Regeling vervallen per 01-01-2022

Verordening activiteitenfonds voor volwassenen, Uden 2018

Geldend van 01-01-2018 t/m 31-12-2021

Intitulé

Verordening activiteitenfonds voor volwassenen, Uden 2018

De Raad van de gemeente Uden;

overwegende dat op 6 juli 2017 het armoedebeleid 2018-2021 is vastgesteld waarin wijzigingen worden voorgesteld in de regeling activiteitenfonds,

gelezen het voorstel van het College van burgemeester en wethouders van d.d. 21 november 2018;

gelet op het bepaalde in artikel 108 en artikel 149 van de Gemeentewet;

besluit

vast te stellen de

Verordening activiteitenfonds voor volwassenen

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Definities/begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de Wet: de Participatiewet (PW)

  • b.

    het college: het college van Burgermeester en wethouders van de gemeente Uden

  • c.

    de gemeenteraad: de gemeenteraad van de gemeente Uden

  • d.

    de belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken (Algemene Wet Bestuursrecht) en die in deze verordening ook wordt aangeduid met “hij” en “hem”.

  • e.

    inkomen: totaal van het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de Participatiewet, en de algemene bijstand als bedoeld in artikel 5 Participatiewet. Niet tot het inkomen wordt gerekend de individuele inkomenstoeslag als bedoeld in artikel 36 van de Participatiewet.

  • f.

    van toepassing zijnde bijstandsnorm: de bijstandsnormen als bedoeld in paragraaf 3.2 van de Wet.

  • g.

    vermogen: het vermogen zoals bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet. Het vermogen in de eigen woning wordt hierbij buiten beschouwing gelaten.

  • h.

    peildatum: de datum waartegen een persoon een financiële tegemoetkoming op basis van deze verordening aanvraagt, voor zover deze datum niet ligt voor de datum aanvraag.

  • i.

    referteperiode: periode van 12 maanden voorafgaande aan de peildatum

  • j.

    financiële tegemoetkoming: een bijdrage in de kosten voor sociale, culturele, sportieve en educatieve activiteiten.

  • k.

    maatschappelijke participatie: het deelnemen aan activiteiten van sportieve, sociaal-culturele of educatieve aard.

  • 2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en/of de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk 2. Personen 18 jaar of ouder en hun eventuele partner

Artikel 2. Doelgroep financiële tegemoetkoming

  • 1. Voor een financiële tegemoetkoming komen in aanmerking: belanghebbende(n) van 18 jaar of ouder en zijn of haar eventuele partner, die gedurende de referteperiode aangewezen is geweest op een inkomen dat niet hoger is dan 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm inclusief vakantiegeld, waarbij geen rekening gehouden wordt met het kunnen delen van kosten als bedoeld in artikel 22 a van de Participatiewet, en geen in aanmerking te nemen vermogen, zoals opgenomen in artikel 1, onder g, van deze verordening, heeft. Deze tegemoetkoming geldt voor ieder gezinslid van 18 jaar of ouder afzonderlijk.

  • 2. Een persoon die uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs volgt of tijdens de referteperiode heeft gevolgd, komt niet in aanmerking.

Artikel 3. Kostensoorten financiële tegemoetkoming

Voor een financiële tegemoetkoming komen in ieder geval de volgende kosten in aanmerking:

de in Nederland gemaakte kosten van:

  • a.

    lidmaatschap van verenigingen op het gebied van sport, cultuur of ontspanning, alsmede bijkomende kosten die direct verband houden met dit lidmaatschap;

  • b.

    lidmaatschap van een ouderenvereniging, alsmede bijkomende kosten die direct verband houden met dit lidmaatschap;

  • c.

    abonnement bibliotheek;

  • d.

    muzieklessen en huur van een muziekinstrument;

  • e.

    zwembadbezoek

  • f.

    museumbezoek;

  • g.

    volgen van cursussen, niet zijnde beroepsgerichte cursussen;

Artikel 4. Overige kosten

Overige kosten die naar het oordeel van het college bijdragen aan maatschappelijke participatie komen tevens in aanmerking.

Hoofdstuk 3. Aanvraag en onderzoek, hoogte van de financiële tegemoetkoming en mogelijkheid tot terugvordering

Artikel 5. Aanvraag financiële tegemoetkoming

  • 1. De aanvraag voor een financiële tegemoetkoming op grond van deze verordening, wordt ingediend via het door de gemeente beschikbaar gestelde digitale aanvraagsysteem, dan wel schriftelijk via een door het college beschikbaar gesteld aanvraagformulier.

  • 2. Het college kan belanghebbende verzoeken aanvullende bewijsstukken te overleggen.

  • 3. Een aanvraag kan eenmaal per 12 maanden worden ingediend.

Artikel 6. Hoogte financiële tegemoetkoming

  • 1. De financiële tegemoetkoming bedraagt maximaal € 189,- per rechthebbend gezinslid per jaar (2018).

  • 2. Dit bedrag wordt jaarlijks per 1 januari geïndexeerd, voor het eerst op 1 januari 2019, conform het indexeringspercentage voor goederen en diensten dat jaarlijks in de programmabegroting wordt vastgesteld.

Artikel 7. Intrekken en terugvorderen

  • 1. Het College kan een besluit intrekken en het bedrag terugvorderen als: de bijdrage ten onrechte is verleend als gevolg van het verstrekken van onjuiste of onvolledige informatie door de belanghebbende;

  • 2. de bijdrage niet is besteed aan kosten als bedoeld in deze verordening;

  • 3. anderszins een onverschuldigde betaling is gedaan.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 8. Citeerartikel

Deze verordening kan worden aangehaald als: “Verordening activiteitenfonds voor volwassenen Uden 2018”.

Artikel 9. Inwerkingtreding en intrekking oude verordening

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2018.

  • 2. De verordening Activiteitenfonds Uden 2007, vastgesteld op 27 juni 2007, wordt gelijktijdig ingetrokken.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van 21 december 2017.

De raad voornoemd

de griffier

drs. G.B. Gnodde

de burgemeester

drs. H.A.G. Hellegers

Toelichting Verordening activiteitenfonds voor volwassenen en Kindpakket

Algemeen

Op 7 juli 2017 heeft de Raad ingestemd met het nieuwe armoedebeleid 2018-2021. Hierin worden onder andere wijzigingen voorgesteld ten aanzien van de oude regeling activiteitenfonds (Verordening activiteitenfonds 2007). Laatstgenoemde regeling wordt uitgebreid met een referteperiode.

Daarnaast is binnen het nieuwe beleid het activiteitenfonds enkel nog toegankelijk voor personen van 18 jaar of ouder. Voor personen jonger dan 18 jaar is er een Kindpakket ontwikkeld.

Uitvoering en samenwerking tussen de fondsen binnen het Kindpakket is bestendigd in “de intentieovereenkomst Kindpakket Uden” en valt daarom buiten deze verordening.

Toelichting per Artikel

Artikel 1

  • a.

    de wet Deze omschrijving behoeft geen nadere toelichting.

  • b.

    het college Deze omschrijving behoeft geen nadere toelichting.

  • c.

    de gemeenteraad Deze omschrijving behoeft geen nadere toelichting.

  • d.

    de belanghebbende Deze omschrijving behoeft geen nadere toelichting.

  • e.

    inkomen Deze omschrijving behoeft geen nadere toelichting.

  • f.

    van toepassing zijnde bijstandsnorm: De van toepassing zijnde bijstandsnormen zijn terug te vinden in artikel 3.2 van de Participatiewet. De ‘van toepassing zijnde bijstandsnorm’ verdient nog een toelichting. Per 1 januari 2015 is de kostendelersnorm ingevoerd. Hierdoor wordt de uitkering lager al naar gelang er meer volwassenen in dezelfde woning wonen. Als we het recht op een financiële tegemoetkoming koppelen aan de kostendelersnorm komen veel werkenden niet in aanmerking, omdat zij minimaal het wettelijk minimumloon verdienen en bij inwoning dus een hoger inkomen hebben dan de kostendelersnorm. Dit willen we voorkomen. Daarom is in artikel 2 opgenomen dat geen rekening wordt gehouden met het kunnen delen van kosten als bedoeld in artikel 22 a Participatiewet.

  • g.

    het vermogen: Deze omschrijving is opgenomen om aan te geven dat het wenselijk is om bij de vaststelling van het recht op een tegemoetkoming ook het vermogen in ogenschouw te nemen. Anders zou het kunnen dat een vermogend iemand, meteen laag inkomen, recht heeft op een tegemoetkoming.

  • h.

    peildatum: met deze bepaling voorkomen we dat mensen met terugwerkende kracht over voorgaande jaren een financiële tegemoetkoming aan kunnen vragen.

  • i.

    referteperiode : Dit artikel moet gelezen worden in relatie tot artikel 4 en de toelichting daarbij.

  • j.

    financiële tegemoetkoming: Deze omschrijving behoeft geen nadere toelichting.

  • k

    maatschappelijke participatie: Deze omschrijving behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 2

Voor deze afbakening is gekozen om duidelijk aan te geven dat belanghebbenden ook met een ander inkomen dan een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet in aanmerking kunnen komen, namelijk alle inwoners met een inkomen onder de 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Verder is voor belanghebbenden als bedoeld in Hoofdstuk 2 ingebouwd dat dit inkomen in ieder geval enige tijd (12 maanden voorafgaand aan de peildatum) beneden de 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm moet zijn geweest. De reden hiervoor is dat er wel gesproken moet kunnen worden van burgers die als gevolg van een laag inkomen in hun maatschappelijke participatie worden bedreigd. Van iemand die vorige maand werkloos is geworden en sedertdien een laag inkomen heeft (en wellicht zelfs beschikt over enige reserves) kan niet worden gezegd dat er al sprake is van het gevaar van sociale uitsluiting, niet mee kunnen doen etc.

Artikelen 3 en 4

In deze artikelen staan de meest voorkomende activiteiten maatschappelijke participatie waarvoor een voorziening kan worden getroffen. Als in een individueel geval wordt geoordeeld dat een andere activiteit dan hier genoemd staat, aangewezen is om de belanghebbende in voldoende mate te kunnen laten participeren, dan kan natuurlijk hiervoor worden gekozen. Het artikel biedt ruimte voor maatwerk. Een voorbeeld hiervan is de persoon die als gevolg van huisgebondenheid door middel van een internetabonnement maatschappelijk kan deelnemen. Kosten kunnen uitsluitend worden vergoed voor activiteiten die in Nederland plaatsvinden.

Artikel 5

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 6

In dit artikel ligt de hoogte van de verstrekking vast. Indexering komt overeen met het indexeringspercentage voor goederen en diensten dat jaarlijks in de programmabegroting wordt vastgesteld en waarmee het budget Activiteitenfonds wordt verhoogd.

Artikel 7

In de regeling is duidelijk omschreven dat er een bestedingsverplichting is. Er kan steekproefsgewijs worden gecontroleerd en het college heeft een terugvorderingsbevoegdheid. Van een ongerichte inkomenssuppletie is daardoor geen sprake. Bovendien is er middels deze werkwijze voldoende oog voor rechtmatigheid.