Regeling vervallen per 31-12-2020

Besluit van gedeputeerde staten van Utrecht van 20 december 2016, nr. 81A29241, tot aanwijzing van activiteiten van Stichting De Utrechtse Molens als Dienst van Algemeen Economisch Belang (DAEB)

Geldend van 01-02-2017 t/m 30-12-2020

Intitulé

Besluit van gedeputeerde staten van Utrecht van 20 december 2016, nr. 81A29241, tot aanwijzing van activiteiten van Stichting De Utrechtse Molens als Dienst van Algemeen Economisch Belang (DAEB)

Het college van Gedeputeerde Staten van Utrecht,

Overwegende dat,

  • de provincie Utrecht het beheer en behoud van de molens en aanverwante objecten zoals (molenaars)huizen en gemalen wil bevorderen, alsmede het beschermen en verbeteren van de molenbiotoop;

  • steunverlening ten behoeve van het bovenstaande mogelijk in strijd kan zijn met de Europese regels ten behoeve van staatssteun;

  • ingevolge artikel 14 en 106, tweede lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, gezien de plaats die de Diensten van Algemeen Economisch Belang in de gemeenschappelijke waarden van de Europese Unie innemen, dat ondernemingen die belast zijn met het beheer van dergelijke diensten slechts onder de Europese mededingingsregelgeving vallen voor zover deze de vervulling hiervan niet kan verhinderen;

  • om gebruik te kunnen maken van bovengenoemde bijzondere positie een onderneming met het beheer van een Dienst van Algemeen Economisch Belang moet worden belast;

  • dit aanwijzingsbesluit Dienst van Algemeen Economisch Belang de bestaande situatie van al toegekende rechten en plichten van betrokken onderneming bevestigt en niet wezenlijk uitbreidt. Om deze reden is een voorafgaande consultatie van andere marktdeelnemers niet zinvol geacht.

Gelet op,

Besluit,

  • I

    aan te wijzen als Dienst van Algemeen Economisch Belang, onder voorbehoud van een goedgekeurd werkplan, de volgende diensten:

    Activiteiten die Stichting de Utrechtse Molens Landschap uitvoert op grond van het provinciale beleid voor erfgoed:

    • instandhouding van alle 23 molen(ensemble)s;

    • geven van een goede plaats aan de molen(ensemble)s en de molenbiotoop door hieraan aandacht te besteden in ruimtelijke plannen en plannen voor waterbeheer;

    • draai- en waar mogelijk maalvaardig houden van alle 23 molens;

    • wekelijkse openstelling van alle 23 molens en openstelling op open monumentendagen;

    • periodieke uitgave van molenfolders;

    • ondersteuning geven aan een team van vrijwillige molenaars dat alle molens laat draaien en malen en publiek voorlicht over deze monumenten;

    • onderzoeken van de mogelijkheden voor eigen inkomsten en uitvoeren van de benodigde activiteiten om de bestaande financieringsbronnen in stand te houden (bijvoorbeeld administratie, aanvragen voorbereiden en indienen, rapportages, relatiebeheer).

  • II

    aan te wijzen als betrokken onderneming en het betrokken grondgebied:

    Stichting de Utrechtse Molens voor het grondgebied van de provincie Utrecht.

  • III

    aan te wijzen de aard en duur van de openbare dienstverplichtingen:

    Deze aanwijzing eindigt op 31-12-2020.

  • IV

    parameters voor de berekening van de compensatie te hanteren, waarmee controle, toetsingop overcompensatie en eventuele herziening van de compensatie mogelijk wordt:

    Toewijzing kosten

    Stichting de Utrechtse Molens hanteert een zodanige codering van kosten, waardoor toewijzing van de kosten aan voor subsidie in aanmerking komende activiteiten mogelijk is. De activiteiten voor de DAEB zijn herkenbaar gecodeerd, waardoor administratief een scheiding bestaat tussen activiteiten op basis van aanwijzingsbesluit Dienst van Algemeen Economisch Belang en andere activiteiten van Stichting de Utrechtse Molens.

    Integraal kostprijstarief

    Het integrale kostprijstarief is opgebouwd uit primaire loonkosten plus een opslag voor indirecte kosten en overhead. Met indirecte kosten en overhead worden die kosten bedoeld die niet rechtstreeks aan een subsidiabele activiteit worden toegerekend, maar via toerekening van een kostendrager. Ten behoeve van de berekening van het integrale kostprijstarief is het nodig de declarabele uren te berekenen. Dit is het aantal uren per dag (bijvoorbeeld 7,2 uren bij een 36-urige werkweek) vermenigvuldigd met het aantal werkdagen in een kalenderjaar minus: wettelijk erkende feestdagen; verlof conform cao; % ziekteverzuim; % indirecte productieve tijd (werkbesprekingen, personeelsaangelegenheden, studieverlof, etc.) o.b.v. ervaringsgegevens. De uitkomst is het direct aantal productieve uren per jaar, dat de basis is voor de berekening van het uurtarief bij de integrale kosten.

    Kosten voor inzet van derden zijn gebaseerd op een gedetailleerde onderhoudsplanning en op basis van offertes en op ervaringscijfers uit bestaande contracten. De gedetailleerde raming per molen is beschikbaar en gecontroleerd door de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE).

    Resultaatsafspraken

    Na afloop van de subsidieperiode zal worden vastgesteld of de afgesproken resultaatsafspraken in voldoende mate zijn gerealiseerd. Als dit niet het geval zal de provincie in overleg met de instelling bepalen wat een redelijk bedrag is voor terugvordering. In ieder geval zal de provincie niet bestede middelen per subsidieperiode terugvorderen bij de vaststelling over de meerjarige subsidieperiode.

Ondertekening

Utrecht, 20 december 2016

Gedeputeerde Staten van Utrecht,

 

voorzitter,

secretaris,