Bomenverordening Tiel2014

Geldend van 01-01-2014 t/m heden

Intitulé

TEKST BOMENVERORDENING TIEL2014

ZOALS DEZE LUIDT NA VASTSTELLING D.D. 18 september 2013

Artikel 1: Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      boom: een houtachtig, opgaand gewas met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 20 centimeter op 1.30 meter boven maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam;

    • b.

      houtopstand: één of meer bomen of boomvormers, of andere houtachtige gewassen, mogelijk onderdeel uitmakend van hakhout, een houtwal, een grotere (lint) begroeiing van heesters en struiken, een beplanting van bosplantsoen, een struweel of heg, met de onder sub a genoemde minimale dwarsdoorsnede;

    • c.

      vellen: rooien; kappen; verplanten; het onevenredig snoeien van de kroon of het wortelgestel, met inbegrip van kandelaberen; het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ernstige ontsiering van de houtopstand ten gevolge kunnen hebben;

    • d.

      bebouwde kom: de bebouwde kom van de gemeente, vastgesteld ingevolge artikel 1 lid 5 van de Boswet;

    • e.

      dunning: velling, welke uitsluitend als een verzorgingsmaatregel ter bevordering van de groei van de overblijvende houtopstand moet worden gezien, zodat binnen drie jaren weer sprake kan zijn van een aaneengesloten kronendak;

    • f.

      boomwaarde: de financiële waarde van een boom zoals getaxeerd volgens de meest recente richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen;

    • g.

      eigenaar: de natuurlijke of rechtspersoon die eigenaar is van of een beperkt zakelijk recht heeft op de houtopstand;

    • h.

      bomen effect analyse: een standaard beoordeling van de gevolgen van voorgenomen bouw of aanleg voor houtopstand, op basis van landelijke richtlijnen van de Bomenstichting;

    • i.

      hoofdboomstructuur: bomen die als zodanig zijn aangeduid in het vigerende bomenbeleid van de gemeente Tiel en eigendom zijn van publiekrechtelijke lichamen;

    • j.

      herplantfonds: financiële voorziening als omschreven in de toelichting op artikel 8 van deze verordening;

    • k.

      bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

    • l.

      vergunning: omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 1.1 van de Wabo, voor de activiteit (doen) vellen van houtopstanden;

    • m.

      Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Artikel 2: Kapverbod

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag houtopstand te vellen of te doen vellen.

  • 2. Het in het eerste lid bedoelde verbod behoudens vergunning geldt eveneens voor:

    • a.

      houtopstand die is aangelegd op basis van een herplant- en instandhoudingsplicht op grond van de artikelen 7 en 8 van deze verordening.

  • 3. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor:

    • a.

      houtopstand die aantoonbaar op bedrijfseconomische wijze worden geëxploiteerd als bedoeld in artikel 15 lid 2 en 3 van de Boswet;

    • b.

      houtopstand in privaat eigendom op percelen van minder dan 1000 m2 (inclusief bebouwing);

    • c.

      velling van houtopstanden bij wijze van dunning.

  • 4. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt verder niet voor:

    • a.

      houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving op last van burgemeester en wethouders; waarbij rekening gehouden moet worden met wat bepaald is in de artikelen 7 en 8 van deze verordening;

    • b.

      het periodiek knotten of snoeien als noodzakelijke beheermaatregel bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen ter uitvoering van het reguliere onderhoud.

Artikel 3: Aanvraag vergunning

  • 1. De vergunning moet schriftelijk en gemotiveerd worden aangevraagd door of namens dan wel met toestemming van de eigenaar of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid, gerechtigd is over de houtopstand te beschikken.

  • 2. Wanneer door of namens de minister aan het bevoegd gezag een afschrift is toegezonden van de ontvangstbevestiging als bedoeld in artikel 2 van de Boswet, beschouwt het bevoegd gezag dit afschrift mede als een vergunningsaanvraag.

Artikel 4: Criteria

  • 1. Het bevoegd gezag kan de vergunning weigeren dan wel onder voorschriften verlenen.

  • 2. Een vergunning wordt geweigerd indien het belang van verlening van de vergunning niet opweegt tegen één of meer van de volgende waarden van behoud van houtopstand:

    • ·

      natuurwaarden;

    • ·

      milieuwaarden;

    • ·

      landschappelijke waarden;

    • ·

      cultuurhistorische waarden;

    • ·

      waarden van stads- en dorpsschoon;

    • ·

      waarden voor recreatie en leefbaarheid.

  • 3. Een vergunning voor het vellen van bomen in de hoofdboomstructuur wordt slechts bij uitzondering verleend, indien:

    • a.

      een zwaar wegend maatschappelijk belang opweegt tegen duurzaam behoud van de boom.

    • b.

      alternatieven uitputtend zijn onderzocht.

    • c.

      naar boomdeskundige maatstaven instandhouding niet langer verantwoord is ter voorkoming van letsel of schade.

Artikel 5: Monumentale bomen

Dit artikel is komen te vervallen

Artikel 6: Beperking geldigheidsduur

  • 1. De omgevingsvergunning tot vellen als bedoeld in deze verordening vervalt indien daarvan niet binnen maximaal één jaar na het onherroepelijk zijn van de vergunning gebruik is gemaakt, tenzij een langere termijn noodzakelijk is vanwege de voorzienbare langere uitvoeringstermijn van een project.

  • 2. In het geval het een omgevingsvergunning voor het vellen van meer dan één boom betreft, is de omgevingsvergunning voor alle bomen slechts één jaar geldig, ook als in fasen geveld wordt of één boom of enkele bomen al geveld zijn, behoudens de in het eerste lid gestelde bevoegdheid tot het voorschrijven van een langere termijn.

Artikel 7: Voorschriften

Het bevoegd gezag kan aan het verlenen van de vergunning één of meer van de volgende voorschriften verbinden:

  • 1.

    Dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen moet worden herplant.

  • 2.

    Dat indien niet ter plaatse kan worden herplant, aan de vergunning het voorschrift kan worden verbonden dat een geldelijke bijdrage gestort dient te worden in het gemeentelijk herplantfonds. Bij de bepaling van de geldelijke bijdrage kan rekening worden gehouden met de boomwaarde.

  • 3.

    Wordt een voorschrift als bedoeld in het eerste lid gegeven, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na de herplant en op welke wijze niet-geslaagde beplanting moet worden vervangen.

  • 4.

    Dat pas tot vellen van houtopstand op en bij bouw- en aanlegwerken of andere ruimtelijke herinrichting of reconstructie mag worden overgegaan indien andere samenhangende vergunningen of ruimtelijke ordeningsprocedures zijn verleend en/ of onherroepelijk geworden zijn en de feitelijke en financiële voortgang van de werken voldoende gewaarborgd is.

  • 5.

    Aan de vergunning kunnen voorschriften worden verbonden betreffende aanwijzingen ter bescherming van in en rond de houtopstand voorkomende flora en fauna.

  • 6.

    De verplichtingen en voorschriften van dit artikel kunnen gelden voor bomen kleiner dan de in artikel 1 genoemde minimum maat.

  • 7.

    Degene aan wie een voorschrift of verplichting als bedoeld in dit artikel is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.

  • 8.

    Aan de vergunning kan het voorschrift worden verbonden tot het opstellen en overleggen van een Bomen Effect Analyse in geval van bouw of aanleg van werken nabij te behouden bomen, danwel boombeschermende en/of effectverminderende maatregelen toe te passen voor het behoud van deze bomen.

Artikel 8: Herplant-/instandhoudingsplicht

  • 1. Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze verordening van toepassing is, zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de eigenaar van de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.

  • 2. Indien niet ter plaatse kan worden herplant wordt een financiële bijdrage gestort in het gemeentelijk herplantfonds. Bij de bepaling van de geldelijke bijdrage kan rekening worden gehouden met de boomwaarde.

  • 3. Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na herbeplanting en op welke wijze niet-geslaagde beplanting moet worden vervangen.

  • 4. Indien de houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is en in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de eigenaar tot de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om:

    • a.

      overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.

    • b.

      een bomen effect analyse op te stellen en aan te bieden aan burgemeester en wethouders.

  • 5. De verplichtingen en voorschriften van dit artikel kunnen gelden voor bomen kleiner dan de in artikel 1 genoemde minimum maat.

  • 6. Degene aan wie een voorschrift of verplichting als bedoeld in dit artikel is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.

Artikel 9: Schadevergoeding

Het bevoegd gezag beslist op een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 17, juncto artikel 13 vierde lid van de Boswet.

Artikel 10: Afstand van de erfgrenslijn

De afstand als bedoeld in artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek wordt vastgesteld op 0,5 meter voor bomen en op nihil voor heggen en heesters.

Artikel 11: Bestrijding van boomziekten

  • 1 Indien zich op een terrein één of meer bomen bevinden die naar het oordeel van het bevoegd gezag gevaar opleveren van verspreiding van een boomziekte of voor vermeerdering van de ziekteverspreiders zoals insecten, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het bevoegd gezag is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:

    • a.

      de houtopstand te vellen.

    • b.

      conform richtlijnen van de gemeente de gevelde houtopstand direct zodanig te behandelen dat verspreiding van de boomziekte wordt voorkomen.

  • 2 Het is verboden gevelde bomen of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren, indien het een boomsoort betreft die de desbetreffende boomziekte kan verspreiden.

  • 3 Het bevoegd gezag kan vergunning verlenen van het onder het tweede lid van dit artikel gestelde verbod.

  • 4 Het niet voldoen aan de in het eerste lid bedoelde aanschrijving biedt een basis voor de toepassing van bestuursdwang, waarbij de noodzakelijke werkzaamheden, voor risico en voor rekening van aangeschrevene, door of namens de gemeente kunnen worden verricht.

Artikel 12: Spoedeisende gevallen

Het bevoegd gezag kan toestemming geven tot direct vellen, indien sprake is van ernstig gevaar voor zaken of personen door instabiliteit van een houtopstand of vergelijkbaar spoedeisend belang.

Artikel 13: Strafbepaling

  • 1. Degene aan wie een voorschrift als bedoeld in artikel 11, eerste lid is gegeven, alsmede diens rechtsopvolger, is gehouden dienovereenkomstig te handelen.

  • 2. Hij die handelt in strijd met het bij of krachtens artikel 11, tweede lid bepaalde wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie. Tevens kan een rechterlijke beoordeling op grond van dit artikel openbaar gemaakt worden. Bij de strafmaatbepaling kan rekening worden gehouden met de boomwaarde.

Artikel 14: Toezicht

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast:

  • a. de bij besluit van het bevoegd gezag aangewezen ambtenaren.

  • b. functionarissen werkzaam bij de Politie Gelderland-Zuid.

Artikel 15: Citeertitel, inwerkingtreding en overgangsbepaling

  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als: Bomenverordening Tiel 2014.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2014.

  • 3.

    De Bomenverordening Tiel 2010 wordt gelijktijdig met de inwerkingtreding, als bedoeld in het tweede lid, ingetrokken.

  • 4.

    De vergunningsaanvragen die zijn ingediend, alsmede voorschriften en beperkingen die zijn opgelegd voor de in lid 2 van dit artikel genoemde datum van inwerkingtreding, vallen onder de verordening die van kracht was voorafgaande aan deze verordening.

De raad der gemeente Tiel,

Aldus besloten in de openbare vergadering

van 18 september 2013

de griffier, de voorzitter,

Opgenomen in het verordeningregister van de gemeente Tiel,

onder nummer 5.02, d.d. 25-09-2013 afdeling algemene en juridische zaken

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1: Begripsomschrijvingen

  • a. Boom. Afbakening van het begrip boom is van belang in verband met het aangeven van de ondergrens van de bescherming en vanwege de discussie over wat wel en wat geen boom is. Volgens de definitie heeft een boom een duidelijk te onderscheiden stam die zich bovengronds vertakt. De minimale diktemaat is de meest gangbare en meest heldere vorm van afbakening. Andere vormen, zoals het vrijgeven van bepaalde boomsoorten of leeftijdscategorieën, leiden sneller tot misverstanden en vergissingen.

  • b. Houtopstand. Een houtopstand bestaat uit één of meer bomen. Het kernbegrip van deze verordening, waarop het kapverbod en de vergunningplicht van toepassing zijn. Door dit begrip consequent centraal te stellen wordt duidelijk dat de bescherming betrekking heeft op meer dan alleen een enkele boom.

    Boomvormer. Een boomvormer is een houtig, opgaand gewas met ontwikkeling van één of meer hoofdtakken. Een boomvormer kan uitgroeien tot een boom, een meerstammige boom of een boomachtige struik. In het alledaagse spraakgebruik heeft een boom één of slechts enkele stammen. In de natuur bestaat er echter een geleidelijke overgang: heester/struik - struikachtige boom - (meerstammige) boom.

  • c. Vellen. Elke wijze van het te gronde richten van een houtopstand ongeacht of dit gedeeltelijk is, bijvoorbeeld bij kappen, of volledig, zoals bij rooien (inclusief stobben verwijderen). Ook ingrepen die een ingrijpende wijziging betekenen, zoals kandelaberen (het terugsnoeien van de kroon tot een hoofdstam met takstompen) of het snoeien van meer dan 20 procent van het kroonvolume, vallen onder vellen. Dit om het ernstig beschadigen of ontsieren van een boomkroon tegen te kunnen gaan. Wanneer het snoeien gebeurt door een deskundig boomverzorger op basis van een deskundig inspectierapport, wordt het snoeien van minder dan 50% van de kroon niet beschouwd als vellen. Het instandhouden door periodieke snoei van de door kandelaberen of knotten ontstane kroonvorm is niet vergunningplichtig. De eerste keer kandelaberen of knotten is wel vergunningplichtig. Het verwijderen van hoofdwortels, waarvan kan worden aangenomen dat daardoor de houtopstand ernstige schade (slechte groei, instabiliteit, sterfte) oploopt, valt eveneens onder het begrip vellen.

  • d. Bebouwde kom. Volgens artikel 1, vijfde lid van de Boswet (1961) stelt de gemeenteraad een besluit vast met betrekking tot de bebouwde kom van de gemeente. Zowel binnen als buiten deze grenzen is de Bomenverordening van kracht, met uitzondering van houtopstanden en bossen buiten de bebouwde kom die aantoonbaar op bedrijfseconomische wijze worden geëxploiteerd als bedoeld in artikel 15 lid 2 en 3 van de Boswet.

  • e. Dunning is een velling die tot doel heeft de toekomst van een houtopstand veilig te stellen. De maatregel wordt op dusdanige wijze uitgevoerd dat de groeiruimte en daarmee de toekomstwaarde van de overgebleven bomen wordt vergroot.

  • g. Boomwaarde.De richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen en houtige gewassen (NVTB, Postbus 683, 7300 AK Apeldoorn, tel. 055-5999449) voor de financiële boomwaarde, worden jaarlijks vastgesteld aan de hand van de prijsindexcijfers van het CBS, marktprijsgemiddelden en andere kengetallen. De richtlijnen gelden als de meest deskundige methodiek voor de wijze van vaststellen van de geldwaarde van bomen en worden in de rechtspraak erkend. Het spreekt overigens voor zich dat bomen ook vele andere waarden dan financiële waarde kunnen vertegenwoordigen.

  • i. Bomen effect analyse. Waardevolle houtopstanden worden regelmatig (ernstig) beschadigd of vernietigd door bouw en aanleg van huizen, wegen, rioleringen of kabels en leidingen. Vaak gebeurt dit ongewenst en onbedoeld, omdat er te laat is gekeken naar de gevolgen voor de bomen, waardoor ze niet ingepast of (onherstelbaar) beschadigd raken. De Bomen Effect Analyse (BEA) is de landelijke richtlijn van de Bomenstichting voor een nauwgezette en onafhankelijke beoordeling, voorafgaand aan de voorgenomen bouw of aanleg. Deze standaardisering waarborgt de boomtechnische kwaliteit en garandeert een goede beoordeling van alle effecten en mogelijke alternatieven. Een BEA dient uitgevoerd te worden door een deskundig boomverzorger of boomtechnisch adviseur. De resultaten van deze beoordeling kunnen vervolgens worden meegenomen in de besluitvorming rond bouw of aanleg.

Artikel 2: Kapverbod

  • 1+2 In principe zijn alle bomen binnen het werkingsgebied van de Bomenverordening beschermd. Uitzonderingsbepalingen volgen hieronder.

    • ·

      Bomen met een doorsnede van minder dan 20 cm op 1,3 meter boven de grond. Ook kleine bomen vertegenwoordigen een zekere waarde. Deze komen in de stad echter op grote schaal voor en het lijkt, mede in het kader van de deregulering, onnodig deze te beschermen.

    • ·

      Bomen die geplant zijn in het kader van een instandhoudingsplicht of herplantplicht zijn altijd beschermd, onafhankelijk van de diameter.

  • 3a. De bevoegdheid tot het instellen van een verbod tot vellen bij gemeentelijke verordening wordt in artikel 15 van de Boswet beperkt. Deze beperking heeft inhoudelijk betrekking op de in artikel 15 lid 2 Boswet genoemde houtopstand:

    a. populieren of wilgen als wegbeplantingen of éénrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, tenzij deze zijn geknot;

    b. fruitbomen en windschermen om boomgaarden;

    c. fijnsparren of andere coniferen, niet ouder dan twaalf jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;

    d. kweekgoed;

    e. houtopstand, die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en niet gelegen is binnen een bebouwde kom, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt die:

    - ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are;

    - ofwel bestaat uit rijbeplanting van niet meer dan 20 bomen, gerekend over het totale aantal rijen.

    De zinsnede “die aantoonbaar op bedrijfseconomische wijze worden geëxploiteerd” bedoelt de alle hiervoor genoemde uitzonderingen conform de Memorie van Toelichting op de Boswet te beperken tot bomen met een aantoonbare economisch doel en te onderscheiden van sierbomen. Bij vrucht of fruitbomen, zijn sierbomen die vruchten dragen dus wel vergunningplichtig. Onder het kapverbod valt het houden en de economische exploitatie van (vrucht)bomen niet.

  • 3b. Bomen die staan op percelen met een totaaloppervlakte van minder dan 1000 m2 (inclusief bebouwing)zijn vergunningvrij (uitgezonderd bomen die geplant zijn in het kader van de herplantplicht). Met totaaloppervlakte is bedoeld het totale grondoppervlak inclusief bebouwing, conform kadastrale gegevens. Ingeval het kadastrale perceel opgedeeld is in meerdere percelen, die afzonderlijk verhuurd worden aan twee of meer huurders, is als uitzondering op de regel niet het kadastrale perceel leidend, maar het totale oppervlak van een afzonderlijk verhuurd grondoppervlak aan één huurder (inclusief bebouwing). Deze uitzondering is alleen van toepassing indien de huurder het bedoelde grondoppervlak in gebruik heeft als tuin (omheind stuk grond met bloemen, bomen en andere gewassen beplant).

    Op deze wijze zijn alle percelen van minder dan 1000 m2 (koop en huur) uitgezonderd van het kapverbod en wordt de aanwezige houtopstand aan de eigen verantwoordelijkheid van de eigenaar overgelaten. Grote tuinen (op percelen groter dan 1000 m2) kunnen forse houtopstanden bergen, die een substantiële bijdrage leveren aan het groene karakter van de wijk of het gebied. Deze houtopstanden worden daardoor van algemeen belang geacht en vallen wel onder het kapverbod.

    De Flora- en Faunawet en andere natuurbeschermingwetgeving zijn onverminderd van toepassing en niet afhankelijk van het al dan niet van kracht zijn van een kapverbod, een ontheffing daarvan, een aanschrijving of voorwaarden in de vergunning.

  • 4a. Dit artikel regelt dat voor de houtopstand die geveld moet worden vanwege een aanschrijving van burgemeester en wethouders (bijvoorbeeld conform artikel 11, 12 of vergelijkbare situaties) niet alsnog een vergunning aangevraagd moet worden, maar dat er direct gehandeld kan worden.

Artikel 3: Aanvraag Vergunning

Het is noodzakelijk dat de aanvraag schriftelijk geschiedt met gebruikname van een door de gemeente opgesteld aanvraagformulier. Indien onduidelijkheid zou kunnen bestaan over de lokatie van de betreffende boom, is bijvoeging van een situatieschets noodzakelijk.

Artikel 4: Criteria

  • 1. Ervaring leert dat de algemene termen waarin hier genoemde weigeringsgronden gesteld zijn nadere uitwerking behoeven van criteria voor boombelang en verwijderingsbelang. Deze criteria zijn in een beoordelingsformulier toegepast dat als instrument bij de beoordeling van de aanvraag wordt gehanteerd. In beginsel wordt één beoordelingsformulier per aanvraag ingevuld, tenzij een grote verscheidenheid van de aangevraagde bomen een beoordeling op één formulier niet mogelijk maakt. De beslissing op de aanvraag moet waar mogelijk verwijzen naar beleidsbesluiten.

    Op grond van de Algemene wet bestuursrecht (artikelen 3:46- 3:50 en 4:82 – 4:84) dient de motivering van het besluit van Burgemeester en wethouders te verwijzen naar gemeentelijke beleidsregels zoals bestemmings-, groen-, bomen-, of landschapsplannen en bijbehorende (beschermings)categorieën en beleidskaarten.

  • 2. Het belang van het verlenen van een vergunning wordt vaak gezocht in de mate van overlast. In het bomenbeleid van de gemeente Tiel staat een nadere uitleg hierover. Bladval, vruchtval en verspreiding van pollen vormen over het algemeen geen reden voor het verlenen van een vergunning.

    - Natuurwaarden: Elke boom heeft natuurwaarde. Bij het bepalen van de natuurwaarde wordt gekeken naar het belang van de boom voor het behoud en ontwikkeling van schimmels, mossen, vogels, vleermuizen, insecten etc. Wanneer de boom gelegenheid biedt voor huisvesting, broeden, fourageren, schuilen van fauna, heeft de boom extra natuurwaarde. Inheemse bomen hebben meer natuurwaarde dan uitheemse bomen. Natuurwaarde kan een grond tot weigering zijn als in de directe omgeving geen andere bomen zijn die de natuurwaarde kunnen compenseren. Bij toepassing van dit criterium kan worden verwezen naar de Natuurwaardenkaart Tiel.

    - Milieuwaarden: Onder milieuwaarden moeten worden verstaan de waarde van het abiotische milieu: bodem, water en lucht. In het stedelijk gebied zijn met name de zuiverende invloed van bomen op de lucht en de algehele positieve invloed op het stadsklimaat, zwaarwegende argumenten om bomen te behouden. Een gezonde boom in een stenige omgeving kent een hoge milieuwaarde, waardoor een vergunning geweigerd kan worden. De milieuwaarden van een boom in een groene omgeving zijn relatief kleiner en zullen niet snel leiden tot weigering van de vergunning.

    - Landschappelijke waarden: Onder landschappelijke waarden moet onder andere worden verstaan de waarde van bomen in de landschapsecologische structuur en de visueel landschappelijke waarde. Landschappelijke waarde kan een grond tot weigering zijn als de boom één van de volgende kenmerken heeft:

    • .

      De houtopstand maakt onderdeel uit van een landschapsecologische structuur;

    • ·

      De houtopstand vormt visueel een kenmerkend onderdeel van het landschap, waarmee de visueel lanschappelijke waarde wordt aangegeven;

    • .

      De houtopstand is typerend voor lokale omstandigheden bepaald door bodemgesteldheid, waterhuishouding e.d..

    - Cultuurhistorische waarden: Op het grondgebied van Tiel bevinden zich plaatsen die reeds zeer lang bewoond zijn. De aanwezigheid van oude beplantingen op dergelijke plaatsen is een verwijzing naar de historie van die plaats. De cultuurhistorische waarde van een houtopstand wordt onder meer bepaald aan de hand van de cultuurhistorische waardekaart. Bovendien zijn ook enkele hoogstamboomgaarden aangegeven. Hoogstamfruitbomen hebben nauwelijks nog een economische gebruikswaarde. Wel zijn ze van cultuurhistorische en landschappelijke waarde. Bovendien worden ze meer en meer schaars, juist ook omdat de economische functie op grote schaal wordt overgenomen door laagstamfruit. De bescherming van deze bomen is daarom van groot belang.

    Bij toepassing van dit criterium kan verwezen worden naar de Cultuurhistorische waardenkaart Tiel.

    - Waarden voor stads- en dorpsschoon: Bomen kunnen door bepaalde eigenschappen, bijvoorbeeld standplaats, vorm, soort of kleur een belangrijke bijdrage leveren aan het stads- of dorpsschoon. De boom dient onder andere met minimaal 50% van de kroon zichtbaar te zijn vanaf de openbare weg en een samenhang vertonen met de inrichting van de omgeving. Daarnaast bepaalt de boom ter plaatse het stads-/dorpsgezicht of is karakteristiek voor een plek, straat/laan of wijk.

    - Waarden voor recreatie en leefbaarheid: Bomen bepalen voor een belangrijk deel de woonsfeer en leveren een belangrijke bijdrage aan recreatiemogelijkheden. Wanneer bomen bijvoorbeeld een bijdrage leveren aan de aankleding van een woonomgeving, beschutting geven aan wandel- en fietsroutes, een verkeersgeleidende functie vervullen, kan dat een belangrijk argument zijn om de vergunning te weigeren.

  • 3. Indien bouw- of aanlegwerkzaamheden ter plaatse van een boom behorende tot de hoofdboomstructuur de reden tot de aanvraag is, moet allereerst duidelijk zijn dat met de realisatie van bouw of aanleg een groot maatschappelijk belang gemoeid is. Individuele particuliere belangen of kleine maatschappelijke belangen kunnen dus niet tot velling van een boom uit de hoofdboomstructuur leiden. Vervolgens moeten voorafgaand aan een eventuele vergunning de alternatieven voor (her)inrichting of aanpassing van de plannen voldoende onderzocht zijn en als onmogelijk of zeer onwenselijk zijn aangemerkt.

    Indien gevaarzetting (voorkomen van letsel of schade) reden tot de aanvraag is, moeten voorafgaand aan een eventuele vergunning de (boomverzorgings) alternatieven voor vellen voldoende onderzocht zijn en als onmogelijk of zeer onwenselijk zijn aangemerkt.

Artikel 5: Monumentale bomen

Dit artikel is komen te vervallen

Artikel 6: Beperking geldigheidsduur

Dit artikel is opgenomen om misbruik van oude vergunningen tegen te gaan.

Een stad is in ontwikkeling en bomen groeien verder. Ook inzichten veranderen. Het kan voorkomen dat door een wijziging van de omgeving, de kwaliteit van de boom of door een veranderd beleid, de aanvraag van een vergunning na enkele jaren anders wordt beoordeeld.

Artikel 7: Voorschriften

  • 1. De voorschriften moeten concreet en precies worden uitgewerkt, bijvoorbeeld naar locatie, boomsoort of grootte. Uit de rechtspraak naar aanleiding van de herplantplicht blijkt dat beleidsmatige uitwerking van aard en omvang van de herplantplicht noodzakelijk is. In het algemeen zal worden aangegeven dat herplant binnen een jaar na de kap dient plaats te vinden. In geval van samenhang met een bouw- of aanlegproject zal in het algemeen een datum worden gesteld die samenhangt met het einde van het project.

  • 2. Als fysieke herplant niet mogelijk is, zal een geldelijke bijdrage worden verlangd conform de tabel bij de toelichting op artikel 8.

  • 3. In het algemeen wordt aangegeven dat niet geslaagde herplant binnen een jaar dient te worden vervangen.

  • 5. Lid 5 maakt het mogelijk op grond van de geldende natuurbeschermingsregels, waaronder de Flora- en Faunawet (wet van 25 mei 1998, Stb. 402) en Europese vogel- en habitatrichtlijnen, nadere concrete voorschriften op te leggen, bijvoorbeeld het niet vellen zolang er vogels broeden in de bomen of niet vellen op zodanige wijze dat nabije beschermde soorten planten of paddestoelen vernield worden. Het niet mogen vellen in het broedseizoen dient in een vergunningsvoorschrift uitgewerkt te zijn. De bescherming van broedende vogels geldt reeds op grond van de wet (art. 12 Flora- en Faunawet), maar soms is er de behoefte van concretere afbakening van begrippen als broedseizoen of wijze van vellen. Soms geeft men onder de vergunning een uitleg hoe de aanvrager met dit onderwerp om kan gaan. Indien er aanleiding toe is, kan de uitvoering van deze bepaling wel door voorschriften bij de vergunningverlening worden geregeld, bij voorkeur afgestemd op de Gedragscode Flora- en faunawet gemeente Tiel. De naleving van de Flora- en faunawet en andere natuurbeschermingsregels is geheel de verantwoordelijkheid van de boomeigenaar. Het controlerend gezag van de Flora- en faunawet ligt bij de Algemene Inspectiedienst van het bevoegd ministerie. De controle op de Natuurbeschermingswet ligt bij de Provincie Gelderland (voor wat betreft Tiels grondgebied).

Artikel 8: Herplant- en instandhoudingsplicht

  • 1+2 Indien een houtopstand zonder vergunning is gekapt of op een andere wijze verloren is gegaan, bijvoorbeeld door blikseminslag of brand, kan een herplantplicht worden opgelegd. In het algemeen zal dit worden gedaan wanneer het een boom betreft waarvoor normaal gesproken een vergunning zou zijn geweigerd op grond van de argumenten genoemd in artikel 4.

    Voorschriften. Herplantvoorschriften moeten concreet en eenduidig zijn en mogen zeer gedetailleerd soort, locatie en plantwijze voorschrijven mits dit in het gangbare beleid past. Factoren die daarbij een rol spelen, zijn de ernst van de overtreding, de mate van (on)verantwoordelijkheid die aan de overtreder kan worden toegekend en de feitelijke mogelijkheden tot uitvoering van een herplant.

    Financiële herplant. Wanneer feitelijke herplant niet mogelijk is, kan een financiële bijdrage worden verlangd volgens onderstaande tabel. De financiële herplantplicht wordt daadwerkelijk voor herplant elders gebruikt en niet voor extra snoeien of iets dergelijks. Herplant vindt plaats in openbaar gebied, zo dicht mogelijk bij de oude standplaats van de gekapte boom.

  • 3. Wanneer een herplante boom niet slaagt, dient de niet-geslaagde herplant vervangen te worden. Over het algemeen zal gestreefd worden om niet-geslaagde herplant zo snel mogelijk na constatering te vervangen, bij voorkeur binnen hetzelfde of eerstvolgende plantseizoen. Tevens kan worden bepaald op welke wijze vervanging dient plaats te vinden om het slagen van de vervangende beplanting te bevorderen.

  • 4. Indien een boom wordt bedreigd in zijn voortbestaan kan de zaakgerechtigde worden verplicht de boom in stand te houden. Dit zal in het algemeen worden gedaan wanneer het een boom betreft waarvoor normaal gesproken een vergunning zou zijn geweigerd op grond van de argumenten genoemd in artikel 4.

    Toepassing Financiële herplant: Herplantfonds

    Als een plicht tot herbeplanting niet mogelijk is of naar maatstaven van redelijkheid onvoldoende compensatie biedt voor het vellen van de houtopstand, kan aan de vergunning het voorschrift verbonden worden dat de houtopstand niet mag worden geveld, alvorens een bedrag gelijk aan de herplantwaarde in het herplantfonds is gestort. Bij illegale kap wordt de herplantwaarde na het kappen voldaan. Er wordt een financiële herplant opgelegd in de vorm van een storting in een herplantfonds.

    De herplantwaarde is gerelateerd aan de herplantmaten zoals vastgesteld in het vigerende bomenbeleid. Na het bepalen van de herplantwaarde stuurt de gemeente een rekening naar de eigenaar van de grond waarop de boom aanwezig is/was.

     

    Financiële herplantplicht is toegestaan (Raad van State afdeling bestuursrechtspraak Bos-Bussum 1 februari 1995) als aan de volgende drie criteria is voldaan:

    a. Er is geen feitelijke herplant mogelijk;

    b. De financiële herplantplicht moet in overeenstemming zijn met de toegebrachte schade;

    c. Het geld moet aangewend worden voor aanplant van bomen in de omgeving.

     

    Financiële herplant kan feitelijke herplant ter plaatse niet vervangen. Het kan slechts gebruikt worden indien feitelijke herplant niet mogelijk is. Dit beleidsmatige uitgangspunt stemt overeen met de rechtspraak. Op deze wijze wordt voorkomen dat de kap van bomen afgekocht wordt.

    Bij bouwplannen kan middels een BEA (BomenEffectAnalyse) worden bepaald of de boom al dan niet gehandhaafd kan blijven bij de nieuwbouw- of verbouwplannen.

     

    Berekening herplantwaarde

    In het bomenbeleid van de gemeente Tiel zijn herplantmaten aangegeven voor de bomen in de verschillende structuren. De hoogte van de financiële herplant is berekend op basis van de werkelijke kosten met deze herplantmaten als uitgangspunt. Het bedrag wordt berekend inclusief ondergrondse voorzieningen, bijkomende werkzaamheden, voorbereidingskosten e.d.

    De herplantwaarde (boomwaarde) van de te kappen of gekapte boom in de hoofdboomstructuur (kap als gevolgd van bouwplan) wordt berekend aan de hand van de meest recente richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen.

     

    Besteding financiën:

    Stortingen worden gedaan in de voorziening 'Herplantfonds'. Ook de uitgaven worden hierop geboekt. De gelden uit het Herplantfonds dienen daadwerkelijk geheel gebruikt te worden voor herplant, waarbij inbegrepen de totale kosten voor aanschaf en aanplant van de boom, inclusief bodemverbetering, verankering en beschermende voorzieningen. Herplant moet in openbaar gebied uitgevoerd worden, zo dicht mogelijk bij de oude standplaats. De maximale afstand tot de oude standplaats is 1000 meter.  De herplante houtopstand moet zo veel mogelijk dezelfde functie vervullen als de oude, maar het aantal aangeplante bomen hoeft niet hetzelfde te zijn als het aantal gevelde bomen.

    Voorbeeld: Herplantplicht wordt opgelegd voor 10 bomen. Er kunnen slechts 5 bomen daadwerkelijk worden herplant. Voor 5 bomen vindt dan financiële herplant plaats.

     

    Termijn

    Herplant in het kader van het herplantfonds dient te zijn uitgevoerd binnen 18 maanden nadat de financiële herplant is opgelegd of na gereedkomen van het project (bij bouw- en/of reconstructieplannen). Het plantseizoen voor bomen loopt van november tot april.

     

    Beleid 2013

    In deze verordening is het kapverbod vastgelegd. De wijze van aanvragen van een vergunning en weigeringsgronden zijn hierin vastgelegd.

    In het bomenbeleid van de gemeente Tiel is per structuurniveau de zwaarte van de herplantplicht vastgelegd. Conform het bomenbeleid, bij inwerking treding van deze verordening (Bomenbeleidsplan Tiel 2005), zijn de volgende bedragevan toepassing:

     

    Structuurniveau

    Herplant*

    Bedrag fin. herplant per boom

    Hoofdboomstructuur

    - Kap i.v.m. slechte vitaliteit

    maat 20-25 cm

    € 1.000,-

    - Kap i.v.m. bouwplan

    gelijkwaardig

    Op basis van Boomwaarde

    Bomen in parken

    maat 18-20 cm

    € 1.000,-

    Secundaire boomstructuur

    maat 16-18 cm

    € 800,-

    Overige bomen + particuliere bomen

    maat 16-18 cm

    € 500,-

    * De herplant wordt in handelsmaat aangegeven: dit is de omtrek van de stam op een hoogte van 1,0 meter.

    Bovenstaande tabel kan wijzigen in de tijd. Voor een actueel overzicht wordt verwezen naar het vigerende bomenbeleid van de gemeente Tiel.  

Artikel 9: Schadevergoeding

De Boswet schrijft voor dat een gemeentelijke verordening dit artikel moet bevatten, hoewel uit de (gepubliceerde) rechtspraak geen enkel geval van een schade-uitkering op grond van dit artikel bekend is. Rechters lijken niet snel (onredelijk) nadeel aanwezig te achten indien een vergunning om te vellen geweigerd wordt.

Artikel 10: Afstand van de erfgrenslijn

De leden één en twee van artikel 42 Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek geven het bekende verwijderingrecht voor (particuliere) bomen binnen twee meter en heesters en hagen binnen een halve meter van de erfgrenslijn. Maar in artikel 5:42 lid 2 is in afwijking van het oude B.W. toegevoegd: "tenzij ingevolge een verordening of een plaatselijke gewoonte een kleinere afstand is toegelaten". Daarom is in deze verordening dit artikel toegevoegd dat de erfgrensafstand aanzienlijk verkleint. Met "nihil" voor heggen en heesters is bedoeld deze natuurlijke wijze van erfbegrenzing te beschermen en tot de normale standaard te maken. Vele bomen en heesters zullen door deze afstandverkleining beter beschermd, misschien wel gespaard worden. De juridische mogelijkheden voor burenruzies zijn hiermee enigszins verminderd. De afstand wordt gemeten vanaf het hart van de boom.

Artikel 11: Bestrijding van boomziekten

Dit artikel is bedoeld om besmettelijke boomziekten zoals de iepziekte adequaat te kunnen bestrijden. Belangrijk is dat verspreiding van potentieel broedhout en de besmetting wordt voorkomen.

In het vierde lid is een bijzondere bestuursdwang bevoegdheid in aanvulling op de algemene gemeentelijke bestuursdwang bevoegdheid opgenomen, vanwege de ernst van de zaak en noodzaak snel te kunnen handelen.

Artikel 12: Spoedeisende gevallen

In acute probleemsituaties door houtopstanden, (meestal in geval van gevaar voor zaken of personen), moet er meteen gehandeld kunnen worden. Een voorbeeld van een acute probleemsituatie is dat uit een waarneming of inspectie blijkt dat een boom dermate instabiel is dat er een groot risico is voor het afbreken van grote takken of het omvallen van de boom, of op andere wijze gevaar vormt, waarbij het risico op schade of letsel voor aanwonenden of passanten groot is. Dit ter beoordeling door een deskundig medewerker van de gemeente Tiel of in noodsituaties door politie of brandweer.

Daarnaast kan de Burgemeester toestemming geven tot direct vellen, indien sprake is van acuut gevaar of vergelijkbaar spoedeisend belang van openbare orde of veiligheid, op grond van de artikelen 173 en 175 van de Gemeentewet.

Artikel 13: Strafbepaling

De Wabo verbiedt in artikel 2.3 het handelen in strijd met een voorschrift uit eenomgevingsvergunning. Door artikel 5.4 Invoeringswet Wabo is het handelen zonderomgevingsvergunning of het handelen in strijd met een omgevingsvergunning strafbaargesteld in de Wet economische delicten. Om die reden zijn de strafbepalingen van artikel 13van deze verordening niet van toepassing op dergelijk handelen.

Overtreding van artikel 2 lid 1 en lid 2 en overtreding van voorschriften op

grond van artikel 7 van de verordening heeft als strafmaat een hechtenis van maximaal 6maanden, taakstraf en/of een geldboete tot maximaal €18.500 (artikel 6 Wed). Deboomwaarde kan verhogend op de geldboete werken. Indien de boomwaarde hoger is daneen vierde gedeelte van € 18.500, kan een geldboete worden opgelegd van maximaal €74.000.

De op grond van artikel 13 ingestelde strafvervolging laat onverlet de mogelijkheid van hetinstellen door Burgemeester en wethouders van een privaatrechtelijke vordering totschadevergoeding wegens schade aan bomen of houtopstand.

Ratio. De strafmaatbepalingen zijn de basis voor aangifte bij de politie en eventuele strafvervolging door justitie. De bepalingen zijn overeenkomstig de grenzen van de Gemeentewet vastgesteld. Soms kan de rechter overgaan tot bijzondere maatregelen, zoals publicatie van een vonnis of voordeeltoekenning (d.w.z. dat justitie afziet van strafvervolging indien verdachte de schade vergoedt).

Samenloop. Ook een samengaan met andere delicten (vernieling van eigendom, belediging van personen, enz.) is vaak aanleiding om een illegale kap of beschadiging door justitie aan te laten pakken. De op grond van dit artikel ingestelde strafvervolging laat onverlet de mogelijkheid tot het instellen door Burgemeester en wethouders van een privaatrechtelijke vordering tot schadevergoeding wegens schade aan publieke bomen of houtopstanden.

Schadevergoeding. De ingestelde strafvervolging staat het instellen van een privaatrechtelijke schadevordering als gevolg van waardevermindering of verlies van de boom niet in de weg.

De hoogte van de in te dienen schadevergoeding zal bij verlies van de boom worden gebaseerd op de te maken kosten voor onder andere schadebeoordeling en herplant van een boom met een vergelijkbare maat en kwaliteit van de verloren gegane boom. Wanneer een dergelijke boom niet in de handel verkrijgbaar is, ofwel de schade niet heeft geleid tot verlies van de boom, zal de in te dienen schadevergoeding gebaseerd zijn op de boomwaarde, te vermeerderen met onder andere de gemaakte en te maken kosten voor schadebeoordeling.

Artikel 15: Citeertitel, inwerkingtreding en overgangsbepaling

Naast deze Bomenverordening, zijn ook in de Algemene Plaatselijke Verordening zaken geregeld met betrekking tot bomen.