Besluit van Provinciale Staten van Utrecht van 22 maart 2010 (nr. PS2010MME03) houdende vaststelling van de Luchtvaartverordening provincie Utrecht. (Luchtvaartverordening provincie Utrecht)

Geldend van 01-04-2010 t/m heden

Intitulé

Besluit van Provinciale Staten van Utrecht van 22 maart 2010 (nr. PS2010MME03) houdende vaststelling van de Luchtvaartverordening provincie Utrecht. (Luchtvaartverordening provincie Utrecht)

Besluit van Provinciale Staten van Utrecht van 22 maart 2010 (nr. PS2010MME03) houdende vaststelling van de Luchtvaartverordening provincie Utrecht. (Luchtvaartverordening provincie Utrecht)

Provinciale Staten van Utrecht;

Gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van 26 januari 2010, nr. 2009INT252072, inzake de Luchtvaartverordening provincie Utrecht;

Gelet op de Wet luchtvaart en artikel 145 en 152 van de Provinciewet;

Overwegende dat de Luchtvaartverordening procedureregels bevat ten behoeve van de provinciale organisatie, ter uitwerking van hetgeen in de gewijzigde Wet luchtvaart daarvoor is bepaald;

Besluiten vast te stellen de volgende verordening:

Hoofdstuk 1 - Algemeen

Artikel 1.1 - begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Circuit: Circuitvluchten zijn vliegtuigbewegingen in de onmiddellijke omgeving van een luchthaven, in het bijzonder verband houdend met het starten, het oefenen voor het landen en het landen als onderdeel van het lesvliegen;

  • b.

    CRO: Commissie regionaal overleg luchthaven in de zin van artikel 8.58 van de Wet;

  • c.

    Luchthavenbesluit: besluit in de zin van artikel 8.43, eerste en tweede lid van de Wet e.v.;

  • d.

    Luchthavenregeling: regeling in de zin van artikel 8.64, eerste lid, van de Wet e.v.;

  • e.

    wet: de Wet Luchtvaart.

Artikel 1.2 – reikwijdte

  • 1 Een aanvraag tot vaststelling van een luchthavenbesluit, dan wel een luchthavenregeling, kan door Provinciale Staten worden aangemerkt als een aanvraag tot vaststelling van een luchthavenregeling, dan wel een luchthavenbesluit, indien Provinciale Staten dat op grond van de ingediende gegevens of uit beleidsmatige overwegingen aangewezen achten.

  • 2 Artikelen 1.3, 1.4, 2.1 tot en met 2.5 van deze verordening zijn slechts van toepassing op:

    • a.

      aanvragen tot het vaststellen of wijzigen van een luchthavenbesluit voor een luchthaven gelegen in de provincie Utrecht;

    • b.

      aanvragen tot het vaststellen of wijzigen van een luchthavenregeling voor een luchthaven gelegen in de provincie Utrecht.

  • 3 Artikelen 1.3, 1.4, 2.1 tot en met 2.5 van deze verordening zijn niet van toepassing op het vaststellen van een luchthavenbesluit of luchthavenregeling op grond van de overgangsbepalingen krachtens artikelen XIII, XIV en XV van de Wet van 18 december 2008, Stb. 561 (Rbml).

Artikel 1.3 – taak Gedeputeerde Staten

  • 1 Aanvragen tot vaststelling of wijziging van een luchthavenbesluit of luchthavenregeling worden ingediend bij Gedeputeerde Staten.

  • 2 Gedeputeerde Staten kunnen bij de voorbereiding van een voorstel toepassing geven aan artikel 3:18, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 1.4 – indieningsvereiste

Aanvragen worden schriftelijk in vijfvoud ingediend.

Hoofdstuk 2 - Procedurebepalingen voor aanvragen

Artikel 2.1 - aanvraag tot vaststelling van een luchthavenbesluit

Een aanvraag tot vaststelling van een luchthavenbesluit bevat tenminste de volgende gegevens:

  • a.

    naam, adres, contactgegevens, rechtspersoonlijkheid, contactperso(o)n(en) en eventuele adviseurs van de aanvrager, en indien de aanvrager niet de (beoogde) exploitant is, tevens de genoemde gegevens van de (beoogde) exploitant en de gebruikers;

  • b.

    een aanduiding van de ligging van het terrein dat bestemd is om als luchthaven te worden ingericht, met een topografische kaart op een schaal van 1:5.000 en de kadastrale aanwijzing van het terrein, voorzien van de Rijksdriehoek coördinaten;

  • c.

    een onderbouwing voor de aanvraag van een luchthavenbesluit;

  • d.

    de eigendomssituatie met betrekking tot het terrein, en voor zover de aanvrager niet de eigenaar is, een verklaring van de eigenaar of eigenaren dat deze instemt of instemmen met het voorgenomen gebruik als luchthaven;

  • e.

    de planologische situatie van het luchthaventerrein;

  • f.

    een of meer tekeningen waaruit de beoogde ruimtelijke indeling van het gebied van en rond de luchthaven blijkt, met inbegrip van (maximale) hoogte van objecten;

  • g.

    een plan voor het gebruik van de luchthaven voor een periode van de eerste vijf jaar na inwerkingtreding van het luchthavenbesluit;

  • h.

    de wijze waarop in naderingsluchtverkeersleiding zal worden voorzien;

  • i.

    de voor het beoogde gebruik noodzakelijke berekeningen als bedoeld in hoofdstuk 2 van de Regeling burgerluchthavens en artikel 8.44, derde lid van de wet met betrekking tot het bepalen van de geluidsbelasting, het externe-veiligheidsrisico van het luchthavenluchtverkeer en de lokale luchtverontreiniging; waaronder in ieder geval de brongegevens van de luchtvaartuigen waarmee gevlogen wordt;

  • j.

    een bij het voornemen passende beschrijving van de mogelijke effecten op het milieu en de (leef)omgeving;

  • k.

    een beschrijving waaruit blijkt dat de beoogde luchthaven past binnen de geldende, door Provinciale Staten vastgestelde Luchtvaartnota;

  • l.

    een verklaring waaruit blijkt dat wordt voldaan aan de van toepassing zijnde bepalingen van de Regeling veilig gebruik luchthavens en andere terreinen.

Artikel 2.2 – aanvraag tot wijziging van een luchthavenbesluit

Artikel 2.1 is van overeenkomstige toepassing op een aanvraag tot wijziging van een luchthavenbesluit, met dien verstande dat de aanvrager

  • a. alle gegevens indient die afwijken van de situatie die in het geldende besluit is neergelegd, èn

  • b. verklaart dat alle overige gegevens gelijkluidend zijn aan de gegevens in het geldende besluit.

Artikel 2.3 – aanvraag tot vaststelling van een luchthavenregeling

Een aanvraag tot vaststelling van een luchthavenregeling bevat tenminste de volgende gegevens:

  • a.

    naam, adres, contactgegevens, rechtspersoonlijkheid, contactperso(o)n(en) en eventuele adviseurs van de aanvrager, en indien de aanvrager niet de (beoogde) exploitant is, tevens de genoemde gegevens van de (beoogde) exploitant en de gebruikers;

  • b.

    een aanduiding van de ligging van het terrein dat bestemd is om als luchthaven te worden ingericht, met een topografische kaart op een schaal van 1:5.000 en de kadastrale aanwijzing van het terrein, voorzien van de Rijksdriehoek coördinaten;

  • c.

    de eigendomssituatie met betrekking tot het terrein, en voor zover de aanvrager niet de eigenaar is, een verklaring van de eigenaar of eigenaren dat deze instemt of instemmen met het voorgenomen gebruik als luchthaven;

  • d.

    de planologische situatie van het luchthaventerrein;

  • e.

    een of meer tekeningen waaruit de beoogde ruimtelijke indeling van het gebied van en rond de als luchthaven blijkt, met inbegrip van (maximale) hoogte van objecten;

  • f.

    een onderbouwing voor de aanvraag van een luchthavenregeling;

  • g.

    een plan voor het gebruik van de luchthaven voor een periode in de eerste vijf jaar na inwerkingtreding van de luchthavenregeling;

  • h.

    de voor het beoogde gebruik noodzakelijke berekeningen als bedoeld in hoofdstuk 2 van de Regeling burgerluchthavens en artikel 8.44, derde lid van de wet met betrekking tot het bepalen van de geluidsbelasting, het externe-veiligheidsrisico van het luchthavenluchtverkeer en de lokale luchtverontreiniging; waaronder in ieder geval de brongegevens van de luchtvaartuigen waarmee gevlogen wordt;

  • i.

    een bij het voornemen passende beschrijving van de mogelijke effecten op het milieu en de (leef)omgeving;

  • j.

    een beschrijving waaruit blijkt dat de beoogde luchthaven past binnen de geldende, door Provinciale Staten vastgestelde Luchtvaartnota;

  • k.

    een verklaring waaruit blijkt dat wordt voldaan aan de van toepassing zijnde bepalingen van de Regeling veilig gebruik luchthavens en andere terreinen.

Artikel 2.4 – aanvraag tot wijziging van een luchthavenregeling

Artikel 2.3 is van overeenkomstige toepassing op een aanvraag tot wijziging van een luchthavenregeling, tenzij de wijziging tot gevolg heeft dat een luchthavenbesluit dient te worden vastgesteld, met dien verstande dat de aanvrager

  • a.

    alle gegevens indient die afwijken van de situatie die in het geldende besluit is neergelegd, èn

  • b.

    verklaart dat alle overige gegevens gelijkluidend zijn aan de gegevens in het geldende besluit.

Artikel 2.5 – formulier

Gedeputeerde Staten kunnen voor elk van de in dit hoofdstuk bedoelde aanvragen een formulier vaststellen.

Artikel 2.6 – aanvraag verklaring veilig gebruik luchtruim

Gedeputeerde Staten dienen de aanvraag voor een verklaring van veilig gebruik van het luchtruim, als bedoeld in artikel 8.49 van de wet, in.

Hoofdstuk 3 – Aanwijzing van luchthavens en voor deze luchthavens geldende besluiten of regelingen; per luchthaven een paragraaf

Paragraaf 3.1 Luchthavenbesluiten in de provincie Utrecht

 

Paragraaf 3.2 Luchthavenregelingen in de provincie Utrecht

Hoofdstuk 4 – Toezichthouders

Artikel 4.1 – aanwijzing toezichthouders

Bij besluit van Gedeputeerde Staten worden ambtenaren aangewezen die met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens de betrokken wet bepaalde binnen hun ambtsgebied zijn belast.

Hoofdstuk 5 – Slotbepalingen

Artikel 5.1 – Citeerbepaling

Deze verordening wordt aangehaald als: Luchtvaartverordening provincie Utrecht.

Artikel 5.2 – Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad, waarin zij wordt bekendgemaakt.

Ondertekening

R.C. ROBBERTSEN, voorzitter. L.C.A.W. GRAAFHUIS, griffier.
Uitgegeven 31 maart 2010 Gedeputeerde Staten van Utrecht, namens hen
H.H. SIETSMA, secretaris
 

Toelichting

Algemeen

De voorgestelde Luchtvaartverordening provincie Utrecht bevat grofweg drie onderdelen, namelijk enkele procedurele bepalingen, ruimte voor nog vast te stellen luchthavenbesluiten en luchthavenregelingen en de aanwijzing van toezichthouders. Met betrekking tot de procedurele bepalingen geldt het volgende. In de wijzigingswet (hierna: Rbml) van de Wet luchtvaart (hierna: Wlv), is een aantal zaken vastgelegd met betrekking tot de te volgen procedure. Zo is er vastgelegd dat Provinciale Staten (hierna: PS) bij verordening een luchthavenbesluit vaststellen. Dit besluit komt volgens de wetswijziging voorts tot stand door middel van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure ingevolge afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Verder is bepaald dat deze bevoegdheid van PS niet overdraagbaar aan GS is. Met de onderhavige Luchtvaartverordening wordt onder andere de totstandkoming van luchthavenbesluiten en luchthavenregelingen verder uitgewerkt ten behoeve van de provinciale organisatie. Het bevat, onder andere, regels over de voorbereiding van een besluit, bepaalde indieningsvereisten etc. Daarnaast zullen in hoofdstuk 3 van de Luchtvaartverordening alle nog vast te stellen luchthavenbesluiten en luchthavenregelingen worden opgenomen. Hier is met name voor gekozen, om zodoende alle verordeningen die voortvloeien uit de Wet luchtvaart in de provincie Utrecht, bij elkaar en daarmee overzichtelijk te houden. De derde component heeft betrekking op het feit dat in de Luchtvaartverordening wordt bepaald dat bij besluit van Gedeputeerde Staten (hierna: GS) provinciale ambtenaren worden aangewezen als toezichthouders. In de gewijzigde Wet luchtvaart is dit niet vastgelegd, enkel voor de Minister van Verkeer en Waterstaat. Derhalve dient de toewijzing van provinciale ambtenaren als toezichthouders in een provinciale verordening te worden geregeld. Wettelijke grondslag Voorzover bekend is er geen specifieke grondslag voor deze verordening in de gewijzigde Wet luchtvaart. Deze Luchtvaartverordening is derhalve gebaseerd op de (aanvullende) verordenende bevoegdheid van Provinciale Staten ingevolge artikel 145 van de Provinciewet en de algemene delegatiebepaling van Provincicale Staten ingevolge artikel 152 van de Provinciewet. Verder zijn GS op grond van artikel 158, eerste lid, onder b, van de Provinciewet bevoegd de beslissingen van PS voor te bereiden en uit te voeren. Hieronder valt ook de voorbereiding van een luchthavenbesluit of -regeling op grond van afdeling 3.4 van de Awb. Paragraaf 3.1: In de paragraaf wordt per luchthavenbesluit een apart artikel opgenomen met daarin, voorzover van toepassing: de locatie-aanduiding, de baan-aanduiding, de kaart met het luchthavengebied, de geluidbelasting, de typen luchtvaartuigen, de tijden en dagen waarop gevlogen mag worden, het aantal vliegbewegingen, het circuit, de ruimtelijke indeling van de omgeving, het beperkingengebied, het afwegingsgebied, het gebruiksjaar, de  rapportageverplichting, de inhoud daarvan en de instelling van CRO. Paragraaf 3.2: In de paragraaf wordt per luchthavenregeling een apart artikel opgenomen met daarin, voor zover van toepassing: de locatie-aanduiding, de baan-aanduiding, de kaart met het luchthavengebied, de geluidbelasting, de typen luchtvaartuigen, de tijden en dagen waarop gevlogen mag worden, het aantal vliegbewegingen, het circuit, de ruimtelijke indeling van omgeving, het gebruiksjaar, de rapportageverplichting en de inhoud daarvan, en eventueel de instelling van CRO.

Artikelsgewijs Artikel 1.1 Ad a) Deze omschrijving volgt uit de Memorie van Toelichting van de wijzigingswet van de Wet luchtvaart1; Ad b tot en met d) Deze omschrijvingen volgen uit de Wet luchtvaart. Artikel 1.2 lid 1: Een luchthavenbesluit of luchthavenregeling hoeft volgens de Wlv niet op aanvraag te worden vastgesteld. Vanwege een voorspoedig verloop van de procedure en het behalen van de proceduretermijnen, is ervoor gekozen om “verkeerd” ingediende aanvragen anders aan te merken, dan deze door de aanvrager te laten aanpassen. lid 2: Een luchthavenbesluit of luchthavenregeling hoeft volgens de Wlv niet op aanvraag te worden vastgesteld. Het bevoegd gezag kan dit ook uit eigen beweging doen. De  procedurebepalingen uit deze Luchtvaartverordening hebben enkel betrekking op luchthavenbesluiten en luchthavenregelingen op aanvraag, aangezien deze dan ook binnen een specifieke termijn dienen te worden vastgesteld door PS. De overige artikelen uit deze Luchtvaartverordening zijn te allen tijde van toepassing. lid 3: De genoemde artikelen van de onderhavige verordening zijn niet van toepassing op de overgangsregeling voor de zogenaamde omzettingsbesluiten. Deze besluiten worden niet op aanvraag genomen, maar uit eigen beweging van het bevoegd gezag. Artikel 1.3 lid 1: In artikel 4:1 van de Awb is geregeld dat de aanvraag moet worden ingediend bij het bestuursorgaan dat bevoegd is om op de aanvraag te beslissen. In dit geval is dat PS. Vanwege een soepel verloop van de voorbereiding van het besluit, ligt het voor de hand dat PS op grond van artikel 152 van de Provinciewet hier bepalen dat de aanvraag, in afwijking van artikel 4:1 van de Awb, direct bij GS worden ingediend. lid 2: In de Awb is bepaald dat verlenging mogelijk is, met een “redelijke termijn”. Deze redelijke termijn is afhankelijk van de omstandigheden van het specifieke geval. Artikel 1.4 Vanwege het rondsturen van de aanvraag aan de adviseurs en ten behoeve van de terinzagelegging is een aantal kopieën van de aanvraag noodzakelijk. Tevens is rekening gehouden met het niet onnodig verzwaren van de administratieve lasten voor de aanvrager. Artikel 2.1 en artikel 2.3 Indien een luchthavenbesluit of luchthavenregeling wordt aangevraagd, dient de aanvraag in ieder geval de genoemde gegevens te bevatten. De Wlv bepaalt enkel wat er in een  luchthavenbesluit of luchthavenregeling moet staan. In de Wlv is niets bepaald over de inhoud van een aanvraag. Dit zijn derhalve provinciale eisen en deze zijn mede in Interprovinciaal verband overwogen. Artikel 2.2 en artikel 2.4 Indien een aanvraag wordt ingediend om een luchthavenbesluit of luchthavenregeling te wijzigen, dienen de opgenomen gegevens te worden opgenomen in de aanvraag. Artikel 2.5 In artikel 4:4 van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat een aanvraagformulier kan worden vastgesteld door het bestuursorgaan dat bevoegd is om op de aanvraag te beslissen. Op grond van de Wet luchtvaart is dit Provinciale Staten. Om een voorspoedig verloop van de voorbereiding van het besluit te bevorderen, is het noodzakelijk dat Provinciale Staten op grond van artikel 152 van de Provinciewet bepalen dat, in afwijking van artikel 4:4 van de Awb, het aanvraagformulier door GS wordt vastgesteld. Artikel 2.6 Uit de Memorie van Toelichting van de wijzigingswet van de Wet luchtvaart (Rbml) kan worden opgemaakt dat het bevoegd gezag deze verklaring moet aanvragen bij het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Op grond van artikel 152 van de Provinciewet wordt deze taak van PS gedelegeerd aan GS in het kader van de voorspoedige voorbereiding van het besluit. Artikel 4.1 In de gewijzigde Wet luchtvaart is niet bepaald dat bij besluit van GS toezichthouders worden aangewezen. Derhalve dient de toewijzing van provinciale ambtenaren als toezichthouders in een provinciale verordening te worden geregeld. Hierbij is aangesloten bij een soortgelijke bepaling uit de Wet milieubeheer (artikel 18.4). Artikel 5.1 Zoals elke provinciale verordening kent ook onderhavige verordening een bepaling waarin is vastgelegd hoe de onderhavige verordening dient te worden geciteerd.Artikel 5.2 Onderhavige verordening treedt eerst in werking na bekendmaking in het provinciale blad.