Regeling vervallen per 09-03-2022

Wegsleepverordening gemeente Uden 2008

Geldend van 24-01-2009 t/m 08-03-2022

Intitulé

Wegsleepverordening gemeente Uden 2008

De Raad van de gemeente Uden;

gelezen het voorstel van het College van burgemeester en wethouders van 30 september 2008;

overwegende dat het wenselijk is om in voorkomende gevallen op de weg staande voertuigen te kunnen verwijderen, over te brengen en in bewaring te stellen;

gelet op het bepaalde in artikel 149 van de Gemeentewet, artikel 173 tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994 en het besluit van 5 juli 2001, houdende nadere regels ter uitvoering van de in de Wegenverkeerswet 1994 vervatte wegsleepregeling (Besluit wegslepen van voertuigen);

b e s l u i t

vast te stellen de

Wegsleepverordening gemeente Uden 2008

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    RVV 1990 : het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • b.

    wet : de Wegenverkeerswet 1994;

  • c.

    besluit : Besluit wegslepen van voertuigen;

  • d.

    voertuig : hetgeen hieronder wordt verstaan in artikel 1, onder al van het RVV 1990;

  • e.

    motorrijtuig : hetgeen hieronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid onder c van de wet;

  • f.

    het College : het College van burgemeester en wethouders;

Artikel 2. Aanwijzen van wegen en weggedeelten waar voertuigen kunnen worden verwijderd, overgebracht en in bewaring gesteld in het belang van het vrijhouden van wegen en weggedeelten

Als wegen en weggedeelten, bedoeld in artikel 170, eerste lid, onder c, van de wet worden aangewezen alle wegen en weggedeelten binnen de gemeente Uden voor zover die behoren tot een van de in artikel 2 van het besluit bedoelde soorten van wegen en weggedeelten.

Artikel 3. Plaats bewaring voertuigen en openingstijden

  • 1. Als plaats van bewaring van voertuigen wordt aangewezen: - Autobedrijf Van Dongen BV, Langenboomseweg 97 te Zeeland.

  • 2. De openingstijden van de in het eerste lid bedoelde bewaarplaats worden door het College van burgemeester en wethouders vastgesteld.

Artikel 4. Kosten overbrengen en bewaren voertuigen

  • 1. Bij het vaststellen van de kosten die zijn verbonden aan de toepassing van bestuursdwang kunnen als directe kosten in aanmerking worden genomen de voor overbrenging, onderscheidenlijk de bewaring aan de gemeente in rekening gebrachte kosten en de kosten van verzekering ter dekking van de aansprakelijkheid voor schade als bedoeld in artikel 172, achtste lid van de wet.

  • 2. Bij toepassing van artikel 171, eerste lid sub b van de wet kunnen als directe kosten in aanmerking worden genomen de personele en materiële kosten voor de opsporing van degene aan wie de beschikking bekend wordt gemaakt.

  • 3. Bij toepassing van artikel 5:30 Algemene wet bestuursrecht kunnen als directe kosten in aanmerking komen de personele en materiële kosten van verkoop, eigendomsoverdracht om niet of vernietiging, waaronder ook de kosten van taxatie van het voertuig.

  • 4. De kosten voor het wegslepen zijn overeenkomstig de dan geldende contractstarieven.

  • 5. Bij de vaststelling van de kosten, verbonden aan de toepassing van bestuursdwang, kunnen indirecte kosten tot ten hoogte 15% van de directe in aanmerking genomen kosten in rekening worden gebracht.

Artikel 5. Overbrengen en in bewaring stellen van motorrijtuigen in het geval van gebleken onvoldoende rijgeschiktheid of rijvaardigheid dan wel het ontbreken van een behoorlijk zichtbare kentekenplaat

Wanneer gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid, zoals bedoeld in de artikelen 130, vierde lid, 164, zevende lid en 174, eerste lid van de wet, zijn de artikelen 1, 3 en 4 van deze verordening van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6. Intrekking oude verordening

De verordening “Wegsleepverordening gemeente Uden 2003”, zoals vastgesteld bij Raadsbesluit van 18 september 2003 wordt ingetrokken.

Artikel 7. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van bekendmaking.

Artikel 8. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Wegsleepverordening gemeente Uden 2008.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van 18 december 2008.
De Raad voornoemd
de griffier de burgemeester

Bijlage 1 bij Toelichting Wegsleepverordening gemeente Uden 2008

A. Veiligheid op de weg en vrijheid van het verkeer

Als gevallen waarin verwijdering, overbrenging en inbewaringstelling van voertuigen in het belang van de veiligheid op de weg en de vrijheid van het verkeer (zie artikel 170, eerste lid, aanhef en onder a en b WVW 1994) noodzakelijk kunnen zijn, kunnen worden genoemd:

Plaats op de weg

a.een voertuig is tot stilstand gebracht op een trottoir, voetpad of fietspad, tenzij het een fiets, bromfiets of invalidenvoertuig betreft (zie artikel 10 en artikel 5 tot en met 7 RVV 1990).

Laten stilstaan

  • b.

    een voertuig is tot stilstand gebracht:

    • 1.

      op een kruispunt, rotonde of een overweg;

    • 2.

      op een fietsstrook of de rijbaan langs een fietsstrook;

    • 3.

      op een oversteekplaats of binnen een afstand van 5 meter daarvan;

    • 4.

      in een tunnel;

    • 5.

      bij een bord bushalte (eventueel: ook tramhalte) ter hoogte van de geblokte markering of, indien die markering niet is aangebracht, op een afstand van minder dan 12 meter van het bord, tenzij het stilstaan dient voor het onmiddellijk laten in- en uitstappen van passagiers;

    • 6.

      op de rijbaan langs een busstrook;

    • 7.

      op een busbaan of een busstrook met uitzondering van een lijnbus;

    • 8.

      langs een gele doorgetrokken streep of in strijd met bord E2 van bijlage 1 RVV 1990; op de rijbaan, inclusief de invoeg- en uitrijstrook, van een autosnelweg of autoweg, of - behoudens in noodgevallen - op de vluchtstrook, de vluchthaven of de berm van zo'n weg. (Zie artikel 23, 43, tweede lid, en 81 RVV 1990 en bord E2 van bijlage 1 bij het RVV 1990.)

Parkeren

  • c.

    een voertuig is geparkeerd:

    • 1.

      bij een kruispunt op een afstand van minder dan 5 meter daarvan;

    • 2.

      voor een inrit of een uitrit;

    • 3.

      buiten de bebouwde kom op de rijbaan van een voorrangsweg;

    • 4.

      langs een gele onderbroken streep of in strijd met bord E1 van bijlage 1 RVV 1990;

    • 5.

      op een wijze waardoor er sprake is van dubbel parkeren;

    • 6.

      binnen een erf, waarbij - voorzover het een motorvoertuig betreft - geen gebruik is gemaakt van de parkeerplaatsen die als zodanig zijn aangeduid of aangewezen;

    • 7.

      op een weg waarvoor een geslotenverklaring geldt;

    • 8.

      zonder dat de voorgeschreven voertuigverlichting in werking is gesteld;

(Zie artikel 24, 25, 38 e.v. en 46 RVV 1990 en bord E1 van bijlage 1 bij het RVV 1990.)

Bevel of aanwijzing

d.een voertuig is tot stilstand gebracht in strijd met een bevel of een aanwijzing, gegeven door een daartoe bevoegd en als zodanig kenbare ambtenaar of ander persoon; (Zie artikel 82 RVV 1990.)

Gevaarlijk of hinderlijk gedrag

e.een voertuig is overigens zodanig tot stilstand gebracht of geparkeerd dat gevaar op de weg wordt of kan worden veroorzaakt of dat het verkeer op de weg wordt of kan worden gehinderd.

(Zie artikel 5 WVW 1994, het zogenaamde kapstokartikel.)

B. Vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen

Verwijdering, overbrenging en inbewaringstelling van voertuigen in het belang van het vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen (zie artikel 170, eerste lid, aanhef en onder c WVW 1994 en artikel 2 Besluit wegslepen van voertuigen) kunnen noodzakelijk zijn in het geval dat een voertuig geparkeerd is:

  • a.

    op een weg of weggedeelte waar door middel van bord E1 van bijlage 1 van het RVV 1990 of door middel van een gele onderbroken streep als bedoeld in artikel 24, lid 1 onder e RVV 1990 wordt aangegeven dat ter plaatse een parkeerverbod geldt;

  • b.

    op een weg of weggedeelte waar door middel van bord E2 van die bijlage of door middel van een gele doorgetrokken streep als bedoeld in artikel 23, lid 1 onder g RVV 1990 wordt aangegeven dat ter plaatse een verbod stil te staan geldt;

  • c.

    op een parkeerplaats nader aangeduid door bord E4 van die bijlage (al dan niet met onderbord) voorzover:

    • -

      het voertuig niet behoort tot de toegelaten categorie of groep voertuigen; - het voertuig op een andere dan de aangegeven wijze is geparkeerd;

    • -

      het voertuig op andere dagen of uren dan aangegeven is geparkeerd;

  • d.

    op een taxistandplaats, nader aangeduid door bord E5 van die bijlage, tenzij het parkeren gebeurt met een taxi;

  • e.

    op een gehandicaptenparkeerplaats, nader aangeduid met bord E6 van die bijlage:

    • -

      tenzij het parkeren gebeurt met een gehandicaptenvoertuig;

    • -

      tenzij gebruik wordt gemaakt van een geldige en duidelijk zichtbaar aangebrachte gehandicaptenparkeerkaart;

    • -

      die gereserveerd is voor een bepaald voertuig, tenzij het parkeren gebeurt met dat voertuig;

  • f.

    op een laad- en losplaats, nader aangeduid door bord E7 van die bijlage (met uitzondering van de aangegeven dagen of uren), tenzij de bestuurder van het voertuig bezig is met het onmiddellijk laden en lossen van goederen;

  • g.

    op een parkeerplaats, nader aangeduid door bord E8 van die bijlage voorzover het voertuig niet behoort tot de toegelaten categorie of groep voertuigen;

  • h.

    op een parkeerplaats, nader aangeduid door bord E9 van die bijlage en bestemd voor vergunninghouders, tenzij het parkeren gebeurt met het voertuig waarvoor een parkeervergunning is afgegeven;

  • i.

    in een voetgangersgebied, nader aangeduid door bord G7 of C1 van die bijlage (eventueel: met uitzondering van aangegeven dagen en uren.

Toelichting Wegsleepverordening gemeente Uden 2008

Algemeen

Op 1 januari 2002 is de Wet van 21 februari 1997, houdende de wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994), ook wel de wijziging van de wegsleepregeling genoemd, en het bijbehorende besluit wegslepen van voertuigen, in werking getreden. De artikelen 170 tot en met 173 van de WVW 1994 zijn geheel vervangen door nieuwe bepalingen.

Kort samengevat houden de wijzigingen in de wegsleepregeling voor gemeenten het volgende in:

Bevoegdheid tot het wegslepen van voertuigen

Het uitvoeren van de wegsleepregeling is geen bevoegdheid meer van de burgemeester, maar van het College van burgemeester en wethouders. Het wegslepen van een voertuig moet worden gezien als een bijzondere vorm van bestuursdwang. In de Algemene wet bestuursrecht zijn algemene regels gesteld over de toepassing van bestuursdwang. Deze regels zijn voor een groot deel ook van toepassing op het wegslepen van voertuigen. In de WVW 1994 wordt een aantal bepalingen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet van toepassing verklaard. Tegen het wegslepen van voertuigen staat op grond van de Algemene wet bestuursrecht bezwaar en vervolgens beroep open.

Uitgebreide werking

Op grond van de oude WVW 1994 mochten op de weg staande voertuigen alleen worden versleept in het belang van de veiligheid op de weg of de vrijheid van het verkeer dan wel het vrijhouden van gehandicaptenparkeerplaatsen. Op basis van de herziene regeling in de WVW 1994 is het laatstgenoemde criterium uitgebreid. Er zijn meer locaties denkbaar waar het foutief parkeren als zeer hinderlijk wordt ervaren. Het direct optreden tegen dergelijke foutief geparkeerde voertuigen kan in bepaalde gevallen zeer wenselijk zijn. Als wegen en weggedeelten waar op grond van de nieuwe landelijke wegsleepregeling kan worden weggesleept zijn thans aangewezen alle wegen en weggedeelten binnen de gemeente Uden voor zover die behoren tot één van de in artikel 2 van het Besluit bedoelde soorten wegen en weggedeelten. In de artikelsgewijze toelichting zijn onder artikel 2 deze wegen en weggedeelten expliciet genoemd.

In zowel in de oude als de nieuwe regeling geldt dat een voertuig niet zonder meer kan worden weggesleept wanneer aan een van de genoemde criteria wordt voldaan. Degene die met de uitvoering van de wegsleepregeling is belast, dient per geval na te gaan of in dat specifieke geval het wegslepen van het desbetreffende voertuig absoluut noodzakelijk is. Het wegslepen van een voertuig dat om 4.00 uur 's nachts in strijd met een van de genoemde criteria is geparkeerd, zal doorgaans als niet of minder urgent moeten worden beschouwd. In zo'n geval kan het opmaken van een proces-verbaal door een opsporingsambtenaar doorgaans volstaan.

Verhouding wet Mulder en bestuursdwang

Wanneer een voertuig fout geparkeerd staat en wegsleepwaardig is, zijn er in principe twee naast elkaar bestaande manieren om hiertegen op te treden. Allereerst door politie en justitie op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wet-Mulder) via het opmaken van een proces-verbaal. Daarnaast door het uitvoeren van bestuursdwang (lees: het laten wegslepen en bewaren van dat voertuig) door het college van burgemeester en wethouders. In de oude wegsleepregeling bestond er een onlosmakelijk verband tussen beide vormen van optreden. Voordat tot het wegslepen van een voertuig kon worden overgegaan, moest altijd eerst een proces-verbaal op grond van de Wet-Mulder worden opgemaakt. Indien het desbetreffende proces-verbaal werd geseponeerd of wanneer vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging door de rechter volgde, dienden ook de kosten van het wegslepen en bewaren van het voertuig te worden terugbetaald. In de nieuwe wegsleepregeling wordt deze koppeling losgelaten. Het opmaken van een proces-verbaal op grond van de Wet-Mulder, voordat tot het wegslepen van een voertuig kan worden overgegaan, is niet meer vereist, maar kan nog steeds wel samengaan. Opgemerkt wordt dat het wel noodzakelijk is om de geconstateerde parkeerovertreding zo goed mogelijk vast te leggen wanneer alleen gebruik wordt gemaakt van de bestuursdwangbevoegdheid. Voor eventuele latere bezwaar- en beroepsprocedures op grond van de Awb is het verstandig de geconstateerde parkeerovertreding zo goed mogelijk vast te leggen in een schriftelijk document en bij voorkeur vergezeld te laten gaan van een foto die de feitelijke situatie weergeeft. Een eventueel sepot, vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging door justitie, respectievelijk de rechter naar aanleiding van een proces-verbaal is niet zonder meer een reden om ook de kosten van de bestuursdwang terug te betalen. Het college van burgemeester en wethouders maakt in een eventuele bezwaarprocedure een zelfstandige afweging.

Verordening

In artikel 170 en volgende van de WVW 1994 is het kader aangegeven waarbinnen het College van burgemeester en wethouders gebruik kan maken van zijn bevoegdheid tot het wegslepen van voertuigen. Hoewel de bevoegdheid tot het wegslepen van voertuigen in de wet is neergelegd, kan het College pas goed van deze bevoegdheid gebruik maken, wanneer de gemeenteraad in een verordening nadere regels heeft gesteld over de toepassing van deze bevoegdheid, zoals in artikel 173, tweede lid, van de WVW 1994 wordt voorgeschreven. Deze nadere regels dienen in elk geval te betreffen:

  • 1.

    de aanwijzing van de plaatsen waar de weggesleepte voertuigen worden bewaard;

  • 2.

    de berekening van de kosten verbonden aan de uitvoering van het wegslepen en bezwaren van voertuigen;

  • 3.

    de aanwijzing van wegen en weggedeelten, waar op grond van artikel 170, eerste lid, onder c, van de WVW 1994 voertuigen mogen worden weggesleept.

Aangezien in artikel 173, tweede lid van de wet wordt aangegeven dat de nadere regels bij gemeentelijke verordening moeten worden gesteld, kunnen de hiervoor genoemde onderwerpen niet worden gedelegeerd aan het college van burgemeester en wethouders. De uitwerking van de nadere regels van de verordening kan wel door het college van burgemeester en wethouders geschieden (bijvoorbeeld door middel van beleidsregels).

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsomschrijving

In deze bepaling is een aantal begrippen omschreven dat diverse malen in de verordening terugkomt. De omschrijving van deze begrippen spreekt voor zich. Veelal wordt verwezen naar definities uit bestaande wetgeving.

Ad d. voertuig

Het begrip voertuig, conform artikel 1, onder a1, van het RVV 1990 betreft fietsen, bromfietsen, gehandicaptenvoertuigen, motorvoertuigen, trams en wagens.

Ad e. motorrijtuig

Het begrip motorrijtuig is apart omschreven, omdat artikel 5 van de Udense Wegsleepverordening alleen betrekking heeft op dit soort voertuigen.

Artikel 2. Aanwijzing van wegen en weggedeelten waar voertuigen kunnen worden verwijderd, overgebracht en in bewaring gesteld in het belang van het vrijhouden van wegen en weggedeelten

In dit artikel worden als wegen en weggedeelten alle wegen en weggedeelten binnen de gemeente Uden aangewezen als toepassingsgebied van de wegsleepverordening.

In artikel 170 eerste lid, onder c. van de wet juncto artikel 2 van het besluit is ook aangegeven dat een voertuig in het belang van het vrijhouden van bepaalde wegen en weggedeelten kan worden weggesleept, wanneer deze zijn aangewezen in de gemeentelijke wegsleepverordening en behoren tot de wegen en weggedeelten, zoals bedoeld in artikel 2 van het besluit wegslepen van voertuigen.

Ingevolge artikel 170 eerste, sub c. van de wet, juncto artikel 2 van het besluit, juncto artikel 2 van de wegsleepverordening gemeente Uden, kan in de gemeente Uden van de volgende soorten wegen en weggedeelten worden weggesleept:

  • a.

    wegen en weggedeelten waar door middel van bord E1 van bijlage 1 bij het RVV 1990 of door middel van een gele onderbroken streep als bedoeld in artikel 24, eerste lid, onderdeel e, van het RVV 1990 wordt aangegeven dat het verboden is te parkeren;

  • b.

    wegen en weggedeelten waar door middel van bord E2 van bijlage 1 bij het RVV 1990 of door middel van een gele doorgetrokken streep als bedoeld in artikel 23, eerste lid, onderdeel g, van het RVV 1990 wordt aangegeven dat het verboden is stil te staan;

  • c.

    parkeergelegenheden, aangeduid door bord E4 van bijlage 1 bij het RVV 1990, waarbij op een onderbord wordt aangegeven de categorie of groep voertuigen waarvoor de parkeergelegenheid is bestemd of het parkeren op bepaalde dagen of uren is verboden;

  • d.

    taxistandplaatsen, aangeduid door bord E5 van bijlage 1 bij het RVV 1990;

  • e.

    parkeerplaatsen voor gehandicapten, aangeduid door bord E6 van bijlage 1 bij het RVV 1990;

  • f.

    gelegenheden voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen, aangeduid door bord E7 van bijlage 1 bij het RVV 1990;

  • g.

    parkeergelegenheden voor een categorie of groep voertuigen, aangeduid door bord E8 van bijlage 1 bij het RVV 1990;

  • h.

    parkeergelegenheden voor vergunninghouders, aangeduid door bord E9 van bijlage 1 bij het RVV 1990;

  • i.

    voetgangersgebieden, aangeduid door bord G7 of door bord C1 van bijlage 1 bij het RVV 1990.

Artikel 3. Plaats bewaring voertuigen en openingstijden

De inhoud van deze bepaling spreekt voor zich. Vanwege de redactie van artikel 173, tweede lid van de WVW 1994, moet de plaats van bewaring van voertuigen door de gemeenteraad worden aangewezen. Delegatie aan het college van burgemeester en wethouders is niet mogelijk. In onvoorziene omstandigheden is het denkbaar dat de burgemeester op grond van zijn bijzondere bevoegdheden ter handhaving van de openbare orde tijdelijk ook andere terreinen aanwijst als plaats van bewaring van voertuigen. De openingstijden kunnen wel nader door het college van burgemeester en wethouders worden vastgesteld omdat ze niet expliciet genoemd zijn in artikel 173 WVW 1994.

Artikel 4. Kosten overbrengen en bewaren voertuigen

In de artikelen 13 tot en met 15 van het besluit wegslepen van voertuigen is geregeld welke soort van kosten verbonden aan het wegslepen en in bewaring stellen van voertuigen in rekening kunnen worden gebracht. Het gaat hierbij niet alleen om personele en materiële kosten direct verband houdend met het wegslepen en in bewaring stellen van voertuigen, maar ook om kosten verbonden aan bekendmaking van beschikkingen, verkoop, eigendomsoverdracht om niet of vernietiging van voertuigen, inclusief de taxatie van deze voertuigen, renteverlies, WA-verzekering en dergelijke.

In de wegsleepverordening hoeven deze kostencomponenten niet allemaal inzichtelijk te worden gemaakt. Volstaan kan worden met een uitsplitsing van de kosten die verbonden zijn aan het wegslepen van voertuigen enerzijds en de bewaring van deze voertuigen anderzijds.

De tarieven zijn gebaseerd op de kosten die het wegsleepbedrijf rekent.

Artikel 5. Overbrengen en in bewaring stellen van motorrijtuigen in het geval van gebleken onvoldoende rijgeschiktheid of rijvaardigheid dan wel het ontbreken van een behoorlijk zichtbare kentekenplaat

Naast de in artikel 170, eerste lid WVW 1994 bedoelde gevallen zijn in deze wet nog twee gevallen genoemd, waarin het noodzakelijk kan zijn om een voertuig te laten wegslepen en in bewaring te laten stellen. Het betreft hier het niet afgeven van zijn rijbewijs, wanneer dit is ingevorderd, omdat iemand zijn motorrijtuig heeft bestuurd terwijl hij onder invloed was van drogerende stoffen of alcohol en dergelijke, zie artikel 130 en 164 WVW 1994. Ook in de situatie dat een motorrijtuig niet beschikt over een behoorlijk zichtbare kentekenplaat terwijl de eigenaar of houder van dat motorrijtuig niet direct te achterhalen is.

Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan voertuigwrakken die geen kenteken meer hebben of aan situaties dat er sprake kan zijn van het knoeien met kentekens in geval van autodiefstal.

Wanneer in dit soort gevallen een voertuig moet worden weggesleept en in bewaring genomen, is er geen sprake van uitoefening van bestuursdwang. Artikel 170, eerste lid WVW 1994, waarin de bestuursdwang is geregeld, is dan ook niet van toepassing verklaard in de genoemde gevallen. In feite gaat het om een vorm van inbeslagname van goederen die ook in het strafrecht voorkomt.

Wel heeft de wetgever voor deze gevallen diverse bepalingen uit hoofdstuk X. Bestuursdwang van de WVW 1994 van overeenkomstige toepassing verklaard. In de wegsleepverordening zijn de artikelen over de bewaarplaatsen van voertuigen en openingstijden en de kosten van overbrenging en bewaren van voertuigen voor deze gevallen van overeenkomstige toepassing verklaard.

Artikel 6. Intrekking oude verordening

Deze bepaling spreekt voor zich.

Artikel 7. Inwerkingtreding

Deze bepaling spreekt voor zich.

Artikel 8. Citeertitel

Deze bepaling spreekt voor zich.