Regeling vervallen per 24-11-2023

Verordening individuele studietoeslag Gemeente Tytsjerksteradiel 2015

Geldend van 01-07-2015 t/m 23-11-2023

Intitulé

Verordening individuele studietoeslag Gemeente Tytsjerksteradiel 2015

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1 Begrippen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet.

  • 2.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tytsjerksteradiel;

    • b.

      gemeenteraad: de gemeenteraad van de gemeente Tytsjerksteradiel;

    • c.

      wet: Participatiewet;

    • d.

      individuele studietoeslag: toeslag als bedoeld in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet.

Hoofdstuk 2. Recht op individuele studietoeslag

Artikel 2 Indienen verzoek

Een verzoek als bedoeld in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet, wordt ingediend met een daartoe vastgesteld formulier.

Artikel 3 Periodieke verlening individuele studietoeslag

Een belanghebbende kan slechts eenmaal binnen een periode van 6 maanden in aanmerking komen voor een individuele studietoeslag. De verstrekking van de individuele studietoeslag duurt voort zolang de belanghebbende aan de voorwaarden genoemd in artikel 36b Participatiewet voldoet.

Artikel 4 Hoogte van de individuele studietoeslag

  • 1. De individuele studietoeslag bedraagt voor de uitwonende student € 600,- per half jaar en maximaal € 1200,- per kalenderjaar.

  • 2. De individuele studietoeslag bedraagt voor de thuiswonende student € 300,- per half jaar en maximaal € 600,- per kalenderjaar.

  • 3. Het in het eerste lid genoemde bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd overeenkomstig de ontwikkelingen van de consumentenprijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek, waarbij de bedragen naar boven worden afgerond op hele Euro’s.

Artikel 5 Betaling van de individuele studietoeslag

Een individuele studietoeslag wordt in één keer uitbetaald, zo mogelijk aan het begin van iedere periode van zes maanden in augustus en februari.

Hoofdstuk 3. Slotbepalingen

Artikel 6 Uitvoering

  • 1. Uitvoering: De uitvoering van deze verordening berust bij het college.

  • 2. Onvoorziene gevallen: In gevallen, met betrekking tot de uitvoering van deze verordening, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 7 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening Individuele Studietoeslag Gemeente Tytsjerksteradiel 2015.

Artikel 8 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op juli 2015.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de Raad van de gemeente Tytsjerksteradiel op 21 mei 2015.
De Raad voornoemd,
de griffier, de voorzitter
mr. S.K. Dijkstra drs. E.J. ter Keurs

Algemene toelichting

Met de invoering van de Participatiewet wordt een studieregeling toegevoegd aan de mogelijkheden van het college om mensen, van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het minimumloon te verdienen, een individuele studietoeslag te verstrekken als ze studeren. De individuele studietoeslag is een toeslag voor studenten met een beperking. Deze regeling is afgeleid uit de ‘nieuwe Wajong’ (instroom na 2010). De gedachte hierbij is dat deze studenten door hun beperking niet of moeilijk een bijbaan kunnen hebben naast hun studie. Deze studenten kunnen een beroep doen op de gemeenten voor een studietoeslag.

De individuele studietoeslag is een vorm van bijzondere bijstand (artikel 5, onderdeel d, van de Participatiewet). De individuele studietoeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten, het is een inkomensondersteunende maatregel.

De regels voor een individuele studietoeslag moeten op grond van artikel 8, eerste lid, onderdeel c Participatiewet worden opgenomen in een verordening. Hierin moeten in ieder geval de hoogte en frequentie van de betaling van de individuele studietoeslag zijn opgenomen (artikel 8, derde lid, Participatiewet).

Het verlenen van een individuele studietoeslag is een discretionaire bevoegdheid van het college. Dit betekent dat het college aan personen die voldoen aan de voorwaarden van artikel 36b, eerste lid, Participatiewet, een toeslag kan toekennen, maar hiertoe niet is gehouden. Het college kan in beleidsregels aangeven of bepaalde groepen niet in aanmerking komen voor een studietoeslag. In aanvulling op artikel 36b, eerste lid, Participatiewet kan het college dus in beleidsregels aangeven wie, wanneer, en op grond van welke nadere voorwaarden recht heeft op een individuele studietoeslag.

Een verzoek om een individuele studietoeslag kan worden ingediend door personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet. (Dit betreft personen die het college ondersteunt bij arbeidsinschakeling.) De studietoeslag is er voor studenten die aan de volgende eisen voldoen:

  • -

    minimaal 18 jaar oud;

  • -

    ontvangt studiefinanciering of een bijdrage op grond van de Wet Tegemoetkoming Onderwijsbijdrage en Schoolkosten (WTOS);

  • -

    heeft geen in aanmerking te nemen vermogen;

  • -

    is niet in staat om met voltijdse arbeid het minimumloon te verdienen.

Daarnaast is de individuele studietoeslag ook beschikbaar voor studenten met een medische urenbeperking. Onder medisch urenbeperkt wordt verstaan dat iemand als gevolg van een rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen ziekte, gebreken, zwangerschap of bevalling niet een volle werkweek kan werken.

Het college (De consulent) stelt vast of een persoon met voltijdse arbeid niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft. Dit geldt uiteraard ook voor de andere te toetsen voorwaarden voor het recht op individuele studietoeslag. Gemeenten (Consulenten) kunnen voor de vaststelling gebruik maken van hetzelfde instrumentarium als bij de doelgroep bepaling voor de loonkostensubsidie. Wel kan in voorkomende gevallen advies worden ingewonnen bij externe organisaties, bijvoorbeeld het UWV (Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen).

Niet in staat tot het verdienen van het wettelijk minimumloon: De student moet met voltijds arbeid niet in staat zijn tot het verdienen van het minimumloon, maar wel mogelijkheden hebben tot arbeidsparticipatie. Gemeenten kunnen voor de vaststelling hiervan gebruik maken van hetzelfde instrumentarium als bij de doelgroep bepaling voor de loonkostensubsidie. In de praktijk kunnen de gemeenten hierover advies inwinnen bij het UWV.

De gemeente heeft beleidsvrijheid bij het vaststellen van de hoogte van toeslag en of deze toeslag bijvoorbeeld éénmalig of maandelijks wordt uitbetaald.

De artikelen 12, 43, 49 en 52 van de Participatiewet zijn niet van toepassing. Dit betekent o.a. dat de studietoeslag niet kan worden vertrekt als geldlening of als voorschot.

Overgangsrecht

Er is geen overgangsrecht van toepassing.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Begrippen die in de Participatiewet, WWB, Awb of de gemeentewet voorkomen hebben in deze verordening dezelfde betekenis als in deze wetten. Dit voorkomt dat in geval van wijziging van betreffende definities in de betreffende wetten ook de verordening moet worden gewijzigd. Ten aanzien van een aantal begrippen die als zodanig niet in deze wetten staan, is een definitie gegeven in deze verordening.

Artikel 2

Om onduidelijkheid te voorkomen over de wijze waarop het verzoek als bedoeld in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet moet worden ingediend, bepaalt artikel 2 van deze verordening dat het verzoek moet worden gedaan middels een door het college vastgesteld formulier. Een verzoek wordt dan gezien als een aanvraag zoals bedoeld in afdeling 4.1.1 van de Awb. Het gaat dan om een schriftelijke aanvraag (artikel 4:1 van de Awb) die wordt ondertekend door de aanvrager en ten minste de naam en het adres van de aanvrager bevat, de dagtekening en een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd (artikel 4:2, eerste lid, van de Awb). De aanvrager verschaft ook de gegevens en documenten die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen (artikel 4:2, tweede lid, van de Awb). Een mondeling verzoek kan hiermee dus niet worden aangemerkt als een verzoek om individuele studietoeslag zoals bedoeld in artikel 36b van de Participatiewet.

Artikel 3

Een persoon kan slechts eenmaal binnen een periode van zes maanden in aanmerking komen voor een individuele studietoeslag.

Doorgaans kan een persoon halfjaarlijks starten met een opleiding. Voor de beoordeling of een belanghebbende in aanmerking komt voor een individuele studietoeslag wordt de situatie op de datum van de aanvraag beoordeeld (artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet). Om deze reden is geregeld dat een persoon slechts eenmaal binnen een periode van zes maanden in aanmerking kan komen voor een individuele studietoeslag. Studeert een persoon na die zes maanden nog steeds en voldoet hij aan de voorwaarden van artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet, dan kan hij opnieuw in aanmerking komen voor een individuele studietoeslag. De periode van 6 maanden sluit aan bij de halfjaarlijkse inschrijf- en startmomenten die doorgaans gelden voor opleidingen.

Bij de beoordeling of iemand in aanmerking kan komen voor een individuele studietoeslag dient rekening gehouden te worden met de individuele omstandigheden. Ook hier is maatwerk van toepassing. Te denken valt bijvoorbeeld aan een persoon in een rolstoel, die mogelijk wel prima als callcenter medewerker aan de slag zou kunnen. Ook kan in de beoordeling voor een eventuele toekenning meegenomen worden of een aanvrager niet ieder half jaar van studie / opleiding wisselt. De aanvraag individuele studietoeslag kan in zo’n situatie ook afgewezen worden.

Artikel 4

In dit artikel is de hoogte van de individuele studietoeslag geregeld. Hierbij wordt de studietoeslag per persoon die voldoet aan de voorwaarden toegekend. Een individuele studietoeslag bedraagt € 600,= per half jaar voor de uitwonende student en bedraagt € 300,= per half jaar voor de thuiswonende student.

De studietoeslag is een individuele toeslag. Een voorbeeld: als er sprake is van gehuwden die allebei afzonderlijk voldoen aan de voorwaarden voor een individuele studietoeslag, dan komen zij afzonderlijk in aanmerking voor een individuele studietoeslag.

In artikel 4, tweede lid, van deze verordening, is een indexeringsbepaling opgenomen. Deze bepaling voorkomt dat de verordening telkens opnieuw moet worden vastgesteld, enkel voor indexatie van de bedragen. Het is van belang de nieuwe bedragen (na indexatie) intern duidelijk te communiceren.

Artikel 5

In dit artikel wordt de frequentie van de betaling van de individuele studietoeslag geregeld.

Eenmalige uitbetaling: Een individuele studietoeslag wordt eenmalig in één bedrag uitbetaald. Dit is het bedrag zoals neergelegd in artikel 4 van deze verordening. Na 6 maanden kan een persoon opnieuw in aanmerking komen voor een individuele studietoeslag. Dit volgt uit artikel 3 van deze verordening.

Artikel 6

Lid 1

In dit artikel is bepaald dat het college is belast met de uitvoering van de individuele studietoeslag.

Lid 2

Hier is bepaald dat het college moet voorzien in specifieke situaties.

Artikel 7

Dit artikel hoeft geen nadere toelichting.

Artikel 8

Deze verordening treedt in werking per 1 juli 2015. Hierbij is aansluiting gezocht bij de Participatiewet.