleegkundige, gedragsdeskundige) georganiseerd kan worden. Zij onderzoeken of het organiseren van dergelijke kennis en functies rond de huisarts leidt tot praktische oplossingen en verdere ontmedicalisering. De opbrengsten zullen regionaal worden gedeeld.

2 Jeugdhulp

Het grootste deel van de gemeentelijke budgetten voor jeugd gaan op aan de nieuwe taak jeugdhulp. Ongeveer 80% van het gemeentelijke budget voor jeugd gaat naar ongeveer 10% van alle jeugdigen. Jeugdhulp kunnen we globaal indelen in drie werksoorten:

  • ·

    Vrij toegankelijke hulp.

  • ·

    Niet vrij toegankelijke hulp (ook wel individuele voorzieningen genoemd).

  • ·

    Hulp in het gedwongen kader.

Deze drie vormen van jeugdhulp worden verderop in dit hoofdstuk behandeld. Meer gedetailleerde informatie over de vormen van jeugdhulp treft u aan in bijlage 1. Naast deze drie vormen van jeugdhulp hebben wij algemene voorzieningen, waar alle inwoners gebruik van kunnen maken. Deze voorzieningen zijn beschreven in het preventieve beleid. Het gaat bijvoorbeeld om de jeugdgezondheidszorg, welzijnswerk, preventie, opvoedadvies en sport- en culturele activiteiten.

Doelstellingen

Voor de inzet van jeugdhulp hebben de Zeeuwse gemeenten de volgende doelstellingen geformuleerd (Zeeuws kader jeugdstelsel, 2014):

  • ·

    De aangeboden ondersteuning is passend en effectief naar professionele maatstaven.

  • ·

    Gebruikers van het jeugdhulpaanbod zijn tevreden over bejegening en de mate waarin de geboden ondersteuning passend en effectief is.

  • ·

    Het gebruik van behandeling en verblijf gaat omlaag, ten gunste van lichte vormen van hulp (ambulant, tijdig, effectief), indien passend bij de vraag.

  • ·

    Er wordt aantoonbaar sneller op- en afgeschaald, indien passend bij de vraag, resulterend in kortere doorlooptijden en adequaat aanbod.

  • ·

    Minder jeugdigen krijgen een maatregel op last van de kinderrechter, ten gunste van het aantal jeugdigen en gezinnen dat hulp op vrijwillige basis ontvangt.

  • ·

    Professionals in en om het jeugdveld handelen aantoonbaar volgens de Meldcode Kindermishandeling.

  • ·

    De gemeenten zijn uiterlijk in 2017 volledig in regie en geven vanuit eigen visie vorm aan de zorg voor jeugd.

De gemeenten houden rekening met de gezindheid, levensovertuiging en culturele achtergrond van jeugdigen en ouders en bieden waar mogelijk keuzevrijheid. Het Zeeuwse kader Jeugdstelsel met de daarin opgenomen afspraken wordt in 2017 geëvalueerd, met name ten aanzien van de Zeeuwse samenwerking op het terrein van de jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering. Dit betekent dat hiervoor informatie moet worden vergaard en moet worden vastgesteld op welke wijze dit gebeurt. Tevens moet duidelijk zijn op basis van welke indicatoren getoetst gaat worden of bovenstaande doelstellingen zijn behaald. Dit komt terug in het hoofdstuk over monitoring en verantwoording.

Op- en afschalen van zorg

De jeugd en gezinswerkers hebben naast het bieden van zorg een belangrijke functie in het zogenoemde op- en afschalen van ondersteuning, zorg en hulpverlening. Het gezin bepaalt samen met de jeugd en gezinswerkers welke zorg het best passend is, waarbij het uitgangspunt is: zo licht als mogelijk, zo zwaar als nodig. Periodiek wordt met het gezin bekeken of de zorg die wordt verleend nog steeds passend is en wanneer beëindiging of vervanging door lichtere hulp mogelijk is.

Afstemming met het onderwijs

Hulpverleners stemmen ook af met eventuele ondersteuning op school. De afspraken die met de samenwerkingsverbanden passend onderwijs zijn gemaakt, zijn terug te vinden in het hoofdstuk over onderwijs en talentontwikkeling. Daarnaast zullen de gemeenten Hulst, Sluis en Terneuzen afspraken maken met de schoolbesturen over de inzet van de jeugdgezondheidszorg, het (jeugd)maatschappelijk werk en de omvorming van Zorg Advies Teams tot Ondersteuningsteams.

Transformatie van de jeugdhulp

Om tot een passend aanbod van preventie, ondersteuning en hulp te komen, is zicht op de meest voorkomende vragen, risico’s en problemen van belang (Prinsen et al., 2012). De meest voorkomende vragen en problemen op het gebied van opgroeien en opvoeden worden in onderstaande tabel benoemd (bron: Nederlands Jeugdinstituut, 2014):

Top 10 vragen en problemen bij jeugdigen

Top 6 vragen en problemen in de opvoeding

1.Van dwars gedrag tot gedragsstoornis.

1.Van met de hakken over de sloot tot onderwijsachterstand.

2.Van druk kind tot ADHD.

2.Van pedagogische tik tot kindermishandeling.

3.Van bang tot angststoornis.

3.Van opvoedingsonzekerheid tot ondertoezichtstelling (OTS).

4.Van dip tot depressie.

4.Van opvoedingsonzekerheid tot multiprobleemgezin.

5.Van plagen tot pesten.

5.Van mediagebruik tot mediaverslaafd.

6.Van geen zin hebben in school tot schooluitval.

6.Van gekibbel tot (v)echtscheiding.

7.Van experimenteren met, tot misbruik van middelen.

8.Van ongezonde levensstijl tot obesitas.

9.Van sociaal onhandig tot autisme.

10.Van moeilijk lerend tot verstandelijk beperkt.

Er is een ruime keuze in aanbod: dit kan zorgen voor maatwerk maar aanbod creëert ook vraag. Wat opvallend is, is dat er een groot aanbod van zwaardere zorg is (De Jeugdzaak, 2014). We willen graag transformeren en dat betekent dat we willen inzetten op preventie, eerder oppakken van vragen en problemen en de oplossing zo dicht mogelijk bij huis aanbieden. Zowel bij de toegang tot en inkoop van zorg zal goed gestuurd moeten worden op de vraag hoe het aanbod de transformatie gaat ondersteunen. Daarnaast vragen wij zorgaanbieders om hun aanbod integraler te maken en te harmoniseren waar mogelijk. Voor de toegang, die vanaf 2015 via het Centrum voor Jeugd en Gezin, Porthos of de huisartsen zal gaan, is het van belang dat degene die hierover overzicht houdt goed bekend is met de inhoud van al de beschikbare vormen van zorg. Wij gaan de komende jaren werken aan een inhoudelijke transformatie van jeugdhulp om de doelstellingen te bereiken. Als u meer over dit onderwerp wilt lezen, dan verwijzen wij u naar het document ‘Naar een vraaggericht en samenhangend aanbod zorg voor jeugd in Zeeland’ (De Jeugdzaak, 2014).

Zorg in natura of het persoonsgebonden budget

Er zijn twee manieren om hulp uit de Jeugdwet te ontvangen: zorg in natura (zin) of het PersoonsGebonden Budget (pgb). Wie kiest voor zorg in natura, krijgt de benodigde zorg, begeleiding, hulp of voorziening van een instelling die een contract heeft met de gemeenten. Bij een persoonsgebonden budget ontvangen mensen een bedrag waarmee ze zelf zorg kunnen inkopen bij zorgverleners, hulpverleners of begeleiders. Dit hoeft niet bij een instelling te zijn die een contract heeft met de gemeenten. Het kan bijvoorbeeld ook ingekocht worden bij iemand uit het eigen sociale netwerk. Als een persoonsgebonden budget wordt toegekend, krijgen de ouders of de jongere het budget niet in geld, ze krijgen een zogenoemd trekkingsrecht. De Sociale Verzekeringsbank (SVB) beheert het budget.

2.a Vrij toegankelijke jeugdhulp

Waar hebben we mee te maken?

Onder vrij toegankelijke jeugdhulp verstaan we alle diensten die wij als basisvoorziening beschikbaar stellen en waar mensen gebruik van kunnen maken, zonder dat daarvoor vooraf een besluit of toestemming van de gemeente nodig is. Wel is een plan van aanpak nodig, dat door een beroepskracht samen met het gezin of de klant wordt opgesteld. Het gaat hierbij onder andere om opvoedadvies en onafhankelijke cliëntondersteuning, ambulante begeleiding, basis geestelijke gezondheidszorg, crisisopvang en het Meld- en Adviespunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling. Er zijn Zeeuwse afspraken gemaakt op het gebied van:

  • ·

    Het Advies en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling (hierover leest u meer in het hoofdstuk over het gedwongen kader).

  • ·

    Crisisdienst.

24-uurs crisisdienst

In acute situaties, waar onmiddellijke actie nodig is, is de gemeente er verantwoordelijk voor dat de jeugdhulp altijd direct bereikbaar en beschikbaar is. Dat kunnen situaties zijn waarin kinderen of ouders te maken krijgen met een acute psychiatrische crisis, een suïciderisico of ernstige kindermishandeling. De dertien Zeeuwse gemeenten dragen gezamenlijk de verantwoordelijkheid voor de beschikbaarheid van een 24-uurs crisisdienst.

Wat willen we bereiken?

  • 1.

    Jeugdigen en gezinnen krijgen passende hulp.

  • 2.

    Meer sturing en grip op de producten, diensten en instellingen die we betalen.

  • 3.

    Het Centrum voor Jeugd en Gezin en Porthos vangen de eerste vraag op, lossen lichte problemen op, helpen gezinnen terug te brengen in hun eigen kracht en voorkomen daarmee zwaardere zorg.

  • 4.

    De verschillende vervoersstromen in de Jeugdwet, Wet passend onderwijs (leerlingenvervoer), Wet maatschappelijke ondersteuning en Participatiewet zoveel mogelijk op elkaar afstemmen en zo efficiënt mogelijk inrichten.

Wat gaan we daarvoor doen?

Hulp inkopen die passend is bij de vraag van jeugdigen en hun ouders.

Een werkgroep inrichten die gaat onderzoeken hoe de vervoersstromen zo goed mogelijk op elkaar afgestemd kunnen worden.

2.b Niet vrij toegankelijke jeugdhulp

Waar hebben we mee te maken?

De overige voorzieningen zijn niet vrij toegankelijk. Dit worden ook wel individuele voorzieningen genoemd. Dat betekent dat de toegangsfunctie bij het Centrum voor Jeugd en Gezin (via het multidisciplinair team) of Porthos een besluit moet nemen over de in te zetten hulp. Er ligt dan al een plan van aanpak dat samen met de klant is opgesteld. Het gaat bijvoorbeeld om specialistische jeugd geestelijke gezondheidszorg, specialistische zorg voor jeugdigen met een beperking, residentiële jeugdzorg, pleegzorg en opvoedondersteuning bij multiprobleemsituaties.

Bevoegdheden en mandaten: de beschikking

Voor de niet vrij toegankelijke vormen van ondersteuning zal eerst beoordeeld moeten worden of de jeugdige of zijn ouders deze ondersteuning daadwerkelijk nodig hebben. Deze niet vrij toegankelijke voorzieningen veronderstellen dat daaraan een verleningsbeslissing ten grondslag ligt op basis van een beoordeling van de persoonlijke situatie en behoeften van de aanvrager. De gemeente geeft daartoe een beschikking af met de mogelijkheid van bezwaar en beroep. Daarmee is tevens de rechtsbescherming van de burger gewaarborgd. In de Verordening jeugd Zeeuws-Vlaanderen 2015 en de Beleidsregels jeugdhulp staat beschreven voor welke vormen van hulp een beschikking afgegeven wordt.

Wat willen we bereiken?

  • 1.

    Ouders hebben voldoende mogelijkheden om voorlichting te ontvangen over jeugdhulp en ondersteuning te krijgen bij vragen of zorgen over de ontwikkeling van hun kind of de gezinssituatie.

  • 2.

    Een grote mate van keuzevrijheid en zeggenschap voor de klant binnen de beschikbare en geschikt bevonden behandelingen, hulptrajecten, opvangvormen en (zorg)aanbieders.

  • 3.

    Voor het afgeven van een beschikking is de juiste kennis en expertise beschikbaar om een objectieve beoordeling te kunnen maken en een goede diagnose te stellen. We willen samenwerken om de hiervoor benodigde kennis en expertise in de regio te behouden.

  • 4.

    Wanneer een jongere meerderjarig wordt en nog wel hulp nodig heeft maar niet meer onder de verantwoordelijkheid van de Jeugdwet valt, maken wij ons sterk voor de continuïteit van zorg.

Wat gaan we daarvoor doen?

  • 1.

    Wij hebben cliëntondersteuning of trajectbegeleiders beschikbaar voor de ondersteuning van gezinnen.

  • 2.

    Wij contracteren een breed scala aan jeugdhulporganisaties om de keuzevrijheid van klanten te stimuleren.

  • 3.

    Wij stimuleren en faciliteren de toegangsorganisaties om goede besluitvorming te bevorderen.

  • 4.

    Wij maken afspraken met het Zorgkantoor (Wet langdurige zorg) en CZ (Zorgverzekeringswet) om de continuïteit van zorg te bevorderen. Daarnaast stemmen wij het jeugdbeleid nadrukkelijk af op de Wmo- en het participatiebeleid, zodat jongeren tussen 18 en 23 jaar niet tussen wal en schip dreigen te vallen.

2.c Hulp in het gedwongen kader

Waar hebben we mee te maken?

De doelgroepen voor het gedwongen kader zijn inwoners bij wie sprake is van complexe multiproblematiek, zoals complexe opvoedproblematiek, (potentieel) crimineel, overlastgevend en zorgmijdend gedrag. Het gaat in Zeeland om ongeveer 1,4% van de kinderen met ernstige problemen in de gezinssituaties waarbij er onveiligheid in het gezin is. In onderstaande tabel kunt u zien om hoeveel jeugdigen het gaat in Zeeuws-Vlaanderen (bron: provincie Zeeland; cijfers stammen uit 2012).

Advies en Meldpunt Kindermis-handeling (AMK)

Jeugd-bescherming en jeugdreclassering (JB en JR)

Jeugdzorg plus (gesloten jeugdzorg)

Voogdij

Onder toezicht stelling (OTS)

Totaal

Gemeente Hulst

17

12

3

4

25

61

Gemeente Sluis

17

8

0

6

25

56

Gemeente Terneuzen

96

41

4

19

77

237

Totaal Zeeuws-Vlaanderen

130

61

7

29

127

354

Pedagogische visie op veiligheid

De Zeeuwse gemeenten hebben samen met de gecertificeerde instelling een pedagogische visie op veiligheid opgesteld. Deze gezamenlijke visie is vooral bedoeld om in éénheid van taal te spreken. De Zeeuwse gemeenten en zorgaanbieders verenigd in de Task Force Jeugd vinden dat opvoeden als eerste de verantwoordelijkheid van ouders zelf is. Gemeenten ondersteunen jeugdigen en ouders bij de natuurlijke processen van opgroeien en opvoeden. Als jeugdigen en ouders het op eigen kracht of met steun van hun omgeving niet meer ‘redden’, dan kunnen zij in Zeeland dichtbij hulp en steun krijgen. Want kinderen moeten veilig kunnen opgroeien. Voor meer informatie verwijzen wij u naar de literatuurlijst.

Gecertificeerde instelling

Bureau Jeugdzorg Zeeland is omgevormd tot de gecertificeerde instelling voor Zeeland. Deze organisatie heeft zich gespecialiseerd in het Generiek Gezinsgericht Werken (GGW). In het Generiek Gezinsgericht Werken combineert de gezinsmanager de kaders van jeugdbescherming, jeugdreclassering en intensief casemanagement volgens het principe één gezin, één plan, één regisseur. Het voordeel van deze werkwijze is, dat in gezinnen altijd hetzelfde gezicht blijft, ook als de kinderrechter een maatregel oplegt. De generiek gezinsgerichte werker van de gecertificeerde instelling wordt ingezet als de veiligheid in het geding is bij opgroeien en opvoeden; als gezinnen geen hulp meer aanvaarden, als ze niet gemotiveerd zijn aan de oplossing van de (ernstige) problemen te werken; als er op meerdere levensgebieden problemen zijn die directe invloed hebben op opgroeien en opvoeden. Het Generiek Gezinsgericht Werken kan ook op vrijwillige basis ingezet worden, zonder uitspraak van de kinderrechter.

De dertien Zeeuwse gemeenten hebben een contract afgesloten met de gecertificeerde instelling voor een periode van drie jaar. In bijlage 1 kunt u lezen wat de verschillende functies van de gecertificeerde instelling inhouden.

Naast de Zeeuwse gecertficeerde instelling, zijn er ook landelijk werkende instellingen die jeugdbescherming en jeugdreclassering mogen leveren in Zeeland. Het betreft de William Schrikker Groep, het Leger des Heils, Stichting Gereformeerde Jeugdbescherming en de Stichting Joods Maatschappelijk Werk.

Jeugdzorgplus

De gecertificeerde instelling indiceert voor JeugdzorgPlus. De gecertificeerde instelling vraagt een machtiging gesloten jeugdzorg aan bij de kinderrechter. Geeft de kinderrechter de machtiging af, dan wordt de jongere aangemeld voor JeugdzorgPlus en vervolgens opgenomen (acceptatieplicht). Er is voor gemeenten een ‘leveringsplicht’ zodra de rechter een machtiging heeft afgegeven.

De tien jeugdzorgregio’s in Zorggebied Zuid hebben afspraken gemaakt voor een gezamenlijke inkoop en het contracteren van de Jeugdzorgplus instellingen.

De kinderrechter

De kinderrechter draagt in overleg met de gemeente de kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclasseringmaatregel telkens op aan een van de gecertificeerde instellingen. Tijdens het raadsonderzoek overlegt de Raad voor de Kinderbescherming met de gemeente over welke gecertificeerde instelling de Raad zal opnemen in het verzoek aan de kinderrechter.

Raad voor de Kinderbescherming

De Raad voor de Kinderbescherming wordt ingeschakeld als de omstandigheden van een kind en zijn gezin zorgelijk zijn, de geboden vrijwillige hulpverlening niet (meer) voldoende is of het gezin geen hulp accepteert. De Raad speelt bijvoorbeeld een belangrijke rol bij gezinnen met opvoedingsproblemen. Verder houdt de Raad zich bezig met jongeren die met de politie in aanraking komen. Ook is de Raad betrokken bij het afstaan of adopteren van kinderen. Bovendien speelt de Raad op verzoek van de rechter een rol bij ouders die uit elkaar gaan en het niet eens worden over afspraken over hun kinderen. De Raad verleent zelf geen hulp aan gezinnen. Wel zorgt de Raad dat de hulpverlening zo nodig op gang komt.

De kerntaken van de Raad liggen op het terrein van:

  • ·

    Bescherming: de Raad is betrokken bij gezinnen waar opvoeden een probleem is geworden, en kan de rechter verzoeken een kinderbeschermingsmaatregel op te leggen;

  • ·

    Gezag en omgang na scheiding: de Raad adviseert de rechter bij gezag- en omgangszaken, als ouders die uit elkaar gaan het niet eens worden over afspraken over de kinderen, bijvoorbeeld over de omgangsregeling of de verblijfplaats;

  • ·

    Straf: de Raad onderzoekt de situatie van jongeren die met de politie in aanraking komen en licht de rechter of officier van justitie daarover in;

  • ·

    Afstand, Screening, Adoptie en Afstammingsvragen (ASAA): de Raad is betrokken bij zaken op het gebied van afstand doen, de screening van pleeggezinnen, adoptiegezinnen, adviesaanvragen over adoptie en afstammingsvragen.

Daarnaast heeft de Raad een toetsende/toezichthoudende taak bij bescherming- en strafzaken. De Zeeuwse gemeenten hebben een samenwerkingsovereenkomst opgesteld met de Raad voor de Kinderbescherming.

Advies- en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling

In de Wet maatschappelijke ondersteuning en de Jeugdwet is opgenomen dat gemeenten gezamenlijk een Advies en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling (AMHK) oprichten. De Zeeuwse gemeenten werken samen op dit gebied. De medewerkers van het Advies en Meldpunt Kindermishandeling blijven in 2015 voorlopig nog in dienst bij de gecertificeerde instelling. De medewerkers van het Steunpunt Huiselijk Geweld zullen in 2015 in dienst blijven bij GGD Zeeland. Op 1 januari 2015 werken de betreffende medewerkers samen in één meldpunt.

Het Veiligheidshuis

Het Veiligheidshuis Zeeland is een netwerkwerkorganisatie waarin overheid, justitie en hulpverlening samenwerken om op een zo effectief mogelijke wijze criminaliteit, recidive en overlast tegen te gaan en daarmee de (sociale) veiligheid in Zeeland te verhogen. Tussen de samenwerkingspartners in de zorg voor jeugd en gezin in Zeeuws-Vlaanderen en de partners in het Veiligheidshuis zijn samenwerkingsafspraken gemaakt.

Wat willen we bereiken?

  • 1.

    Kinderen beschermen tegen elke vorm van mishandeling. Om kindermishandeling aan te pakken, moet worden voorkomen dat het gebeurt. Als het (toch) gebeurt, moeten we de kindermishandeling signaleren, stoppen en de schade zoveel mogelijk beperken.

  • 2.

    De Generiek Gezinsgerichte Werkers van de gecertificeerde instelling maken deel uit van de lokale zorgstructuur.

  • 3.

    Goede samenwerking tussen de lokale toegang tot jeugdhulp en de justitiële keten.

  • 4.

    Terugdringen van schoolverzuim.

Wat gaan we hiervoor doen?

  • 1.

    Het business- en implementatieplan voor de vorming van het Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling doorontwikkelen en uitvoeren. De aanpak van kindermishandeling is vastgelegd in het actieplan Kinderen Veilig. De nadruk in de aanpak ligt op:

    • ·

      het voorkomen van kindermishandeling door ouders of professionals;

    • ·

      een gezamenlijke aanpak (met name door medici, jeugdzorg en justitie) om kindermishandeling te signaleren, te stoppen en schade te beperken;

    • ·

      het aanpakken van fysieke mishandeling en seksueel misbruik. Daarnaast werken alle Zeeuwse organisaties met de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling.

  • 2.

    Het Generiek Gezinsgericht Werken inbedden in de lokale zorgstructuur (Centrum voor Jeugd en Gezin, Porthos, lokale uitvoeringsorganisatie of de gemeente).

  • 3.

    Uitvoeren van het protocol met de Raad van de Kinderbescherming.

  • 4.

    Afspraken maken over de inzet jeugdreclassering, taakstraffen en acties rondom schoolverzuim.

3 Regionale en bovenregionale samenwerking

Waar hebben we mee te maken?

Zeeland wordt landelijk aangemerkt als één jeugdzorgregio. De dertien gemeenten werken samen in de Task Force Jeugd Zeeland. Er zijn gezamenlijke uitgangspunten geformuleerd, een functioneel ontwerp en een Zeeuws kader Jeugdstelsel opgesteld. Deze vormen de basis voor de samenwerking. De Zeeuwse gemeenten werken samen op de volgende onderdelen:

  • ·

    Aansluiting lokale toegang op het gedwongen kader (drang en dwang, Advies- en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling, Raad voor de Kinderbescherming en het Veiligheidshuis) door middel van een pedagogische visie, samenwerkingsafspraken, overeenkomsten en protocollen.

  • ·

    Opdrachtgeverschap over de gezamenlijke jeugdhulptaken en overgangsafspraken.

  • ·

    Inkoop van alle jeugdhulp voor 2015 door de inkooporganisatie.

  • ·

    Contracteren van de gecertificeerde instelling.

  • ·

    Inkoopafspraken met bovenregionale jeugdzorgorganisaties en Jeugdzorgplus.

  • ·

    Monitoring, effectmeting en kwaliteit.

  • ·

    Gegevensdeling en privacy.

  • ·

    Communicatie met de stakeholders.

Inkooporganisatie

De Zeeuwse gemeenten hebben gezamenlijk een Zeeuwse inkooporganisatie Jeugd opgezet onder de gemeenschappelijke regeling van de GGD Zeeland. Het doel van de inkooporganisatie is efficiënt zorg inkopen en organiseren.

Uitgangspunten en kaders inkooporganisatie:

  • ·

    De inkooporganisatie richt zich alleen op de inkoop van de jeugdhulp.

  • ·

    De inkoop van alle vormen van jeugdhulp loopt via de inkooporganisatie, behalve het deel waarvan gemeenten expliciet afspreken dat zij dit niet via deze inkooporganisatie willen laten lopen.

  • ·

    De inkooporganisatie is een uitvoeringsorganisatie en is beleidsarm opgezet. De Zeeuwse gemeenten bepalen het (zorg)inhoudelijke beleid en de inkooporganisatie geeft hier uitvoering aan.

  • ·

    Er wordt gestreefd naar een uniforme werkwijze voor de Zeeuwse gemeenten.

Belangrijkste taken van de inkooporganisatie:

  • ·

    Inkopen en contracteren van zorg.

  • ·

    Uitvoeren van contractbeheer.

  • ·

    Voeren van onderhandelingen met zorgaanbieders.

  • ·

    Verzamelen van benodigde gegevens ten behoeve van monitoring en verantwoording.

  • ·

    Bewaken van de Zeeuws brede afspraken.

  • ·

    Optreden als aanspreekpunt voor zorgaanbieders en gemeenten.

  • ·

    Controleren of voldaan wordt aan alle kwaliteitscriteria die zijn vastgelegd in de contracten, zoals deelname aan de Verwijsindex en Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling.

Solidariteit

  • ·

    In het Zeeuws transitiearrangement Jeugd hebben de 13 gemeenten afgesproken in 2015 het budget op basis van solidariteit in te zetten om grote risico’s te vermijden.

  • ·

    Solidariteit geldt voor de inzet van het gehele macrobudget in 2015. De dertien gemeenten zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor eventuele tekorten op het hele macrobudget. Het tekort of een eventueel overschot wordt over de 13 Zeeuwse gemeenten verdeeld op basis van de verdeling van het macrobudget.

  • ·

    Wanneer er voor 1 mei 2015 geen nieuwe afspraken zijn gemaakt over solidariteit en de inzet van het macrobudget, wordt de werkwijze voor 2015 met een jaar verlengd tot 31 december 2016. Dit geldt opnieuw voor de daarop volgende jaren.

Bovenregionale samenwerking

De 13 Zeeuwse gemeenten maken gezamenlijk afspraken met organisaties buiten Zeeland die zorg bieden aan Zeeuwse jongeren.

Landelijke samenwerking

Een aantal functies worden landelijk gecontracteerd. Dit betreft functies die door slechts enkele organisaties voor heel Nederland geboden worden. Op initiatief van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten zijn hiervoor landelijke afspraken gemaakt met betrekking tot opdrachtgeverschap en collectieve financiering. Dit betreft:

  • ·

    zeer specialistische functies voor de duur van 3 jaar;

  • ·

    landelijk opererende functies zoals de Kindertelefoon, Stichting Opvoeden en Stichting Adoptievoorzieningen onderdeel nazorg voor de duur van 2 tot 4 jaar;

  • ·

    vertrouwenspersoon;

  • ·

    collectieve financiering van de vertrouwenspersonen voor de duur van 2 jaar.

Wat willen we bereiken?

Goede samenwerking in Zeeland op het gebied van de nieuwe jeugdhulptaken. Er is een kwalitatief hoogwaardig en dekkend aanbod van Zorg in natura beschikbaar voor de inwoners van de Zeeuwse gemeenten. Deze ondersteuning sluit aan bij de vraag van klanten en wordt uitgevoerd binnen de financiële kaders. Alle bestaande cliënten kunnen in 2015 hun zorg bij hun eigen aanbieder afronden.

Wat gaan we daarvoor doen?

Alle jeugdhulp wordt in 2015 ingekocht via het Zeeuws inkoopbureau jeugd bij GGD Zeeland. Het Zeeuws inkoopbureau onderhandelt met zorgaanbieders over de prijs en kwaliteit, beheert de inkoopcontracten en bewaakt de budgetgaranties en het solidariteitsbeginsel. Vanaf 2016 zal er stapsgewijs onderzocht worden welke jeugdhulp op Zeeuws niveau ingekocht blijft worden en welke jeugdhulp gemeenten zelf kunnen inkopen. Wanneer er voor 1 mei 2015 geen nieuwe afspraken zijn gemaakt over solidariteit en de inzet van het macrobudget, wordt de werkwijze voor 2015 met een jaar verlengd tot 31 december 2016. Dit geldt ook voor 2017 wanneer er voor 1 mei 2016 geen nieuwe afspraken zijn gemaakt

4 Monitoring en verantwoording

Waar hebben we mee te maken?

We onderscheiden 3 niveaus in verantwoording, van zeer gedetailleerd naar minder gedetailleerd (zie onderstaande figuur).

afbeelding binnen de regeling Figuur 4: niveaus voor verantwoording (bron: Zeeuwse handleiding jeugdbeleid, 2014)

Beleids- en verantwoordingsinformatie

Beleids- en verantwoordingsinformatie zijn gedetailleerde gegevens over de klantpopulatie en de inzet van zorg en ondersteuning. Belangrijkste bronnen zijn de afgegeven beschikkingen en de declaratiegegevens van aanbieders. Naast gegevens over betaalde zorg, ontvangen gemeenten ook informatie over alle verplichtingen die zijn aangegaan in relatie tot de afgegeven beschikkingen. Hierin onderscheiden we twee stromen gegevens. Ten eerste wordt gerapporteerd over inzet van zorg en ondersteuning ten behoeve van de financiële verantwoording. Ten tweede is een informatiestroom nodig om de ‘werking’ van het systeem te kunnen monitoren.

Verantwoording aan gemeenteraden

De informatie op www.waarstaatjegemeente.nl zal door gemeenten gebruikt worden om de inzet van middelen en bereikte resultaten te verantwoorden richting gemeenteraad en inwoners. Deze gegevens worden door de jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen aangeleverd bij het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).

Tevens wordt voorzien in een Zeeuws Planbureau (www.zeeuwsplanbureau.nl). Scoop, GGD en Robuust richten een informatiesysteem in dat door gemeenten kan worden geraadpleegd. Zij zorgen voor een actuele database waarmee op wijk en buurtniveau (zo mogelijk) een analyse kan worden gemaakt van de (ervaren) leefbaarheid in relatie tot het sociaal domein. Zij leveren sociaal domein scans die input kunnen zijn voor beleidskeuzes per wijk. Voor de klantervaringsmetingen sluiten we onder andere aan bij de landelijke wettelijk verplichte monitoring die door een landelijk bureau zal worden uitgevoerd. Uiteraard vragen we ook leveranciers verslag te doen van hun eigen tevredenheidsmetingen.

Verantwoording en informatie aan inwoners

Horizontale beleids- en verantwoordingsinformatie wordt gebruikt om tijdig bij te kunnen sturen, om beleid te formuleren en om prestaties in de buurten, wijken en kernen te kunnen beoordelen. Door deze informatie te vergelijken met dezelfde gegevens uit andere wijken en kernen, gemeenten of regio’s kunnen we leren van de verschillen. Ook hiervoor wordt de website www.waarstaatjegemeente.nl ingezet.

Verantwoording aan de rijksoverheid

Verticale verantwoordingsinformatie is bedoeld om gemeenten verantwoording af te laten leggen aan het rijk. Het betreft informatie die nodig is voor de verantwoordelijke minister om te bepalen of de te behalen resultaten en de te bereiken effecten binnen het stelsel worden gerealiseerd. De zogenaamde Iv3 richtlijnen eisen een bepaalde inrichting van de gemeentelijke begroting. In de Iv3 staan gegevens uit de begroting, de kwartaalcijfers en de jaarrekening. De informatie is onder meer bedoeld voor de verdeling van het gemeentefonds.

Wat willen we bereiken?

  • 1.

    Transparant communiceren over de inzet van middelen en bereikte resultaten richting gemeenteraden en inwoners.

  • 2.

    Goede effectmeting, registratie en monitoring, zodat we kunnen sturen op inzet en inkoop van de juiste jeugdhulp. Het uitgangspunt hierbij is zo min mogelijk bureaucratie.

Wat gaan we daarvoor doen?

  • 1.

    Actuele informatie plaatsen op www.waarstaatjegemeente.nl.

  • 2.

    De gemeenteraden jaarlijks informeren over de uitvoering van de nieuwe Jeugdwet.

  • 3.

    Aansluiten bij de Zeeuwse werkgroep monitoring, die een voorstel schrijft voor het ontwikkelen van een Zeeuwse sociaal domein scan en een klantervaringsonderzoek nieuwe stijl. Jeugdhulporganisaties voldoen aan de eisen in de Jeugdwet op het gebied van kwaliteit en monitoring. Naar effectmeting zullen wij de komende beleidsperiode nader onderzoek doen.

Deel C: Jongeren- en cliëntparticipatie

1 Jongerenparticipatie

Waar hebben we mee te maken?

Jongerenparticipatie is een verzamelwoord voor alle situaties waarin kinderen en jongeren actief betrokken raken bij de maatschappij. Jongerenparticipatie kent meerdere vormen: politieke participatie (meedenken en meebeslissen over beleidsvraagstukken) en maatschappelijke participatie (organiseren van activiteiten, het doen van vrijwilligerswerk en het lid zijn van een club of vereniging). We kunnen ons afvragen of vraag en aanbod van activiteiten voor jongeren op elkaar is afgestemd. Met andere woorden: weten we wat de jongeren willen? En zo ja, kunnen we daar als gemeente aan tegemoet komen? De Zeeuws-Vlaamse gemeenten geven ieder op hun eigen wijze invulling aan jongerenparticipatie.

Wat willen we bereiken?

  • 1.

    Jongeren informeren, mee laten denken en meebeslissen.

  • 2.

    Actieve betrokkenheid/participatie van kinderen en jongeren.

  • 3.

    Burgerschapsvorming.

  • 4.

    Samenwerking en afstemming tussen de drie Zeeuws-Vlaamse gemeenten.

Wat gaan we daarvoor doen?

Vooralsnog geeft iedere gemeente zelf invulling aan de uitwerking van jongerenparticipatie.

Een gezamenlijk onderzoek naar de inzet van jongerenadviseurs wordt onderwerp van gesprek.

In bijlage 3 kunt u lezen hoe de jongerenparticipatie in de gemeente Terneuzen is uitgevoerd.

2 Cliëntparticipatie en OOGO onderwijs

Gemeenten geven vorm aan cliëntparticipatie via het beleidsplan en de verordening. De Jeugdwet voorziet bij de totstandkoming van deze plannen en verordeningen in een belangrijke participerende rol voor inwoners (cliënten): ‘De gemeente betrekt ingezeten, met name jeugdigen en hun ouders, bij de voorbereiding van jeugdhulpbeleid, de kinderbeschermingsmaatregelen en de jeugdreclassering, en stelt ze in de gelegenheid zelfstandig voorstellen voor het beleid te doen’.

Wij hebben advies gevraagd en ontvangen van onderstaande organisaties. U kunt de adviezen nalezen in de literatuurlijst.

  • ·

    Wmo-adviesraad Terneuzen

  • ·

    Wmo-raad Hulst

  • ·

    Raad voor maatschappelijke en demografische ontwikkeling Sluis

Op 14 juli 2014 hebben de gemeenten Hulst, Sluis en Terneuzen twee inspraakbijeenkomsten gehouden voor ouders, cliëntenraden (Klaverblad Zeeland enZeeuws Platform Cliënten Jeugdzorg), Wmo-raden, welzijnsorganisaties, jeugdhulporganisaties en het onderwijs. De verslagen zijn te raadplegen via de literatuurlijst.

OOGO onderwijs

De Jeugdwet verplicht gemeenten om over het concept van het jeugdplan Op Overeenstemming Gericht Overleg (OOGO) te voeren met de samenwerkingsverbanden passend onderwijs, voor zover het de afstemming van en effectieve samenwerking met het onderwijs betreft. De gemeenten en samenwerkingsverbanden passend onderwijs hebben hiervoor een procedure vastgesteld voor het overleg en een voorziening getroffen voor het oplossen van geschillen.  De Vereniging van Nederlandse Gemeenten, PO-raad en VO-raad hebben gezamenlijk een modelprocedure OOGO ontwikkeld (inclusief overeenkomst) en een (landelijke) geschillenregeling. De PO-Raad is de sectororganisatie voor het primair onderwijs. De VO-raad is een Nederlandse belangenorganisatie van schoolbesturen en scholen in het voortgezet onderwijs.

Met de samenwerkingsverbanden passend onderwijs voor primair, voortgezet en reformatorisch onderwijs is Op Overeenstemming Gericht Overleg gevoerd op 3 september 2014.

Deel D: financiën, communicatie en publiciteitsgevoelige zaken

1 Financiën

Dit hoofdstuk richt zich met name op het tweede deel van dit beleidsplan: de jeugdhulp. Het preventieve jeugdbeleid zit verweven in verschillende begrotingsposten van de drie gemeenten. Het is ingewikkeld om alle uitgaven op het gebied van jeugd los te weken en in dit beleidsplan op te nemen. Wij kiezen ervoor dit niet verder uit te werken, omdat het bestaand beleid is.

Waar hebben we mee te maken?

De Zeeuws-Vlaamse gemeenten hebben in de meicirculaire van 2014 het definitieve budget voor 2015 voor de uitvoering van de jeugdhulp gekregen. Dit budget is samengesteld op basis van de dan meest recente historische gegevens per gemeente. Vanaf 2016 zal er een meer objectief verdeelmodel ontwikkeld worden door de rijksoverheid, waardoor de jeugdhulpbudgetten voor de komende jaren nog kunnen wijzigen. De budgetten voor de jaren 2016 en later zijn nog niet bekend.

Budget jeughulp in het sociaal deelfonds

Hulst

Sluis

Terneuzen

Totaal

2015

€ 5.686.682

€ 3.386.561

€ 13.313.349

€ 22.406.592

2016

pm

pm

pm

2017

pm

pm

pm

2018

pm

pm

pm

In 2015 gaat 98% van het genoemde budget naar de Zeeuwse inkooporganisatie bij GGD Zeeland voor de inkoop van de jeugdhulp en de bekostiging van de inkooporganisatie. 2% van het budget besteden de Zeeuws-Vlaamse gemeenten aan het vormgeven van de lokale toegang tot de jeugdhulp en waar mogelijk aan het versterken van preventie. Voor de jaren 2016 en later zullen wij in de gemeentelijke begrotingen aangeven in welke verhouding de jeugdhulpmiddelen ingezet gaan worden.

Wat zijn de belangrijkste financiële risico’s voor de gemeenten?

Vanaf 2015 wordt een stuk vernieuwing ingezet aangaande ambulante hulp en dagbesteding. De toegang tot deze voorzieningen wordt eenvoudiger dan onder de huidige wet- en regelgeving. De professional krijgt de ruimte om deze vormen van hulp in te zetten waar hij of zij dit nodig acht. Het gaat dus om een lichtere vorm van toegang dan toegang door middel van strikte indicatiestelling gevolgd door een beschikking. Hierdoor kan een financieel risico ontstaan. Om financiële risico’s tegen te gaan worden met de grote aanbieders budgetafspraken gemaakt zodat de bovengrens van uitgaven vooraf vastligt.

De zorgplannen van cliënten vormen een belangrijk instrument om te sturen op resultaat en tegelijkertijd rechtmatigheid van inzet van middelen. Hoe sneller een resultaat wordt bereikt, hoe lager de kosten zullen uitvallen. Verder is het van belang dat gemeenten investeren in signalering en preventie. Risico is dat investering in risico en preventie zich pas op langere termijn uitbetaalt doordat dit pas op langere termijn leidt tot afname van zorg. Een maatschappelijke kosten-batenanalyse is dan ook van belang wanneer projecten en/of maatregelen ten aanzien van preventie worden geïnitieerd.

Wanneer het gaat om specialistische en dus duurdere zorg, kan dit niet los worden gezien van ambulante hulp en dagbesteding. Wanneer ambulante hulp en dagbesteding op basis van een zorgplan vaker tot succes leiden, heeft dit tot gevolg dat het beroep op residentiële zorg en pleegzorg lager zal zijn. De huisarts, de jeugdarts, de kinderarts en de kinderrechter kunnen verwijzen (al dan niet met verplichtend karakter) naar specialistische zorg. Dit is een financieel risico omdat we als gemeenten geen zicht hebben op de voorwaarden waaronder deze doorverwijzingen plaatsvinden. In dergelijke gevallen vragen wij van huisartsen, jeugdartsen en kinderartsen of ze afstemming zoeken met lokale zorgstructuren (zoals het Centrum voor Jeugd en Gezin, Porthos, de lokale welzijns- of uitvoeringsorganisaties en scholen). Daarnaast vragen we aanbieders om per cliënt binnen korte tijd aan te leveren welke en hoeveel specialistische zorg zij inzetten op verwijzing van de genoemde partijen. Dit om zo goed als mogelijk te monitoren en waar mogelijk bij te sturen (door bijvoorbeeld contact te zoeken met huisartsen).

Wat willen we bereiken?

  • 1.

    De rijksmiddelen die we ontvangen voor jeugdhulp budgettair neutraal inzetten.

  • 2.

    Versterken van preventie en beter inrichten van zorg zo dicht mogelijk bij huis, waardoor de vraag naar duurdere specialistische hulp wordt verminderd. Er is dus financiële ruimte nodig om te vernieuwen, te herstructureren en te experimenteren.

  • 3.

    De gemeenten Hulst en Terneuzen bouwen een reserve ‘sociaal domein’ op om eventuele tegenvallers in de toekomst op te vangen.

  • 4.

    Beperken van de financiële risico’s.

Wat gaan we daarvoor doen?

  • 1.

    De Zeeuwse inkooporganisatie blijft met de inkoop van de jeugdhulp binnen het Zeeuwse macrobudget.

  • 2.

    Zo snel mogelijk jeugdhulpgelden vrij maken om te investeren in preventie, zodat de druk op de zwaardere en specialistische jeugdhulp kan dalen.

  • 3.

    Per 1 januari 2013 is een bestemmingsreserve gevormd in de gemeenten Hulst en Terneuzen. Deze bestemmingsreserve wordt gehandhaafd en gevuld met middelen ten gevolge van onderuitputting van ontvangen rijksmiddelen in enig jaar.

  • 4.

    De gemaakte afspraken op het gebied van solidariteit over het Zeeuwse macrobudget nakomen.

2 Communicatie

Het uitgangspunt bij de stelselwijziging jeugd is eigen kracht: ouders en jeugdigen worden in het nieuwe jeugdstelsel betrokken bij hun eigen ondersteuningsproces en voeren daarbij zo veel mogelijk zelf de regie. De professional gaat naast de burger staan. Er wordt niet meer óver, maar mét de cliënt gepraat.

Vanaf het vaststellen van dit beleidsplan en de Verordening jeugdhulp Zeeuws-Vlaanderen 2015, zal de communicatie in het teken staan van jongeren, ouders en professionals informeren over waar zij terecht kunnen met vragen over opgroeien en opvoeden.

Daarnaast is het normaliseren van opvoedvragen één van de belangrijkste speerpunten van dit beleidsplan. Ook hieraan zal de komende beleidsperiode veel aandacht besteed worden. Dat zullen we onder andere doen door het Centrum voor Jeugd en Gezin te faciliteren om de website ‘cjgzeeuwsvlaanderen.nl’ zo goed mogelijk te voorzien van alle relevante informatie, door het uitgeven van Tipkranten, enzovoorts.

3 Publiciteitsgevoelige zaken

Ondanks alle zorgvuldige afspraken met jeugdhulpaanbieders kan het voorkomen dat er een publiciteitsgevoelige zaak of calamiteit plaatsvindt. Een publiciteitsgevoelige zaak is een ‘niet-beoogde of onverwachte gebeurtenis die tot een ernstig schadelijk gevolg voor een jeugdige of een ouder heeft geleid, die tot de dood van een jeugdige of een ouder heeft geleid of die in de publiciteit staat’. Speciale aandacht hebben wij voor de gevolgen die sociale media kunnen genereren.

Als er een gebeurtenis plaatsvindt die gevolgen heeft voor gezinnen, professionals of organisaties, dan vraagt dat een zorgvuldige aanpak die niet geholpen is met grote aandacht in de publiciteit. Deze zaken hebben vaak ook consequenties voor een jeugdige en zijn omgeving. Communicatie speelt bij publiciteitsgevoelige zaken en calamiteiten een belangrijke rol. In de contracten met de zorgaanbieders zijn hier afspraken over gemaakt. Wij waken ervoor dat wij geen beelden naar buiten brengen die een jeugdige en/of zijn ouder(s) kunnen schaden.

De burgemeester en de portefeuillehouder jeugd zijn twee belangrijke boegbeelden in de communicatie. De burgemeester vervult naast de coördinerende rol en verantwoordelijkheid voor de openbare orde vooral een rol van maatschappelijke betekenisgeving (burgervader). De focus van de portefeuillehouder jeugd ligt meer op de inhoud van de zaak; wat is er gebeurd, hoe heeft dat kunnen gebeuren en wat zijn de gevolgen.

Indien er een publiciteitsgevoelige zaak plaatsvindt, dan zal de gemeenteraad daarover geïnformeerd worden. De portefeuillehouder jeugd zal eerst de benodigde informatie verzamelen, zoals het rapport van de inspectie. De gemeente communiceert niet eerder over een publiciteitsgevoelige zaak, dan wanneer het rapport van de inspectie ontvangen is. Terugkoppeling van een publiciteitsgevoelige zaak zal plaatsvinden in het presidium, zodat wij zorgvuldig om kunnen gaan met privacygevoelige informatie.

Deel E: bijlagen

1 Uitleg jeugdhulp

Jeugd-ggz

De jeugd-ggz (jeugd geestelijke gezondheidszorg) biedt hulp aan kinderen en jeugdigen met een psychische aandoening die zo ernstig kan zijn, dat zij hierdoor in hun ontwikkeling worden bedreigd. De jeugd-ggz valt tot 2015 grotendeels onder de Zorgverzekeringswet. Als een opname in een ggz-instelling langer dan een jaar duurt, dan valt deze zorg onder de AWBZ (Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten). Dit geldt ook voor extramurale begeleiding en beschermd wonen. Collectieve preventie, selectieve preventie en maatschappelijke ondersteuning op het vlak van geestelijke gezondheidszorg valt onder de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De aandoeningen die behandeld worden in de jeugd-ggz zijn zeer divers, en de behandelingen kunnen sterk variëren in duur. Sommige aandoeningen vragen om nauwe samenwerking met het onderwijs of somatische artsen. Binnen het veld zijn veel verschillende hulpverleners actief, die ambulante zorg, deeltijdzorg, en intramurale zorg leveren.

In het nieuwe jeugdstelsel valt alle jeugdhulp onder één wet. Hiermee wordt de jeugd geestelijke gezondheidszorg vanuit de Zorgverzekeringswet, de AWBZ en de Wmo naar de Jeugdwet overgeheveld en komt de verantwoordelijkheid bij gemeenten te liggen. De Zeeuws-Vlaamse gemeenten sturen op kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van deze vorm van jeugdhulp. De POH-GGZ (praktijkondersteuner van de huisarts op het gebied van geestelijke gezondheidszorg) en de extramurale psychofarmaca (medicijnen tegen psychische aandoeningen, niet door een instelling verstrekt) blijven wel onderdeel van de Zorgverzekeringswet. De huisarts, medisch specialist en jeugdarts kunnen doorverwijzen naar jeugdhulp, waaronder jeugd-ggz.

Zorg voor jeugdigen met een beperking

Bij jeugd met een beperking gaat het om kinderen en jongeren die tot nu toe op grond van de AWBZ ondersteuning en zorg ontvangen. Nu de AWBZ verdwijnt, komt een deel van deze zeer diverse groep onder de Jeugdwet te vallen. De groep jeugd met een beperking is zeer divers, zowel in omvang als wat betreft de soort aandoening. Daardoor is de zorg en ondersteuning die nodig is ook zeer verschillend en zullen de gemeenten door de geringe omvang van bepaalde groepen ook regionale en landelijke afspraken moeten maken. Het gaat om kinderen en jongeren met een:

  • ·

    (licht) verstandelijke beperking

  • ·

    zintuiglijke beperking

  • ·

    lichamelijke beperking (ook niet-aangeboren hersenletsel, NAH)

  • ·

    somatische aandoening (zoals een chronische ziekte)

  • ·

    psychiatrische aandoening (waaronder autisme).

Alleen de meest kwetsbare kinderen en jongeren met (zeer) ernstige verstandelijke of ernstige meervoudige beperkingen krijgen straks zorg uit de nieuwe Wet langdurige zorg. Zij hebben ‘levensbreed’ en ‘levenslang’ zorg en ondersteuning nodig.

Jeugd met een beperking maakt gebruik van verschillende soorten AWBZ-hulp en -ondersteuning, zoals begeleiding, persoonlijke verzorging, kortdurend verblijf (‘logeren’) en behandeling. De Zeeuws-Vlaamse gemeenten bepalen per doelgroep voor welke vormen van zorg en ondersteuning (en combinaties daarvan) een beroep kan worden gedaan op de Jeugdwet. In de overgangsperiode 2015 tot en met 2017 zullen we eerst dicht bij de huidige vormen van zorg blijven. Later wordt onderzocht of er andere arrangementen ingericht worden. Zorg en ondersteuning kunnen kinderen en jongeren met een beperking op twee manieren van de gemeente ontvangen: als persoonsgebonden budget (PGB) of als zorg in natura.

Het vervoer dat samenhangt met extramurale begeleiding en behandeling van jeugd met een beperking gaat ook over naar de Jeugdwet en wordt daarmee de verantwoordelijkheid van gemeenten. Als het gaat om onderwijs voor deze groep kinderen en jongeren, hebben de gemeenten en de samenwerkingsverbanden passend onderwijs volgens zowel de Jeugdwet als de nieuwe Wet passend onderwijs de taak om in onderling overleg zo veel mogelijk kinderen en jongeren passend onderwijs te laten volgen. Bij passend onderwijs blijft naast het regulier onderwijs ook het speciaal onderwijs bestaan.

Provinciale jeugdzorg

De huidige provinciale jeugdzorg wordt grofweg verdeeld in drie categorieën: de ambulante jeugdhulp, de pleegzorg en de residentiële jeugdhulp. Deze drie zorgvormen worden hieronder behandeld.

Ambulante jeugdhulp

Ambulante jeugdhulp is gericht op gezinnen met kinderen, die problemen hebben zoals spijbelen, ruzie met ouders of een lichte depressiviteit. De hulp wordt thuis geboden.

Het kind (tot 18 jaar) woont gewoon thuis, kan naar de eigen school of werk, en heeft periodiek een afspraak met een jeugdhulpinstelling. Bij intensieve ambulante jeugdhulp worden niet alleen het aangemelde kind, maar ook de overige gezinsleden bij de behandeling betrokken. Er zijn verschillende instellingen die ambulante jeugdhulp bieden, bijvoorbeeld provinciale jeugdzorgaanbieders, de jeugdafdeling van een GGZ-instelling of het maatschappelijk werk.

Pleegzorg

Pleegzorg betekent dat een kind tijdelijk in een ander gezin gaat wonen. Als er problemen zijn in een gezin, wordt altijd eerst gekeken of deze thuis op te lossen zijn. Lukt dat niet, dan is pleegzorg de eerste keus. Bij pleegzorg nemen pleegouders (tijdelijk) de opvoeding en verzorging van een kind op zich. Het is een vorm van opvang die het dichts bij de natuurlijke gezinssituatie blijft.

Er zijn verschillende soorten pleegzorg, zoals vakantiepleegzorg, weekendpleegzorg, dagpleegzorg, pleegzorg in crisissituaties en pleegzorg voor langere tijd. Eigen familie en bekenden kunnen een kind ook opgevangen; dit heet netwerkpleegzorg.

Na de toegang tot pleegzorg gaat de Zeeuwse pleegzorgaanbieder op zoek naar een pleeggezin. Is dat gevonden, dan komt er een contract met de pleegouders waarin afspraken staan over de opvoeding en de verzorging van het kind. Daarvoor krijgen pleegouders een pleegvergoeding.

Residentiële jeugdhulp

Residentiële jeugdhulp is hulpverlening waarbij kinderen en jeugdigen, op vrijwillige of gedwongen basis, (tijdelijk) dag en nacht buiten hun eigen omgeving verblijven. Het gaat om kinderen en jeugdigen met uiteenlopende problemen. De plaatsing heeft bij iedereen een eigen specifiek doel en verschilt daarom ook in duur. Residentiële jeugdhulp wordt geboden in instellingen van verschillende omvang, met verschillende specialisaties en met professionals met uiteenlopende opleidingen en achtergronden.

Verschillende sectoren bieden residentiële jeugdhulp: de provinciaal geïndiceerde jeugdzorg, de jeugd-ggz, en de zorg voor verstandelijk beperkte jeugdigen (jeugd-vb). Binnen deze sectoren bestaan verschillende typen residentiële zorg, zoals gesloten, besloten en open leefgroepen.

De gecertificeerde instelling

De gecertificeerde instelling levert Generiek Gezinsgericht Werken (GGW). Dit bestaat uit intensief casemanagement, jeugdbescherming en jeugdreclassering. Deze vormen worden hier nader toegelicht.

Casemanagement

De generiek gezinsgerichte werker van de gecertificeerde instelling wordt ingezet als de veiligheid in het geding is bij opgroeien en opvoeden; als gezinnen geen hulp meer aanvaarden, als ze niet gemotiveerd zijn aan de oplossing van de (ernstige) problemen te werken; als er op meerdere levensgebieden problemen zijn die directe invloed hebben op opgroeien en opvoeden. De medewerkers van de gecertificeerde instelling kunnen alle functies uitoefenen: zowel casemanagement, jeugdbescherming als jeugdreclassering. Het voordeel van deze werkwijze is, dat in gezinnen altijd hetzelfde gezicht blijft, ook als de kinderrechter een maatregel oplegt.

Jeugdbescherming

Jeugdbescherming is een maatregel die de rechter dwingend oplegt. Dat gebeurt als een gezonde en veilige ontwikkeling van een kind of jeugdige wordt bedreigd en vrijwillige hulp niet of niet voldoende helpt. De gemeente bepaalt wie gemandateerd wordt vanuit de lokale zorgstructuur om een zaak aan te melden voor een raadsonderzoek.

Er zijn drie jeugdbeschermingsmaatregelen die de rechter kan opleggen:

  • ·

    ondertoezichtstelling (OTS). Dit komt veruit het meest voor.

  • ·

    ontzetting uit de ouderlijke macht (zonder medewerking van de ouders).

  • ·

    ontheffing uit de ouderlijke macht (met medewerking van de ouders). Hier gaat het om voogdij en de inzet van pleegzorg.

De kinderrechter draagt in overleg met de gemeente de kinderbeschermingsmaatregel telkens op aan een gecertificeerde instelling. Tijdens het raadsonderzoek overlegt de Raad voor de Kinderbescherming met de gemeente over welke gecertificeerde instelling de Raad zal opnemen in het verzoek aan de kinderrechter.

Jeugdreclassering

Jeugdreclassering is een combinatie van intensieve begeleiding en controle voor jongeren die veroordeeld zijn of verdacht worden van een strafbaar feit.

Voor begeleiding door de jeugdreclassering komen jongeren in aanmerking die ten tijde van het delict 12 tot 18 jaar oud waren. Vanaf 12 jaar kan een kind voor strafbare feiten worden vervolgd; als een jongere 18 wordt, is in principe het ‘volwassenenstrafrecht’ van toepassing. Maar tot 23 jaar kan het jeugdstrafrecht van toepassing blijven als de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waarin het delict is gepleegd daartoe aanleiding geven. Jeugdreclassering en jeugdhulp is verbonden aan de duur van de proeftijd. Daardoor kan deze hulp ook tot na het 18e jaar doorlopen. Als een leerplichtambtenaar proces verbaal opmaakt wegens schoolverzuim kan jeugdreclassering ook toegepast worden.

De regelgeving over de relatie tussen de jeugdreclassering en de jeugdstrafrechtketen (zoals met het Openbaar Ministerie (OM) en de Raad voor de Kinderbescherming), die onder andere is vastgelegd in het Wetboek van Strafrecht, blijft gehandhaafd.

Bij een jeugdreclassering- of jeugdbeschermingsmaatregel kan ook jeugdhulp worden ingezet. De jeugdhulp kan direct voortvloeien uit de strafrechtelijke beslissing. De gemeente is verplicht jeugdhulp in jeugdstrafrechtelijk kader te leveren.

Jeugdzorgplus

JeugdzorgPlus, ook wel gesloten jeugdzorg genoemd, is een intensieve vorm van jeugd- en opvoedhulp voor jeugdigen die ernstige gedragsproblemen hebben en zich aan de noodzakelijke behandeling dreigen te onttrekken. JeugdzorgPlus is gedwongen jeugdhulp aan jeugdigen voor wie een 'machtiging gesloten jeugdzorg' is afgegeven door de kinderrechter.

2 Jongerenparticipatie Terneuzen (DeBad)

In de onderstaande rapportage van Stichting Jeugd-JongerenWerk (SJJW) kunt u lezen over het traject dat in de gemeente Terneuzen is gelopen. De medewerkers van SJJW doen in deze rapportage ook een aantal aanbevelingen. Deze aanbevelingen worden in goed overleg met medewerkers van de vakafdeling van de gemeente Terneuzen besproken en uitgewerkt.

En nu: de jeugd zelf

Jeugd- en jongerenparticipatie in Terneuzen

I.Context

In het coalitieakkoord 2014-2018 omschrijft het college van B & W een belangrijk uitgangspunt ten aanzien van participatie van jongeren bij het beleid:

“Voor de nieuwe (integrale) nota jeugdbeleid zullen jongeren actief gevraagd worden om mee te denken. Jongerenparticipatie heeft als doel jongeren te informeren, mee te laten denken en beslissen, actieve betrokkenheid/participatie en burgerschapsvorming.

Deze actieve vorm van jongerenparticipatie wordt na het opstellen van het jeugdbeleid structureel gecontinueerd en uitgevoerd door de nieuwe uitvoeringsorganisatie in samenwerking met het Centrum voor Jeugd en Gezin.”

In de nieuwe start- en kadernotitie jeugdbeleid presenteert de gemeente een samenhangende visie op opgroeien, opvoeden en ontplooiing van kinderen en jongeren tussen 0 en 23 jaar in de gemeente, wat past bij de verantwoordelijkheden waarmee de gemeente te maken krijgt in het kader van de transitie en transformatie van de jeugdzorg.

Met de aandacht voor structurele jeugdparticipatie wordt een belangrijke toevoeging geplaatst bij het uitgangspunt van deze notitie. De gemeente benoemt hiermee participatie van jongeren als een middel en werkwijze om de jeugd blijvend te betrekken bij de uitvoering van beleid dat op hun is gericht.

II. Participatie – een sleutel tot preventie

1 Actieve participatie draagt ertoe bij dat jongeren zich betrokken en mede verantwoordelijk voelen voor hun eigen leefomgeving. Theoretici van het jeugdbeleid als Hermanns en De Winter spreken in dit verband over het ‘participatieparadigma’ als belangrijk doel en middel in de opvoeding en ontwikkeling van kinderen en jeugdigen. “Bij participatie is opvoeding een gezamenlijke zoektocht van volwassenen en jongeren in het spanningsveld tussen individueel en algemeen belang met als doel een goede match tussen de behoeften van jongeren en de behoeften van de samenleving. Het gaat er om, een betere balans te vinden tussen het individueel belang en het algemeen belang: talentenontwikkeling én inzet van die talenten ten behoeve van de samenleving; ontwikkeling van eigenheid én ontwikkeling van betrokkenheid bij de samenleving als geheel; ruimte voor het individu én bevorderen van sociale samenhang en verbondenheid, (sociale cohesie) en onderlinge solidariteit.”

Zo is participatie essentieel voor het bereiken van doelstellingen op het gebied van preventie. Waar kinderen en jongeren zich gezien en gehoord weten, als ze deel kunnen nemen aan het inrichten en onderhouden van eigen voorzieningen en op een eigen manier vorm kunnen geven aan activiteiten, zijn zij meer in beeld voor de overheid en voor professionals in welzijn en zorg. Participatie verkleint de kans op sociale uitval en marginalisatie van jongeren. Sociale samenhang en sociale verbondenheid komen meer op de voorgrond te staan. Door kinderen en jongeren een eigen stem te geven, moedigen wij hen expliciet aan om eigen verantwoordelijkheid te nemen en zich verantwoordelijk te gedragen.

III. De inzet van SJJW, plan van aanpak en uitvoering

De gemeente heeft ons dit voorjaar de volgende vraag gesteld:

  • .

    Ontwerp een traject voor de participatie van jongeren tussen 12 en 18 jaar in de gemeente Terneuzen bij de totstandkoming voor het gemeentelijk jeugdbeleid in de periode 2015-2018.

SJJW heeft ruime ervaring opgedaan met jeugd- en jongerenparticipatie in de praktijk. Onze werkwijze en methodiek bij de uitvoering van activiteiten gaat uit van een zo groot mogelijke inbreng van kinderen en jongeren. Voorts ondersteunen wij eerder de vrijwilligers in de uitvoering van werkzaamheden, dan dat onze werkers zelf de uitvoering verzorgen. We hebben ons dan ook graag bereid verklaard om in de opzet van jongerenparticipatie met de gemeente samen op te trekken.

Hierop heeft SJJW in maart een plan van aanpak geformuleerd, waarbij de uitgangspunten waren:

  • ·

    Zo groot mogelijk bereik onder jeugd en jongeren in de genoemde leeftijdsgroep;

  • ·

    Binnen de genoemde doelgroep maximale verspreiding van de kernboodschap van de gemeente. De kernboodschap luidt: “de gemeente wil werk maken van de participatie van jeugd en jongeren. Geef zelf mee vorm aan het beleid dat voor jou is bedoeld. Jouw mening is belangrijk. Grijp nu je kans en spreek je uit over wat jij belangrijk vindt. Wat kan de gemeente voor jou doen? En vooral: hoe kan jij daarin zelf een eigen aandeel nemen?”

  • ·

    Zo groot mogelijke participatie van de genoemde doelgroep volgens de volgende reeks:

    • o

      Informeren: informatie over de strekking en het doel van het jeugdbeleid wordt breed met de doelgroep gedeeld

    • o

      Inspreken: de doelgroep wordt door middel van een opiniepeiling (enquête) bevraagd over eigen meningen, wensen en bijdragen inzake het jeugdbeleid.

    • o

      Consulteren: aan de hand van de verkregen respons wordt een dialoogmoment (debat) met de doelgroep belegd met een interactieve vorm.

    • o

      Samenwerken: in het vervolg hierop worden, nader vast te stellen, onderdelen van het beleid verder uitgewerkt samen met jongeren. Uitgangspunt hierbij is een blijvende dialoog met en participatie van jongeren in het beleid. De vorm waarin dit plaatsvindt ( bijvoorbeeld i-debate, jeugdpanel, projectgroepen…) zal nader worden bepaald, mede aan de hand van reacties vanuit de doelgroep.

IV. Opbrengst en evaluatie van de activiteiten

Tussen maart en mei 2014 is het overeengekomen traject volgens plan uitgevoerd. Concrete uitkomsten daarvan waren de online-enquête onder scholieren van het VO in Terneuzen, en (de)BAD! : een interactief jongerendebat in het Scheldetheater op 26 mei, onder leiding van tv-bekendheid Tim Hofman.

Iets meer dan 400 jongeren uit de doelgroep vulden de enquête in. In het voortraject is met de schoolleiding van De Rede, het Zeldenrust-Steelantcollege, Scalda, De Argo en De Sprong op een positieve wijze overlegd over het bereiken van zoveel mogelijk leerlingen. In de praktijk bleek vooral op de beide scholengemeenschappen de organisatie hiervan toch lastig en namen minder leerlingen deel dan gehoopt. Door deze omstandigheid is de enquête niet zonder meer als representatief te beschouwen. Wel biedt de uitslag naar ons idee een zeer goede indicatie van wat er onder de geënquêteerde groep leeft.

Belangrijke of opvallende uitkomsten uit de enquête waren:

  • ·

    Jongeren zijn niet tevreden over vrijetijdsvoorzieningen in Terneuzen. Wat dit betreft vinden de jongeren vooral dat de gemeente een belangrijke rol heeft te spelen. 60 % vindt dat de gemeente ervoor moet zorgen dat er meer vrijetijdsvoorzieningen komen. Het overgrote deel (ca. 68 %) van de geënqueteerden noemt als belangrijkste bezigheden (thuis) internetten, muziek luisteren en gamen; ruim 45 % brengt de vrije tijd vooral thuis door, alleen of met vrienden. Er zou een verband kunnen bestaan tussen dit hoge percentage, en het genoemde gemis aan gezellige uitgaansgelegenheden, winkels, evenementen en jeugdvoorzieningen.

  • ·

    Jongeren relateren welzijn vooral aan veiligheid en een prettige, gezellige woonomgeving. Vrijetijdsvoorzieningen horen hier bij.

  • ·

    In de enquête vinden de respondenten veiligheid van groot belang. Op de vraag “wat kan de gemeente doen op het gebied van veiligheid” komen concrete suggesties van 30 % tot 40 % van de jongeren. 37 % noemt in dit verband het ontbreken van gezellige voorzieningen voor hun leeftijdsgroep. Ook hier is gevraagd naar wat jongeren zelf aan een veiliger leefomgeving zouden kunnen doen. Uit de antwoorden die hier worden gegeven komt naar voren dat ze de oplossing vooral zien in het werken aan meer gemeenschappelijkheid (29 %) en in elkaar aanspreken op hun gedrag (22 %).

  • ·

    Uit de enquête blijkt dat een groot deel van de jongeren in hun omgeving niet zoveel problemen tegenkomt: 46,5 % geeft aan ‘het valt wel mee’. Niettemin kan uit de antwoorden worden afgeleid dat tussen de 20 en 25 % van de jongeren te maken heeft met problemen op school, in de thuissituatie, of met hun zelfbeeld en uiterlijk. Circa 1 op 10 jongeren ondervindt problemen rondom onzekerheid, angst- of depressieve gevoelens, agressie en pesten.

  • ·

    Jongeren zijn in principe bereid om verantwoordelijkheid te nemen en anderen aan te spreken op ongewenst gedrag. De respondenten hebben een vrij duidelijke mening over wat zou moeten gebeuren om leeftijdgenoten met problemen (beter) te helpen. Tussen de mogelijke suggesties richting hulpverlening valt op dat zij ook voor zichzelf een duidelijke rol zien: “wij moeten gewoon sommige jongeren meer helpen hun problemen op te lossen op ze op hun gedrag aanspreken” (23 %). Ook pleiten nogal wat jongeren (18,5 %) voor een hardere aanpak van problemen: “tegen sommige jongeren moet jestrenger optreden anders gaan ze er onderdoor.”

  • ·

    Jongeren willen meer betrokkenheid en inspraak bij de thema’s die voor hun relevant zijn. In de enquête geeft 57,7 % van de jongeren deze mening. 90 % vindt dat de gemeente te weinig rekening houdt met wensen en belangen van jongeren. Wat betreft inspraak en meebeslissen, worden in de enquête de volgende thema’s het vaakst genoemd: ‘meepraten over een gezellige wijk, buurt of dorp’ (45 %); veilig en gezellig uitgaan (30 %); sportmogelijkheden (30 %) en werkgelegenheid (26 %).

  • ·

    In de enquête geeft 37 % van de jongeren aan dat zij in principe actief willen meedenken over onderwerpen die voor hen van belang zijn. Wel is voor hen de vorm en inhoud bepalend of zij wel of niet actief zouden worden.

Het jeugddebat vond volgens plan plaats op 26 mei in het Scheldetheater. Voorafgaand hieraan is nog intensief met de directies van de betrokken scholen en met individuele docenten gecommuniceerd over deelname van een zo groot mogelijk aantal jongeren. Ook publiciteit via sociale media, in de pers en met diverse jeugdorganisaties was hierop gericht.

In het voortraject is ook een presentatie verzorgd voor leden van de gemeenteraad, wat een geanimeerd gesprek opleverde met een aantal geïnteresseerde raadsleden.

Verschillende organisaties zegden toe om aanwezig te zijn tijdens de ‘mixed zone’, waarmee een beursvloerachtige, interactieve presentatie werd gerealiseerd van Indigo, het JIP, CJG, Sense, Werkservicepunt Zeeuws-Vlaanderen, Switch! en Clavis. Achteraf kunnen we vaststellen dat deze vorm tot interessante ontmoetingen heeft geleid en dat dit plaatsvond in een open en creatieve sfeer. Als ‘appetizer’ voor het debat in de zaal bleek de mixed zone minder geschikt.

Er waren in het theater naar schatting een kleine 100 personen in totaal aanwezig, waarvan rond de 80 jongeren. Tussen de zaal en wethouder Liefting werd onder leiding van Tim Hofman een boeiend debat gevoerd. Diverse professionals hadden daarbij een inbreng maar het meest waardevol waren de bijdragen van de aanwezige jongeren. Door het gebruik van ‘live voting’ d.m.v. stemkastjes, werd de mening van de jongeren over diverse onderwerpen meteen duidelijk. Tot besluit zette de presentator met de wethouder in een 1-op-1 interview de puntjes op de i.

Vooraf was het debat ingedeeld in een drietal topics die uit de enquête naar voren kwamen: “vrije tijd = [ont]moeten”, “bezorgd of betutteld” en “meepraten & meebeslissen.” Hieronder kort de belangrijkste uitkomsten van de discussie met de zaal.

vrije tijd = [ont]moeten

  • ·

    Van de aanwezige jongeren blijft ca 44 % vooral thuis omdat er te weinig te doen is of omdat het voor hun niet mogelijk is naar activiteiten toe te gaan. Overigens zegt 30 % dat ze wel activiteiten buiten de deur bezoeken.

  • ·

    Veel jongeren in het publiek vinden dat het uitgaan in de stad minder gezellig is geworden vanwege het alcoholverbod. Het gesprek spitst zich toe op het ontbreken van alternatieven voor de horeca. Er is geen leuke plek voor jongeren onder de 16. Voorzieningen in de wijken zijn er niet, of jongeren voelen zich er niet thuis of niet welkom (genoemd worden MeetPoint en De Pit). De meerderheid van de aanwezigen verklaart desgevraagd helemaal nooit in De Pit te komen en er ook niets van te weten. 73 % van het publiek stemt voor een ontmoetingsplek die vooral op vrijdag- en zaterdagavond open zou moeten zijn.

  • ·

    Veel jongeren die buiten de stad Terneuzen wonen, voelen zich ’s avonds en ’s nachts onveilig - zodat ze niet uitgaan, of dat ook niet mogen van thuis. Dit geldt vooral voor fietsroutes. Daarvan geven jongeren concrete voorbeelden. De gemeente moet meer doen aan verlichting en het vergroten van de veiligheid.

Bezorgd of betutteld

De uitgangsvraag was hier: is het terecht dat veel volwassenen en professionals zich zorgen maken over problemen onder de jeugd? Anders dan de enquête suggereert, vinden de jongeren in de zaal niet dat het wel meevalt met problemen onder jongeren. Maar voor de aanwezige jongeren is “onveiligheid” het overheersende thema. Dit relateren zij vooral aan ontduiking van het alcoholverbod en aan de alomtegenwoordigheid van drugs in de leefwereld van jongeren.

  • ·

    Als gevolg van het alcoholverbod wordt vooral in de privésfeer gedronken, soms erg veel. Daarvan worden diverse voorbeelden genoemd.

  • ·

    er is veel drugshandel, vooral op straat maar ook op feesten. Wiet en partydrugs, maar ook harddrugs zoals coke en speed zijn makkelijk te krijgen. Ook hiervan worden voorbeelden gegeven. Dit vinden veel jongeren absoluut geen fijn gevoel.

  • ·

    Als het gaat om hulpverlening of het bespreekbaar maken van problemen, geeft 37 % van de jongeren in de zaal aan dat zij juist op school een informatiepunt voor vragen en problemen zouden willen. 28 % geeft de voorkeur aan een internetsite of -forum. Slechts 10 % zou kiezen voor het CJG. Een jongere merkt op dat het niet makkelijk is om problemen op school helder en open bespreekbaar te maken. Een schoolleider geeft desgevraagd aan dat het de taak van de school is om deze plek wel te bieden, en wijst op de afspraken over de zorgstructuur in het onderwijs.

Meepraten & meebeslissen

Tijdens het debat in het Scheldetheater is met de zaal besproken op welke manier jongeren kunnen meepraten en meebeslissen. De aanwezige jongeren toonden zich vooral voorstander van inspraak in de vorm van een debat (41 %), en voor een internetsite / forum (45 %). De wethouder heeft toegezegd dit jaarlijks te willen organiseren. Hiervoor is een budget in het vooruitzicht gesteld.

V.Voorstel en aanbevelingen voor een vervolg.

De intentie van de gemeente is structurele participatie van jongeren bij de totstandkoming van beleid, de ontwikkeling van voorzieningen en de uitvoering van activiteiten, in het kader van het beleidsplan jeugd 2015-2018. Onze conclusie uit de acties die zijn ondernomen, luidt dat dit streven haalbaar is:

Jongeren benoemen concrete zaken, willen op dit gebied actie, zijn bereid om eigen verantwoordelijkheid te nemen, en willen, mits goed opgezet, meepraten – tenminste, als dit inhoudt dat zij ook kunnen meebeslissen.

Om aan het streven van de gemeente een praktische vertaling te geven, benoemen wij hierna een aantal aanbevelingen.

  • 1.

    1.De gemeente communiceert helder met de doelgroep van (de)BAD! (jongeren tussen 12 en 18 jaar) over de resultaten van het traject tot dusver.

    Van het merendeel van de scholieren die (de)BAD! bijwoonden is de naam en hun school bekend. In overleg met de scholen ontvangen deze jongeren in september 2014:

    • .

      een persoonlijke email met daarin een kernachtige samenvatting van de behaalde resultaten en de manier waarop de gemeente daarmee aan de slag zal gaan.

    • .

      Daarbij wordt het gemaakte videofilmpje meegestuurd.

    • .

      een gerichte uitnodiging om mee te praten over de opzet voor een vervolg. Er wordt daarbij aangestuurd op een ‘olievlekwerking’: jongeren motiveren andere jongeren. Deze e-mailcampagne op naam wordt ondersteund via contacten met andere organisaties en met gebruikmaking van facebook. SJJW verzorgt de uitvoering van deze actie.

  • De gemeente geeft opdracht tot het ontwerp van een tweeledige opzet voor een meer permanente dialoog met jongeren: via een debatvorm en via een internetforum.

  • De keuze hiervoor vloeit voort uit de resultaten van het debat in het Scheldetheater.

  • In overleg met ambtelijke ondersteuners komt hiervoor een uitvoeringsplan tot stand.

  • Voor de verwezenlijking van het participatieprogramma stelt de gemeente € 5.000,00 beschikbaar.

  • Omstreeks mei 2015 vindt opnieuw een debat plaats (vorm en inhoud nader te bepalen).

  • Gezien de ervaringen tot dusver is onze aanbeveling om hiervoor het JIP als voertuig te gebruiken. Het JIP geniet naamsbekendheid onder de doelgroep en heeft een goede entree bij onderwijsinstellingen. De werkers maken onderdeel uit van het CJG-netwerk en beschikken over relevante netwerkcontacten.

  • Binnen de nieuwe uitvoeringsorganisatie wordt het JIP versterkt zodat het deze taak kan uitvoeren. De nieuwe uitvoeringsorganisatie bepaalt de inzet van het JIP en de toedeling van formatie voor dit doel.

  • 3.

    In de periode september 2014-juni 2015 onderneemt de gemeente gericht actie op drie belangrijke onderwerpen die uit de enquête en in het debat naar voren kwamen:

    • .

      Betere toegankelijkheid, grotere bekendheid, betere programmering van vrijetijdsvoorzieningen gericht op jongeren tussen ca. 12-15 en ca. 16-18 jaar.

    • .

      Verbetering van veiligheid, in het uitgaansleven en op straat.

    • .

      Vestiging, in nader te bepalen vorm, van een voorlichtingspunt binnen de instellingen voor voortgezet onderwijs en Scalda. Realisatie in overleg met het onderwijs.

  • Het uitgangspunt is dat jongeren zelf bij de uitwerking van deze onderwerpen actief participeren. Professionals faciliteren de activiteiten.

  • Voor elk van de onderdelen worden jongeren in de opzet betrokken.

  • De gemeente moet kunnen en willen voldoen aan noodzakelijke voorwaarden om jongerenparticipatie tot een succes te maken. Het kader voor actie wordt gevormd door de gemeentelijke nota jeugdbeleid 2015-2018.Uitvoering geschiedt in de vorm van een opdracht aan de nieuwe uitvoeringsorganisatie, in nauw overleg met het CJG en vertegenwoordigers uit het onderwijs.

  • 4.

    In het overleg met jongeren (zie 2.) worden de resultaten van de genoemde acties tegen het licht worden gehouden en worden nieuwe acties voor het volgende jaar benoemd.

  • 5.

    Naast genoemde acties gericht op de doelgroep 12-18 wordt een passend programma gericht op kinderen in de basisschoolleeftijd. Voor de benadering van jongeren tussen 18 en 23 jaar wordt nader onderzoek gedaan.

Mindmap

afbeelding binnen de regeling

Hoofdstuk 4 Literatuurlijst

  • 1.

    Verordening jeugdhulp Zeeuws-Vlaanderen 2015.

  • 2.

    Adviezen van de Wmo-raden (augustus 2014).

  • 3.

    Naar een vraaggericht en samenhangend aanbod zorg voor jeugd in Zeeland (concept augustus 2014).

  • 4.

    Pilot jeugdhulp gemeente Terneuzen; beslissen over ondersteuning van jeugdigen en gezinnen met zwaardere problemen (concept augustus 2014).

  • 5.

    Verslagen van de inspraakbijeenkomsten (op 14 juli 2014).

  • 6.

    Handreiking beleidsplan jeugd Zeeuwse gemeenten (juli 2014).

  • 7.

    Inkoopdocument regio Zeeland (juli 2014).

  • 8.

    Notitie Veilig opvoeden en opgroeien in Zeeland; Pedagogische visie op veiligheid (juli 2014).

  • 9.

    Contractering Gecertificeerde instelling Zeeland (juli 2014).

  • 10.

    Samenwerkingsprotocol Jeugdhulp en het gedwongen kader (juli 2014).

  • 11.

    Werkwijze drang en dwang in de Zeeuwse zorg voor jeugd (juli 2014).

  • 12.

    Passend primair onderwijs Zeeuws-Vlaanderen, link naar ondersteuningsplan: http://www.pozv.nl/ondersteuningsplan.

  • 13.

    Samenwerkingsverband voortgezet onderwijs Zeeuws-Vlaanderen, ondersteuningsplan (mei 2014).

  • 14.

    Jeugdwet (2014).

  • 15.

    Meicirculaire (2014).

  • 16.

    Videoclip het Debad https://www.youtube.com/watch?v=4BWmfs1my4Q (mei 2014).

  • 17.

    Notitie positionering toekomsttaken BJZ Zeeland (februari 2014).

  • 18.

    Zeeuws kader jeugdstelsel (februari 2014).

  • 19.

    Kinderen in Tel (2014).

  • 20.

    Adviezen Kinderombudsman (2014).

  • 21.

    Start- en kadernotitie jeugdbeleid gemeente Terneuzen (januari 2014).

  • 22.

    Addendum bij Regionaal Transitiearrangement Zeeland (november 2013).

  • 23.

    Transitiearrangement Jeugd Zeeland (oktober 2013).

  • 24.

    Een nieuwe opzet van de Zeeuwse zorg voor de jeugd – functioneel ontwerp transitie jeugdzorg (juni 2013).

  • 25.

    Beleidsplan Wet maatschappelijke ondersteuning (2012).

  • 26.

    Animatiefilmpjes Transformatie Jeugdzorg Midden-Brabant en Het jeugdbos

www.youtube.com/watch?v=8zaMSGsLxi8

www.youtube.com/watch?v=MzySPzccVtk

  • 27.

    Uitgangspuntennota voor de transitie jeugdzorg in Zeeland (juni 2012).

  • 28.

    Richtlijn opvoedingsondersteuning Nederlands Jeugdinstituut/TNO, B.M.P. Prinsen, M. L’Hoir, M. de Ruiter, M. Oudhof, M. Kamphuis, L. de Wolff (2012).

  • 29.

    Beleidsvisie Centrum voor Jeugd en Gezin Zeeuws-Vlaanderen (2013 tot en met 2015).

  • 30.

    Nota Integraal Jeugdbeleid gemeente Terneuzen (2010-2013).

  • 31.

    Opvoeden versterken, prof. dr. T.A. van Yperen, drs. P.M. Stam (november 2010).

Hoofdstuk 5 Lijst met afkortingen

AMHK Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling

AWBZ Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten

CBS Centraal Bureau voor de Statistiek

CCV Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid

CJG Centrum voor Jeugd en Gezin

CtC Communities that Care

GGZ Geestelijke Gezondheidszorg

IPO Interprovinciaal Overleg

IRKV Internationale Rechten van het Kind

JGZ Jeugdgezondheidszorg

JIP Jongeren InformatiePunt

LEA Locaal Educatieve Agenda

OOGO Op Overeenstemming Gericht Overleg

RBL Regionaal Bureau Leerlingzaken

REA Regionaal Educatieve Agenda

RMC Regionaal Meld- en Coördinatiepunt

SJJW Stichting Jeugd-Jongerenwerk

SOZA Sociale Zaken

SVB Sociale VerzekeringsBank

UWV Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen

VIR Verwijsindex Risicojongeren

VNG Vereniging van Nederlandse Gemeenten

VSV Vroegtijdig schoolverlaters

VWS Volksgezondheid, Welzijn en Sport

WIJ Wet Investeren in Jongeren

Wlz Wet landurige zorg

Wmo Wet maatschappelijke ondersteuning

Wpg Wet publieke gezondheid

WSP Werk Service Punt

WWB Wet Werk en Bijstand

ZAT Zorg Advies Team

ZVA Zeeuwsch Vlaams Advertentieblad

Zvw Zorgverzekeringswet

6.Demografische gegevens

Bronnenboek “100% jeugd Zeeuws-Vlaanderen” (juli 2014).

Opgesteld door GGD Zeeland en Scoop.


Noot
1

Voor deze paragraaf is geciteerd uit “Maatschappelijk en pedagogisch bij de tijd” C. de Wit e.a.; KPCgroep, 2007