Verordening op de Commissie voor Welstand- en Monumenten

Geldend van 13-11-1999 t/m heden

Intitulé

Verordening op de Commissie voor Welstand- en Monumenten

VerordeningopdeCommissievoor Welstand en Monumenten

(raadsbesluitvan28oktober1999)

De raad der gemeente Utrecht gelet op het voorstel van b. en w. d.d. 15 september 1999

Besluit

Vast te stellen de volgende:

Verordening op de Welstand- en Monumentencommissie 1999.

Afdeling I Welstands- en Monumentencommissie

Hoofdstuk 1

Samenstellingvandecommissie

Artikel 1

  • 1.

    De commissie bestaat uit zeven leden, waaronder de voorzitter, en voorts uit een secretaris en een adjunct-secretaris.

  • 2.

    Als ambtelijke adviseur wordt aan de commissie toegevoegd de directeur van de Dienst Stadsontwikkeling. Deze kan zich laten vervangen.

  • 3.

    De zeven leden dienen zoveel mogelijk vakdisciplines te vertegenwoordigen. Zo dient er minimaal één deskundig te zijn op het gebied van:

    • -

      planologie/stedenbouw;

    • -

      omgevingsontwerp/landschapsarchitectuur;

    • -

      bouwhistorie/architectuurhistorie/kunsthistorie;

    • -

      architectuur;

    • -

      monumenten/restauratietechniek

  • 4.

    De voorzitter en de secretaris dienen deskundig te zijn op tenminste één van de in het derde lid genoemde vakgebieden.

  • 5.

    Voor de in het derde lid genoemde leden worden drie plaatsvervangende leden benoemd met een deskundigheid bedoeld in dat lid.

  • 6.

    De leden en de plaatsvervangende leden worden, op voorstel van burgemeester en wethouders, gehoord de commissie voor Ruimtelijke Ordening en Wonen, door de Gemeenteraad benoemd. Daarbij wordt ernaar gestreefd dat de commissie zowel wat architectonische/esthetische deskundigheid als wat deskundigheid over de monumentenzorg betreft, zo breed mogelijk is samengesteld.

  • 7.

    burgemeester en wethouders benoemen de secretaris en de adjunct-secretaris.

Daarbij dragen zij er zorg voor dat deze functionarissen gezamenlijk over voldoende deskundigheid beschikken op zowel het gebied van de welstand als op het gebied van de monumentenzorg. De adjunctsecretaris vervangt de secretaris ingeval van afwezigheid.

  • 8.

    De commissie benoemt uit haar midden een plaatsvervangendvoorzitter.

  • 9.

    De benoemingsvoorstellen voor de in het zesde en het zevende lid genoemde functies worden aan burgemeester en wethouders uitgebracht door de directeur van de Dienst Stadsontwikkeling. Over zijn voorstellen hoort hij vooraf de commissie.

  • 10.

    De commissie wordt in haar werkzaamheden bijgestaan door een ambtelijk secretariaat.

Hoofdstuk II

Taakvandecommissie

Artikel 2

  • 1. De commissie heeft tot taak burgemeester en wethouders desgevraagd van advies te dienen over zaken welke op de welstand van de bebouwde omgeving, monumenten of beschermde stads- en dorpsgezichten betrekking hebben, tenzij dit behoort tot de taak van een Welstandskamer.

  • 2. Dienaangaande winnen burgemeester en wethouders in ieder geval haar advies in over:

    • a.

      aanvragen om bouwvergunning;

    • b.

      meldingsplichtige bouwwerken;

    • c.

      aanvragen om sloopvergunning;

    • d.

      aanschrijvingen bij ernstige ontsiering;

    • e.

      door de gemeente tot stand te brengen werken, o.a. inrichting van openbare ruimte;

    • f.

      tot stand brengen reclames en andere werken;

    • g.

      beleidsvoorstellen, ontwerpen van bestemmingsplannen en stadsvernieuwingsplannen, danwel andersoortige regelingen, welke invloed uitoefenen of uit kunnen oefenen op het stadsbeeld of op de monumentale waarden;

    • h.

      voorstellen tot aanwijzing van stads- en dorpsgezichten.

  • 3. Tenslotte winnen burgemeester en wethouders haar advies in over zaken die krachtens de monumentenverordening aan haar dienen te worden voorgelegd.

  • 4. De commissie heeft het recht desgewenst eigener beweging aan burgemeester en wethouders van haar inzichten te doen blijken in aangelegenheden, die het stadsbeeld, het welstandstoezicht of de monumentenzorg betreffen.

  • 5. Tot het nemen van zelfstandige beschikkingen, welke de gemeente binden, is noch de commissie, noch een harer leden, noch haar secretariaat bevoegd.

Artikel 3

  • 1. Bij het beoordelen van een om advies in handen van de commissie gesteld plan, voorstel of beleidsvoornemen wordt onderzocht of dit mede in verband met de omgeving en rekening houdend met de belangen van betrokken partijen, uit een welstands- of monumentaal oogpunt al of niet aanvaardbaar is.

  • 2. Indien bij een door het gemeentebestuur vastgestelde verordening, beleidsnota of (concept) Stedenbouwkundig Programma van Eisen op het terrein van de welstands- en monumentenzorg criteria zijn gegeven houdt de commissie daarmee bij haar beoordeling rekening.

Artikel 4

  • 1. Indien de commissie een negatief advies heeft gegeven, onthouden de leden en de plaatsvervangende leden zich van het aanvaarden van een opdracht tot verbetering van het ontwerp, waarop het advies betrekking had, of tot vervaardiging van een nieuw ontwerp in de plaats daarvan.

  • 2. Indien één der leden of plaatsvervangende leden een opdracht tot het maken van een ontwerp voor een werk heeft aanvaard, zodanig ontwerp voorbereid heeft, of heeft doen voorbereiden, mag dit lid niet deelnemen aan de opstelling van het advies omtrent dat ontwerp.

Hoofdstuk III

Werkwijzevandecommissie

Artikel 5

  • 1. De commissie is niet bevoegd tot het vaststellen van een advies, indien niet de voorzitter, respectievelijk de plaatsvervangend voorzitter, en tenminste drie van de in artikel 1, derde lid, bedoelde leden aanwezig zijn.

  • 2. Tijdens de vergadering van de commissie draagt de secretaris er zorg voor dat door hem of de adjunct-secretaris voldoende vakinhoudelijke ondersteuning op het terrein van de welstand als het terrein van de monumentenzorg wordt geleverd.

  • 3. Bij verhindering van de voorzitter wordt zijn plaats ingenomen door de plaatsvervangendvoorzitter.

  • 4. Bij verhindering van meerdere leden, anders dan de voorzitter, wordt voorzien in de vervanging door oproep van één of meerdere plaatsvervangende leden.

Artikel 6

  • 1. Alle adviezen worden schriftelijk uitgebracht en zo spoedig mogelijk aan burgemeester en wethouders en het Hoofd van de Afdeling Bouwbeheer toegezonden.

  • 2. burgemeester en wethouders zijn bevoegd met betrekking tot de termijnen waarbinnen moet worden geadviseerd nadere regelen te stellen.

  • 3. Het schriftelijke advies moet in ieder geval bevatten:

    • a.

      het oordeel van de commissie;

    • b.

      een aanduiding van het adres danwel het gebied waarop het advies betrekking heeft;

    • c.

      een opgave van de eventuele bedenkingen onder vermelding of en zo ja, op welke wijze- waaraan door verbetering kan worden tegemoet gekomen.

  • 4. In het schriftelijke advies dient tevens aangegeven of het advies unaniem is aangenomen. Bij afwezigheid van unanimiteit dient het standpunt, ingenomen door een minderheid van commissie bestaande uit twee of meer leden, afzonderlijk in het advies te worden vermeld voorzien van de daaraan ten grondslag liggende overwegingen en de leden die het minderheidsstandpunt hebben ingenomen.

  • 5. Bij een afwijkend standpunt ingenomen door slechts één lid van de commissie kan dit lid vorderen dat zulks in het advies wordt aangetekend.

  • 6. Een negatief advies dient gemotiveerd te worden. Een positief advies behoeft geen nadere motivering. Indien er een bezwaar- en/of beroepsprocedure volgt naar aanleiding van een positief advies dan zal achteraf en met terugwerkende kracht het advies alsnog worden gemotiveerd.

Artikel 7

1.De commissie kan door bemiddeling van de secretaris aan de Dienst Stadsontwikkeling verzoeken te bevorderen dat bij aanvragen om bouw-, monumenten-, sloop-, en reclamevergunningen nadere gegevens worden overlegd ten aanzien van de soort, de bewerking en de kleur van de materialen, zowel van het betrokken project als van het omringende gebouwde gebied, alsmede dat maquettes, perspectief-, plattegronden-, detail-, doorsnede en andere tekeningen

op een door haar te bepalen schaal worden overlegd en foto's van de bestaande situatie worden getoond.

  • 2.

    De commissie kan voorts door bemiddeling van de secretaris aan de Dienst Stadsontwikkeling verzoeken te bevorderen dat met betrekking tot ontwerpen van bestemmings- en stadsvernieuwingsplannen, of andersoortige stedenbouwkundige ontwerpen alle voor haar advisering noodzakelijke gegevens, stukken, tekeningen en maquettes worden verstrekt.

  • 3.

    De commissie kan tenslotte door bemiddeling van de secretaris van alle andere gemeentelijke ambtelijke organen verzoeken te bevorderen dat met betrekking tot plannen die onder verantwoordelijkheid staan van die organen alle voor haar advisering noodzakelijke gegevens, stukken, tekeningen en maquettes worden verstrekt.

Artikel 8

  • 1. Adviezen van de commissie worden bij meerderheid van stemmen vastgesteld.

  • 2. Bij staking van stemmen, beslist de stem van de voorzitter. Hiervan wordt bij het uitbrengen van het advies mededeling gedaan.

  • 3. De ambtelijke adviseurs en de secretariaatsmedewerkers hebben een adviserende stem.

Artikel 9

  • 1. De commissie kan één of meerdere leden danwel de secretaris machtigen om over zaken van beperkte omvang positieve pre-adviezen op te stellen die door de commissie aan de hand van een bouwlijst worden bekrachtigd.

  • 2. Tenzij de commissie anders besluit wordt de secretaris geacht te zijn gemachtigd namens de commissie vooroverleg te voeren met opdrachtgevers en/of ontwerpers en derdenbelanghebbenden. De commissie kan ook één of meerdere leden machtigen namens de commissie dat vooroverleg te voeren.

  • 3. De commissie kan één of meerdere leden danwel de secretaris machtigen namens de commissie deel te nemen in project- of beleidontwikkelingsteams, jury's die oordelen over prijsvragen danwel andersoortige werkgroepen en rechtspersonen, een en ander voorzover de werkzaamheden verband houden met het werkterrein van de commissie.

  • 4. De commissie kan met betrekking tot de machtigingen bedoeld in dit artikel richtlijnen geven, waaraan de gemachtigden gehouden zijn te voldoen.

  • 5. Van machtigingen verstrekt aan leden worden burgemeester en wethouders onder overlegging van de argumenten voor en de financiële consequenties van de machtiging, in kennis gesteld. burgemeester en wethouders zijn bevoegd terzake aanwijzingen te geven.

Artikel 10

  • 1. De commissie vergadert eenmaal per veertien dagen op een vaste door haar te bepalen dag.

  • 2. De commissie vergadert verder zo dikwijls dit naar het oordeel van de voorzitter in verband met de te behandelen zaken noodzakelijk is, of zulks door tenminste drie leden onder opgaaf van redenen wordt verzocht.

  • 3. De oproeping tot de vergadering van de commissie geschiedt door de voorzitter, met dien verstande dat elk lid, spoedeisende gevallen uitgezonderd, tenminste drie werkdagen voor de vergaderdatum daarvan kennis heeft kunnen nemen.

  • 4. Een lid dat verhinderd is een vergadering bij te wonen doet daarvan tijdig mededeling aan de secretaris.

  • 5. De vergaderingen van de commissie zijn openbaar. De deuren worden gesloten indien daarom door de direct-belanghebbende danwel door één of meerdere leden is verzocht.

  • 6. De commissie beslist of er zwaarwegende gronden zijn om in besloten vergadering te raadslagen.

  • 7. De leden, de secretariaatsmedewerkers en indien aanwezig de ambtelijke adviseurs, zijn gehouden geheimhouding te betrachten omtrent het verhandelde in besloten vergaderingen, tenzij de commissie besluit de geheimhouding op te heffen.

Artikel 11

  • 1. Van het in de vergaderingen van de commissie verhandelde worden notulen bijgehouden.

  • 2. De adviezen van de commissie worden in de notulen opgenomen. Deze notulen worden door de voorzitter en de secretaris gewaarmerkt.

  • 3. De vastgestelde notulen worden onverwijld toegezonden aan burgemeester en wethouders, de directeur van de Dienst Stadsontwikkeling en het Hoofd van de Afdeling Bouwbeheer.

  • 4. De vastgestelde notulen danwel een uittreksel daaruit worden verder aan andere personen of rechtspersonen verstrekt indien daarom wordt verzocht.

Artikel 12

  • 1. De voorzitter en de secretaris dragen ervoor zorg dat de openbare vergaderingen voldoende bekend gemaakt worden.

  • 2. De bekendmaking houdt tenminste in het tijdstip, de plaats en de agendapunten, voorzover bekend, van de vergadering.

  • 3. Belanghebbenden kunnen geen deel hebben aan de discussie in de commissie, tenzij de voorzitter anders beslist. Belanghebbenden kunnen voor de aanvang van de vergadering aan de voorzitter spreektijd vragen bij een bepaald agendapunt. Een dergelijk verzoek wordt, zwaarwegende redenen uitgezonderd, altijd gehonoreerd. Een weigering tot het verlenen van spreektijd wordt, onder vermelding van de redenen, in de notulen aangetekend.

  • 4. De commissie is verplicht opdrachtgevers en/of ontwerpers desgewenst in persoon of bij gemachtigde te horen en kunnen indien zij van mening zijn dat een aanvaardbaar resultaat bereikt kan worden, daarbij advies geven teneinde tot verbetering van onvoldoende ontwerpen te geraken.

Artikel 13

  • 1. De nieuwe leden en de plaatsvervangende leden van de commissie, worden voor een periode van twee jaar benoemd en zijn als lid of plaatsvervangend lid onmiddellijk herbenoembaar voor nog één zittingsperiode van twee jaar.

  • 2. Een lid en een plaatsvervangend lid dat aftreedt of ontslag neemt, blijft lid of plaatsvervangend lid totdat zijn opvolger de benoeming heeft aanvaard, doch nooit langer dan een half jaar.

  • 3. Een lid en een plaatsvervangend lid, dat anders dan tengevolge van een periodieke aftreding ter vervulling van een opengevallen plaats wordt benoemd, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats dit lid of plaatsvervangend lid is benoemd, moest aftreden. De mogelijkheid tot een éénmalige herbenoeming blijft terzake aanwezig.

  • 4. Aftredende en plaatsvervangende leden zijn, behoudens de mogelijkheid tot een éénmalige herbenoeming, eerst na vier jaar weer herbenoembaar.

  • 5. Voor de reeds benoemde leden en voorzitter geldt een overgangsregeling. Leden die voor een periode van vier jaar zijn benoemd zijn niet herbenoembaar. Reeds benoemde leden die na een periode van vier jaar zijn herbenoemd voor nogmaals een periode van vier jaar, blijven gedurende die gehele periode lid.

Afdeling II Welstandskamer

Hoofdstuk I samenstelling van de Welstandskamer

Artikel 14

  • 1. Bij wijze van een raadsbesluit kan voor een groot bouwkundig project, stadsdeel en/of stadsuitbreiding op het grondgebied van Utrecht een aparte Welstandskamer worden opgericht, die voor het/de betreffende bouwkundige project, stadsdeel en/of stadsuitbreiding de werkzaamheden van de commissie overneemt.

  • 2. De Welstandskamer bestaat uit zes leden waaronder de voorzitter en voorts uit een secretaris.

  • 3. Als ambtelijk adviseur wordt aan de Welstandskamer toegevoegd een stedenbouwkundige van de daarvoor verantwoordelijke dienst, danwel een door de directeur van die dienst aan te wijzen vervanger.

  • 4. Bij behandeling van monumenten zal ter advisering een deskundige op het gebied van monumentenzorg uit de commissie gevraagd worden de betreffende vergadering bij te wonen.

  • 5. Van de vijf gewone leden dienen er minimaal drie op het gebied van welstand deskundig te zijn en minimaal één op het gebied van stedenbouw.

  • 6. De voorzitter, de secretaris en de adjunct-secretaris van de commissie fungeren tevens als voorzitter respectievelijk secretaris en adjunct-secretaris van de Welstandskamer.

  • 7. De leden en plaatsvervangende leden worden op voorstel van burgemeester en wethouders, gehoord de commissie Ruimtelijke Ordening en Wonen, door de Gemeenteraad benoemd.

  • 8. De Welstandskamer benoemt uit haar midden een plaatsvervangend voorzitter.

  • 9. De Welstandskamer wordt in haar werkzaamheden bijgestaan door het ambtelijk secretariaat van de commissie.

Hoofdstuk II Taak van de Welstandskamer

Artikel 15

  • 1. De Welstandskamer heeft tot taak burgemeester en wethouders desgevraagd van advies te dienen over zaken welke op de welstand van de bebouwde omgeving evenals monumenten van het grote bouwkundige project betrekking hebben.

  • 2. De leden 2 tot en met 5 van artikel 2 zijn van overeenkomstige toepassing op de taak van de Welstandskamer.

Artikel 16

De artikelen 3 tot en met 13 zijn van overeenkomstige toepassing op de

Welstandskamer.

AfdelingIII Kwaliteitsteam

Artikel 17

Bij wijze van een raadsbesluit kan voor een groot bouwkundig project, stadsdeel en/of stadsuitbreiding op het grondgebied van Utrecht een Kwaliteitsteam worden opgericht. Taken, samenstelling en werkwijze van het Kwaliteitsteam alsmede de afbakening en verhouding ten opzichte van de commissie en kamer worden in een apart aan het raadsbesluit toe te voegen protocol nader gedefinieerd, die als een aanhangsel aan deze verordening zal worden gehecht.

Afdeling IV

Raadplegendeskundigen

Artikel 18

Indien de commissie of de Welstandskamer voor de advisering over een bepaalde zaak aanvullende niet-ambtelijke deskundigheid behoeft kan zij burgemeester en wethouders gemotiveerd verzoeken deskundigen op te roepen om de commissie, Welstandskamer of het Kwaliteitsteam bij te staan en zonodig daartoe de vergadering bij te wonen gedurende een door burgemeester en wethouders te bepalen aantal uren.

Afdeling V

Slotbepalingen

Artikel 19

De leden en de plaatsvervangende leden van de commissie of de Welstandskamer, alsmede niet-ambtelijke deskundigen ontvangen voor het bijwonen van de vergadering, alsmede voor het namens de commissie of de Welstandskamer verrichten van werkzaamheden en door burgemeester en wethouders nader vast te stellen vergoeding op uur-basis. Reiskosten worden vergoed op basis van kosten van openbaar vervoer,

1e klas, dan wel op basis van een kilometervergoeding.

Artikel 20

  • 1. Bij overtreding van het gestelde in artikel 4 is de Gemeenteraad, op voorstel van burgemeester en wethouders, bevoegd het betreffende lid van de Welstands- en Monumentencommissie of Welstandskamer tussentijds te ontslaan.

  • 2. De Gemeenteraad is op voorstel van burgemeester en wethouders eveneens bevoegd een lid tussentijds te ontslaan indien gebleken is dat deze het functioneren van de commissie of de Welstandskamer niet danwel onvoldoende mogelijk maakt. Daaronder wordt mede begrepen het niet geregeld deelnemen aan de vergaderingen.

  • 3. Alvorens tussentijds ontslag voor te stellen wordt het betreffende lid door de voorzitter en de directeur van de Dienst gehoord.

Artikel 21

In de eerste drie maanden van elk jaar brengen de commissie en de Welstandskamer aan burgemeester en wethouders een beknopt verslag uit van haar handelingen over het afgelopen jaar.

Artikel 22

De Commissie en de Welstandskamer zijn bevoegd, omtrent punten, waarin deze bepalingen niet voorzien, een werkregeling vast te stellen, welke evenals de wijzigingen en aanvullingen daarvan, door burgemeester en wethouders moet worden goedgekeurd.

Artikel 23

Deze verordening treedt in werking op de dag na publicatie.

Artikel 24

Deze verordening kan worden aangehaald als: de Verordening op de Welstands- en Monumentencommissie 1999.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad, gehouden op
28 oktober 1999.
De secretaris, De burgemeester,
Drs. A. Vermeulen Mr. A.H. Brouwer-Korf

Publicatieisgeschiedop12november1999.

Dezeverordeningisinwerkinggetredenop13november1999.