Regeling vervallen per 06-12-2019

Reglement van Orde Stadsbouwmeester Tiel 2012

Geldend van 19-01-2012 t/m 05-04-2017

Intitulé

De gemeenteraad van Tiel heeft op 18 januari 2012 vastgesteld het

Reglement van Orde Stadsbouwmeester Tiel 2012

 

 

 

                                                                                                                                                            

 

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

  • 1. Stadsbouwmeester: Stadsbouwmeester als bedoeld in artikel 8, zesde lid van de Woningwet.

  • 2. Welstandsadvies: Het advies dat betrekking heeft op de welstandsaspecten van een aanvraag voor het bouwen van een bouwwerk als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, sub a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) of van een aanvraag voor vergunning van een handelsreclame op of aan een onroerende zaak als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, sub h van de Wabo. De stadsbouwmeester baseert haar advies op de in de welstandsnota genoemde welstandscriteria. In het raadsbesluit van 15 maart 2010 tot het vaststellen van de Welstandsnota Tiel 2010 is aangegeven wanneer een bouwwerk, naast de in het Besluit Omgevingsrecht (BOR) bouwwerken aangegeven gevallen, welstandsvrij is.

  • 3.. Reglement: Reglement van Orde Stadsbouwmeester Tiel 2012

    Dit Reglement behoort bij en maakt onderdeel uit van de Bouwverordening Tiel, uitsluitend indien en voorzover hierin de samenstelling, de werkwijze en de inrichting is geregeld.

Hoofdstuk 2 Stadsbouwmeester

Artikel 2.1 Taakomschrijving

  • 1.

    De stadsbouwmeester heeft tot taak op verzoek van burgemeester en wethouders aan hen:

    • a.

      Welstandsadvies uit te brengen over omgevingsvergunningaanvragen met de activiteit bouwen als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

    • b.

      Vooroverleg welstandsadvies te voeren over principe aanvragen betreffende bouwplannen (het zogenaamde vooroverleg);

    • c.

      Het jaarverslag op te stellen als bedoeld in artikel 12b, lid 3 Woningwet.

  • 2.

    Op verzoek van het college van burgemeester en wethouders kan de stadsbouwmeester gevraagd worden om mee te denken over ruimtelijk beleid en beleidontwikkelingen, zoals ruimtelijke plannen en voorwaarden. Het betreft het meedenken over ruimtelijke plannen op het gebied van welstandszorg, monumentenzorg, archeologie, bouwhistorie, architectuur, stedenbouw, landschapsarchitectuur en openbare ruimte indien en voor zover een en ander wezenlijke gevolgen heeft voor de ruimtelijke en visuele kwaliteit van het stadsbeeld.

Artikel 2.2 Bouwmeester

  • 1. Voor de stadsbouwmeester wordt een plaatsvervanger benoemd die hem of haar bij afwezigheid kan vervangen.

  • 2. De stadsbouwmeester wordt bijgestaan door een door of namens burgemeester en wethouders aan te wijzen ambtelijke ondersteuning.

Artikel 2.3 Functieprofiel stadsbouwmeester

  • 1. De stadsbouwmeester beschikt over uitstekende communicatieve vaardigheden, is een bruggenbouwer, gericht op het bereiken van consensus en heeft een uitstekend gevoel voor maatschappelijke en bestuurlijke verhoudingen.

  • 2. De stadbouwmeester is onafhankelijk van lokale politiek, het gemeentelijke bestuur, de ambtelijke organisatie en van belanghebbende partijen bij de te bespreken plannen en de advisering daarover..

  • 3. De stadsbouwmeester heeft ruimschoots kennis van zaken op het gebied van architectuur, stedenbouw en landschapsarchitectuur en minimaal 5 jaar relevante werkervaring op het gebied van architectuur, en heeft affiniteit met cultuurhistorie.

  • 4. De stadsbouwmeester is bereid de gemeente binnen een half jaar goed te leren kennen, communiceert helder en overtuigend en kan vaktermen begrijpelijk maken voor leken.

Artikel 2.4 Benoeming en zittingsduur

  • 1. De stadsbouwmeester en zijn plaatsvervanger worden door de gemeenteraad benoemd en ontslagen.

  • 2. De stadsbouwmeester kan ten hoogste voor een termijn van twee jaar worden benoemd. Hij/zij kan worden herbenoemd voor een volgende periode van ten hoogste 3 jaar.

  • 3. Een vertegenwoordiger van de gemeenteraad en de portefeuillehouder uit het college maken in ieder geval deel uit van een door het college van burgemeester en wethouders in te stellen sollicitatie- en selectiecommissie.

  • 4. Door of namens burgemeester en wethouders vindt er jaarlijks, vóór 1 april, een evaluatiegesprek plaats met de stadsbouwmeester over het functioneren van de stadsbouwmeester in het voorgaande jaar. In het eerste jaar van zitting vindt dit gesprek in november van dat jaar en op basis van de ervaringen van dat jaar tot dan toe plaats.

Artikel 2.5 Ambtelijke ondersteuning stadsbouwmeester

  • 1. Burgemeester en wethouders voorzien in ambtelijke ondersteuning die in nauw overleg met de stadsbouwmeester belast is met de organisatie van de openbare vergadering van de stadsbouwmeester waaronder de facilitaire ondersteuning.

  • 2. De ambtelijke ondersteuning ziet er op toe dat de voorliggende plannen voldoende zijn gedocumenteerd en toegelicht voor de advisering door de stadsbouwmeester. Alle bouwplannen die aan de stadsbouwmeester worden voorgelegd zijn voorzien van een ambtelijk advies, bestaande uit een stedenbouwkundige toets (bestemmingsplan) en, voor zover van toepassing overige relevante informatie. Zonder dit advies worden bouwplannen niet behandeld door de stadsbouwmeester.

  • 3. De ambtelijke ondersteuning verzorgt de administratieve voorbereiding van de commissievergadering en de verwerking van de adviezen.

Hoofdstuk 3 Werkwijze en wijze van adviseren

Artikel 3.1 Werkwijze

De stadsbouwmeester regelt zijn wijze van werken met inachtneming van de bepalingen van dit reglement en in overleg met de ambtelijke ondersteuning.

Artikel 3.2 Openbaarheid van vergaderen en mondelinge toelichting

  • 1. De vergadering over de onder artikel 2.1 lid 1 omschreven taken door de stadsbouwmeester is openbaar.

  • 2. De vergadering over de onder artikel 2.1 lid 2 omschreven taak is niet openbaar tenzij door het College van burgemeester en wethouders anders is bepaald.

  • 3. Het openbaar deel van de agenda wordt tijdig bekend gemaakt in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze.

  • 4. Indien burgemeester en wethouders – al dan niet op verzoek van de aanvrager - een verzoek doen van de aanvrager - dan dienen burgemeester en wethouders daaraan klemmende redenen op grond van artikel 10 van de wet openbaarheid van bestuur ten grondslag te leggen. De openbaarheid geldt zowel voor de beraadslagingen, de beoordeling als de adviezen.

  • 5. Op het door de aanvrager gedane schriftelijke verzoek wordt de aanvrager door de stadsbouwmeester in de vergadering waarin de aanvraag wordt behandeld in de gelegenheid gesteld tot het geven van een mondelinge toelichting op de aanvraag.

  • 6. De vergadering kent geen ander spreekrecht dan het in dit artikel vervatte.

Artikel 3.3 Termijn van advisering

  • 1. De stadsbouwmeester brengt het advies uit binnen twee weken nadat hierom door of namens burgemeester en wethouders is verzocht.

  • 2. Door of namens burgemeester en wethouders kan - in het verzoek om advies - de stadsbouwmeester een kortere of langere termijn worden gegeven voor het uitbrengen van het advies dan de termijn genoemd in het voornoemde eerste lid.

Artikel 3.4 Vorm waarin het advies wordt uitgebracht

  • 1. De stadsbouwmeester adviseert schriftelijk, per plan afzonderlijk. Het advies is gemotiveerd en omvat:

    • a.

      een korte omschrijving van het ingediende plan;

    • b.

      een verwijzing naar de van toepassing zijnde welstandscriteria, opgestelde nadere eisen, dan wel randvoorwaarden;

    • c.

      een samenvatting van de beoordeling van het plan op genoemde punten.

  • 2. De uitkomst van het advies kan zijn:

    • a.

      akkoord;

    • b.

      niet-akkoord;

    • c.

      aanhouden en vooralsnog niet akkoord; De stadsbouwmeester kan het advies aanhouden - waarbij door de ambtelijke ondersteuning wordt aangegeven of en hoelang dit mogelijk is binnen de resterende vergunningtermijn - wanneer meer informatie of een toelichting van de ontwerper of enig adviesorgaan nodig is;

      akkoord onder voorwaarden bij een advies betreffende plannen die in vooroverleg worden behandeld.akkoord;

    • d.

      akkoord onder voorwaarden bij een advies betreffende plannen die in vooroverleg worden behandeld.

  • 3. De stadsbouwmeester kan, ingeval van een positief advies, de aanvrager attenderen op zaken die het plan op een (nog) hoger niveau kunnen tillen. Deze suggesties staan los van het (welstands-)advies zelf.

  • 4. Zodra het advies is uitgebracht, wordt door of namens burgemeester en wethouders:

    • a.

      het advies gevoegd bij de aanvraag en bij de beoordeling betrokken;

    • b.

      een afschrift van het advies verzonden aan de aanvrager.

  • 5. Bij het vooroverleg, als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid letter b, kan maximaal drie keer een wijziging van het (bouw-) plan aan de commissie worden voorgelegd.

  • 6. Een aanvraag om vooroverleg als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid letter b moet worden gedaan via een door of namens burgemeester en wethouders opgesteld aanvraagformulier inclusief de in het aanvraagformulier vereiste bescheiden.

Artikel 3.5 Samenwerking Stadsbouwmeester met Kunstadviescommisssie Rivierenland

De samenwerking met de Kunstadviescommssie Rivierenland (KAR) vindt plaats vereenkomstig de bij dit Reglement behorende bijlage: Protocol "Afstemming adviezen tussen Stadsbouwmeester en de Kunstadviescommisie Rivierenland".

Artikel 3.6 Afwijken van het welstandsadvies en/of –criteria

  • 1. Burgemeester en wethouders hebben de wettelijke mogelijkheid om ook op andere gronden dan welstandsgronden af te wijken van een welstandsadvies. De redenen van afwijking moeten bij de bekendmaking van het besluit worden vermeld.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen, eventueel op advies van de stadsbouwmeester, gemotiveerd (op welstandsgronden) afwijken van de welstandscriteria. Dat kan bij plannen die niet voldoen aan de vastgelegde criteria maar wel voldoen aan redelijke eisen van welstand. Burgemeester en wethouders verwijzen in dat geval naar de algemene criteria in de welstandsnota.

Hoofdstuk 4 Jaarlijkse verantwoording en slotbepaling

Artikel 4.1 Jaarverslag stadsbouwmeester

  • 1. De stadsbouwmeester stelt jaarlijks, vóór 1 mei, het verslag op van het voorafgaande jaar voor de gemeenteraad zoals bedoeld in artikel 2.1 eerste lid letter c, waarin ten minste aan de orde komen:

    • a.

      op welke wijze toepassing is gegeven aan de welstandscriteria in de welstandsnota en overige beleidsregels;

    • b.

      de werkwijze van de stadsbouwmeester;

    • c.

      op welke wijze uitwerking is gegeven aan de openbaarheid van vergaderen;

    • d.

      een overzicht van de verstrekte adviezen op de wijze waarop uitvoering is gegeven aan artikel 3.4;

    • e.

      een korte beschouwing van de belangrijkste bouwplannen;

    • f.

      een beschouwing van de belangrijkste ruimtelijke ontwikkelingen en de rol van de stadsbouwmeester daarin.

  • 2. In het jaarverslag kunnen aanbevelingen worden gedaan ten aanzien van het gemeentelijk ruimtelijk en visuele kwaliteitsbeleid in het algemeen en de aanpassing van de gemeentelijke welstandsnota in het bijzonder.

  • 3. De stadsbouwmeester houdt gedurende het verslagjaar een logboek bij waarin de onder lid 1 en 2 bedoelde onderwerpen worden aangetekend.

  • 4. De stadsbouwmeester baseert zijn verslag op het logboek zoals bedoeld in het voorgaande lid en het evaluatiegesprek als bedoeld in artikel 2.4 lid 4.

Artikel 4.2 Jaarlijkse rapportage burgemeester en wethouders

  • 1. Burgemeester en wethouders stellen jaarlijks, vóór 1 juli, een verslag op voor de gemeenteraad over de wijze waarop zij met het welstandsbeleid is omgegaan. In de rapportage komt ten minste aan de orde:

    • a.

      op welke wijze burgemeester en wethouders zijn omgegaan met de in het verslag van de stadsbouwmeester aangegeven (evaluatie van) welstandsadviezen zoals bedoeld in artikel 4.1 eerste lid. In gevallen waarin burgemeester en wethouders het advies van de stadsbouwmeester niet hebben overgenomen wordt de reden om af te wijken gemotiveerd onderbouwd;

    • b.

      op welke wijze is omgegaan met de openbaarheid van vergaderen;

    • c.

      op welke wijze burgemeester en wethouders adviseren om te gaan met de in het verslag van de stadsbouwmeester aangegeven aanbevelingen zoals bedoeld in artikel 4.1 tweede lid;

    • d.

      de werkwijze en het functioneren van de stadsbouwmeester.

  • 2. Door of namens burgemeester en wethouders wordt gedurende het verslagjaar een logboek bijgehouden waarin de onder lid 1 bedoelde onderwerpen worden aangetekend.

  • 3. Burgemeester en wethouders baseren hun rapportage op het jaarverslag van de stadsbouwmeester als bedoeld in artikel 4.1, het logboek als bedoeld in het voorgaande lid en het evaluatiegesprek als bedoeld in artikel 2.4 lid 4.

Artikel 4.3 Citeertitel

Dit Reglement kan worden aangehaald als:

“Reglement van Orde Stadsbouwmeester Tiel 2012”

Artikel 4.4 Inwerkingtreding

Het Reglement van Orde Stadsbouwmeester Tiel 2012 treedt in werking op de dag nadat de raad het Reglement heeft vastgesteld.

PROTOCOL (Bijlage Reglement van Orde Stadsbouwmeester Tiel 2012)

Afstemming adviezen Stadsbouwmeester Tiel en KunstadviescommissieRivierenland.                                                                                                                                                                                                                         

  • 1.

    In veruit de meeste gevallen is voor het realiseren van beeldende kunst in de openbare ruimte van Tiel een omgevingsvergunning nodig. Wettelijk is bepaald wanneer een bouwwerk/kunstwerk vergunningvrij is. Het omgevingsloket van de gemeente Tiel kan bij twijfel hierover uitsluitsel geven.

  • 2.

    Indien de secretaris van de Kunstadviescommissie Rivierenland (KAR) op de hoogte wordt gesteld van voorstellen van particulieren of organisaties om een of meerdere kunstwerken in de openbare ruimte te realiseren, dan wijst de secretaris deze op de noodzaak om een omgevingsvergunning aan te vragen of om bij twijfel daarover in contact te treden met het omgevingsloket van de gemeente Tiel.

 

  • 3.

    Voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning zijn twee procedures voorzien: het vooroverleg en het formele vergunningstraject.

    - Het vooroverleg dient om mogelijke problemen die zich bij de realisatie van de plannen kunnen voordoen tijdig te signaleren in een stadium waarin nog aanpassing mogelijk is.

    - Het formele vergunningtraject echter kent dwingende termijnen en mondt uit in een besluit. 

  • 4.

    Omdat kunstwerken, meer nog dan andere bouwwerken, discussie kunnen oproepen, wordt dringend geadviseerd om voor kunstwerken altijd gebruik te maken van het vooroverleg.

  • 5.

    Door de gemeente Tiel wordt een advies van de KAR ingewonnen, alvorens een plan aan de Stadsbouwmeester wordt voorgelegd. Een lid van de KAR wordt in de gelegenheid gesteld het advies te komen toelichten in de zitting van de Stadsbouwmeester.

  • 6.

    De toetsing door de Stadsbouwmeester vindt plaats aan de hand van de welstandscriteria uit de Welstandsnota Tiel 2010 en niet op artistieke connotaties.