Verordening individuele studietoeslag 2015

Geldend van 04-02-2016 t/m heden

Intitulé

Verordening

Integrale tekst van de bij besluit van 9 juli 2015 gewijzigde Verordening individuele studietoeslag

De Raad van de gemeente Uden;

overwegende dat het noodzakelijk is om bij verordening regels te stellen met betrekking tot de hoogte en de frequentie van de betaling van de individuele studietoeslag;

gelezen het voorstel van het College van burgemeester en wethouders van 6 januari 2015;

gelet op artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de Participatiewet;

b e s l u i t

vast te stellen de

Verordening individuele studietoeslag 2015

Artikel 1. Indienen verzoek

Dit artikel is vervallen

Artikel 2. Doelgroep

Het college beoordeeld of een persoon met voltijdse arbeid in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon. Indien het college hier onvoldoende zicht op heeft, wordt extern advies gevraagd.

Artikel 3. Toekenning

Een belanghebbende kan slechts eenmaal binnen een periode van 12 maanden in aanmerking komen voor een individuele studietoeslag, voor zolang de betreffende persoon voldoet aan de voorwaarden voor de individuele studietoeslag

Artikel 4. Hoogte individuele studietoeslag

  • 1. Een individuele studietoeslag bedraagt € 175,- per maand.

  • 2. Het bedrag genoemd in het eerste lid wordt jaarlijks geïndexeerd conform de ontwikkelingen van de consumentenprijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek. De bedragen worden naar boven afgerond op hele euro’s.

Artikel 5. Bijzondere situaties

In bijzondere situaties kan het college afwijken van het bepaalde in deze verordening.

Artikel 6. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die van bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2015, behoudens situaties waarbij sprake is van negatieve gevolgen voor de belanghebbende.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening individuele studietoeslag 2015.

Vastgesteld in de openbare vergadering van 12 februari 2015.

De Raad voornoemd

de griffier de burgemeester

ALGEMENE TOELICHTING

De Invoeringswet Participatiewet introduceert een studieregeling in de Participatiewet.

De individuele studietoeslag.

Hiermee krijgt het college de mogelijkheid mensen, van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het minimumloon te verdienen, een individuele studietoeslag te verstrekken als ze studeren. Het afronden van een studie versterkt de positie op de arbeidsmarkt. Een diploma is een bewijs tegenover werkgevers dat iemand gemotiveerd is en veel in zijn mars heeft.

Mensen met een arbeidshandicap hebben volgens de regering een extra steuntje in de rug nodig als het gaat om studeren. Voor hen is de drempel om te lenen een stuk hoger, omdat de kans op een baan later lager is. Een studieregeling stimuleert mensen om toch de stap te zetten om naar school te gaan of een studie te gaan volgen. Ook biedt het een financiële compensatie voor het feit dat het voor deze groep vaak moeilijk is om de studie te combineren met een bijbaan (TK 2013-2014, 33 161, nr. 125, p. 2).

De individuele studietoeslag moet worden aangemerkt als een vorm van bijzondere bijstand (artikel 5, onderdeel d, van de Participatiewet). De individuele studietoeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten. Het is een inkomensondersteunende maatregel voor mensen van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het minimumloon te verdienen.

Verordeningsplicht

De Invoeringswet Participatiewet legt de gemeenteraad de verplichting op in een verordening regels vast te stellen over het verlenen van een individuele studietoeslag. Deze opdracht is neergelegd in artikel 8, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet. De regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de hoogte en de frequentie van de betaling van de individuele studietoeslag (artikel 8, derde lid, van de Participatiewet).

Voorwaarden individuele studietoeslag

Een persoon die behoort tot de doelgroep voor ondersteuning bij de arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet kan een aanvraag indienen voor een individuele studietoeslag. Artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet spreekt overigens zowel over verzoek als aanvraag. Het college kan op een dergelijk verzoek – gelet op de individuele omstandigheden van een persoon - een individuele studietoeslag verlenen. Hiervoor is vereist dat deze persoon op de datum van de aanvraag:

18 jaar of ouder is;

recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of recht heeft op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet heeft; en

een persoon is van wie is vastgesteld dat hij met voltijdse arbeid niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.

Dat een persoon recht moet hebben op studiefinanciering of een WTOS-tegemoetkoming, betekent niet dat deze persoon ook daadwerkelijk studiefinanciering of een tegemoetkoming moet ontvangen. Het recht op studiefinanciering bestaat afhankelijk van iemands gekozen opleiding, leeftijd en inkomen. Of van dit recht gebruik gemaakt wordt is niet in de Participatiewet geregeld en is geen vereiste voor het ontvangen van een individuele studietoeslag op grond van de Participatiewet. Voor het recht op een individuele studietoeslag is het dan ook voldoende dat een persoon recht heeft op studiefinanciering of een tegemoetkoming. De persoon zal - als aanvrager van de toeslag - aannemelijk moeten maken dat hij recht op studiefinanciering of een tegemoetkoming heeft, bijvoorbeeld door een beschikking van DUO of door een bewijs van inschrijving bij een bepaalde opleiding te overleggen.

De artikelen 12, 43, 49 en 52 van de Participatiewet zijn niet van toepassing bij verlening van de individuele studietoeslag (artikel 36b, tweede lid, van de Participatiewet). De aanvraag moet worden ingediend bij het college. Een individuele studietoeslag kan niet als lening worden verstrekt als een persoon met de studietoeslag schulden wil aflossen. Artikel 49 van de Participatiewet is namelijk niet van toepassing op de individuele studietoeslag (artikel 36b, tweede lid, van de Participatiewet). Ook artikel 52 van de Participatiewet is niet van toepassing op de individuele studietoeslag (artikel 36b, tweede lid, van de Participatiewet). Dit maakt dat de individuele studietoeslag niet kan worden verstrekt in de vorm van een voorschot.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1. indienen verzoek

Vervallen

Artikel 2. Advies over oordeel verdienen wettelijk minimumloon

Artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet regelt in welke gevallen het college op verzoek van een persoon, gelet op diens individuele omstandigheden, een individuele studietoeslag kan verlenen. Dit is het geval indien een persoon op de datum van de aanvraag:

18 jaar of ouder is;

recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of recht heeft op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet heeft; en

een persoon is van wie is vastgesteld dat hij met voltijdse arbeid niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, maar wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.

Met betrekking tot het laatst genoemde criterium beoordeelt het college aan de hand van beschikbare gegevens van het Uitvoeringsinstituut Werkgeversverzekeringen (UWV), eventuele eerdere medische keuringen en informatie vanuit het netwerk, zoals bijvoorbeeld school, of een persoon hieraan voldoet. Indien dit onvoldoende uitsluitsel geeft, wordt extern advies van een arbeidsdeskundige ingewonnen.

Artikel 3. Eenmaal per periode individuele studietoeslag verlenen

Een studietoeslag wordt toegekend voor een periode van 12 maanden. Om recht te doen aan de functie van inkomensondersteuning, wordt deze toeslag in gelijke maandelijkse delen uitbetaald. Aangezien het ongewenst is dat de toeslag blijft doorlopen na het beëindigen van de studie, is tevens bepaald dat de toeslag stopt zodra betrokkene niet meer voldoet aan de voorwaarden, bijvoorbeeld doordat de studie wordt beëindigd. Na 12 maanden volgt een herbeoordeling.

Artikel 4. Hoogte individuele studietoeslag

In artikel 4 van deze verordening is de hoogte van de individuele studietoeslag geregeld. Hierbij wordt de studietoeslag per persoon die voldoet aan de voorwaarden toegekend. Een individuele studietoeslag wordt gerelateerd aan die component van de studietoeslag die de student geacht wordt zelf bij te verdienen of te lenen bij DUO, zoals uiteengezet in paragraaf 3.1 van de Wet Studiefinanciering 2000. Dit is immers dat deel van de studiefinanciering dat de student zelf dient in te brengen door te werken of te lenen en vormt dat deel van de studiefinanciering dat een drempel kan vormen voor arbeidsgehandicapten om te gaan studeren. Om studenten met een arbeidshandicap niet te bevoordelen ten opzichte van studenten zonder arbeidshandicap, wordt er voor gekozen de individuele studietoeslag te stellen op een lager bedrag. Het is immers ook voor studenten zonder arbeidshandicap niet altijd mogelijk om zelf bij te verdienen, omdat zij al hun tijd en aandacht nodig hebben om de studie succesvol te doorlopen. Deze studenten dienen ook te lenen.

Met de verlening van een studietoeslag van € 175,- meent de gemeente de drempel om te studeren voor arbeidsgehandicapten aanzienlijk te verlagen. De studietoeslag is daarmee een stimulans om te gaan studeren. Wanneer de toeslag maandelijks wordt uitbetaald, levert dit voor de ontvanger belastingtechnische nadelen op. Deze nadelen worden voorkomen door in een keer € 2.100 uit te betalen.

Artikel 5. Bijzondere situaties

In de verordening zijn de hoofdlijnen voor de studietoelage vastgelegd. Er kunnen zich echter concrete gevallen voordoen waarin de verordening niet voorziet. Dit artikel bepaalt dat het college in dergelijke situaties beslist in afwijking van de verordening.

Dit past bij de individualiseringsgedachte van de Participatiewet. Redelijkheid is hierbij het uitgangspunt. Bij de besluitvorming wordt in de geest van de wet en de verordening gehandeld.

Artikel 6. Inwerkingtreding en citeertitel

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2015. Vanaf die datum is in artikel 8, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet de verordening opdracht voor de gemeenteraad neergelegd om regels in de verordening vast te stellen over het verlenen van een individuele studietoeslag.