Regeling vervallen per 01-01-2014

Beleidsregel inzake Stimuleringsfonds duurzame stadsdistributie 2012/2013

Geldend van 08-11-2012 t/m 31-12-2013

Intitulé

Beleidsregel inzake Stimuleringsfonds duurzame stadsdistributie 2012/2013

(collegebesluit van 9oktober 2012)

Het college van burgemeester en wethouders van Utrecht;

Overwegende:

dat het gewenst is een beleidsregel vast te stellen waarin wordt vastgelegd onder welke voorwaarden bedrijven een financiële bijdrage uit het Stimuleringsfonds Duurzame Stadsdistributie 2012/2013 kunnen verkrijgen, met als doel het goederenvervoer en bevoorrading van, naar en in de gemeente Utrecht duurzamer en effectiever uit te voeren;

gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 3, tweede lid 2 van de Algemene subsidieverordening 2008 (ASV 2008);

BESLUIT

vast te stellen

BELEIDSREGEL inzake Stimuleringsfonds duurzame stadsdistributie 2012/2013

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • a.

    Actieplan Goederenvervoer Utrecht: het gelijknamige plan (vastgesteld bij raadsbesluit van 3 februari 2011) om goederenvervoer binnen de gemeente Utrecht meer duurzaam en effectief uit te voeren;

  • b.

    Stimuleringsfonds duurzame stadsdistributie 2012/2013: (hierna te noemen: Stimuleringsfonds) het gelijknamige fonds van de gemeente Utrecht om bedrijven door middel van een subsidie te stimuleren goederenvervoerdiensten van, naar en in de gemeente Utrecht meer duurzaam en effectief uit te voeren;

  • c.

    duurzaam goederenvervoer: goederenvervoer dat een bijdrage levert aan energiereductie en/of verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en/of verbetering van de leefbaarheid van de stad;

  • d.

    energieverbruik: het gebruik van brandstof door een productiemiddel voor goederenvervoer (vaak een voertuig), gemeten per afgelegde kilometer binnen de gemeente Utrecht;

  • e.

    emissie-uitstoot: de uitstoot van de emissies CO2 (koolstofdioxide), NOx (stikstofoxide) of fijn stof door gebruik van brandstof tijdens het goederenvervoer;

  • f.

    productiemiddel: een fysiek object, bijvoorbeeld een voertuig, waarmee goederen verplaatst worden;

  • g.

    proces: het geheel van activiteiten waarmee goederen van, naar en in de gemeente Utrecht vervoerd worden. Ook middelen ten behoeve van transport worden tot het proces gerekend;

  • h.

    haalbaarheidsstudie: een studie waarin de praktische haalbaarheid van een logistiek concept (van goederenvervoer) wordt beoordeeld;

  • i.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht.

Artikel 2 Beleidsdoelstelling

  • 1. Doel van de subsidie is bedrijven te stimuleren te investeren in het meer duurzaam en effectief afwikkelen van het goederenvervoer van, naar en in de gemeente Utrecht.

  • 2. De investering dient te leiden tot een vermindering van het brandstofgebruik en/of emissie-uitstoot per vervoerd product van, naar en in de gemeente Utrecht.

  • 3. Het stimuleringsfonds is opgericht als onderdeel van het Actieplan Goederenvervoer Utrecht. De doelstelling van het fonds is het goederenvervoer in de stad efficiënter en duurzamer uit te voeren.

Artikel 3 Subsidiabele activiteiten

  • 1. Er zijn twee activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen:

    • 1)

      investeringen in een proces, die leiden tot een innovatieve verbetering van het logistieke proces van goederenvervoer (zo nodig gecombineerd met de inzet van schonere productiemiddelen), waardoor het brandstofgebruik wordt verminderd, of de uitstoot van CO2, NOx of fijn stof wordt beperkt, en

    • 2)

      het uitvoeren van een haalbaarheidsstudie waarin de praktische haalbaarheid van een logistiek concept wordt beoordeeld dat een aantoonbare bijdrage aan meer duurzaam en effectief goederenvervoer van, naar en in de gemeente Utrecht beoogt.

  • 2. De verbetering van het proces moet leiden tot een besparing van tenminste 30% van het brandstofverbruik, en/of een beperking van de uitstoot van CO2, NOx of fijn stof met tenminste 30%, door goederenvervoer van, naar en in de gemeente Utrecht, ten opzichte van de situatie op het moment van het indienen van de aanvraag. Het vervangen van uitsluitend een vervoermiddel, zonder aantoonbare innovatieve verbetering van het overige deel van het proces, is niet subsidiabel. Het moet altijd gepaard gaan met een substantiële innovatieve aanpassing van het proces van goederenlevering.

  • 3. De uitvoering van een haalbaarheidsstudie moet gericht zijn op het onderzoeken van een innovatief logistiek concept voor het goederenvervoer van, naar en in de gemeente Utrecht, met als uitgangspunt het behalen van een besparing van tenminste 30% van het brandstofverbruik of een beperking van de uitstoot van CO2, NOx of fijn stof met tenminste 30%.

  • 4. Het is mogelijk voor beide te subsidiëren activiteiten een aanvraag in te dienen, mits de initiatieven aantoonbaar verschillen en niet tot dubbele ondersteuning leiden.

  • 5. Een activiteit is niet subsidiabel indien niet een substantieel deel van het goederenvervoer binnen de grenzen van de gemeente Utrecht plaats vindt. Dit geldt niet voor vervoer over het water of per spoor, mits de gesubsidieerde activiteit leidt tot een substantiële verlaging het brandstofverbruik of een beperking van de uitstoot van CO2, NOx of fijn stof binnen de gemeente Utrecht.

Artikel 4 Definitie aanvrager subsidie

De subsidie wordt slechts verstrekt aan natuurlijke- en rechtspersonen, die aantoonbaar op bedrijfsmatige grondslag, goederen van, naar en in de gemeente Utrecht vervoeren of laten vervoeren in de jaren 2012 en/of 2013.

Artikel 5 Vaststelling subsidieplafond

  • 1. Voor de periode 2012-201 3 is het budget voor investeringen in verbetering van het proces EUR 390.000,00. Dit budget is in twee tranches verdeeld. Het budget voor de eerste tranche is maximaal EUR 210.000,00 van het budget. Het budget voor de tweede tranche is het restant van dat budget.

  • 2. Voor de periode 2012-2013 is het budget voor haalbaarheidsstudies EUR 80.000,00. Dit budget is in twee tranches verdeeld. Het budget voor de eerste tranche is maximaal EUR 40.000,00 van het totale budget. Het budget voor de tweede tranche is het restant van dat budget.

Artikel 6 Aanvraag van een subsidie

Voor het aanvragen van subsidie moet het aanvraagformulier worden gebruikt dat door of namens het college is vastgesteld. Daarin is aangegeven hoe en op welke manier de informatie moet worden verstrekt.

Artikel 7 Voorwaarden subsidieverlening

  • 1. Aanvragen voor het verkrijgen van een subsidie moeten aan de volgende voorwaarden voldoen:

  • · het initiatief moet vernieuwend en aanvullend zijn ten opzichte van de situatie op het moment van het indienen van de aanvraag;

  • · er is sprake van een eenmalige ondersteuning;

  • · er is niet eerder een subsidie of een bijdrage voor dezelfde investering verleend door ons college of een ander overheidsorgaan;

  • · de investering is nog niet gepleegd;

  • · de investering is niet gericht op een reguliere instandhoudingstaak van de gemeente of een ander overheidsorgaan;

  • · er mag geen sprake zijn van onaanvaardbare staatsteun, de ondernemer dient de minimus-verklaring te kunnen afgeven.

  • 2. Er is geen recht op subsidie voor zover door ons college of een ander overheidsorgaan een subsidie voor dezelfde investering is verleend of zal worden verleend (zoals subsidie voor de aanschaffing van schonere voertuigen).

  • 3. Het proces of de haalbaarheidstudie moet binnen drie maanden na subsidieverlening aanvangen en binnen vijftien maanden na start zijn voltooid.

Artikel 8 Beoordelingscriteria en besluitvorming

1.Een tranche van het budget wordt toegekend aan aanvragen die naar het oordeel van het college het beste aan de onderstaande criteria voldoen:

De mate waarin door verbetering van het proces of de haalbaarheidsstudie daadwerkelijk een besparing wordt bereikt van tenminste 30% van het brandstofverbruik, in vergelijking met de situatie voor de aanvraag, of 30% minder uitstoot van CO2, NOx of fijn stof, op het grondgebied van de gemeente Utrecht (deze laatste voorwaarde geldt niet voor transport over water of per spoor). Hoe hoger de besparing of beperking in uitstoot - hoe hoger de score. Hierbij wordt de volgende score gehanteerd:

Besparing score

30% 6

30-40% 7

40-50% 8

50-70% 9

70-100% 10

telt mee voor 50%

De mate waarin er met de verbetering van het proces of de haalbaarheidsstudie iets nieuws wordt ontwikkeld dat bijdraagt aan een efficiënt en duurzaam goederenvervoer van naar en in de gemeente Utrecht en de mate waarin bij het proces of de haalbaarheidstudie meerdere organisaties samenwerken

telt mee voor 30%

De kwaliteit van het projectplan en -organisatie. In het projectplan moet aangetoond worden op welke wijze de beoogde verbetering van het proces/de haalbaarheidstudie wordt gerealiseerd. Er moet duidelijk worden wat het (gewenste) effect is van de nieuwe verbetering van het proces of haalbaarheidsstudie Hiervoor moet, afhankelijk van de gekozen aanpak, een passende en sluitende methode voor worden opgesteld, het liefst ondersteund via dataverzameling.

telt mee voor 10%

De wijze waarop de resultaten worden uitgedragen en gecommuniceerd richting geïnteresseerde partijen. Via het stimuleringsfonds wil de gemeente Utrecht aan derden laten zien dat het goederenvervoer van, naar en in de gemeente Utrecht duurzamer en effectiever kan. Uit de aanvraag moet blijken dat de deelnemende partijen zich hier actief voor inzetten, via bijvoorbeeld medewerking aan nieuwsbrieven of eigen nieuwsbrieven, deelname aan interviews en seminar, bereid zijn op te treden als 'ambassadeur' en over de case te vertellen, et cetera.

telt mee voor 10%

2.Indien en voor zover de aanvragen naar het oordeel van het college onvoldoende bijdragen aan de doelstellingen of een ongunstige prijs-kwaliteitverhouding hebben, wordt er geen subsidie verleend.

Artikel 9 Hoogte en toekenning van de subsidie

  • 1. De hoogte van de subsidie voor een verbetering van een proces bedraagt maximaal 50% van de investering, met een maximum van EUR 30.000,00 subsidie per aanvraag.

  • 2. De hoogte van de subsidie voor een haalbaarheidstudie bedraagt maximaal 50% van de kosten van de haalbaarheidsstudie, met een maximum van EUR 20.000,00 subsidie per aanvraag.

Artikel 10 Indiening van de subsidie aanvraag

  • 1. Door of namens ons college wordt de periode vastgesteld waarbinnen men aanvragen voor subsidie kan indienden.

  • 2. Alle aanvragen moeten worden ingediend bij het college.

  • 3. Aanvragen die voor de eerste tranche te laat worden ingediend, kunnen opnieuw worden ingediend voor de tweede tranche. Aanvragen uit de tweede tranche die te laat zijn ingediend, worden niet in behandeling genomen.

  • 4. Indien een aanvraag onvolledig wordt ingediend, kan het college de aanvrager, indien het college dat wenselijk acht, verzoeken de aanvraag aan te vullen. Indien de aanvrager dat niet doet, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen, tenzij het, naar het oordeel van het college, om zeer beperkte onvolledigheden gaat.

Artikel 11 Betaling van de subsidie

  • 1. De financiering wordt voor 50% betaald bij toekenning van de subsidieaanvraag, en voor 50% (na voltooiing van de subsidiabele activiteiten) bij de vaststelling van de subsidie.

  • 2. Bij voltooiing van de activiteiten waarvoor subsidie is toegekend, dient de ontvanger van de subsidie een eindrapportage te verschaffen die in ieder geval bevat:

    • -

      de gedane investeringen waarvoor de subsidie uit het Stimuleringsfonds is gebruikt;

    • -

      een beschrijving van de verbeterde of bestudeerde goederenvervoeractiviteiten gedurende het project;

    • -

      een evaluatie van de resultaten van het project, met de focus op minder brandstofverbruik of een lagere emissie-uitstoot;

    • -

      de rekeningen en betalingsbewijzen met betrekking tot de werkzaamheden.

  • 3. Bij de eindrapportage toont de aanvrager aan dat de werkzaamheden hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de financiering verbonden verplichtingen.

Artikel 12 Slotbepalingen

  • 1.

    Deze beleidsregel kan worden aangehaald als: Beleidsregel Stimuleringsfonds duurzame stadsdistributie 2012/2013.

  • 2.

    Deze beleidsregel treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking.

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht op 9 oktober 2012.

De secretaris, De burgemeester.

Drs. M.R. Schurink Mr. A. Wolfsen

Bekendmaking is geschied op 7november 2012.

Deze beleidsregel treedt in werking op 8 november 2012

BIJLAGE BEHOREND BIJ GEMEENTEBLAD VAN UTRECHT 2012, NR. 72

TOELICHTING

Algemeen

De gemeente Utrecht heeft in 2009 een Actieplan opgesteld voor een meer duurzaam en effectief goederenvervoer binnen de stadsgrenzen. Dit Actieplan Goederenvervoer (AP GVV) erkent dat een goede bevoorrading van essentieel belang is voor de gemeente Utrecht, als voorwaarde voor het economisch functioneren van de stad en als bron van werkgelegenheid. Maar het goederenvervoer in de stad veroorzaakt ook hinder op het gebied van luchtkwaliteit, geluid en verkeersveiligheid. Daarom streeft de gemeente Utrecht samen met het bedrijfsleven naar het kwalitatief steeds duurzamer afwikkelen van het goederenvervoer in de stad, waarmee de gemeente een bijdrage wil leveren aan:

Energiereductie: een vermindering van het gebruik van fossiele brandstoffen door de sector, hetzij door efficiency (dezelfde soort brandstof, maar minder liter per km) of door effectiviteit (vervangende brandstof, bijv. biodiesel, aardgas, hybride/elektrisch).

Kwaliteit van de leefomgeving: een beperking van de druk op het milieu, minder/ander brandstofverbruik zorgt voor verbetering van de luchtkwaliteit door minder emissies en minder geluidsoverlast.

Leefbaarheid: een bijdrage aan het welzijn van de burgers door een hogere veiligheid en minder overlast van vrachtverkeer.

De gemeente Utrecht bepaalt de spelregels voor het goederenvervoer in en de bevoorrading van de stad, maar de daadwerkelijke uitvoering van het goederenvervoer ligt bij bedrijven. Om succes te boeken met het AP GVV en de doelstellingen te behalen is het daarom noodzakelijk dat bedrijven het initiatief nemen om te investeren in een duurzame afwikkeling van het goederenvervoer in de stad. Dit kan op verschillende manieren:

  • 1.

    Productiemiddel: door te investeren in een schoner en/of slimmer productiemiddel; dit kan een voertuig zijn met bijvoorbeeld biodiesel, (aard)gas of elektriciteit als brandstof. Ook een hybride voertuig, waar verschillende brandstoffen door elkaar kunnen worden gebruikt, biedt mogelijkheden. Duurzame verbeteringen kunnen ook plaatsvinden in de motor of transmissie, of het ontwerp of uitvoering van het voertuig of van bijvoorbeeld overslagsystemen.

  • 2.

    Processen: logistieke processen kunnen duurzamer ingericht worden. Dit kan door (1) te investeren in terreinen, faciliteiten of hardware/software, die de duurzame afwikkeling kunnen ondersteunen. Hierbij kan gedacht worden aan terreinen voor afleverpunten of ontkoppeling/herkoppeling trailers, gedeelde laad/losperrons, en/of software voor ketenregie. Een tweede mogelijkheid is om (2) nieuwe concepten voor bevoorrading op te zetten (bijvoorbeeld de Cargohopper), hierbij gaat het om multimodale ketens waarbij bijvoorbeeld binnenvaart wordt ingezet en vrachten waar mogelijk te bundelen.

Bedrijven nemen hierbij de lead, maar vanuit haar doelstellingen kan de gemeente Utrecht dit soort investeringen stimuleren. Op deze wijze kan een win-win situatie behaald worden, waarbij zowel bedrijven als burgers profiteren van een meer duurzame afwikkeling van goederenvervoer en bevoorrading in de stad.

Oprichting Stimuleringsfonds: omdat een duurzaam goederenvervoer in en bevoorrading van de stad Utrecht op de lange termijn voordelig uitpakt voor zowel bedrijven als burgers, is de gemeente een warm voorstander van activiteiten op dit vlak. Echter, de investeringskosten van bedrijven gaan vaak voor de baat uit, en vanwege onder meer het huidig economische klimaat kunnen bedrijven in de verleiding komen om investeringen in duurzaam goederenvervoer en bevoorrading voorlopig uit of zelfs af te stellen. Hierdoor worden goederenvervoer en bevoorrading in de stad in een minder snel tempo duurzaam, hetgeen nadelige gevolgen heeft voor de burgers.

Om deze reden heeft de gemeente Utrecht besloten tot het oprichten van een Stimuleringsfonds, om zo een deel van de investeringen van bedrijven om duurzamer en effectiever goederenvervoer en bevoorrading in de stad Utrecht uit te voeren te compenseren. Bedrijven kunnen met een concreet duurzaam investeringsidee in aanmerking komen voor gedeeltelijke subsidie vanuit het Stimuleringsfonds.

Artikelgewijze toelichting

Artikel 2 Beleidsdoelstelling

Doelstelling: de te stimuleren projecten en/of maatregelen moeten leiden tot een vermindering van het brandstofgebruik en uitstoot per vervoerd product in de binnenstad. Deze vermindering moet tenminste 30% zijn van het brandstofverbruik in de situatie voor de pilot of investering, of 30% minder uitstoot van CO2, NOx of fijn stof, beiden op het grondgebied van de gemeente Utrecht (*). De keuze is aan de aanvrager. Deze besparing mag op verschillende manieren bereikt worden, bijvoorbeeld door gebruik van alternatieve technieken, bedrijfsvoering of brandstoffen, inzet van nieuwe technologie en/of bundeling van goederenstromen in één voertuig.

(*) In het geval van de inzet van multimodaal transport mag het ook gedeeltelijk buiten het grondgebied van de gemeente zijn, mits de gesubsidieerde activiteit leidt tot een substantiële bijdrage aan duurzaam goederentransport in de gemeente Utrecht.

Er is voor deze praktische doelstelling gekozen, omdat het terugdringen van het brandstofverbruik in de praktijk door bedrijven goed te meten is, evenals de hoeveelheden vervoerde goederen. Als er alternatieve brandstoffen worden gebruikt, is het lastig om brandstof te besparen, maar dan valt met het gebruik betrekkelijk gemakkelijk de besparing op CO2, NOx of fijn stof te berekenen ten opzichte van de oude situatie. Op deze wijze kunnen de resultaten van de projecten die ondersteund worden door het Stimuleringsfonds ook cijfermatig verantwoord worden.

Artikel 3 Subsidiabele activiteiten

Er is gekozen voor het ondersteunen van twee soorten activiteiten:

(1) het plegen van een investering in een verbetering van een proces, waarbij als onderdeel een productiemiddel kan worden aangeschaft of vervangen en

(2) het uitvoeren van een haalbaarheidsstudie.

Voor het plegen van een investering in een verbetering van een proces, kunnen diverse maatregelen in aanmerking komen. Bijvoorbeeld investering in organisatie of materialen en voorzieningen om bundeling van goederenvervoer mogelijk te maken. Ook overstap op deels multimodaal vervoer kan leiden tot minder brandstofverbruik per eenheid vervoerd gewicht. Introductie van nieuwe concepten in organisatie, samenwerking of vervoerstechnieken kunnen ook aan het gestelde doel bijdragen en daarmee voor subsidie in aanmerking komen.

Een onderdeel van het project kan het aanschaffen of vervangen van een productiemiddel (bijv. auto) zijn. Alleen het vervangen van een vervoersmiddel is niet innovatief en komt daarom niet in aanmerking voor subsidie.

Daarnaast kunnen ook haalbaarheidsstudies gefinancierd worden naar de mogelijkheid van betere processen/faciliteiten.

Het behaalde resultaat van de gesubsidieerde activiteit moet binnen de grenzen van gemeente Utrecht merkbaar zijn. Voor subsidies ten behoeve van wegtransport geldt dat voor een 'substantieel' deel (>50%). Water- en railtransport worden meestal over grotere afstanden uitgevoerd en de mogelijkheden hiervan binnen de stad zijn relatief beperkt. Daarom geldt deze voorwaarde voor dit soort transport niet. Wel moet het initiatief betrekking hebben op een bedrijf binnen de gemeente of transport dat door de gemeente voert.

Artikel 5 Vaststelling subsidieplafond

Voor de verlenen van de subsidie is EUR 470.000, 00 beschikbaar, waarvan EUR 390.000,00 voor investeringen in verbetering van het proces, waaronder productiemiddelen, en EUR 80.000,00 voor haalbaarheidsstudies.

Dit budget is voor beide activiteiten in twee tranches verdeeld. Het budget voor de eerste tranche voor investeringen in verbetering van het proces is maximaal EUR 210.000,00 van het totale budget. Het budget voor de tweede tranche is het restant van het budget. Het budget voor de eerste tranche voor haalbaarheidsstudies is maximaal EUR 40.000,00 van het totale budget. Het budget voor de tweede tranche is het restant van het budget.

Artikel 6 Aanvraag subsidieverlening

Bij de aanvraag voor subsidieverlening, afhankelijk van de aard van het initiatief, is het verplicht gebruik te maken van het door of namens het college opgestelde aanvraagformulier. Het aanvraagformulier worden gebruikt als checklist om tot een volledige en ontvankelijke aanvraag te komen.

De aanvragen worden in eerste instantie beoordeeld op volledigheid en ontvankelijkheid. Indien een aanvraag voor initiatieven onvolledig wordt ingediend kan door of namens het college, indien wenselijk, worden gevraagd om de aanvraag aan te vullen. Indien de aanvrager dat niet doet, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen tenzij het, naar het oordeel van het college, om zeer beperkte onvolledigheden gaat.

De aanvraag voor de activiteiten die middels een subsidie financieel ondersteund worden bevat in ieder geval de volgende zaken (zie ook aanvraagformulier):

1. Basisgegevens van het project/de aanvrager:

• titel project;

• naam aanvrager (bedrijf, of consortium. In het laatste geval moet er een penvoerder zijn die namens het consortium de aanvraag indient);

• gegevens aanvrager: KvK nummer, aantal werknemers;

• een samenvatting van het project in maximaal 100 woorden;

• verwachte start- en einddatum van het project;

• gevraagde subsidie, achterliggende financiële out-of-pocket investering (in proces investering of haalbaarheidsstudie), en onderbouwing hiervan.

2. Doel en resultaat van het project, ten opzicht van huidige stand van zaken:

• achtergrond, aanleiding en doel van het project;

• de stand van zaken: overzicht van huidige beleveringen van en naar Utrecht, en hoeveel kilometers er per jaar worden afgelegd;

• de te ondernemen investering (proces investering of haalbaarheidsstudie);

• het verwachte effect van de investering op de beleveringen in de toekomst van en naar Utrecht;

• het verwacht resultaat van het project: de keuze is of er een besparing geboekt wordt op: minimaal 30% van het brandstofverbruik in vergelijking met de situatie voor de pilot of investering, of: minimaal 30% minder uitstoot van CO2, NOx of fijn stof door inzet van alternatieve brandstoffen of andere vervoersmodaliteiten, berekend voor het grondgebied van de gemeente Utrecht.

Organisatie van het project:

• beschrijving opzet projectorganisatie (voor een consortium: inclusief getekende samenwerkingsverklaring);

• detaillering doorlooptijd van het project;

• stappenplan van activiteiten in het project;

• begroting project;

• voorstel tot communiceren en uitdragen van de projectresultaten richting andere partijen.

3. Wijze van gegevensverzameling

Bij subsidie voor een investering in een verbetering van een proces moet met kwantitatieve gegevens inzicht worden geven in het behaalde resultaat van het project. Er moet een beschrijving worden gegeven welke meetgegevens in de startsituatie beschikbaar zijn. En hoe gegevens verzameld gaan worden om het effect aan te tonen van toepassing van het verbeterd proces op het brandstofverbruik en/of de emissie-uitstoot.

Bij subsidie voor het uitvoeren van een haalbaarheidsstudie dient te worden beschreven met welke gegevens het te behalen kwantitatieve doel wordt onderbouwd.

Artikel 7 Verplichtingen bij aanvraag van een subsidie

De regeling richt zich op het duurzaam en effectief verrichten van goederenvervoer in, van en naar de gemeente Utrecht. De subsidie verstrekken we niet op een vrijblijvende wijze; aanvragers zullen zelf een aantoonbare eigen bijdrage moeten leveren. De mate van de eigen bijdrage is mede van invloed op de beoordeling van de ingediende aanvragen.

Het initiatief moet vernieuwend zijn (dit is uitgelegd in de tabel bij artikel 3).

Er komen eind 2012 van rijkswege enkele subsidieregelingen voor de aanschaf van schone(re) voertuigen ten behoeve van vrachtverkeer. Ook komen er in het kader van Actieplan Luchtkwaliteit Utrecht mogelijk enkele gemeentelijke subsidiemaatregelen ten behoeve van de aanschaf van euro 6 of elektrische voertuigen in plaats van euro 5 voertuigen. Wanneer er gebruik wordt gemaakt van deze regelingen voor hetzelfde project(onderdeel) kan er geen aanvraag meer worden ingediend voor het Stimuleringsfonds duurzame stadsdistributie. Aanvullende subsidies zijn wel toegestaan, bijvoorbeeld voor gelijklopende projecten(onderdelen) met hetzelfde doel.

Artikel 8 Besluitvorming

De subsidie wordt toegekend aan aanvragen die het beste voldoen aan de in artikel 8, eerste lid genoemde beoordelingscriteria. De aanvragen worden onderling gerangschikt. De verwachte hoeveelheid te besparen brandstof of vermindering van uitstoot is hierin mede bepalend. Op basis van deze rangschikking worden de subsidies toegekend.

Er wordt gescoord op vier thema's: brandstofbesparing/emissiebeperking, mate van innovatie, kwaliteit van het projectplan en communicatie. Het eerste thema wordt gescoord met een 6 – 10,

besparing

score

30%

6

30-40%

7

40-50%

8

50-70%

9

70-100%

10

De overige drie kwalitatieve thema's worden gescoord met zwak=6, voldoende=7, goed=8, zeer goed=9. Deze vier scores worden vervolgens opgeteld met de aangegeven weging. Dit geeft de eindscore.

Aanvagen dienen een voor Utrecht nieuw concept te bevatten. Deze regeling wil innovatie stimuleren. Collectieve aanvragen waarin meerdere partijen samen werken hebben voorkeur omdat duurzaam en efficiënt goederenvervoer van belang is voor de hele logistieke keten van producent naar consument

Aanvragen die te laat zijn ingediend voor de eerste tranche, kunnen opnieuw worden ingediend voor de tweede tranche. Daarvoor dient men wel een nieuwe aanvraag in te dienen.

Artikel 9 Hoogte en toekenning van de subsidie

De bovengrens van EUR 30.000,00 als financiële ondersteuning voor investeringen in verbetering van het proces, waaronder productiemiddelen, en van EUR 20.000,00 als financiële ondersteuning voor investeringen in haalbaarheidsstudies is gesteld om verschillende projectideeën te kunnen ondersteunen. De subsidie wordt niet op een vrijblijvende wijze verstrekt; aanvragers moeten zelf een aantoonbare eigen bijdrage leveren, ten hoogte van tenminste 50% van de investeringen. Deze eigen bijdrage mag in geld of aan de pilot bestede uren van de medewerkers zijn (van het bedrijf dat de subsidieaanvraag doet). In het laatste geval dienen de uren verantwoord te worden tegen de werkelijke bruto salariskosten + 50% van deze kosten ter dekking van de overhead. De onderbouwing van de eigen bijdrage is mede van invloed op de beoordeling van de ingediende aanvragen.

Het hangt van de subsidiabele activiteit af of én hoeveel subsidie door of namens het college beschikbaar wordt gesteld. Hiermee is een mechanisme ingebouwd om de beleidsdoelstelling van de regeling te effectueren.

Artikel 10 Indiening van de subsidie

Voor deze regeling is gekozen voor rangschikking van de initiatieven ten opzichte van elkaar om zo initiatieven die het beste passen bij de beleidsdoelstelling eerder te kunnen honoreren. Daarmee willen we de doelmatigheid van de regeling bewaken.

Artikel 11 Betaling subsidie

Zodra de werkzaamheden zijn afgerond, meldt de subsidieaanvrager dit schriftelijk bij de gemeente Utrecht. Dit kan per brief of digitaal. Bij de aanvraag voor vaststelling van subsidie moet een aantal stukken zijn bijgevoegd, die nodig zijn om tot vaststelling te kunnen overgaan, deze stukken zijn in het aanvraagformulier of de beschikking opgesomd.

Gezien de aard en doelgroep van de initiatieven is het wenselijk dat het college een voorschot verleend op de subsidie tot een maximum van 50% van het gevraagde bedrag. Aanvragers geven op het aanvraagformulier aan of zij wensen een voorschot te ontvangen. Het college zal daarna in de voorlopige beschikking de voorwaarden stellen op basis waarvan een voorschot kan worden aangevraagd.