Regeling vervallen per 01-01-2017

Algemene subsidieverordening gemeente Tilburg

Geldend van 09-06-2013 t/m 31-12-2016

Intitulé

Algemene subsidieverordening gemeente Tilburg

De raad van de gemeente Tilburg;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders ;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

BESLUIT:

vast te stellen de volgende verordening:

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Raad : de gemeenteraad van de gemeente Tilburg;

  • b.

    Het college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg;

  • c.

    Subsidie: een subsidie als bedoeld in artikel 4:21 Awb dat wil zeggen de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten;

  • d.

    Jaarlijkse subsidie : subsidie die per (boek)jaar of voor maximaal vier boekjaren aan een instelling wordt verstrekt ten behoeve van voortdurende activiteiten;

  • e.

    Eenmalige subsidie: alle subsidies, die niet zijn aan te merken als jaarlijkse subsidies met name subsidies ten behoeve van bijzondere incidentele projecten of kortdurende activiteiten.

  • f.

    Programma van eisen : document, waarin door het college wordt aangegeven voor welke activiteiten en indien van toepassing voor welk budget een subsidieaanvraag kan worden ingediend.

Artikel 2. Reikwijdte verordening

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten, die passen in de programma’s die door de raad door middel van de gemeentebegroting zijn vastgesteld.

  • 2. Het college is bevoegd bijzondere regelingen vast te stellen omtrent de verlening van subsidies op bepaalde beleidsterreinen. In deze regelingen kan het college afwijken van hetgeen in de onderhavige verordening is bepaald.

Artikel 3. Bevoegdheid college

  • 1. Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies met inachtneming van de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen en de door de raad vastgestelde beleidskaders en - indien de begroting nog niet is vastgesteld dan wel goedgekeurd - onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 2. Het college is bevoegd om beleidsregels vast te stellen en om voorwaarden aan de subsidiebeschikking te verbinden.

  • 3. Subsidie kan verleend worden aan rechtspersonen en aan natuurlijke personen.

Artikel 4. Evaluatie

  • 1. Het college voldoet op de volgende momenten aan de in artikel 4:24 Awb opgenomen verplichting tot publicatie van een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de verleende subsidies:

    • a.

      In het voorstel tot vaststelling van de gemeentelijke jaarrekening door de raad.

    • b.

      Bij de vaststelling en evaluatie van kadernota's, waar subsidieverlening aan de orde is.

    • c.

      Bij de uitvoering van onderzoeken als bedoeld in de "Verordening onderzoeken naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van de gemeente Tilburg 2003", voor zover deze betrekking hebben op beleidsterreinen, waar subsidieverlening aan de orde is.

    • d.

      Daarnaast zal jaarlijks in het kader van publieke verantwoording een lijst worden gepubliceerd van alle verstrekte subsidies, met een aanduiding van het bijbehorend doel dat de Raad heeft vastgesteld.

  • 2. De werking van deze verordening zelf wordt geëvalueerd in het kader van de evaluatie van de Kadernota Subsidiebeleid 2012-2016.

HOOFDSTUK 2. SUBSIDIEPLAFOND EN BEGROTINGSVOORBEHOUD

Artikel 5. Subsidieplafonds

  • 1. Het college kan met inachtneming van de bedragen als bedoeld in artikel 3, eerste lid van deze verordening een subsidieplafond vaststellen.

  • 2. Bij de vaststelling van een subsidieplafond wordt aangegeven op welke wijze het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

Artikel 6. Begrotingsvoorbehoud

Indien een subsidie voor meerdere jaren wordt verleend ten laste van een nog niet door de raad vastgestelde begroting is het college bevoegd om tot een tussentijdse vermindering van het subsidie over te gaan onder gelijktijdige aanpassing van de verlangde prestaties. Van deze bevoegdheid maakt het college alleen gebruik, indien de budgettaire positie van de gemeente daartoe dringend aanleiding geeft.

HOOFDSTUK 3. AANVRAAG VAN DE SUBSIDIE

Artikel 7. Programma van eisen

  • 1. Het college kan alvorens één of meer instellingen in de gelegenheid te stellen een subsidieaanvraag in te dienen, een programma van eisen vaststellen.

  • 2. In het programma van eisen wordt aangegeven voor welke activiteiten en indien van toepassing voor welk budget subsidie kan worden verkregen.

  • 3. Het college is bevoegd om één dan wel meerdere instellingen de gelegenheid te bieden om een aanvraag als bedoeld in het eerste lid in te dienen.

Artikel 8. Bij aanvraag in te dienen gegevens

  • 1. De aanvraag voor een subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college. Indien door het college een aanvraagformulier is vastgesteld, dient hiervan gebruik gemaakt te worden.

  • 2. Bij een aanvraag om subsidie overlegt de aanvrager de volgende gegevens:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waar subsidie voor wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelstellingen en resultaten, die daarmee worden nagestreefd, en hoe de activiteiten aan dat doel bijdragen. In het bijzonder ook in welke mate de activiteiten gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen en op door de gemeente vastgestelde doelen of beleidsterreinen;

    • c.

      een begroting en dekkingsplan van de kosten van de activiteiten, waar de subsidie voor wordt aangevraagd. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij andere bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

  • 3. Indien een aanvrager voor de eerste maal een jaarlijkse subsidie aanvraagt, voegt hij, indien het een rechtspersoon betreft, een exemplaar van de oprichtingsakte, een overzicht van de bestuurssamenstelling, de statuten, het jaarverslag, de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar als bijlagen toe aan het aanvraagformulier.

  • 4. Het college is bevoegd ook andere dan, of slechts enkele van, de in het tweede en derde lid genoemde gegevens te verlangen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk, respectievelijk voldoende, zijn.

Artikel 9. Aanvraagtermijn

  • 1. Een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie wordt gedaan uiterlijk 1 april in het jaar voorafgaand aan het jaar, of de jaren waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft, tenzij in het programma van eisen een andere datum wordt genoemd.

  • 2. Het college kan andere termijnen stellen voor het indienen van een aanvraag voor daarbij aan te wijzen subsidies.

  • 3. Indien een aanvraag te laat is ingediend neemt het college deze niet in behandeling. In bijzondere gevallen kan het college besluiten de aanvraag toch in behandeling te nemen.

Artikel 10. Beslistermijn

  • 1. Het college beslist op een aanvraag om een eenmalige subsidie binnen 13 weken na ontvangst van de volledige aanvraag, dan wel, indien het college hiertoe regels heeft opgesteld, 13 weken gerekend vanaf de uiterste indieningtermijn voor het aanvragen van de subsidie.

  • 2. Het college beslist op een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie uiterlijk op 31 december van het jaar waarop de aanvraag is ingediend.

HOOFDSTUK 4. WEIGERING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 11. Weigeringgronden

Subsidieverlening dan wel subsidievaststelling zonder dat daaraan een subsidieverlening is voorafgegaan kan naast de in de artikelen 4: 25 en 4:35 Awb geregelde gevallen ook geweigerd worden, indien :

  • a.

    de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden kan beschikken om de kosten van zijn activiteiten te dekken.

  • b.

    subsidieverstrekking niet past binnen het op het betreffende beleidsterrein gevoerde beleid dan wel de activiteiten in dat kader onvoldoende prioriteit hebben.

HOOFDSTUK 5. VERLENING EN BETALING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 12. Verlening subsidie

  • 1. Subsidies, die meer bedragen dan 7.500 euro worden toegekend via een beschikking tot subsidieverlening.

  • 2. Het college is bevoegd om verplichtingen aan deze beschikking te verbinden.

  • 3. Subsidies tot 7.500 euro worden toegekend via een beschikking tot subsidievaststelling.

  • 4. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan het college in bijzondere gevallen ook voor subsidiebedragen, die hoger zijn dan 7.500 euro, volstaan met een beschikking tot subsidievaststelling.

  • 5. Indien een subsidie voor meerdere jaren wordt verleend, wordt behoudens wanneer in de beschikking anders is bepaald, het bedrag jaarlijks als volgt geïndexeerd :

    • a.

      Indexering geschiedt op basis van de cijfers die het Centraal Planbureau bekend maakt via het Centraal Economisch Plan.

    • b.

      De indexering voor het volgende jaar wordt voor 35 % bepaald door de prognose van de prijs overheidsconsumptie "netto materieel (IMOC)" en voor 65 % door de prognose van de prijs overheidsconsumptie "beloning werknemers".

    • c.

      Aan de uitkomst bedoeld bij 2. wordt toegevoegd een herberekening van de indexering van de twee voorgaande jaren, zonder dat over die jaren sprake is van een verrekening.

Artikel 13. Betaling en bevoorschotting

  • 1. Indien een beschikking tot subsidievaststelling als bedoeld in artikel 12, derde lid, wordt gegeven, vindt de betaling van de gehele subsidie in één bedrag plaats.

  • 2. Indien besloten wordt tot bevoorschotting van de subsidie, wordt in de beschikking tot subsidieverlening, de hoogte en de termijnen van de voorschotten bepaald.

  • 3. In bijzondere gevallen kan het college vooruitlopend op een beschikking tot subsidieverlening al tot bevoorschotting over gaan.

Artikel 14. Verrekening

Aan de gemeente verschuldigde bedragen terzake van huur of andere verplichtingen, verband houdend met de activiteiten waarvoor subsidie is verleend kunnen worden verrekend met te betalen subsidiebedragen

HOOFDSTUK 6. VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER

Artikel 15. Tussentijdse rapportage

Het college kan voorwaarden stellen aan de subsidieontvanger over wijze en tijdstip van tussentijds rapporteren over de voortgang van de activiteiten.

Artikel 16. Meldingsplicht

De subsidieontvanger doet onverwijld melding aan het college, zodra aannemelijk is dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, niet of geheel niet zullen worden verricht of dat niet of geheel niet aan de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

Artikel 17. Overige verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger verricht de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2. De subsidieontvanger behoeft de toestemming van het college voor de volgende handelingen als vermeld in artikel 4:71 Awb :

    • a.

      Het oprichten van dan wel deelnemen in een rechtspersoon.

    • b.

      Het wijzigen van de statuten.

    • c.

      Het ontbinden van de rechtspersoon.

    • d.

      Het doen van aangifte tot zijn faillissement of het vragen van surseance van betaling. e. Het in eigendom verwerven, vervreemden of bezwaren van registergoederen, indien zij mede zijn verworven door middel van subsidiegelden dan wel de lasten daarvan mede worden bekostigd uit subsidiegelden.

Artikel 18. Vergoeding voor vermogensvorming

  • 1. In de gevallen bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Awb is de subsidieontvanger een vergoeding verschuldigd, welke bij afzonderlijke beschikking van het college wordt vastgesteld.

  • 2. De vergoeding bedraagt maximaal het aandeel van de Gemeente in de vermogensvorming. Het aandeel van de Gemeente betreft de verhouding tussen de subsidie van de Gemeente waarmee is bijgedragen aan de vermogensvorming ten opzichte van de andere middelen die daaraan hebben bijgedragen.

  • 3. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de economische waarde van de eigendommen en de andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat bij verlies of beschadiging van eigendommen wordt uitgegaan van het bedrag, dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger is ontvangen.

  • 4. Indien het een onroerende zaak betreft, geschiedt de waardebepaling door één door het college in overleg met de subsidieontvanger aan te wijzen onafhankelijke deskundige.

  • 5. Het college kan op een daartoe strekkend verzoek besluiten dat geen vergoeding is vereist, indien de activiteiten of werkzaamheden van de subsidieontvanger worden overgenomen en voortgezet door een rechtspersoon met een gelijke of nagenoeg gelijke doelstelling en de activa en passiva tegen boekwaarde worden overgenomen.

  • 6. Ingeval sprake is van ontbinding van een rechtspersoon die subsidie heeft ontvangen, dan wel, naar het oordeel van het college, kennelijke beëindiging van de activiteiten en indien de instelling naar het oordeel van het college niet in staat is de eventueel resterende gelden of (on)roerende zaken in overeenstemming met de doelstelling van de subsidieontvanger aan te wenden, wordt het positieve liquidatiesaldo bij voorrang ter beschikking gesteld van de gemeente, indien een eventueel batig saldo van de door een accountant als bedoeld in artikel 2:393, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek opgestelde (liquidatie)rekening dit toelaat.

HOOFDSTUK 7. VERANTWOORDING EN VASTSTELLING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 19. Voorlopig verslag

Het college kan bepalen dat een instelling vóór 31 januari van het jaar volgende op het subsidiejaar een voorlopig verslag moet indienen omtrent de door haar met het subsidie geleverde prestaties.

Artikel 20. Cumulatie

De in de artikelen 21,22 ,23 en 24 genoemde bedragen zien op de in totaal aan een aanvrager in een kalenderjaar toegekende subsidiebedragen.

Artikel 21. Verantwoording subsidies tot 7.500 euro

  • 1. Voor subsidies tot 7.500 euro vindt verantwoording plaats door middel van een melding of de activiteit, waarvoor het subsidie bestemd was, heeft plaatsgevonden.

  • 2. Deze melding dient uiterlijk 13 weken nadat de activiteit volgens planning plaats zal vinden te worden gedaan dan wel, indien het om een jaarlijks subsidie gaat, vóór 1 mei van het volgende jaar.

  • 3. Het college kan bij de vaststellingsbeschikking aanvullende eisen opleggen ten aanzien van de verantwoording.

Artikel 22. Verantwoording subsidies vanaf 7.500 euro tot 25.000 euro

  • 1. Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan 7.500 euro, maar minder dan 25.000 euro, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college:

    • a.

      bij een eenmalige subsidie, uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten, tenzij anders is bepaald in de beschikking tot subsidieverlening.

    • b.

      bij een jaarlijks verstrekte subsidie, uiterlijk vóór 1 mei in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk 4 maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling bevat een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en welke resultaten zijn bereikt en op welke wijze de activiteiten hebben bijgedragen aan de realisering van de door de gemeente vastgestelde beleidsdoelstellingen.

  • 3. Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

Artikel 23. Verantwoording subsidies vanaf 25.000 euro tot 125.000 euro.

  • 1. Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan 25.000 euro, maar minder dan 125.000 euro, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college:

  • a. bij een eenmalige subsidie, uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten. tenzij anders is bepaald in de beschikking tot subsidieverlening.

  • b. bij een jaarlijks verstrekte subsidie, uiterlijk vóór 1 mei in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk 4 maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling bevat:

  • a. een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en welke resultaten zijn bereikt en op welke wijze de activiteiten hebben bijgedragen aan de realisering van de door de gemeente vastgestelde beleidsdoelstellingen;

  • b. een jaarrekening, waarin tevens inzichtelijk wordt gemaakt of en zo ja welk vermogen is gevormd met het subsidie.

  • 3. Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd

Artikel 24. Verantwoording subsidies vanaf 125.000 euro

  • 1. Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan 125.000 euro, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college:

  • a. bij een eenmalige subsidie, uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten, tenzij anders is bepaald in de beschikking tot subsidieverlening

  • b. bij een jaarlijks verstrekte subsidie, uiterlijk vóór 1 mei in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk 4 maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling bevat:

  • a. een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en welke resultaten zijn bereikt en op welke wijze de activiteiten hebben bijgedragen aan de realisering van de door de gemeente vastgestelde beleidsdoelstellingen;

  • b. een jaarrekening, die voldoet aan het bepaalde in Titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. De jaarrekening dient voorzien te zijn van een goedkeurende accountantsverklaring, waarbij in de verklaring ook een oordeel gegeven wordt over de gerapporteerde prestaties. In de jaarrekening dient tevens inzichtelijk te worden gemaakt of en zo ja welk vermogen is gevormd met het subsidie.

  • c. informatie over de wijze waarop de aanvrager publiekelijk gecommuniceerd heeft over zijn werkzaamheden en de resultaten daarvan in relatie tot de verstrekte subsidie.

  • 3. Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overlegd.

Artikel 25. Vaststelling subsidie

  • 1. Het college stelt de subsidie vast uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de aanvraag tot subsidievaststelling is ontvangen.

  • 2. Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet vóór 1 mei van het in het eerste lid bedoelde jaar is ontvangen, gaat het college zes weken na een eenmalige rappel over tot ambtshalve vaststelling.

  • 3. Vaststelling van een jaarlijks subsidie voor meerdere boekjaren geschiedt jaarlijks, tenzij in de subsidiebeschikking anders is bepaald.

Artikel 26. Controle

Het college is bevoegd controles uit te oefenen op de getrouwheid van de door hem verlangde rapportages en verantwoordingen.

HOOFDSTUK 8. SLOTBEPALINGEN

Artikel 27. Ontheffing

Het college kan in individuele gevallen ontheffing verlenen van één of meer verplichtingen van deze verordening.

Artikel 28. Intrekking

De Subsidieverordening 1998 wordt ingetrokken.

Artikel 29. Overgangsbepalingen

Aanvragen om subsidie die zijn ingediend voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening worden afgedaan volgens de bepalingen van de in artikel 28 genoemde verordening.

Artikel 30. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2012..

Artikel 31. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Algemene subsidieverordening gemeente Tilburg.

ALGEMENE TOELICHTING

Op 4 juli 2011 heeft de raad ingestemd met de kadernota Subsidiebeleid 2012-2016. Deze nota bevat het technisch kader waarbinnen subsidieverlening plaats zal vinden. In vergelijking met het tot dan geldende kader voorziet dit in een vereenvoudiging zowel voor zover het betreft het aantal soorten subsidies als de verantwoordingsplicht voor de instellingen. Dit past ook in het algemene streven naar vermindering van de administratieve lastendruk .

In de oude verordening was er sprake van een viertal soorten subsidies, te weten budgetsubsidies, genormeerde subsidies, subsidies uit stelposten en waarderingssubsidies. Dit onderscheid komt te vervallen in de nieuwe verordening. Er wordt uitsluitend nog een onderscheid gemaakt tussen eenmalige en jaarlijkse subsidies. De mate waarin een subsidieontvanger verantwoording moet afleggen over de besteding van het subsidie hangt af van de grootte van het subsidie. Er is sprake van vier categorieën, subsidies tot 7.500 euro, subsidies van 7.500 tot 25000 euro, van 25.000 tot 125.000 euro en subsidies boven de 125.000 euro.

Vanwege de veelheid van wijzigingen waartoe de kadernota en het algemene streven naar verlichting van de administratieve lastendruk aanleiding geven is er voor gekozen een geheel nieuwe Algemene Subsidieverordening op te stellen onder gelijktijdige intrekking van de oude verordening. Bij het opstellen van de verordening is dankbaar gebruik gemaakt van de Model Algemene Subsidieverordening van de VNG, zoals die eind 2009 aan alle gemeenten is toegezonden.

Van belang is nog er op te wijzen, dat een groot deel van het juridisch kader, dat voor subsidieverlening geldt, al in de landelijke wetgeving is opgenomen, te weten in Titel 4.2. van Hoofdstuk 4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Algemene Subsidieverordening vormt een aanvulling op die bepalingen op lokaal niveau. De Awb bevat een aantal zogenaamde facultatieve bepalingen. Indien de wens bestaat een dergelijke bepaling van toepassing te verklaren dient dat in de lokale subsidieverordening te gebeuren. Als er een relatie bestaat tussen de bepalingen uit de Algemene Subsidieverordening en de Awb wordt dit vermeld in de navolgende artikelsgewijze toelichting.

De Verordening bestaat uit een 8-tal hoofdstukken :

  • 1.

    Algemene bepalingen

  • 2.

    Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 3.

    Aanvraag van de subsidie

  • 4.

    Weigering van de subsidie

  • 5.

    Verlening en betaling van de subsidie

  • 6.

    Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 7.

    Verantwoording en vaststelling van de subsidie

  • 8.

    Slotbepalingen

ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Onder punt c. is de definitie opgenomen van het subsidiebegrip, zoals die terug te vinden is in artikel 4:21 van de Awb. Essentie hiervan is, dat van een subsidie gesproken wordt, als er financiële middelen verstrekt worden, waar niet een directe - commerciële - tegenprestatie ten opzichte van de gemeente als rechtspersoon tegenover staat, maar de prestatie in eerste instantie ten goede komt van (een deel van) de Tilburgse bevolking c.q. de stad als geheel. Als er wel een directe tegenprestatie geleverd wordt aan de gemeente, is er sprake van de privaatrechtelijke figuur van een "opdracht". Daarop heeft deze verordening geen betrekking.

Onder d. en e. zijn definities gegeven van het begrip jaarlijkse en het begrip eenmalige subsidies. Onder jaarlijkse subsidies worden de subsidies verstaan ten behoeve van instellingen om hun activiteiten gedurende het jaar te kunnen uitvoeren. Alle andere subsidies zijn aan te merken als eenmalige subsidies. Veelal zullen deze betrekking hebben op kortdurende activiteiten zoals bijvoorbeeld evenementen. Ook als jaar na jaar een subsidie wordt verleend ten behoeve van een evenement, blijft dit een eenmalig subsidie en niet een jaarlijks subsidie Bij de definitie van jaarlijkse subsidies is aansluiting gezocht bij artikel 4:51 Awb. Dat artikel bepaalt, dat subsidies, die gedurende minstens drie jaar voor dezelfde voortdurende activiteiten zijn verleend, slechts met inachtneming van een redelijke termijn mogen worden beëindigd. In de toelichting wordt in dit verband gesproken van "exploitatiesubsidies".

Er is niet voor gekozen, zoals in de oude verordening wel het geval was, voor de jaarlijkse subsidies het regime van afdeling 4.2.8. Awb van toepassing te verklaren. Deze afdeling biedt een regeling voor subsidies, waarbij de gemeente financieel en beleidsmatig sterk betrokken is. Dit geldt echter niet voor alle door de gemeente te verstrekken jaarlijkse subsidies. Bovendien kunnen in de beschikking tot verlening van het jaarlijks subsidie voldoende voorschriften worden opgenomen, die voorzien in de behoefte aan sturing op maat door de gemeente.

Onder punt f. is een definitie gegeven van het Programma van eisen. In de kadernota is aangegeven, dat dit instrument met name zal worden ingezet bij subsidiebedragen hoger dan 125.000 euro.

Artikel 2 Reikwijdte verordening

In dit artikel is bepaald, dat alleen subsidie kan worden verleend voor activiteiten, die passen in de door de raad in de begroting vastgestelde programma's. Dit vloeit voort uit het budgetrecht van de raad.

Tevens vormt dit artikel de uitwerking van artikel 4:23 Awb, dat een wettelijke grondslag vereist, die regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verleend.

In het tweede lid wordt aan het college de bevoegdheid verleend bijzondere subsidieregelingen vast te stellen, uiteraard binnen het in het eerste lid bepaalde kader. In de oude verordening waren een aantal bijzondere regelingen opgenomen, te weten :

  • ·

    Subsidieregeling vrijwillig jeugd- en jongerenwerk

  • ·

    Sportsubsidies

  • ·

    Restauratiesubsidie monumenten

In de nieuwe verordening komen deze niet meer terug. Het college is bevoegd om deze en soortgelijke regelingen thans zelf vast te stellen, indien daartoe behoefte bestaat.

Artikel 3 Bevoegdheid college

Op grond van het eerste lid is het college bevoegd te beschikken op verzoeken om subsidieverstrekking, uiteraard binnen de door de raad gestelde financiële en inhoudelijke kaders.

De bevoegdheid om beleidsregels vast te stellen, zoals die in het tweede lid is opgenomen, zal met name gebruikt worden voor de verdeling van budgetten ten behoeve van eenmalige subsidies, zoals stelposten.

In de regel zal een subsidie aan een rechtspersoon worden verleend. Bij uitzondering is het mogelijk ook aan natuurlijke personen subsidie te verlenen. In het algemeen zal dit laatste zich kunnen voordoen bij bedragen tot 7.500 euro en bij hoge uitzondering bij bedragen tot 125.000 euro.

Artikel 4 Evaluatie

Op grond van artikel 4:24 Awb geldt een verplichting tot het eens in de vijf jaar publiceren van een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie, die op grond van een wettelijk voorschrift is verleend. In Tilburg kennen wij reeds diverse momenten waarop het gemeentelijk beleid wordt geëvalueerd. Subsidieverlening is een onderdeel van dat beleid, en zal in dat kader worden geëvalueerd in samenhang met de andere beleidsinstrumenten. In de gemeentelijke jaarrekening wordt gerapporteerd over de rechtmatigheid en doeltreffendheid van subsidies zodat deze kan worden gespiegeld aan de subsidieparagraaf in de gemeentelijke begroting.

De in het tweede lid bedoelde evaluatie heeft niet betrekking op de resultaten van het beleid maar op de werking van de verordening zelf, dus niet op de inhoud van beleid maar meer op de methode van subsidiëring.

Artikel 5 Subsidieplafonds

Op grond van artikel 4:25 Awb kan, indien dit bij wettelijk voorschrift is bepaald, een subsidieplafond worden ingesteld. Daarmee wordt gedoeld op de mogelijkheid een maximaal bedrag vast te stellen, dat beschikbaar is voor subsidiëring van een bepaalde (groep van) activiteit(en). Als het budget op is kunnen verdere aanvragen zonder meer worden afgewezen, ook al voldoet de aanvrager wel aan de regels om voor subsidiëring in aanmerking te komen.

Bij de instelling van een subsidieplafond dient vooraf bekend gemaakt te worden hoe het budget zal worden verdeeld, bijvoorbeeld via inhoudelijke criteria of via het principe "wie het eerst komt, het eerst maalt". Bekend geschiedt overeenkomstig het bepaalde in artikel 3:42 Awb, dat wil zeggen in een van overheidswege uitgegeven -eventueel elektronisch - blad dan wel in een dag-, nieuws- of huis aan huis blad.

Het is mogelijk een subsidieplafond tussentijds te verlagen, als daar aanleiding toe is. Instelling van een plafond is met name aangewezen in geval er sprake is van een automatisch recht op subsidie, als aan bepaalde objectieve criteria wordt voldaan en er met andere woorden dus geen sprake is van beleidsvrijheid aan de zijde van het bestuursorgaan bij de verdeling van een budget. Omdat van te voren moeilijk te bepalen is wanneer de noodzaak tot instelling van een subsidieplafond zal bestaan wordt de bevoegdheid aan het college geattribueerd.

Artikel 6 Begrotingsvoorbehoud

In dit artikel is de bevoegdheid opgenomen om, als een subsidie voor meerdere jaren is verleend, het subsidie toch op enig moment gedurende de looptijd van de subsidieperiode te verlagen onder gelijktijdige vermindering van de verlangde prestaties van de instelling. Dit artikel is alleen van toepassing indien de budgettaire positie van de gemeente daartoe dringend aanleiding geeft. Dit artikel kwam ook voor in de oude verordening.

Artikel 7 Programma van eisen

In dit artikel is vastgelegd dat het college een programma van eisen kan opstellen alvorens één of meer instellingen de gelegenheid te bieden daar een subsidie-aanvraag op uit te brengen. Uiteindelijk mondt dit uit in een collegebesluit om al dan niet op de aanvraag in te gaan en dus om al dan niet subsidie te verlenen. Dit besluit is op gelijke voet als andere besluiten omtrent subsidieverlening vatbaar voor bezwaar en beroep.

Artikel 8 Bij aanvraag in te dienen gegevens

In dit artikel is beschreven welke gegevens ingediend moeten worden bij een subsidie-aanvraag. De aanvrager dient o.a. duidelijk te maken welke bijdrage de activiteiten, diensten of producten leveren aan de gemeentelijke doelstellingen. De gemeente zal hier bij het beoordelen van de aanvraag op toetsen.

Artikel 9 Aanvraagtermijn

Er is voor gekozen de aanvraagtermijn voor jaarlijkse subsidies in zijn algemeenheid net als in de oude verordening vast te stellen op 1 april voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt gevraagd. Denkbaar is dat in een programma van eisen of in bijzondere gevallen een afwijkende termijn wordt bepaald. De termijn van 1 april houdt verband met de gemeentelijke begrotingscyclus.

Artikel 10 Beslistermijn

Voor aanvragen van eenmalige subsidies geldt een beslistermijn van 13 weken. Voor de jaarlijkse subsidies is bepaald dat de beslissing hierop uiterlijk op 31 december van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar wordt genomen.

Indien deze termijnen overschreden worden kunnen de aanvragers gebruik maken van de mogelijkheden, die artikel 4:14 Awb biedt door aanspraak te maken op een dwangsom, als niet alsnog binnen twee weken na de ingebrekestelling op het verzoek beslist wordt.

Artikel 11 Weigeringsgronden

De in dit artikel opgenomen weigeringsgronden vormen een aanvulling op het bepaalde in de artikelen 4:25 en 4:35 Awb. In artikel 4:25 is de bevoegdheid geregeld een subsidie te weigeren indien een vastgesteld subsidieplafond dreigt te worden overschreden. In artikel 4;35 is een aantal weigeringsgronden opgenomen, zoals de vrees, dat de betreffende activiteiten niet zullen plaatsvinden, niet voldaan zal worden aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen en de vrees dat niet op behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal worden afgelegd.

Artikel 12 Subsidieverlening

De Awb kent twee manieren om een subsidie te verstrekken. De meest gebruikelijke is om voordat de activiteiten plaats zullen vinden een beschikking tot subsidieverlening te nemen. Als dan de activiteiten (al dan niet) hebben plaatsgevonden wordt een beschikking tot subsidievaststelling genomen. Pas dan ontstaat er een definitief recht op subsidie. De subsidie wordt in beginsel vastgesteld op het verleende subsidie, tenzij de afgesproken prestaties niet gehaald zijn en dit te wijten is aan de aanvrager. In dat geval kan het subsidie lager of zelfs op nihil worden vastgesteld. Een andere uitzondering is het geval waarin vooraf, dus bij de subsidieverlening, wordt bepaald dat de vaststelling achteraf op een andere manier zal plaatsvinden, bijvoorbeeld op nacalculatiebasis.

De tweede manier om subsidie te verstrekken is te volstaan met alleen een beschikking tot subsidievaststelling.

In artikel 12 is bepaald, dat voor subsidies tot 7.500 euro volstaan wordt met alleen een beschikking tot subsidievaststelling en dat voor hogere bedragen - uitzonderingen daargelaten - wordt gewerkt met twee beschikkingen, een verlenings- en een vaststellingsbeschikking.

Artikel 13 Betaling en bevoorschotting

Wettelijk gezien bestaat pas aanspraak op betaling van een subsidie nadat een beschikking tot subsidievaststelling is gegeven. Vooruitlopend daarop kan na een beschikking tot subsidieverlening al vast een voorschot verleend worden. Op grond van artikel 4:87 Awb dient betaling dan binnen zes weken na de beschikking te geschieden.

In het derde lid is bepaald dat in bijzondere gevallen al tot bevoorschotting kan worden overgegaan zonder dat een beschikking tot subsidieverlening is gegeven. Het is de bedoeling, dat dit slechts bij hoge uitzondering geschiedt.

Artikel 14 Verrekening

Op grond van artikel 4:93 Awb mag een vordering slechts worden verrekend met een publiekrechtelijke schuld (subsidie), als dit bij wettelijk voorschrift is bepaald. Daarom is in artikel 14 de mogelijkheid opgenomen tot verrekening van de huur en andere privaatrechtelijke schulden met subsidievorderingen. Dit geldt alleen, indien er een nauw verband bestaat tussen bijvoorbeeld de huurvordering en het recht op subsidie. Met name is te denken aan de situatie waarin een subsidie mede ten doel heeft de huur van een gemeentelijk gebouw te bekostigen. Dit artikel sluit aan bij de systematiek van artikel 4:57 derde lid Awb, dat het verrekenen van subsidiebedragen onderling ook slechts toelaat als er een nauw verband is tussen die bedragen en deze strekken ten behoeve van dezelfde activiteiten.

Artikel 15 Tussentijdse rapportage

Hierin wordt het college de bevoegdheid gegeven een tussentijdse rapportage te vragen lopende het subsidiejaar. Met deze bevoegdheid zal zuinig omgegaan worden. In de kadernota hebben wij aangegeven, dat wij dit eigenlijk alleen willen toepassen indien er twijfels bestaan over de realisering van prestaties of over de continuïteit in de bedrijfsvoering.

In plaats van de tot nu toe (voor grote instellingen) bestaande verplichting om een tussentijdse rapportage te leveren komt het bepaalde in artikel 16 op grond waarvan een subsidieontvanger gehouden is eigener beweging melding te maken van het feit, dat hij niet of niet volledig aan de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen kan voldoen.

Artikel 17 Overige verplichtingen

In artikel 4:71 Awb is een aantal rechtshandelingen genoemd ten aanzien waarvan de subsidieverlener kan eisen, dat deze eerst plaatsvinden na verkregen toestemming zijnerzijds. Deze moeten dan wel in de bestreffende verordening zijn aangeduid. In artikel 17 is een aantal rechtshandelingen genoemd, die direct van invloed kunnen zijn op het bestaansrecht van een instelling, zoals het ontbinden van de rechtspersoon of het doen van aangifte tot faillissement. Voor een aantal ander in artikel 4:71 Awb genoemde rechtshandelingen achten wij toestemming vooraf niet nodig.

Indien toestemming wordt gevraagd en daar wordt niet binnen vier weken - met eenmalige verdagingsmogelijkheid van vier weken - op gereageerd, dan bepaalt artikel 4:71 vierde lid Awb dat de toestemming dan van rechtswege is verleend.

Artikel 18 Vergoeding voor vermogensvorming

Artikel 4:41 Awb maakt het mogelijk een vergoeding te bedingen voor met behulp van gemeentelijk subsidie gevormd vermogen in een aantal situaties. Voorbeeld hiervan is, dat als de subsidierelatie met een instelling wordt beëindigd en deze met behulp van subsidie een pand in eigendom heeft verkregen, dat door marktontwikkelingen een hogere waarde heeft gekregen, de gemeente dan een vergoeding kan ontvangen voor het op deze manier gevormde vermogen. Dit is echter alleen mogelijk, als dit met zoveel woorden is bepaald in de gemeentelijke subsidieverordening. Vandaar is artikel 18 opgenomen.

Artikel 19 Voorlopig verslag

In een aantal gevallen is het noodzakelijk om snel inzicht te krijgen of de met de subsidieverlening beoogde doelstellingen gerealiseerd zijn. Dit is o.a. van belang bij het opstellen van de gemeentebegroting voor het volgende jaar. In het verslag moet worden

opgenomen :

  • ·

    De realisatie van de prestaties zoals verwoord in de subsidiebeschikking.

  • ·

    Een toelichting op een eventuele afwijking ten aanzien van de prestaties en de andere voorwaarden.

Artikel 20 Cumulatie

In de artikelen 21 t/m 24 zijn de verschillende verantwoordingsverplichtingen vastgesteld. Welke verplichting geldt is afhankelijk van de hoogte van het subsidiebedrag. In artikel 20 is bepaald dat deze hoogte moet worden vastgesteld door het - waar van toepassing - optellen van de verschillende subsidiebedragen, die een instelling in het kalenderjaar ontvangt. Als een instelling bijvoorbeeld een jaarlijks subsidie ontvangt van 100.000 euro en een eenmalig subsidie van 30.000 euro, geldt voor de verantwoordingsverplichting, dat artikel 24 van toepassing is (subsidie boven de 125.000 euro).

Artikel 21 tot en met 24 Verantwoording

In de verantwoordingsplicht wordt een onderscheid gemaakt tussen subsidies beneden de 7.500 euro, tussen de 7.500 en 25.000 euro, tussen de 25.000 euro en de 125.000 euro en boven de 125.000 euro. Subsidies beneden de 7.500 euro worden op grond van artikel 12 verstrekt middels een eenmalige vaststellingsbeschikking. De verantwoording bestaat slechts uit een melding of de activiteit heeft plaatsgevonden.

Subsidies boven de 7.500 euro worden verstrekt door een beschikking tot subsidieverlening en vervolgens een beschikking tot subsidievaststelling. Deze laatste kan pas gegeven worden nadat verantwoording is afgelegd. Tot 25.000 euro moet er een inhoudelijk verslag worden geleverd, tot 125.000 euro een inhoudelijk verslag en een jaarrekening en boven de 125.000 moet daar een goedkeurende verklaring van de accountant bijgevoegd worden.

Onder een jaarrekening dient in dit verband verstaan te worden een balans, exploitatierekening en toelichting.

De datum waarvóór verantwoording moet worden afgelegd van de besteding van jaarlijkse subsidies wordt ten opzichte van de oude verordening verschoven van 1 april naar 1 mei. Daardoor kunnen instellingen met meerdere subsidieverleners met één jaardocument volstaan. Ook mogen de instellingen alle gemeentelijke subsidies in één document verantwoorden in plaats van per subsidie, zoals tot nu toe veelal het geval was.

De wijze waarop de verantwoording meer in concreto vormt dient te krijgen is vastgelegd in de door het college vastgestelde verantwoordingsrichtlijnen. Deze richtlijnen vormen beleidsregels als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van deze verordening.

Instellingen, die meer dan 25.000 euro subsidie ontvangen op jaarbasis, dienen verder inzichtelijk te maken welk vermogen zij gevormd hebben met behulp van het subsidie. Zoals in de kadernota aangegeven is het de bedoeling, dat zij dat vermogen inzetten om zo nodig een buffer te vormen voor tegenvallers en voor de rest te besteden aan activiteiten, die de Tilburgse bevolking ten goede komen

Artikel 25 Vaststelling subsidie

In dit artikel is bepaald binnen welke termijn de subsidie wordt vastgesteld. Bij subsidies die voor meerdere jaren verleend zijn vindt de vaststelling desalniettemin jaarlijks plaats.

Artikel 29 Overgangsbepalingen

Op de beslissing op subsidieaanvragen ingediend vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening is de oude verordening nog van toepassing. Voor wat betreft de verantwoordingsplicht geldt, dat de regels hieromtrent wel direct in werking treden, dus dat ook al is de subsidieverlening conform de oude verordening gebeurd hierop de nieuwe verantwoordingssystematiek van toepassing is. Dit geldt alleen wanneer dat in de subsidiebeschikking reeds is vermeld. Indien een beschikking is afgegeven en daarin is vermeld dat de oude systematiek van toepassing is dan geldt dat laatste. Overigens is de verantwoordingsplicht in de nieuwe verordening in zijn algemeenheid minder zwaar.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 31 oktober 2011

de griffier,

voorzitter,