Verordening Persoonsgebonden budget Begeleid Werken Wet sociale werkvoorziening

Geldend van 01-07-2008 t/m heden

Verordening Persoonsgebonden budget Begeleid Werken Wet sociale werkvoorziening(raadsbesluit van 26 juni 2008)

De raad van de gemeente Utrecht gelet op het voorstel van b. en w.

Overwegende,

dat de wet sociale werkvoorziening Wsw met ingang van 1 januari 2008 is gewijzigd;

dat hierbij onder andere voor Wsw-geïndiceerden in de Wsw het recht is opgenomen om bij het realiseren van een passende arbeidsplek in het kader van Begeleid Werken gebruik te maken van een persoonsgebonden budget (PGB);

Gelet op artikel 7, tiende lid van de Wet sociale werkvoorziening;

BESLUIT

vast te stellen de volgende:

VERORDENING Persoonsgebonden budget Begeleid Werken Wet sociale werkvoorziening

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht;

  • b.

    de wet: de Wet sociale werkvoorziening;

  • c.

    Wsw-geïndiceerden: personen op de wachtlijst, Wsw-werknemers werkzaam binnen het sw-bedrijf of gedetacheerd alsmede personen die reeds in begeleid werken ingevolge de Wsw werkzaam zijn;

  • d.

    begeleid werken: de arbeid bedoeld in hoofdstuk 3 van de wet;

  • e.

    persoonsgebonden budget (PGB): periodieke subsidie die het college verstrekt aan een werkgever (loonkostensubsidie) die een Wsw-geïndiceerde in reguliere dienst neemt alsmede een vergoeding voor de begeleidingsorganisatie die zorg draagt voor de noodzakelijke begeleiding op de werkplek en daarbuiten.

Artikel 2 De hoogte van de rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten

Het college stelt elk jaar voor 31 december de hoogte vast van de rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten voor elk te verstrekken persoonsgebonden budget voor het daarop volgende kalenderjaar,

Artikel 3 Het recht op een persoonsgebonden budget

  • 1. Het recht op een persoonsgebonden budget bestaat in de volgende gevallen:

    • a.

      het betreft een persoon van de wachtlijst, woonachtig in Utrecht, die op grond van zijn plaats op de wachtlijst (1e) recht heeft op een Wsw-dienstbetrekking;

    • b.

      het een Wsw-werknemer betreft, woonachtig in Utrecht die een arbeidsovereenkomst in het kader van Begeleid Werken wil aangaan;

    • c.

      het een persoon betreft, woonachtig in Utrecht, waarvoor Wsw-budget beschikbaar is;

    • d.

      het een persoon betreft, als bedoeld in het eerste lid, onder a. en b., die tegelijk met het aanvragen van een persoonsgebonden budget een werkgever aandraagt die hem/haar voor tenminste achttien uur per week en tenminste zes maanden in dienst neemt, alsmede een begeleidingsorganisatie.

  • 2. De kosten voor begeleiding en loonkostensubsidie mogen samen niet hoger zijn dan het door het college vastgestelde PGB.

Artikel 4 Voorwaarden werkgever en begeleidingsorganisatie

  • 1. Het college verstrekt op aanvraag aan iedere Wsw-geïndiceerde die daar recht op heeft een persoonsgebonden budget Begeleid Werken Wsw, indien werkgever en begeleidingsorganisatie er zorg voor dragen dat de arbeidsplaats voor de sw-geïndiceerde adequaat wordt ingevuld.

  • 2. De werkgever voldoet aan de volgende vereisten:

    • a.

      de onderneming staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Dit geldt niet voor overheidsorganisaties of daaraan gelieerde instellingen,omdat die niet bij de Kamer van Koophandel zijn of kunnen worden ingeschreven;

    • b.

      binnen de onderneming tenminste twee andere personen in loondienst arbeid verrichten, anders dan gesubsidieerde arbeid;

    • c.

      de arbeidsovereenkomst niet wordt aangegaan met een onderneming of zorginstelling waar de Wsw-geïndiceerde op grond van andere financieringsbronnen zorg geniet;

    • d.

      de aangeboden arbeidsplaats en de omvang daarvan zijn, gelet op de indicatiestelling en mogelijkheden van de sw-geïndiceerde, als passend aan te merken;

    • e.

      de duur van het dienstverband tenminste zes maanden en minimaal achttien uur per week bedraagt;

    • f.

      de salariëring van de betreffende functie is gebaseerd op de voor het bedrijf of de betreffende branche geldende CAO of arbeidsvoorwaarden;

    • g.

      de werkplek en de werkomstandigheden voldoen aan de Arbo-normen;

    • h.

      de werkgever geen werkzaamheden uitvoert die strijdig zijn met andere wetten en verordeningen;

    • i.

      de werkgever geen werkzaamheden verricht die niet of moeilijk te rijmen zijn met de publieke taak van de gemeente Utrecht.

  • 3. De begeleidingsorganisatie voldoet aan de volgende vereisten:

    • a.

      de begeleidingsorganisatie is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel;

    • b.

      de begeleidingsorganisatie en/of haar medewerkers zijn gekwalificeerd voor het begeleiden van de doelgroep, c.q. de sw-geïndiceerde voor wie het persoonsgebonden budget is bestemd;

    • c.

      de begeleidingsorganisatie heeft aantoonbare kennis en ervaring in het werkveld van arbeidstoeleiding en bemiddeling;

    • d.

      de begeleidingsorganisatie/begeleider beschikt aantoonbaar over ruime ervaring in het begeleiden van personen met specifieke kenmerken, zoals bij de Wsw-geïndiceerde het geval is (bijv. autisme, visuele of auditieve beperkingen enz.). Indien de Wsw-geïndiceerde gebruik wenst te maken van een van de begeleidingsorganisaties waarmee de gemeente Utrecht in het kader van Begeleid Werken een overeenkomst heeft, dan gelden de tussen de gemeente Utrecht en die begeleidingsorganisatie afgesproken regels;

    • e.

      De financiële bepalingen betreffende risico-uitsluiting en faillissement, zoals verwoord in zijn in overeenstemming met de aanbestedingsvoorwaarden van de gemeente Utrecht voor begeleidingsorganisaties.

Artikel 5 Vaststelling van de loonkostensubsidie aan de werkgever

  • 1. Het college stelt op voorstel van de Wsw-geïndiceerde de hoogte van de subsidie aan de werkgever vast.

  • 2. De te verstrekken loonkostensubsidie wordt bepaald op basis van de loonwaarde van de Wsw-geïndiceerde. Het college kan desgewenst de loonwaarde laten vaststellen aan de hand van een loonwaardeonderzoek. Daarbij kan een externe deskundige worden ingeschakeld. De loonkostensubsidie is gebaseerd op het brutoloon van de Wsw-geïndiceerde en mag samen met de kosten van de begeleiding niet hoger zijn dan het door het college vastgestelde bedrag PGB.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 6 en 11 van deze verordening vindt jaarlijks een loonwaardebepaling plaats als er sprake is van een dienstverband voor onbepaalde tijd,

Artikel 6 Herziening van de loonkostensubsidie

  • 1. Op verzoek van de werkgever kan het college een loonkostensubsidie herzien als hier, gelet op de ontwikkeling van de arbeidsproductiviteit van de werknemer, aanleiding voor is.

  • 2. De loonkostensubsidie kan ambtshalve worden gewijzigd als hier gerede aanleiding toe is.

  • 3. De herziening loonkostensubsidie zoals bedoeld onder het eerste en tweede lid kan plaatsvinden op basis van loonwaardeonderzoek. Het college kan hierbij externe deskundigen inschakelen.

Artikel 7 De vergoeding aan de begeleidingsorganisatie

Het college vergoedt maximaal 15% van het aantal uren dat door de Wsw-geïndiceerde bij de werkgever wordt gewerkt. In de daarop volgende jaren vindt een stapsgewijze afbouw plaats, Dit zal door partijen in onderling overleg worden vastgesteld.

Artikel 8 De vergoeding van kosten van aanpassing van de werkplek

  • 1. Aanpassingen op de werkplek die blijkens een deskundigenrapport noodzakelijk zijn en waarvan het niet redelijk is dat deze door de werkgever of de sw-geïndiceerde zelf worden gedragen kunnen voor subsidiering in aanmerking komen, onder voorwaarde dat:

    • ·

      het deskundigenrapport is opgesteld door een daartoe bevoegde en gekwalificeerde instantie;

    • ·

      de bekostiging van de voorziene aanpassingen niet bij andere instanties op grond van wettelijke regelingen kan worden gedeclareerd;

    • ·

      de voorziene aanpassing door de gemeente Utrecht is goedgekeurd;

    • ·

      de werkgever de opdrachtgever voor de aanpassingen is en deze voorshands bekostigt;

    • ·

      kosten voor aanschaffing van apparatuur, kosten voor de werkplek, scholing en kosten voorvloeiend uit ARBO-wetgeving die de werkgever uit hoofde van normaal en goed werkgeverschap voor iedere werknemer zou moeten maken komen niet in aanmerking voor vergoeding door het college.

  • 2. Bij eenmalig aanpassingen op de werkplek is een bedrag beschikbaar van maximaal EUR 2.000,00. Voorwaarde is dat er sprake moet zijn van een dienstverband voor de duur van tenminste nog twaalf maanden of onbepaalde tijd. Bij beëindiging van het dienstverband vallen aanpassingen in de zin van roerende goederen terug aan de gemeente Utrecht of worden door de cliënt meegenomen naar een volgende arbeidsplaats.

  • 3. Bij periodieke betalingen aan de werkgever, verband houdend met de aanpassing, stopt de betaling na beëindiging van het dienstverband.

  • 4. Het college regelt de wijze van uitbetaling van zowel de loonkostensubsidie aan de werkgever als de kosten van begeleiding aan de betreffende begeleidingsorganisatie. Het college zal hiervoor een partij aanwijzen/contracteren die de declaraties zal verzorgen.

  • 5. Aanpassingen waarvan de kosten hoger zijn dan het in artikel 8, tweede lid genoemde bedrag komen niet voor een vergoeding in aanmerking. In dat geval wordt de arbeidsplaats als niet passend beschouwd.

Artikel 9 Het indienen van de aanvraag

  • 1. De aanvraag voor een persoonsgebonden budget wordt ingediend door middel van een volledig ingevulde aanvraag. De aanvraag wordt naast de cliënt mede-ondertekend door de werkgever en de begeleidingsorganisatie.

  • 2. De onderbouwde aanvraag moet vergezeld gaan van:

    • ·

      een kopie uit de gemeentelijke basisadministratie,

    • ·

      een kopie van een geldig identiteitsbewijs

    • ·

      een geldige Wsw-indicatie;

    • ·

      gegevens over werkgever en begeleidingsorganisatie zoais genoemd in artikel 4, tweede en derde lid;

    • ·

      een onderbouwing van de eventuele aanpassingen en de daarmee gemoeide kosten en

    • ·

      alle andere gegevens die door het college noodzakelijk worden geacht.

      3.Het college kan ten behoeve van de aanvraag een aanvraagformulier vaststellen.

Artikel 10 Beslistermijn

  • 1. Het college neemt een besluit op de aanvraag binnen vier weken na ontvangst van alle benodigde gegevens.

  • 2. Het college kan dit besluit met ten hoogste vier weken verdagen, Het college stelt de aanvrager hiervan schriftelijk in kennis,

Artikel 11 Het besluit tot verlenen van de periodieke subsidie

Het besluit tot verlening van een periodieke subsidie bevat in ieder geval:

  • a.

    de hoogte van de periodieke subsidie en de wijze waarop deze kan worden aangepast;

  • b.

    de wijze van bevoorschotting van de subsidie;

  • c.

    de verplichtingen van de werkgever en

  • d.

    de verplichtingen van de werknemer.

Artikel 12 Het vaststellen van de subsidie

  • 1. De werkgever verstrekt binnen vier weken na afloop van het kalenderjaar, voor 1 februari, aan het college een schriftelijke opgave van het door hem in het voorgaande jaar betaalde bruto CAO-loon van de Wsw-geïndiceerde, vermeerderd met alle werkgeverslasten en de ontvangen loonkostensubsidie.

  • 2. Deze gegevens worden verwerkt in de Wsw-verantwoording, die jaarlijks door de gemeenteraad bij de jaarrekening wordt vastgesteld.

  • 3. Het college kan aanvullende voorwaarden ten aanzien van de Wsw-verantwoording stellen.

Artikel 13 Betaling Persoonsgebonden Budget

  • 1. De loonkostensubsidie wordt overeenkomstig de vaststelling, volgens artikel 5, eerste lid, na ieder kwartaal betaald, onder verrekening van eventueel betaalde voorschotten.

  • 2. De begeleidingskosten worden op factuurbasis vergoed. Hierover worden met de begeleidingsorganisatie nadere afspraken gemaakt,

Artikel 14 Verplichtingen van de werkgever

  • 1. De werkgever doet onmiddellijk schriftelijk mededeling aan het college van alle feiten en omstandigheden die van belang kunnen zijn voorde verstrekking van de subsidie,

  • 2. De werkgever bewaart alle bewijsstukken die aan de subsidieverstrekking ten grondslag liggen tenminste vijf jaren na vaststelling van de subsidie en stelt deze op verzoek ter beschikking aan het college voor controledoeleinden.

Artikel 15 Bijzondere gevallen

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 16 Citeertitel

  • 1.

    Deze verordening wordt aangehaald als: de Verordening Persoonsgebonden Budget Begeleid Werken Gemeente Utrecht.

  • 2.

    Zij treedt in werking op 1 juli 2008.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 26 juni 2008.

De griffier, De burgemeester,

Drs. A.A.H. Smits Mr. A. Wolfsen

Bekendmaking is geschied op 9 juli 2008.

Deze verordening is in werking getreden op 1 juli 2008.

BIJLAGEN BEHOREND BIJ GEMEENTEBLAD VAN UTRECHT 2008, NR. 32

Toelichting

Toelichting bij de Verordening Persoonsgebonden Budget Begeleid Werken Wsw, gemeente Utrecht.

Inleiding.

Op 1 januari 2008 is de herziene Wet sociale werkvoorziening (Wsw) onder de naam "modernisering Wsw"inwerking getreden. Deze wet bevordert dat Wsw-geïndiceerden meer in een meer reguliere omgeving gaan werken. Om deze doelstelling te verwezenlijken voert de wet enkele belangrijke wijzigingen door. Zo worden regie en sturing op de Wsw, nog meer dan voorheen, in handen gelegd van gemeenten. Een tweede verandering heeft betrekking op het geven van meer rechten en keuzemogelijkheden aan Wsw-geïndiceerden, waaronder het recht op een persoonsgebonden budget (PGB) om begeleid werken te realiseren. De randvoorwaarden voor het persoonsgebonden budget begeleid werken zijn geregeld in artikel 7 van deze 'moderniseringswet'. In het tiende lid van dit artikel is bepaald dat gemeenten voor de uitwerking van dit recht een verordening dienen op te stellen. Gemeenteraden moeten binnen zes maanden na het in werking treden van de wet de verordening hebben vastgesteld.

Twee vormen van begeleid werken.

Sinds 1998 kent de Wsw de mogelijkheid van begeleid werken door Wsw-geïndiceerden bij een reguliere werkgever. Het begeleid werken was onder de oude wet geregeld in het Besluit uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken. Bij deze vorm van begeleid werken worden begeleid werkenplekken tot stand gebracht door de gemeente. Deze wijze van tot stand brengen van begeleid werken blijft ook onder de nieuwe wet bestaan.

Naast het begeleid werken dat door de gemeente tot stand wordt gebracht en waarvan iedere Wsw-geïndiceerde in principe gebruik kan maken, introduceert de nieuwe Wsw het begeleid werken via de figuur van het persoonsgebonden budget (PGB). Tussen de beide vormen van begeleid werken bestaan een aantal verschillen. Zo is begeleid werken met een PGB als een recht voor elke Wsw-geïndiceerde geformuleerd. Deze heeft recht op begeleid werken met een PGB als de aanvraag aan de wettelijke eisen en de daarop gebaseerde gemeentelijke verordening voldoet, Bovendien ligt bij het begeleid werken met een PGB het initiatief bij de Wsw-geïndiceerde zelf.

De Wsw-geïndiceerde, of iemand namens hem/haar, zal een PGB bij de gemeente moeten aanvragen en om dit te kunnen doen zal hij/zij zelf een werkgever en een begeleidingsorganisatie moeten aandragen, de werkplekaanpassing moeten regelen, dan wel daar een voorstel voor moeten doen. Als een Wsw-geïndiceerde een werkgever vindt die hem/haar een adequate werkplek aanbiedt, de begeleiding op de werkplek adequaat wordt geregeld en de kosten van begeleid werken binnen het beschikbare budget vallen, dan is de gemeente (na de aanvraag te hebben beoordeeld) verplicht de wens van de Wsw-geïndiceerde te honoreren.

Iedere Wsw-geïndiceerde komt in beginsel in aanmerking voor begeleid werken met een PGB. Voor personen op de wachtlijst geldt dat zij pas van het PGB gebruik kunnen maken als zij op grond van hun plek op de wachtlijst aan de beurt zijn, Voor het beroep op een PGB is geen begeleid werkenadvies van het CWI vereist. Hij of zij hoeft daarvoor dus niet een positief advies begeleid werken te hebben gekregen. Een Wsw-indicatie volstaat. Ook een Wsw-werknemer met een bestaand dienstverband kan een beroep doen op een PGB. Beschikbaarstelling van het PGB gaat echter pas in op het moment dat de Wsw-dienstbetrekking is beëindigd en de persoon in dienst treedt bij een andere werkgever. Voor personen die reeds begeleid werken maar van werkgever en/of van begeleidingsorganisatie willen veranderen geldt hetzelfde. Het verschil tussen begeleid werken dat door de gemeente wordt georganiseerd en begeleid werken met een PGB is in principe uitsluitend gelegen in de procedurele wijze waarop een begeleid werkenplek tot stand wordt gebracht. Als de begeleid werkenplek eenmaal is gerealiseerd zijn er in beginsel geen verschillen. Dit betekent dat gemeenten bij het stellen van regels voor begeleid werken met een PGB zoveel mogelijk kunnen aansluiten bij de wijze waarop zij in het algemeen het begeleid werken organiseren.

Het begeleid werken met een PGB wordt geregeld in artikel 7 van de Wet sociale werkvoorziening. Het uitgangspunt van de wet is dat een Wsw-geïndiceerde recht heeft op begeleid werken met een PGB, maar het PGB is geen rugzakje; de Wsw-geïndiceerde krijgt geen budget mee. In feit moet het PGB zoals hier bedoeld dan ook eerder gezien worden als een persoonsvolgend budget. Het PGB wordt aangevraagd door de Wsw-geïndiceerde, maar de subsidie en vergoeding worden verstrekt aan de werkgever respectievelijk de begeleidingsorganisatie. Het college heeft de bevoegdheid om op grond van de wet en de voorwaarden in deze verordening te toetsen of het aangevraagde bedrag voor het PGB nodig is om de betreffende Wsw-geïndiceerde op een adequate wijze begeleid te laten werken.

Het uitgangspunt van de wet is dat een Wsw-geïndiceerde enerzijds recht heeft op begeleid werken met een PGB. Anderzijds heeft het college de verantwoordelijkheid voor het zo efficiënt en effectief inzetten van publieke middelen en het realiseren van de jaarlijkse (rijks) taakstellingen Wsw-plaatsen.

Het bestaan van een PGB ontslaat het college ook niet van de zorgplicht zoals die is geformuleerd in artikel 1, lid 3 van de wet: "Het college draagt er zorg voor dat aan zoveel mogelijk Ingezetenen die geïndiceerd zijn een dienstbetrekking wordt aangeboden voor het verrichten van arbeid onder aangepaste omstandigheden".

Het PGB bestaat lift drie bestanddelen:

  • 1.

    Een periodieke subsidie aan de werkgever waar de Wsw-geïndiceerde in dienst is. Deze subsidie is primaire bedoeld als een tegemoetkoming in de loonkosten in verband met de geringere arbeidsproductiviteit.

  • 2.

    Een periodieke vergoeding aan de begeleidingsorganisatie die de begeleiding van de Wsw-geïndiceerde verzorgt.

  • 3.

    Een vergoeding voor eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder de arbeid wordt verricht. Hieronder worden bijvoorbeeld kosten verstaan die gemaakt worden voor technische aanpassingen in de werkplek. Gemeenten kunnen deze vergoedingen verstrekken,ze zijn daartoe niet verplicht.

Onderwerpen die in ieder geval geregeld moeten worden in de verordening:

  • 1.

    De wijze waarop de hoogte van de periodiek subsidie aan de werkgever dient te worden vastgesteld;

  • 2.

    De hoogte van de voor het college rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten omgerekend op jaarbasis.

  • 3.

    De voorwaarden waaronder het college aan de werkgever een vergoeding verstrekt voor de eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing op de werkplek.

  • 4.

    De voorwaarden waaronder het college een begeleidingsorganisatie inschakelt die door de Wsw-geïndiceerde zelf is aangewezen.

Naast deze vier verplichte onderwerpen kunnen gemeenten nog een aantal zaken in hun verordening regelen of daaraan in ieder geval aandacht besteden als ze het PGB gaan regelen. Het gaat dan om voorwaarden die de gemeente kan stellen aan de werkgever en de werkplek van de Wsw-geïndiceerde. Het college zal bij elke aanvraag van een PGB moeten beoordelen of de werkgever de voorgestelde inpassing in de arbeid adequaat kan verzorgen. In verband hiermee kan de gemeente eisen stellen aan de werkgever en de door hem aangeboden werkplek. Omdat begeleid werken met een PGB een recht is voor alle Wsw-geïndiceerden, zullen eventuele voorwaarden waaronder dit recht kan worden gerealiseerd bij verordening moeten worden geregeld.

Keuzes gemeente Utrecht.

  • 3.

    Bij de totstandkoming van het PGB begeleid werken heeft de gemeente Utrecht zich laten leiden door haar ervaring met de 'gemeentelijke' trajecten begeleid werken. De verordening is dan ook gebaseerd op de keuzes en werkwijze zoals opgedaan in de afgelopen jaren.

  • 4.

    De gemeente Utrecht heeft de afgelopen jaren veel inspanningen gepleegd om zoveel mogelijk mensen richting begeleid werken te krijgen. Helaas hebben al deze inspanningen slechts geleid tot een beperkt aantal arbeidsovereenkomsten. Niet de gemeente Utrecht of het sw-bedrijf houden uitstroom richting begeleid werken tegen maar vaak willen mensen zelf niet. Het is dan ook maar zeer de vraag of veel personen gebruik zullen maken van het PGB begeleid werken. Bovendien komt een PGB pas beschikbaar als de persoon op grond van zijn plaats op de wachtlijst aan de beurt is om in de Wsw in te stromen. De verwachting is dan ook dat slechts een enkeling van deze mogelijkheid gebruik zal willen maken.

  • 5.

    Rekening houdend met de kosten van de gemeentelijke trajecten begeleid werken wordt voorgesteld om het PGB voor de periode 1 juli 2008 tot en met 31 december 2009 vast te stellen op EUR 19.000,00 exclusief de eventuele eenmalige aanpassing van EUR 2.000,00 maar inclusief BTW.

  • 6.

    Binnen het vastgestelde bedrag PGB moeten zowel de loonkostensubsidie aan de werkgever als de kosten van de begeleidingsorganisatie worden betaald Een hoge loonkostensubsidie leidt dus tot minder uren begeleiding en andersom. Daarnaast is in wet- en regelgeving vastgelegd dat om voor begeleid werken in aanmerking te komen het percentage van 15% begeleidingstijd (gebaseerd op het aantal uren dat men werkt) niet mag worden overschreden.

  • 7.

    Conform hetgeen daarover in de moderniseringswet is vastgelegd mag de gemeente Utrecht een PGB alleen toekennen aan die personen die als inwoner van Utrecht staan ingeschreven. Bij een eventuele verhuizing komt het PGB na twee jaar voor rekening van de woongemeente. Dit geldt ook voor ie personen die werkzaam zijn via de 'gemeentelijke' trajecten beleid werken. Het gevolg kan zijn dat de gemeente Utrecht moet werken met contracten en afspraken die door anderen zijn gemaakt en eigenlijk niet passen bij de beleidskeuzes van de gemeente Utrecht. (Vanzelfsprekend is dit ook van toepassing op gemeenten die met de contracten of het PGB van de gemeente Utrecht moeten werken.)

ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING.

Artikel 1

In artikel 1 is een beperkt aantal begrippen opgenomen, omdat de wet voldoende duidelijk is over gehanteerde termen en begrippen. Een uitgebreide(re) begrippenlijst is daarom overbodig.

Artikel 2

Artikel 7, tiende lid, onderdeel b, Wsw bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de hoogte van de voor het college rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten omgerekend op jaarbasis. Artikel 2 van deze verordening vormt de uitwerking van deze verplichting. In dit artikel wordt bepaald dat het college elk jaar de hoogte van de gemeentelijke uitvoeringskosten van begeleid werken met een PGB vaststelt. De gemeente bepaalt zelf welke uitvoeringskosten het toekennen van een PGB aan een Wsw-geïndiceerde voor de gemeente met zich meebrengt. De wet geeft niet aan wat precies onder uitvoeringskosten moet worden verstaan. Het moet in ieder geval gaan om kosten die rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden zijn (artikel 7, tweede lid, onderdeel b, Wsw). Daarbij kan worden gedacht aan kosten in verband met de volgende activiteiten:

  • ·

    het beoordelen van aanvragen voor een PGB;

  • ·

    de administratieve handelingen in verband met het verstrekken van subsidies en vergoedingen in het kader van het PGB;

  • ·

    het monitoren van het begeleid werken met een PGB;

  • ·

    het tussentijds bepalen van loonwaarde;

  • ·

    inschakelen deskundige voor het beoordelen van de loonwaarde;

  • ·

    het voeren van (tussentijdse) gesprekken met begeleidingsorganisatie en werkgever;

  • ·

    frictiekosten sw-organisatie bij uitstroom werknemers.

De uitvoeringskosten worden afgetrokken van het bedrag dat de gemeente (gemiddeld) per Wsw-geïndiceerde van het rijk ontvangt, waarbij ook rekening wordt gehouden met de mate van arbeidshandicap. Het bedrag dat de gemeente (gemiddeld) per Wsw-geïndiceerde van het rijk ontvangt minus de (gemiddelde) uitvoeringskosten per Wsw-geïndiceerde levert vervolgens het bedrag op dat de gemeente in beginsel beschikbaar heeft voor een PGB.

Voor het jaar 2008 was het formeel niet mogelijk om het budget voor uitvoeringskosten voor 31 december van het voorafgaande jaar vast te stellen. De verordening was toen immers nog niet van kracht. Op grond van de wet moet zij in werking treden binnen zes maanden nadat de wet in werking is getreden. Deze verordening moet dus uiterlijk voor 1 juli 2008 zijn vastgesteld en bij de besluitvorming over de verordening wordt dan ook het besluit over de hoogte van de uitvoeringskosten aan de raad voorgelegd.

Artikel 3

Aan het recht op een persoonsgebonden budget is een aantal voorwaarden verbonden. Wanneer het om een persoon op de wachtlijst gaat, kan deze alleen maar een PGB aanvragen als hij op de eerste positie van de wachtlijst staat en aan de beurt is om geplaatst te worden. In aanvulling daarop is in het derde lid vastgelegd dat er ook daadwerkelijk Wsw-budget beschikbaar moet zijn, Anders gezegd, de persoon kan van de wachtlijst af doorstromen naar een beschikbare vrije Wsw-plaats. In het vierde lid is een ondergrens opgenomen voor de contractomvang waarbij het aanvragen van een PGB open staat. Het stelsel van de PGB gaat uit van de veronderstelling dat een Wsw-geïndiceerde zelf met een werkgever aankomt

Artikel 4

Het college zal bij elke aanvraag van een PGB moeten beoordelen of de inpassing in de arbeid van betrokkene, met inbegrip van begeleiding op zijn werkplek adequaat door de werkgever wordt verzorgd (artikel 7, eerste lid, Wsw). In verband hiermee stelt de gemeente Utrecht eisen aan de werkgever en de door hem aangeboden werkplek. Op grond van artikel 7, tiende lid, Wsw dient de gemeenteraad in zijn verordening de voorwaarden te regelen waaronder het college een begeleidingsorganisatie inschakelt die door de Wsw-geïndiceerde is aangewezen. Beiden zijn uitgewerkt in artikel 4. Omdat het rijk de bonus voor begeleid werken pas uitkeert als er sprake is van een dienstverband van zes maanden, is dat als minimale duur van het dienstverband in de verordening opgenomen.

Artikel 5

In dit artikel liggen de regels vast die zijn gesteld met betrekking tot de wijze waarop de hoogte van de periodieke subsidie aan de werkgever dient te worden vastgesteld (artikel 7, tiende lid, onderdeel a, Wsw). De periodieke subsidie bestaat uit een loonkostensubsidie.

Het doel van de loonkostensubsidie is het verstrekken van een tegemoetkoming in de loonkosten in verband met de geringere arbeidsproductiviteit van de Wsw-geïndiceerde. Om te kunnen bepalen wat de hoogte van de loonkostensubsidie moet zijn, is inzicht nodig in de verdiencapaciteit (loonwaarde) van de betrokken Wsw-geïndiceerde. In de praktijk kan de hoogte van de loonkostensubsidie worden bepaald in onderhandeling. Daarbij wordt in veel gevallen gebruik gemaakt van bestaande methodieken voor inschatting van de loonwaarde. Ook het functieprofiel van de te vervullen functie en het daarbij behorende (CAO-)loon maken vaak deel uit van dit proces.

Ingeval er sprake is van een dienstverband voor onbepaalde tijd is het wenselijk om periodiek onderzoek te doen naar de loonwaarde, om op die manier een actueel beeld te krijgen en zo mogelijk het subsidiebedrag bij te stellen. In het derde lid is daartoe een bepaling opgenomen.

Het verstrekken van subsidies aan werkgevers kan onder bepaalde omstandigheden vallen onder staatssteun (die op grond van Europese regelgeving verboden is). Voor het verstrekken van loonkostensubsidies aan werkgevers die Wsw-geïndiceerden in dienst hebben is de Europese Vrijstellingsverordening werkgelegenheidssteun van belang. Deze Europese verordening staat toe dat maximaal 60% van de Ioonkosten wordt gesubsidieerd zonder dat daaraan een individuele loonwaardebepaling ten grondslag ligt.

Artikel 6

De productiviteit van een Wsw-geïndiceerde kan wijzigen, als deze persoon langer op een begeleid werkenplek werkzaam is. Als dat het geval is, kan de loonkostensubsidie worden aangepast. De werkgever kan dan, als de productiviteit, c.q. verdiencapaciteit van de werknemer meer of minder wordt, na overleg en met instemming van de werknemer, een verzoek indienen om de loonkostensubsidie te herzien. De werkgever moet zijn verzoek om herziening met redenen omkleden.

Ook ambtshalve kan het college, als er een gerede aanleiding is voor een (tussentijds) aanpassing van de subsidie, een hernieuwde beoordeling voor de hoogte van de subsidie doen. Dit zal zich overigens alleen in uitzonderlijke gevallen voordoen, bijvoorbeeld als er sprake is van kennelijke onredelijkheid bij handhaving van een bestaande situatie. In het derde lid is opgenomen dat er jaarlijks een loonwaardebepaling plaatsvindt als er sprake is van een dienstverband voor onbepaalde tijd. Een dergelijk onderzoek kan in intensiteit verschillen, afhankelijk van de situatie.

De herbeoordeling van de loonwaarde vindt altijd plaats op basis van een loonwaardeonderzoek, waarbij een externe deskundige kan worden ingeschakeld,

Artikel 7

De vergoedingen aan begeleidingsorganisaties vinden plaats op basis van een overeenkomst die de uitkomst is van overleg hierover.

Op basis van ervaringsgegevens blijkt dat de omvang van het aantal uren aan begeleiding in de tijd kan variëren, afhankelijk van de behoefte hieraan en de aard van de handicap. Daarom is in dit artikel de mogelijkheid opgenomen om het aantal uren aan begeleiding, en dus de vergoeding, (tijdelijk) aan te passen. Partijen (gemeente, Wsw-geïndiceerde en begeleidingsorganisatie) moeten het hier uiteraard wel over eens zijn en van te voren met elkaar afspreken dat periodieke evaluaties over aanpassingen in de omvang van het aantal begeleidingsuren plaats vinden. Op die manier kan maatwerk in de begeleiding worden geleverd.

Het aantal uren begeleiding dat wordt vergoed is in het eerste jaar gemaximeerd op 15% van het aantal uren dat de Wsw-geïndiceerde bij de werkgever werkt. In de jaren daarna wordt dat maximum omlaag gebracht. In de met de begeleidingsorganisaties af te sluiten overeenkomsten worden de percentages voor het eerste en de daarop volgende jaren vastgelegd.

ArtikeI 8

De verordening dient regels te bevatten die betrekking hebben op de voorwaarden waaronder het college aan de werkgever een vergoeding (subsidie) verstrekt voor de eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder arbeid wordt verricht (artikel 7, tiende lid, Wsw). In artikel 8 is deze verplichting uitgewerkt.

Het eerste lid bepaalt dat een eenmalige vergoeding kan worden verstrekt. Daar is een deskundigenrapport voor nodig. Het derde lid stelt een minimale duur aan het dienstverband dat de werkgever met de betrokken Wsw-geïndiceerde moet aangaan, alvorens tot investeringen wordt overgegaan.

In het vierde lid wordt een maximum gesteld aan de hoogte van de vergoeding, De gedachte hierachter is dat als de kosten boven dit bedrag uitgaan de aangeboden arbeidsplaats als niet passend moet worden beschouwd. In de praktijk zullen hierbij van geval tot geval kosten en baten tegen elkaar moeten worden afgewogen. De aard van de voorziening kan van geval tot geval verschillen en overigens ook gerelateerd zijn aan de aard van de handicap. Bovendien hoeft er niet perse sprake te zijn van aanpassingen van bouwkundige aard. Het kan ook gaan om (aangepaste) apparatuur die een Wsw-geïndiceerde kan gebruiken bij een andere werkgever.

Het vijfde lid bepaalt dat het college de wijze van uitbetaling van de vergoeding regelt. Daarbij kan worden gedacht aan de termijnen van betaling,

Artikel 9

De Wsw-geïndiceerde zal het PGB moeten aanvragen. Omdat begeleid werken met een PGB leidt tot een subsidierelatie met de werkgever (in verband met het verstrekken van een periodieke subsidie) en een contractrelatie met de begeleidingsorganisatie (in verband met het verstrekken van een periodieke vergoeding), zullen ook de werkgever en de begeleidingsorganisatie van de Wsw-geïndiceerde de aanvraag moeten ondertekenen.

Op basis van de aanvraag beslist het college vervolgens of een periodieke subsidie aan de werkgever en een periodieke vergoeding aan de begeleidingsorganisatie worden verstrekt en voor welke bedragen. Vervolgens vindt de verstrekking van de periodieke subsidie aan de werkgever plaats op basis van een beschikking en de verstrekking van een periodieke vergoeding aan de begeleidingsorganisatie op basis van een overeenkomst.

Artikel 10

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 11

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 12

Met het vaststellen van de subsidie wordt de subsidieverstrekking voor het betreffende kalenderjaar afgerond. De hoogte van het subsidiebedrag voor dat jaar wordt definitief vastgesteld. Om de subsidie te kunnen vaststellen, dient de werkgever een schriftelijke opgave te doen van het door hem in het voorgaande jaar betaalde bruto CAO-loon van de Wsw-geïndiceerde, vermeerderd met alle werkgeverslasten.

Artikel 13

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 14

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 15

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 16 Citeertitel en inwerkingtreding.

De verordening moet binnen zes maanden na inwerkingtreding van de wet zijn vastgesteld.