Beleidsregel vergoeding kosten kinderopvang gemeente Utrecht

Geldend van 01-01-2019 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel vergoeding kosten kinderopvang gemeente Utrecht

Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht;

Gelet op artikel 1.13 van de Wet kinderopvang en art. 7 Participatiewet (PW);

Besluit vast te stellen de volgende

Beleidsregel vergoeding kosten kinderopvang gemeente Utrecht

1. Doel

Deze beleidsregel geeft gemeentelijke regels over de financiële vergoeding in de kosten van kinderopvang. Hieronder vallen 2 regelingen:

- vergoeding kosten kinderopvang in aanvulling op kinderopvangtoeslag

- vergoeding kosten kinderopvang op sociaal medische indicatie

1.1 Waarom deze regels?

De gemeente Utrecht vindt het belangrijk dat:

- inwoners aan het werk gaan of actief mee doen aan de samenleving

- inwoners een inkomen hebben waarmee ze rond kunnen komen

- kinderen gezond en veilig kunnen opgroeien

De vergoedingen kosten kinderopvang ondersteunen deze belangen. We helpen zo ouders die moeite hebben de kosten van kinderopvang te betalen of om sociaal medische gronden een periode extra kinderopvang nodig hebben. Ze vormen een aanvulling op de wettelijke regels aan.

1.2 Uitgangspunten

Uitgangspunten bij de beleidsregels zijn:

- De regels zijn duidelijk voor de inwoners

- De administratieve lasten voor inwoners en de gemeente zijn zo laag mogelijk

- De regels kunnen goed uitgevoerd worden

1.3 Kernwaarden

Bij het toepassen van de beleidsregels houdt de gemeente rekening met de volgende kernwaarden:

1. Inwoners zijn in de eerste plaats zelf verantwoordelijk om de genoemde doelen te realiseren en zetten zich ervoor in om deze doelen te bereiken.

2. De gemeente helpt waar dat nodig is en stimuleert inwoners om zelf oplossingen te vinden voor problemen, bijvoorbeeld met hulp van het sociale netwerk: familie, vrienden en bekenden.

3. Kwetsbare groepen, zoals kinderen en inwoners met een laag inkomen, hebben extra hulp nodig om volwaardig mee te doen aan de samenleving.

De begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt, staan toegelicht in hoofdstuk 4.

2. Doelgroep

In dit hoofdstuk staat beschreven wie gebruik kan maken van de vergoeding kosten van kinderopvang.

2.1 Doelgroep vergoeding kosten kinderopvang in aanvulling op de kinderopvangtoeslag.

Een ouder die gebruik maakt van kinderopvang als bedoeld in art. 1 van de Wet Kinderopvang en aanspraak heeft op de kinderopvangtoeslag, krijgt tijdelijk een aanvullende vergoeding als de ouder:

a. een uitkering ontvangt van de gemeente en gebruik maakt van een voorziening die naar het oordeel van het college nodig is om aan het werk te gaan; of

b. jonger is dan 27 jaar, geen startkwalificatie heeft en terug naar school wordt geleid; of

c. vanuit een uitkering van de gemeente volledig uitstroomt naar werk.

2.2 Doelgroep vergoeding kosten kinderopvang op sociaal medische indicatie.

Ook vergoedt de gemeente de kosten van kinderopvang als een ouder om sociaal-medische redenen tijdelijk is aangewezen op kinderopvang. Door persoonlijke omstandigheden van de ouder of van het kind kan het nodig zijn om een periode kinderopvang te regelen. Als de ouder geen recht heeft op kinderopvangtoeslag van de belastingdienst, kan de gemeente (een deel van) de kosten vergoeden.

Het college stelt de noodzaak vast op basis van een sociaal-medische indicatie. Indien de mogelijkheid er is voor opvang bij de voorschool of opvang bij een sociaal medisch kinderdagverblijf, en deze is passend en toereikend, dan is dat een voorliggende voorziening.

3. Het aanvragen van de vergoeding

In dit hoofdstuk staat beschreven hoe de vergoeding kan worden aangevraagd, welke gegevens nodig zijn en hoe de ouder wordt geïnformeerd over het besluit.

Stap 1: Indienen van de aanvraag

Indienen aanvraag

Inwoners vragen een vergoeding voor de kosten kinderopvang aan bij de gemeente. Dit kan op de volgende manieren:

- De vergoeding kosten kinderopvang in aanvulling op kinderopvangtoeslag kan digitaal worden aangevraagd, via de website van de gemeente. De aanvraag kan ook schriftelijk worden ingediend door gebruik te maken van het aanvraagformulier. Dit is verkrijgbaar bij de gemeente.

- De vergoeding kosten kinderopvang op sociaal medische indicatie gaat via een telefonische intake.

Gegevens

De gemeente Utrecht verzamelt gegevens over de situatie van de inwoner die nodig zijn voor het toekennen van de vergoeding. Het gaat hierbij onder meer om de volgende gegevens:

- naam, adres, BSN-nummer, geboortedatum van de aanvrager, voor zover van toepassing, diens partner en van het kind of de kinderen waarop de aangevraagde vergoeding betrekking heeft.

- een offerte of contract van de kinderopvanginstelling dat de kinderopvang gaat verzorgen. Daarin staat in ieder geval het overeengekomen aantal opvanguren, het door de instelling gehanteerde uurtarief en de aanvangsdatum van de opvang.

- indien nodig bewijsstukken van het inkomen van de betrokken ouder en, voor zover van toepassing, diens partner.

Stap 2: Beoordelen aanvraag

Beoordeling door de gemeente

Bij het beoordelen van de aanvraag betrekt de gemeente alle gegevens die van belang zijn. Het gaat onder meer om gegevens over:

- het inkomen van de inwoner

- de gezinssamenstelling

- de reden dat er een vergoeding van de kosten van de kinderopvang gevraagd wordt

- informatie over de kinderopvangorganisatie

- het aantal opvanguren

- de kosten van de kinderopvang.

Voor de aanvraag op sociaal medische indicatie wordt een indicatieadvies opgevraagd bij een onafhankelijk adviesorgaan. Dit advies bevat in ieder geval de redenen voor de noodzaak van kinderopvang, geldigheidsduur van de indicatie en de omvang van de kinderopvang die noodzakelijk wordt geacht

Toetsing van het inkomen

Om te bepalen of een inwoner recht heeft op een vergoeding in de kosten van de kinderopvang vraagt de gemeente om bewijsstukken, zoals een jaaropgave. De gemeente toetst het inkomen over het gehele kalenderjaar voor de aanvraagdatum en toetst het inkomen van het totale huishouden. Als het inkomen van de inwoner in een periode van drie maanden direct voor de aanvraagdatum gedaald is, dan wordt er van dat inkomen uitgegaan.

Beslistermijn

1. De gemeente beslist zo snel mogelijk, maar in ieder geval binnen 8 weken nadat de aanvraag is ontvangen.

2. De beslistermijn kan worden opgeschoven als de inwoner niet voldoende gegevens heeft verstrekt of als de gemeente de aanvraag niet binnen de termijn kan behandelen. Dit wordt schriftelijk meegedeeld.

Stap 3. Beslissing

Inhoud besluit

De gemeente stelt een beslissing vast en stuurt deze per brief naar de inwoner. Het doel van dit besluit is dat de inwoner te weten komt of er wel of geen vergoeding wordt gegeven.

Ingangsdatum van de vergoeding

1. De vergoeding wordt verleend met ingang van de datum waarop de aanvraag voor de vergoeding door het college in ontvangst is genomen.

2. Als op deze datum geen kinderopvang plaatsvindt, wordt de vergoeding verleend met ingang van de datum waarop de opvang zal plaatsvinden.

Omvang van de kinderopvang

1. De ouder bedoeld in art. 2.1 heeft recht op een vergoeding voor het aantal uren kinderopvang, dat noodzakelijk is voor (deeltijd)arbeid of deelname aan studie, scholing of een re-integratietraject.

2. Het college verleent de vergoeding bij opvang vanwege een sociaal medische indicatie (art. 2.2) voor maximaal 2 dagen. Het college kan hiervan afwijken, als er op basis van het oordeel van de medische indicatie dringende redenen zijn aangetoond.

Duur van de vergoeding

1. De vergoeding wordt verleend voor het kalenderjaar waarin de vergoeding is toegekend. Het wordt verleend over de periode waarin de kinderopvang noodzakelijk is, maar uiterlijk tot en met 31 december van het betreffende kalenderjaar. Reden hiervoor is dat de tarieven van de kinderopvang jaarlijks wijzigen.

2. Het college kan de vergoeding telkens met een jaar verlengen als daar een noodzaak voor is.

3. Het college stelt de vergoeding in ieder geval voor een afwijkende periode vast of herziet deze als:

a. de vorm van de kinderopvang tussentijds wijzigt;

b. er tussentijdse wijzigingen zijn in inkomen, kinderopvangtoeslag, woonsituatie of gezinssituatie van de ouder.

4. De vergoeding eindigt in elk geval met ingang van de datum waarop:

a. de periode van kinderopvang voor een periode van langer dan drie aaneengesloten maanden onderbroken is.

b. de ouder niet meer in Utrecht woont;

De hoogte van de vergoeding

1. De vergoeding per uur aan de ouder bedoeld in artikel 2.1 onder a en b bedraagt ten hoogste 4 % van het door het Rijk vastgestelde uurtarief, met dien verstande dat het totaalbedrag van de vergoeding en de ontvangen kinderopvangtoeslag de werkelijke kosten niet te boven gaan.

2. De vergoeding aan de ouder bedoeld in artikel 2.1 onder c, bedraagt eenmalig EUR 300,00.

3. Bij de toekenning van een vergoeding in de kosten van kinderopvang vanwege een sociaal medische indicatie (artikel 2.2) wordt er gekeken of en in hoeverre de ouder(s) een bijdrage kunnen leveren in de kosten. Voor het bepalen van de hoogte van deze bijdrage wordt de tabel gebruikt die de belastingdienst hanteert voor het vaststellen van de hoogte van de kinderopvangtoeslag. Echter met het verschil dat voor ouders met een laag inkomen, tot de hoogte van de huurtoeslaggrens, de volledige kosten, tot het wettelijk maximum tarief, worden vergoed.

4. De vergoeding wordt in maandelijkse termijnen betaalbaar gesteld nadat de ouder het contract met de kinderopvanginstelling heeft overlegd en nadat de opvang een aanvang heeft genomen.

Inlichtingenplicht

1. Bij wijziging van gegevens of situatie die gevolgen kunnen hebben op de vergoeding doet de ouder of de partner uit eigen beweging schriftelijk mededeling hiervan aan het college.

2. De ouder of dienst partner verstrekt desgevraagd aan het college gegevens en inlichtingen die van belang zijn voor de vergoeding.

3. Bij een wijziging, verloop van de medische indicatie of wanneer de situatie daarom vraagt, kan door de gemeente een heronderzoek worden gevraagd, waarbij de noodzaak voor voortzetting van de opvang bepaald wordt.

Herziening en intrekking

1. Het college besluit tot herziening of intrekking van de vergoeding als:

a. de belanghebbende ouder onjuiste of onvolledige inlichtingen verstrekt, hetgeen tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag aan vergoeding leidt of heeft geleid; of

b. anderszins een vergoeding ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verstrekt.

2. Het college kan een ten onrechte of te hoog verstrekte vergoeding terugvorderen.

4. Definities en begrippen

Deze beleidsregel verstaat onder:

a. college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht;

b. de wet: de Wet Kinderopvang; de begripsbepalingen in deze wet zijn van overeenkomstige toepassing;

c. kinderopvangtoeslag: de vergoeding van het Rijk in de kosten van kinderopvang als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder j, van de wet;

d. ouder: de bloed- of aanverwant in opgaande lijn of de pleegouder van een kind op wie de kinderopvang betrekking heeft, of, voor zover het de toepassing van hoofdstuk 2 van deze beleidsregel betreft, de echtgenoten of samenwonenden gezamenlijk, die de zorg dragen voor een inwonend kind of inwonende kinderen op wie de kinderopvang betrekking heeft;

e. kinderopvang: de opvang die aangeboden wordt door een erkende instelling, geregistreerd in het register kinderopvang als bedoeld in artikel 1.47b, eerste lid, van de wet;

f. sociaal medische indicatie: een schriftelijke advies van een daartoe door het college aangewezen deskundige dat de noodzaak van kinderopvang gemotiveerd omschrijft;

5. Slotbepalingen

5.1 Intrekking

Deze beleidsregel vervangt de Beleidsregel vergoeding kosten kinderopvang Utrecht 2013 en de Richtlijn vergoeding kosten kinderopvang op grond van een sociaal medische indicatie 2012.

5.2 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op 1 januari 2019.

5.3 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als Beleidsregel vergoeding kosten kinderopvang gemeente Utrecht.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Utrecht in haar vergadering van 11 december 2018.

De secretaris, de burgemeester

Drs. G.G.H.M. Haanen, Mr. J.H.C. van Zanen