Nadere regels re-integratie en loonkostensubsidie Participatiewet 2015

Geldend van 30-04-2015 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2015

Intitulé

Nadere regels re-integratie en loonkostensubsidie Participatiewet 2015

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tiel

gelet op de artikelen 7 en 10 van de Participatiewet;

gelet op artikel 2 lid 4 en 5, artikel 3 lid 1 en 3, artikel 4 lid 2, artikel 6 lid 4, artikel 8 lid 2 en artikel 9 van de Re-integratieverordening Participatiewet 2015 en de Verordening loonkostensubsidie Participatiewet 2015, zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 17 december 2014;

overwegende dat het noodzakelijk of wenselijk is nadere regels vast te stellen voor het gebruik maken van de bevoegdheid tot het aanbieden van re-integratievoorzieningen en loonkostensubsidie;

besluit vast te stellen de volgende nadere regels:

Nadere regels re-integratie en loonkostensubsidie Participatiewet 2015.

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

De begrippen zoals opgenomen in de Re-integratieverordening Participatiewet 2015, zijn in deze regels van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 2. Beleid en Financiën

Artikel 2. Prioritering in beleid

  • 1. Voor niet-uitkeringsgerechtigden als bedoeld in artikel 7 lid 1a onder 7 van de Participatiewet geldt, dat ondersteuning en inzet van een noodzakelijk geachte voorziening alleen wordt geboden, indien het partnerinkomen niet meer bedraagt dan 130% van het netto Wettelijk Minimumloon als bedoeld in artikel 37 van de Participatiewet en het vermogen de van toepassing zijnde vermogensgrens als bedoeld in artikel 34 lid 3 van de Participatiewet, niet overschrijdt.

  • 2. Verder geldt voor deze doelgroep dat:

    • a.

      er een passief beleid wordt gevoerd;

    • b.

      er een aanbod kan worden gedaan ingeval er sprake is van een gezin met een groot risico op bijstandsafhankelijkheid;

    • c.

      er een aanbod kan worden gedaan ingeval er sprake is van kwetsbare schoolverlaters en jongeren als bedoeld in artikel 10f onder a van de Participatiewet;

    • d.

      er een aanbod wordt gedaan indien er sprake is van een concrete arbeidsvraag;

    • e.

      hen in beginsel algemeen toegankelijke en incidentele voorzieningen worden geboden.

Artikel 3. Budget- en subsidieplafond

  • 1. Het college stelt een subsidie- of budgetplafond vast voor de hierna genoemde voorzieningen;

    • a.

      Voor de voorziening -nog in te vullen- is in het jaar -nog in te vullen- maximaal een budget beschikbaar ad € -nog in te vullen -.

  • 2. Het college stelt een plafond in voor het aantal personen dat in aanmerking kan worden gebracht voor de hierna te noemen voorzieningen;

    • a.

      Voor de voorziening -nog in te vullen- worden in het jaar -nog in te vullen- maximaal -nog in te vullen- personen in aanmerking gebracht.

  • 3. Een subsidie- of budgetplafond genoemd in het eerste lid of tweede lid vormt een weigeringsgrond voor de aanspraak op die voorziening.

Hoofdstuk 3. Vormen van ondersteuning

Artikel 4. Algemene bepalingen ondersteuning

  • 1. Ondersteuning op het gebied van re-integratie is het geheel van activiteiten dat leidt tot arbeidsinschakeling.

  • 2. Deze ondersteuning kan worden gegeven door het aanbieden van een re-integratie-traject, waarbij zo nodig voorzieningen worden ingezet, of door het bieden van praktische hulp, begeleiding en advies of doorverwijzing naar andere instanties.

  • 3. De werkzaamheden kunnen in eigen beheer worden uitgevoerd en/of door aan de gemeente gelieerde bedrijven en/of elders worden ingekocht.

Artikel 5. Scholing

  • 1. Het college stelt op basis van een individuele beoordeling/plan van aanpak vast of aan belanghebbende een scholingstraject, als bedoeld in artikel 4 van de Re-integratieverordening Participatiewet 2015, wordt aangeboden.

  • 2. Scholing wordt ingezet om de toegang tot de arbeidsmarkt te bevorderen en/of de maximale loonwaarde van de belanghebbende te bevorderen.

  • 3. Scholing wordt niet ingezet als naar het oordeel van het college dit de krachten of bekwaamheden van belanghebbende te boven gaat. Om dezelfde reden kan scholing ook beëindigd worden.

  • 4. Bij de beoordeling van de noodzaak van de scholing houdt het college rekening met de voor belanghebbende kortste weg naar duurzame arbeid, zijn arbeids- en opleidingsverleden.

  • 5. Bij de keuze van de scholing en de vergoeding van de kosten wordt uitgegaan van de goedkoopste adequate scholingsmogelijkheid.

  • 6. Een scholingstraject dient binnen een jaar te worden afgerond, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn om de termijn te verlengen.

  • 7. De maximaal te vergoeden kosten van een scholingstraject bedragen € 2000, =.

  • 8. Geen scholing wordt aangeboden, indien een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening.

Artikel 6. Werkervaringsplaats

  • 1. Het college kan een belanghebbende een werkervaringsplaats aanbieden gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. Het aanbod heeft als doel het activeren, stimuleren en motiveren van belanghebbende en het aanleren en ontwikkelen van elementaire werknemersvaardigheden, het opdoen van werkervaring en/of het opdoen en behouden van werkritme, waardoor de kansen op de arbeidsmarkt worden vergroot.

  • 3. Een werkervaringsplaats wordt voor een periode van maximaal 3 maanden aangeboden.

  • 4. Het college kan de in het vorige lid genoemde periode verlengen met maximaal 3 maanden, indien is vastgesteld dat belanghebbende een langere periode nodig heeft om de gestelde (leer)doelen te bereiken.

  • 5. In een schriftelijke overeenkomst worden in elk geval vastgelegd:

    • -

      het (leer) doel van de werkervaringsplaats;

    • -

      de activiteiten die belanghebbende gaat verrichten;

    • -

      duur en omvang van de werkervaringsplaats;

    • -

      indien aan de orde: afspraken over onkostenvergoedingen, verzekeringen en dergelijke;

    • -

      de wijze waarop en door wie de begeleiding, terugkoppeling en rapportage zal plaatsvinden.

  • 6. De activiteiten vinden plaats met behoud van uitkering.

Artikel 7. Proefplaatsing

  • 1. Het college kan een proefplaatsing bij een werkgever aanbieden indien dit noodzakelijk wordt geacht voor inschakeling in de arbeid.

  • 2. De proefplaatsing is gericht op het verkrijgen van een detacherings- of arbeidsovereenkomst bij een werkgever. De werkgever spreekt bij aanvang van de proefplaatsing de intentie uit om bij gebleken geschiktheid belanghebbende een detacherings- of arbeidsovereenkomst aan te bieden.

  • 3. De proefplaatsing wordt aangeboden voor maximaal 40 uur per week voor een aaneengesloten periode van maximaal 3 maanden.

  • 4. Tijdens de proefplaatsing kan een loonwaardemeting worden uitgevoerd.

  • 5. In een schriftelijke overeenkomst worden in elk geval vastgelegd:

    • -

      het doel van de proefplaatsing;

    • -

      de werkzaamheden die belanghebbende gaat verrichten;

    • -

      duur en omvang van de proefplaatsing;

    • -

      de taken en verplichtingen;

    • -

      indien aan de orde afspraken over onkostenvergoedingen, verzekeringen en dergelijke.

  • 6. De werkzaamheden vinden plaats met behoud van uitkering.

Artikel 8. Loonkostensubsidie

  • 1. De loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d van de Participatiewet en de Verordening loonkostensubsidie Participatiewet 2015, wordt uitgevoerd door Lander werk & participatie, in het kader van de “Pilot overgangsjaar Participatiewet 2015”.

  • 2. De doelgroep medisch uren beperkten als bedoeld in artikel 6b van de Participatiewet, komt niet in aanmerking voor loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d van de Participatiewet, tenzij zij daarnaast ook per uur verminderd productief zijn en op grond daarvan wordt vastgesteld dat zij behoren tot de doelgroep als bedoeld in artikel 6 lid 1 onder evan de Participatiewet.

  • 3. Voor de niet-uitkeringsgerechtigde als bedoeld in artikel 7 lid 1a onder 7 van de Participatiewet, wordt ingevolge artikel 10c van de Participatiewet niet onderzocht en vastgesteld of deze persoon behoort tot de doelgroep als bedoeld in artikel 6 lid 1 onder e van de Participatiewet.

  • 4. De additionele kosten die de werkgever eenmalig en structureel maakt worden in de rapportage van de Dariuz Works loonwaardemeting in beeld gebracht. Deze kosten komen voor vergoeding in aanmerking.

  • 5. Groepsplaatsing: Ingeval een werkgever voornemens is opdrachten te verstrekken aan een groep personen uit de doelgroep loonkostensubsidie, stelt het college de loonwaarde als bedoeld in artikel 6 lid 1 onder g van de Participatiewet voor die groep personen vast op basis van de feitelijke taken en werkzaamheden op de werkplek van één persoon van die groep personen, onder voorwaarde dat die taken en werkzaamheden voor alle personen van die groep representatief zijn.

Artikel 9. Beschut werk

  • 1. Het aantal plaatsen voor een beschutte werkomgeving, als bedoeld in artikel 10b lid 4 sub c van de Participatiewet en artikel 6 lid 4 van de Re-integratieverordening Participatiewet 2015, wordt voor het jaar 2015 bepaald op maximaal - 3.1 - dienstverbanden.

  • 2. De uitvoering van de plaatsen beschut werk wordt gedaan door Lander werk & participatie, in het kader van de “Pilot overgangsjaar Participatiewet 2015”.

  • 3. De voorselectie van belanghebbenden als bedoeld in artikel 10b lid 2 Participatiewet en artikel 6 lid 2 van de Re-integratieverordening Participatiewet 2015, voor een advies en vaststelling dat een belanghebbende uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden arbeidsmogelijkheden heeft, kan pas gebeuren, indien aannemelijk is dat belanghebbende een loonwaarde heeft tussen de 20% en 40% van het wettelijk minimumloon.

  • 4. Voor de belanghebbende bedoeld in het vorige lid geldt;

    • a.

      als er geen urenbeperking is geadviseerd of geïndiceerd een minimaal dienstverband van 20 uur. Het doel blijft daarbij naar vermogen te trachten passende arbeid te verkrijgen welke leidt tot uitkeringsonafhankelijkheid,

    • b.

      als een urenbeperking is geadviseerd of geïndiceerd van minder dan 20 uur, een minimaal dienstverband van 12 uur.

  • 5. Beschut werk wordt aan belanghebbende gedurende de eerste 2 jaar aangeboden in de vorm van (een) tijdelijk(e) dienstverband(en).

  • 6. Binnen de in het vorige lid genoemde periode zal er elk halfjaar een assessment worden uitgevoerd om de arbeidsontwikkeling van belanghebbende te monitoren.

  • 7. Aan het eind van de periode van 2 jaar zal op grond van de in het vorige lid genoemde assessments een besluit worden genomen of tot een vast dienstverband zal worden overgegaan.

Artikel 10 Gesubsidieerd werk

  • 1. Gesubsidieerde dienstverbanden, waaronder begrepen de voormalige In- en Doorstroom banen en banen in het kader van de Wet inschakeling werkzoekenden, welke al bestonden bij de inwerkingtreding van de Participatiewet, blijven van kracht. Voor deze dienstverbanden worden voorzieningen ingezet om de subsidie af te bouwen dan wel doorstroom te bevorderen naar een dienstverband zonder subsidie, of indien van toepassing, om te zetten in loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 8 van deze nadere regels.

  • 2. Een tijdelijke loonkostensubsidie voor de duur van maximaal 6 maanden kan aan een werkgever worden geboden ten behoeve van personen die een uitkering op grond van de Participatiewet, IOAW of IOAZ ontvangen en die niet behoren tot de doelgroepen zoals bedoeld in artikel 8 en 9 van deze nadere regels.

  • 3. De in het vorige lid bedoelde subsidie kan alleen worden verstrekt indien is vastgesteld dat:

    • a.

      de uitkeringsgerechtigde een afstand heeft tot de arbeidsmarkt en de plaatsing op regulier werk alleen met toepassing van een tijdelijke loonkostensubsidie tot stand kan komen; en

    • b.

      indien er sprake is van een arbeidsovereenkomst van minimaal 9 maanden; en

    • c.

      er sprake is van uitstroom uit de uitkering.

Artikel 11 Detachering en work first-opties

Het college kan arbeid in een dienstverband met detachering aanbieden via een uitvoerende werkgever welke daartoe door het college wordt aangewezen met het doel afhankelijkheid van een uitkering op basis van de Participatiewet, IOAW of IOAZ te voorkomen, te verminderen of te beëindigen.

Artikel 12 Persoonlijke ondersteuning / Jobcoaching

  • 1. Het college kan persoonlijke ondersteuning als bedoeld in artikel 7 van de Re-integratieverordening Participatiewet 2015 in de vorm van een jobcoach aanbieden aan personen met een (arbeids) beperking, die in aanmerking komen voor loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d van de Participatiewet en de Verordening loonkostensubsidie Participatiewet 2015.

  • 2. Bij jobcoaching gaat het om begeleiding op de werkplek op vaste tijden en gedurende een langere periode, waardoor de werknemer in staat in de taken die hem zijn opgedragen uit te voeren. Het doel is om een werknemer zelfstandig optimaal te laten functioneren.

  • 3. Voor inzet van een jobcoach zal worden aangesloten bij het kwalitatieve aspect van het protocol Jobcoach UWV.

Artikel 13 No-riskpolis

Het aanbieden van de no-riskpolis als bedoeld in artikel 8 van de Re-integratieverordening Participatiewet 2015, geschiedt voor het jaar 2015, conform de afspraak die daarover is gemaakt tussen de VNG en het UWV, zoals opgenomen in de ledenbrief van de VNG aan gemeenten van 20 januari 2015, nummer 15/003.

Artikel 14 Zelfstandig ondernemerschap

In geval naar het oordeel van het college voor een persoon, die een uitkering in het kader van de Participatiewet, IOAW of IOAZ ontvangt of gaat ontvangen, arbeidsinschakeling in loondienst minder haalbaar is dan het starten als zelfstandig ondernemer, biedt het college voorzieningen aan welke zijn gericht op de oriëntatie op en voorbereiding van een start als zelfstandig ondernemer.

Artikel 15 Vergoedingen en premies

  • 1. Een premie als bedoeld in artikel 31 lid 2 onder j van de Participatiewet wordt uitsluitend aangeboden aan personen die werkzaamheden uitvoeren op een Participatieplaats als bedoeld in artikel 10a van de Participatiewet. In artikel 5 lid 2 van de Re-integratieverordening Participatiewet 2015 is de hoogte van de premie opgenomen.

  • 2. Naar het oordeel van het college draagt binnen het re-integratiebeleid van de gemeente, een vrijlating van inkomsten als bedoeld in artikel 31 lid 2 onderdeel n en r van de Participatiewet en artikel 8 lid 2 IOAW en IOAZ, niet bij aan de arbeidsinschakeling van personen die een uitkering in het kader van de Participatiewet, IOAW of IOAZ ontvangen of gaan ontvangen. De hier bedoelde inkomens-vrijlatingen worden daarom niet toegepast.

  • 3. Een vergoeding kan worden verstrekt voor aantoonbare noodzakelijk geachte verwervingskosten welke een persoon behorend tot de doelgroep als bedoeld in artikel 7 lid 1 onder a van de Participatiewet maakt in verband met activiteiten gericht op het verkrijgen of uitvoeren van arbeid in loondienst. De activiteiten moeten onderdeel uitmaken van een plan van aanpak.

  • 4. Wanneer het gaat om verwervingskosten van personen die door Lander werk & participatie zijn geplaatst op beschut werk of werk met loonkostensubsidie, in het kader van de “Pilot overgangsjaar Participatiewet 2015”, zal worden aangesloten bij de vergoedingsregeling(en) die gelden voor medewerkers begeleid werken in het kader van de Wsw.

  • 5. Voor de verwervingskosten wordt geen vergoeding verstrekt indien een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening.

Artikel 16 Flankerend beleid

Het college zorgt voor of biedt ondersteuning voor het verkrijgen van flankerende voorzieningen zoals bijzondere bijstand, schuldhulp, budget advisering, kinderopvang, welzijns-, en zorgvoorzieningen of verwijst door naar specialistische hulp.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

Artikel 17. Interne richtlijnen

Ten behoeve van de uitvoering van deze nadere regels kan het college interne richtlijnen vaststellen.

Artikel 18. Afwijken van bepalingen / hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van belanghebbende(n) afwijken van de bepalingen in deze nadere regels, indien toepassing van de regels tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 19. Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1. Deze nadere regels worden aangehaald als “Nadere regels re-integratie en loonkostensubsidie Participatiewet 2015”.

  • 2. Deze nadere regels treden 1 dag na bekendmaking in werking en werken terug tot 1 januari 2015.

  • 3. Op 1 januari 2015 vervallen de “Nadere regels re-integratie WWB 2012”. zoals vastgesteld door het college op 18 september 2012.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van Tielop 7 april 2015
de secretaris, de burgemeester,
mr. M.A.J. Oosterwijk, ir. J. Beenakker