Besluit van gedeputeerde staten van Utrecht van 18 april 2017, nr. 81ABDEB2, tot openstelling van de regeling Investeringen in infrastructuur voor de ontwikkeling, modernisering of aanpassing van landbouwbedrijven uit de Verordening POP3 2014-2020 Provincie Utrecht (Openstellingsbesluit POP3 kavelruil en landbouwstructuurverbetering provincie Utrecht 2017)

Geldend van 20-06-2017 t/m heden

Intitulé

Besluit van gedeputeerde staten van Utrecht van 18 april 2017, nr. 81ABDEB2, tot openstelling van de regeling Investeringen in infrastructuur voor de ontwikkeling, modernisering of aanpassing van landbouwbedrijven uit de Verordening POP3 2014-2020 Provincie Utrecht (Openstellingsbesluit POP3 kavelruil en landbouwstructuurverbetering provincie Utrecht 2017)

Gedeputeerde Staten van Utrecht;

Gelet op artikel 1.3, 1.4 en paragraaf 4 van hoofdstuk 2 van de Verordening subsidies POP3 2014-2020 Provincie Utrecht;

Overwegende:

dat Gedeputeerde Staten met deze subsidieregeling beogen de gestelde doelen in het Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) en het provinciaal meerjarenprogramma voor het landelijk gebied, Agenda Vitaal Platteland (AVP) te behalen, waaronder de doelen verbetering van de agrarische structuur;

Besluiten

  • I.

    Open te stellen: De regeling Investeringen in infrastructuur voor de ontwikkeling, modernisering of aanpassing van landbouwbedrijven als bedoeld in paragraaf 4 van hoofdstuk 2 van de Verordening subsidies POP3 2014-2020 Provincie Utrecht - verder te noemen de Verordening subsidies POP3.

  • II.

    De periode voor het indienen van aanvragen vast te stellen op 12 juni 2017 tot en met 1 september 2017;

  • III.

    Het subsidieplafond voor de openstellingsperiode vast te stellen op € 1.000.000,- waarvan € 500.000,- uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) en € 500.000,- uit het provinciale Meerjarenprogramma Agenda Vitaal Platteland (AVP);

  • IV.

    De volgende regels vast te stellen:

Artikel 1 Definities

In aanvulling op de definities zoals genoemd in artikel 1.1. van de Verordening subsidies POP3 wordt in dit besluit verstaan onder:

  • a.

    Publieke doelen: doelen voor algemeen maatschappelijk belang die zijn vastgelegd in beleid van overheden waarmee bedoeld, milieu-, water-, natuur- en landschapsdoelen.

  • b.

    Provinciale plannen: vastgesteld provinciaal beleid waarmee bedoeld de landbouwvisie provincie Utrecht (2011), het Meerjarenprogramma Agenda Vitaal Platteland (2016-2019) en het Bodem Water Milieuplan (2016-2021);

  • c.

    Inpassingsmaatregelen: inpassingsmaatregelen zijn maatregelen om negatieve gevolgen van het verkavelingsplan op de omgeving te voorkomen zoals: aanbrengen van beplantingen, aanpassen van de wegen- en padenstructuur ten behoeve van het algemeen belang, aanpassen van de waterhuishouding ten behoeve van het algemeen belang.

Artikel 2 Subsidiabele activiteiten

In afwijking van artikel 2.4.1 van de Verordening subsidies POP3 kan subsidie worden verstrekt voor:

  • a.

    de verbetering van de verkavelingsstructuur van landbouwbedrijven indien ze bijdragen aan publieke doelen;

  • b.

    de verplaatsing van landbouwondernemingen anders dan glastuinbouwbedrijven gericht op verbetering van de landbouwinfrastructuur en natuurdoelen;

  • c.

    de verplaatsing van landbouwondernemingen anders dan glastuinbouwbedrijven gericht op verbetering van de landbouwinfrastructuur en publieke doelen anders dan natuurdoelen.

Artikel 3 Aanvragers

In afwijking op artikel 2.4.2 wordt subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 2 verstrekt aan:

  • a.

    landbouwers;

  • b.

    grondeigenaren die geen landbouwer zijn;

  • c.

    pachters;

  • d.

    stichtingen voor kavelruil;

  • e.

    landbouworganisaties;

  • f.

    provincies;

  • g.

    waterschappen;

  • h.

    gemeenten;

  • i.

    natuur - en landschapsorganisaties;

  • j.

    stichtingen of coöperaties gericht op gebiedsontwikkeling.

Artikel 4 Subsidiabele kosten

  • 1. In afwijking op artikel 2.4.3 van de Verordening subsidies POP3 wordt voor activiteiten bedoeld onder artikel 2 onder a verstrekt voor:

    • a.

      proceskosten verkaveling;

    • b.

      procedurekosten verkaveling;

    • c.

      investeringen om kavels beter bewerkbaar en bereikbaar te maken;

    • d.

      investeringen ten behoeve van inpassingsmaatregelen.

    • e.

      niet verrekenbare of niet compensabele BTW.

  • 2. In afwijking op artikel 2.4.4 van de Verordening subsidies POP3 wordt voor activiteiten bedoeld onder artikel 2 onder b en c verstrekt voor:

    • a.

      procedurekosten bedrijfsverplaatsing;

    • b.

      investeringen op de nieuwe bedrijfslocatie;

    • c.

      investeringen om kavels beter bereikbaar te maken op de nieuwe bedrijfslocatie;

    • d.

      niet verrekenbare of niet compensabele BTW.

  • 3. De kosten van investeringen voor verbetering van de verkavelingsstructuur of verplaatsing van landbouwbedrijven kunnen bestaan uit:

    • a.

      de kosten van de bouw, verbetering, verwerving of leasing van onroerende zaken;

    • b.

      de kosten van de koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa;

    • c.

      tweede hands installatiezaken, indien noodzakelijk voor het project en de kosten aantoonbaar de marktwaarde niet overstijgen;

    • d.

      plankosten en kosten van architecten, ingenieurs en adviseurs;

    • e.

      leges voor vergunningen en procedures;

    • f.

      haalbaarheidsstudies;

  • 4. De onder in het eerste lid onder a bedoelde proceskosten, de in het derde lid onder a bedoelde kosten voor de bouw, verbetering, verwerving of leasing van onroerende zaken, de in het derde lid onder d bedoelde plankosten en kosten van architecten, ingenieurs en adviseurs alsmede in het derde lid onder f bedoelde haalbaarheidsstudies zijn overeenkomstig artikel 1.9 en 1.11 subsidiabel voor:

    • a.

      kosten derden;

    • b.

      personeelskosten;

    • c.

      bijdragen in natura voor eigen arbeid;

  • 5. Voorbereidingskosten.

Artikel 5 Hoogte subsidie

  • 1. In afwijking op artikel 2.4.6 van de Verordening subsidies POP3 dient de subsidie voor de verbetering van de verkavelingsstructuur van landbouwbedrijven (artikel 2a) op het moment van de subsidieverlening per project minimaal € 50.000,- te bedragen en gelden de volgende subsidiepercentages:

    • a.

      100% van de subsidiabele kosten voor juridische en algemene kosten als bedoeld in artikel 4 lid 2 onder a en b;

    • b.

      100% van de subsidiabele kosten van investeringen ten behoeve van inpassingsmaatregelen als bedoeld in artikel 4 lid 1 onder d;

    • c.

      40% van de subsidiabele kosten van investeringen ten behoeve van een betere bereikbaarheid en bewerkbaarheid van kavels als bedoeld in artikel 4 lid 1 onder c.

  • 2. In afwijking van artikel 2.4.7 van de Verordening subsidies POP3 dient de subsidie voor de verplaatsing van landbouwbedrijven op het moment van de subsidieverlening per project minimaal € 50.000, - en maximaal € 400.000,- te bedragen voor verplaatsingen zoals bedoeld in artikel 2 onder b en € 150.000 voor verplaatsingen zoals bedoeld artikel 2 onder c; en gelden de volgende subsidiepercentages:

    • a.

      100% van de subsidiabele kosten voor juridische en algemene kosten als bedoeld in artikel 4 lid 2 onder a;

    • b.

      40% van de subsidiabele kosten ten behoeve van een investeringen zoals bedoeld in artikel 4 lid 2 onder b en c op de nieuwe bedrijfslocatie.

Artikel 6 Vereisten aan een subsidieaanvraag

Onverminderd hetgeen bepaald is in het tweede lid van artikel 1.7, van de Verordening subsidies POP3 bevat de aanvraag om subsidie in het geval de cofinanciering niet (geheel) afkomstig is van de provincie Utrecht maar (ook) van andere overheden, een besluit(en) over de toekenning van de cofinanciering. Het besluit(en) moet(en) het subsidiebedrag, het steunpercentage, de subsidiabele kosten, het totale bedrag aan subsidiabele kosten, de naam van het project en de naam van de begunstigden vermelden. Ook dient er een verwijzing in te staan naar de Verordening subsidies POP3 2014-2020 Provincie Utrecht met een verklaring dat de subsidiebijdrage conform het bepaalde in de Verordening subsidies POP3 2014-2020 Provincie Utrecht wordt verstrekt.

Artikel 7 Selectiecriteria

  • 1. Voor de rangschikking als bedoeld in artikel 1.15 van de Verordening subsidies POP3 wordt, in afwijking van artikel 2.4.9 van de Verordening subsidies POP3, de aanvraag beoordeeld aan de hand van de onderstaande criteria:

    • a.

      mate van kosteneffectiviteit

    • b.

      mate van effectiviteit, hetgeen blijkt uit het effect van de activiteit op de te bereiken doelen zoals bedoeld in artikel 2;

    • c.

      mate van haalbaarheid, hetgeen blijkt uit een aantal in de toelichting benoemde aspecten

    • d.

      Mate van urgentie van de activiteit, hetgeen blijkt uit de noodzaak van de uitvoering van de activiteit binnen een bepaalde termijn.

  • 2. De beoordeling van de selectiecriteria vindt naar de aard van de activiteit, waarbij de subsidieaanvraag valt onder één van de onderstaande categorieën:

    • I.

      Aanvragen die zien op het tot stand brengen van een kavelruil-proces (bijeen brengen van partijen, opstellen van een projectplan).

    • II.

      Aanvragen die zien op de daadwerkelijke uitvoering van een projectplan ruilverkaveling (= daadwerkelijke uitvoering verkaveling + uitvoering daaraan gerelateerde investeringen)

    • III.

      Aanvragen die zien op bedrijfsverplaatsing van landbouwbedrijven

    I Aanvragen die zien op het tot stand brengen van een kavelruil-proces (bijeen brengen van partijen, opstellen van een projectplan).

    • a.

      De mate van kosteneffectiviteit wordt bepaald door de totaal aangevraagde subsidiabele kosten te relateren aan het effect op / de mate waarin de doelstelling(en) zoals beschreven in de openstelling worden behaald:

      • -

        1 punt: de totale subsidiabele kosten zijn zeer hoog ten opzichte van het effect op de doelstelling(en) van de openstelling.

      • -

        2 punten: de totale subsidiabele kosten zijn hoog ten opzichte van het effect op de doelstelling(en) van de openstelling.

      • -

        3 punten: de totale subsidiabele kosten zijn redelijk ten opzichte van het effect op de doelstelling(en) van de openstelling.

      • -

        4 punten: de totale subsidiabele kosten zijn zeer redelijk ten opzichte van het effect op de doelstelling(en) van de openstelling.

    • b.

      De mate van effectiviteit van het opstellen van een projectplan wordt bepaald door de kwaliteit die het projectplan uiteindelijk zal kunnen hebben door de gekozen werkwijze.

      • -

        1 punt: de effectiviteit is gelet op genoemde aspecten matig.

      • -

        2 punten: de effectiviteit is gelet op genoemde aspecten voldoende.

      • -

        3 punten: de effectiviteit is gelet op genoemde aspecten goed.

      • -

        4 punten: de effectiviteit is gelet op genoemde aspecten zeer goed.

    • c.

      De mate van kans op succes/haalbaar wordt bepaald bij de in de toelichting genoemde aspecten

      • -

        1 punt: de kans op succes/haalbaarheid is gelet op genoemde aspecten matig.

      • -

        2 punten: de kans op succes/haalbaarheid is gelet op genoemde aspecten voldoende.

      • -

        3 punten: de kans op succes/haalbaarheid is gelet op genoemde aspecten goed.

      • -

        4 punten: de kans op succes/haalbaarheid is gelet op genoemde aspecten zeer goed.

    • d.

      De mate van urgentie wordt bepaald op

      • -

        1 punt indien er sprake is van een opgave die op grond van in het openstellingsbesluit weergegeven provinciale plannen noodzakelijk is, maar die op grond van die plannen pas op langere termijn aangepakt hoeft te worden.

      • -

        2 punten indien er sprake is van een noodzakelijke opgave op grond van in het openstellingsbesluit weergegeven provinciale plannen en die op grond van die plannen binnen afzienbare termijn aangepakt moet worden.

      • -

        3 punten indien er sprake is van een noodzakelijke opgave op grond van in het openstellingsbesluit weergegeven provinciale plannen en die op grond van die plannen op korte termijn aangepakt moet worden.

      • -

        4 punten indien er sprake is van een op grond van in het openstellingsbesluit weergegeven provinciale plannen noodzakelijke opgave die op grond van die plannen onmiddellijk aangepakt moet worden.

    II. Aanvragen die zien op de daadwerkelijke uitvoering van een projectplan ruilverkaveling (= daadwerkelijke uitvoering verkaveling + uitvoering daaraan gerelateerde investeringen)

    • a.

      De mate van kosteneffectiviteit wordt bepaald door de kosten te vergelijken met een normbedrag, deze wordt in de toelichting vermeld.

      • -

        1 punt, indien de kosten meer dan 30% hoger zijn dan het in de openstellingsbesluit opgenomen normkosten

      • -

        2 punten, indien de kosten meer dan 10 tot en met 30% hoger zijn dan de normkosten

      • -

        3 punten, indien de kosten tussen de 10% lager en 10% hoger zijn dan de normkosten

      • -

        4 punten, indien de kosten meer dan 10% lager zijn dan de normkosten.

    • b.

      De mate van effectiviteit wordt bepaald aan de hand van de bijdrage die de verwachte verbetering levert aan de verkavelingsstructuur en/of provinciale doelen.

      • -

        1 punt: Resultaten van het project dragen matig bij aan de verbetering van de verkavelingsstructuur en/of de beleidsmatige andere doelstellingen

      • -

        2 punten: Resultaten van het project dragen voldoende bij aan de verbetering van de verkavelingsstructuur en/of de beleidsmatige andere doelstellingen

      • -

        3 punten: Resultaten van het project dragen goed bij aan de verbetering van de verkavelingsstructuur en/of de beleidsmatige andere doelstellingen

      • -

        4 punten: Resultaten van het project dragen zeer goed bij aan de verbetering van de verkavelings-structuur en/of de beleidsmatige andere doelstellingen.

    • c.

      De mate van kans op succes/haalbaar wordt bepaald bij de in de toelichting genoemde aspecten

      • -

        1 punt: project scoort onvoldoende tot matig op één of beide van genoemde aspecten

      • -

        2 punten: project scoort ten minste voldoende op beide genoemde aspecten

      • -

        3 punten: project scoort goed op ten minste één van genoemde aspecten, andere aspect is ten minste voldoende

      • -

        4 punten: project scoort zeer goed op beide genoemde aspecten.

    • d.

      De mate van urgentie wordt bepaald door te kijken of de verkaveling op basis van provinciale plannen noodzakelijk is en de termijn waarop dit nodig is.

      • -

        1 punt indien er sprake is van een opgave die op grond van in het openstellingsbesluit weergegeven provinciale plannen noodzakelijk is, maar die op grond van die plannen pas op langere termijn aangepakt hoeft

      • -

        2 punten indien er sprake is van een noodzakelijke opgave op grond van in het openstellingsbesluit weergegeven provinciale plannen en die op grond van die plannen binnen afzienbare termijn aangepakt moet worden

      • -

        3 punten indien er sprake is van een noodzakelijke opgave op grond van in het openstellingsbesluit weergegeven provinciale plannen en die op grond van die plannen op korte termijn aangepakt moet worden

      • -

        4 punten indien er sprake is van een op grond van in het openstellingsbesluit weergegeven provinciale plannen noodzakelijke opgave die op grond van die plannen onmiddellijk aangepakt moet worden.

    III. Aanvragen die zien op bedrijfsverplaatsing van landbouwbedrijven

    • a.

      De mate van kosteneffectiviteit wordt bepaald door de totaal aangevraagde subsidiabele kosten te relateren aan het effect op/ de mate waarin de doelstelling(en) zoals beschreven in de openstelling worden behaald.

      • -

        1 punt, de totale subsidiabele kosten zijn zeer hoog ten opzichte van het effect op de doelstelling(en) van de openstelling.

      • -

        2 punten: de totale subsidiabele kosten zijn hoog ten opzichte van het effect op de doelstelling(en) van de openstelling.

      • -

        3 punten: de totale subsidiabele kosten zijn redelijk ten opzichte van het effect op de doelstelling(en) van de openstelling.

      • -

        4 punten: de totale subsidiabele kosten zijn zeer redelijk ten opzichte van het effect op de doelstelling(en) van de openstelling.

    • b.

      De mate van effectiviteit wordt bepaald door de effecten die de bedrijfsverplaatsing zal hebben. In de toelichting worden de aspecten toegelicht waar in samenhang naar gekeken wordt

      • -

        1 punt: de effectiviteit is gelet op genoemde aspecten matig.

      • -

        2 punten: de effectiviteit is gelet op genoemde aspecten voldoende.

      • -

        3 punten: de effectiviteit is gelet op genoemde aspecten goed.

      • -

        4 punten: de effectiviteit is gelet op genoemde aspecten zeer goed

    • c.

      De mate van kans op succes/haalbaar van bedrijfsverplaatsing wordt bepaald door de in de toelichting genoemde aspecten in samenhang te bezien

      • -

        1 punt: project scoort onvoldoende tot matig op één of beide van genoemde aspecten

      • -

        2 punten: project scoort ten minste voldoende op beide genoemde aspecten

      • -

        3 punten: project scoort goed op ten minste één van genoemde aspecten, andere aspect is ten minste voldoende

      • -

        4 punten: project scoort zeer goed op beide genoemde aspecten.

    • d.

      De mate van urgentie wordt bepaald in hoeverre de bedrijfsverplaatsing op basis van provinciale plannen noodzakelijk is en de termijn waarop.

      • -

        1 punt indien er sprake is van een opgave die op grond van in het openstellingsbesluit weergegeven provinciale plannen noodzakelijk is, maar die op grond van die plannen pas op langere termijn aangepakt hoeft te worden

      • -

        2 punten indien er sprake is van een noodzakelijke opgave op grond van in het openstellingsbesluit weergegeven provinciale plannen en die op grond van die plannen binnen afzienbare termijn aangepakt moet worden

      • -

        3 punten indien er sprake is van een noodzakelijke opgave op grond van in het openstellingsbesluit weergegeven provinciale plannen en die op grond van die plannen op korte termijn aangepakt moet worden

      • -

        4 punten indien er sprake is van een op grond van in het openstellingsbesluit weergegeven provinciale plannen noodzakelijke opgave die op grond van die plannen onmiddellijk aangepakt moet worden.

Artikel 8 Puntensystematiek

  • 1. Na sluiting van de indieningstermijn worden alle tijdig ontvangen aanvragen door een onafhankelijke adviescommissie beoordeeld als bedoeld in artikel 1.14 van de Verordening subsidies POP3. Op basis van de onder artikel 7 bepaalde selectiecriteria worden deze in rangorde op een lijst geplaatst. Het puntentotaal per project wordt samengesteld uit de te behalen punten op basis deze methodiek.

  • 2. De weging van de in artikel 7 bedoelde selectiecriteria vindt als volgt plaats:

    Selectiecriterium

    Weging

    Te behalen punten

    a.

    Kosteneffectiviteit

    2

    1 - 4

    b.

    Mate van effectiviteit

    3

    1 - 4

    c.

    Kans op succes

    2

    1 - 4

    d.

    Urgentie

    1

    1 - 4

  • 3. Het maximum aantal punten is 32.

  • 4. Indien een aanvraag minder dan 20 punten behaalt, wordt de aanvraag niet gehonoreerd;

  • 5. Als twee of meer aanvragen een gelijk aantal punten hebben verkregen en hun plaats in de rangschikking zodanig is dat de som van de toe te kennen maximale subsidiebedragen het subsidieplafond overstijgt, wordt met inachtneming van het subsidieplafond subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdeel b van artikel 7 (mate van effectiviteit).

  • 6. Indien de aanvragen als bedoeld in het vijfde lid tevens een gelijk aantal punten hebben behaald op het criterium bedoeld in artikel 7 het eerste lid, onder b (mate van effectiviteit), wordt de subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onder a van artikel 7 (kosteneffectiviteit).

  • 7. Indien de aanvragen als bedoeld in het zesde lid een gelijk aantal punten hebben behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b van artikel 7, wordt de subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onder c van artikel 7 (kans op succes).

  • 8. Indien de aanvragen als bedoeld in het zevende lid een gelijk aantal punten hebben behaald op alle criteria bedoeld in het eerste lid, wordt de rangschikking van de aanvragen bepaald door loting.

Artikel 9 Bevoorschotting

Artikel 10 Publicatie en inwerkingtreding

Dit besluit wordt geplaatst in het Provinciaal Blad en treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Voor alle relevante informatie verwijzen wij naar de website https://www.provincie-utrecht.nl/onderwerpen/alle-onderwerpen/pop-3/procedure-aanvraag/.

Artikel 11 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Openstellingsbesluit POP3 kavelruil en landbouwstructuurverbetering provincie Utrecht 2017.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van gedeputeerde staten van Utrecht van 18 april 2017.

Gedeputeerde staten van Utrecht,

Voorzitter,

Secretaris.

Toelichting

Inleiding

In het kader van het Europese Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) heeft de provincie Utrecht de mogelijkheid om maatregelen open te stellen voor het indienen van projectvoorstellen die voor een EU-subsidie in het kader van het POP-3 in aanmerking kunnen komen.

Om de internationale concurrentiepositie van de Nederlandse landbouw te handhaven en te versterken is een blijvende investering in de landbouwstructuur noodzakelijk. Door deze investeringen kan de efficiëntie van de sector worden verhoogd. Dit kan worden bereikt door de juiste aanpassingen van percelen.

De openstelling van deze maatregel is gericht op investeringen in het landelijk gebied die bijdragen aan de verbetering van de verkaveling van de landbouwbedrijven en de daarbij behorende toegankelijkheid, bodemgesteldheid en waterhuishouding.

Kavelruilen wordt ingezet voor structuurversterking van de landbouw. In de vigerende landbouwvisie van de provincie Utrecht is als doel geformuleerd dat de melkveehouderij minimaal 60% huiskavel heeft en maximaal 2-3 veldkavels. Uitvoering vindt op vrijwillige basis plaats. Kavelruil wordt ook ingezet om publieke doelen op het gebied van natuur, recreatie en milieu te realiseren. Bedrijfsverplaatsing kan een onderdeel zijn van een kavelruilproces, maar het beleid van de provincie is terughoudend op dit gebied. Bedrijfsverplaatsingen met als enig doel structuurversterking van de landbouw passen niet in het beleid van de provincie Utrecht.

Op basis van de mogelijkheden die het Europese POP3-programma hiertoe biedt, heeft de provincie met de vaststelling van de Nota Uitvoering Grondstrategie (november 2014) en het Meerjarenprogramma Agenda Vitaal Platteland (december 2015) door de Provinciale Staten van Utrecht ervoor gekozen om de komende jaren een bijdrage te leveren aan de verbetering van de agrarische structuur in combinatie met de realisatie van diverse maatschappelijke doelstellingen.

In opdracht van de provincie Utrecht heeft Wageningen Economic Research-WUR en Kadaster een studie uitgevoerd naar de verkavelingssituatie in de provincie. Uit deze analyse blijkt waar de opgaven voor de komende jaren liggen, en waar de kansen het grootst zijn. Verkavelingsanalyse: Focus op integrale gebiedsontwikkeling (Wageningen Economic Research-WUR/ Kadaster): https://www.provincie-utrecht.nl/publish/pages/317098/verkavelingsanalyse_utrecht_15-02-2017.pdf.

Met dit openstellingsbesluit wordt aan de realisatie van bovenstaande doelstellingen invulling gegeven.

Artikelsgewijze toelichting van het openstellingsbesluit

Artikel 2 Subsidiabele activiteit

Deze maatregel is gericht op investeringen in het landelijk gebied die bijdragen aan de verbetering van de verkaveling van de landbouwbedrijven en de daarbij behorende toegankelijkheid, bodemgesteldheid, waterhuishouding en/of de verplaatsing van landbouwbedrijven. Het gaat hierbij om de volgende concrete acties:

  • -

    het opstellen en uitvoeren van verkavelingsplannen, projecten gericht op draagvlakontwikkeling, inhuur van kavelruil-coördinatoren en andere experts, faciliteren aankoop ruilgronden en verkavelingsprocedures, vacatiegelden, kadaster- en notariskosten, projectmanagement;

  • -

    investeringen om kavels beter bewerkbaar en bereikbaar te maken zoals: graven en dempen van sloten, met elkaar verbinden van percelen, aanpassen van drainage, aanleg of verbetering van dammen en kavelpaden, aanpassen van het wegenstelsel, aanpassen van de waterhuishouding;

  • -

    het demonteren, verhuizen en weer opbouwen van bestaande voorzieningen, het vervangen van een bestaand gebouw of voorziening door een nieuw, modern gebouw of nieuwe moderne voorziening, zonder dat daarbij de betrokken productie of technologie fundamenteel wordt gewijzigd. Hierbij kan het gaan om een bedrijfsverplaatsing dat gericht is op landbouwstructuurversterking in combinatie met een natuurdoel of een bedrijfsverplaatsing dat gericht is op landbouwstructuurversterking in combinatie met een ander publiek doel (zoals waterberging).

Artikel 3 Aanvragers

De in de Verordening genoemde lijst van mogelijke aanvragers is in het geheel overgenomen zodat zoveel mogelijke aanvragers een project kunnen indienen. Aanvullend daarop worden ook stichtingen coöperaties genoemd die gericht zijn op gebiedsontwikkeling.

Artikel 4 Subsidiabele kosten

Nadere toelichting op de in artikel 4.1 en 4.2 genoemde subsidiabele kosten

  • a.

    Onder proceskosten verkaveling worden kosten verstaan die te maken hebben met het organiseren van de kavelruil. Dit kunnen kosten van architecten, ingenieurs en adviseurs zijn alsmede de kosten van adviezen over duurzaamheid en kosten van haalbaarheidsstudies. De kosten kunnen verantwoord worden als kosten derden, personeelskosten en bijdragen in natura eigen arbeid.

  • b.

    De procedurekosten bestaan uit kosten voor kadaster, notaris ed.

  • c.

    Niet verrekenbare of niet compensabele BTW

    BTW die vanuit een fonds van gemeente of provincie aan de aanvrager kan worden gecompenseerd is niet subsidiabel. Ook BTW die als voorbelasting kan worden afgetrokken bij de belastingdienst of die via een regeling van de belastingdienst geen last vormt voor de aanvrager, is niet subsidiabel.

Nadere toelichting op de in artikel 4.3 genoemde subsidiabele kosten van investeringen:

Investeringen kunnen betrekking hebben op verschillende soorten uitgaven:

  • a.

    De kosten van de bouw, verbetering, verwerving of leasing van onroerende goederen.

    Dit zijn alle werken gerelateerd aan het beter bewerkbaar en bereikbaar maken van kavels zoals de aanleg of verbetering van bruggen ,dammen en kavelpaden. Ook zijn alle noodzakelijke werken die het gevolg zijn van het verkavelingsplan zoals het aanbrengen van beplantingen, aanpassen van de wegen- en padenstructuur ten behoeve van het algemeen belang, aanpassen van de waterhuishouding ten behoeve van het algemeen belang subsidiabel. Bij een bedrijfsverplaatsing zijn de werken op de nieuwe bedrijfslocatie subsidiabel. Het kan gaan om verbeteringen van de stal, erfmaatreglen of het beter bewerkbaar en bereikbaar maken van kavels. Kosten van de aankoop van bebouwde en niet bebouwde gronden zijn subsidiabel tot maximaal 10% van de totale subsidiabele kosten.

  • b.

    De kosten van de koop- of huurkoop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa:

    De koop- of huurkoop van nieuwe machines en installaties zal voornamelijk plaats vinden bij een bedrijfsverplaatsing. Het kan gaan om alle noodzakelijke bedrijfsmiddelen die op de nieuwe locatie worden ingezet. Hierbij zijn er twee situaties denkbaar:

    • -

      De Bedrijfsmiddelen (o.a. nieuwe landbouwmachines en installaties met inbegrip van computerhardware en software, etc.) worden aangeschaft om blijvend te worden gebruikt door de eindbegunstigde als onderdeel van de investering. In dit geval is de volledige aan- of huurkoopwaarde subsidiabel tot ten hoogte de marktwaarde van het bedrijfsmiddel..

  • c.

    De kosten van tweedehands installatiezaken, indien noodzakelijk voor het project en indien de kosten aantoonbaar de marktwaarde niet overstijgen;

  • d.

    Plankosten en kosten van architecten, ingenieurs en adviseurs;

  • e.

    Leges voor vergunningen en procedures;

  • f.

    De kosten van haalbaarheidsstudies:

    • -

      Haalbaarheidsstudies naar het draagvlak in de omgeving voor de investeringen en naar de uitvoerbaarheid in technisch of financiële zin behoren tot de subsidiabele kosten.

Nadere toelichting op de in artikel 4.4 genoemde subsidiabele kosten:

  • a.

    Kosten derden

    Kosten derden zijn kosten waarbij een betaling voor diensten aan een “derde”, een partij buiten de begunstigde- wordt gedaan. U moet kunnen aantonen dat de door u ingediende ‘kosten derden’ redelijk (marktconform) en passend zijn.

  • b.

    Personeelskosten

    De aanvrager kan loonkosten (voor bijvoorbeeld proceskosten) verantwoorden op basis van aan het project bestede uren te vermenigvuldigen met een volgens één van de volgende methodieken berekend tarief:

    • -

      een per medewerker bepaald individueel uurtarief, berekend op basis van bruto jaarloon, vermeerderd met een opslag van 43,5% voor werkgeverslasten, waarna over dat bedrag 15% aan overheadkosten wordt berekend en dat bedrag vervolgens door 1.720 uur op basis van een 40-urige werkweek wordt gedeeld;

    • -

      een door de minister goedgekeurde integrale kostensystematiek als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies;

    • -

      indien er sprake is van een parttime dienstverband, worden de personeelskosten per uur naar rato berekend

    • -

      personeelskosten zijn subsidiabel tot maximaal 1.720 uur per persoon per jaar en door de minister goedgekeurde integrale kostensystematiek als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies

  • c.

    Bijdragen in natura voor eigen arbeid;

    Dit zijn de kosten van eigen arbeid van de aanvrager. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer de ondernemer zelf de werken uitvoert zoals bijvoorbeeld kavelverbeteringswerken, aanleggen van bruggen of dammen.

    Bijdragen in natura kunnen uitsluitend uit eigen arbeid bestaan voor diensten waarvoor geen door facturen of documenten met gelijkwaardige bewijskracht gestaafde contante betalingen zijn verricht. Bijdragen in natura zijn subsidiabel:

    • -

      voor zover de te verlenen subsidie niet meer bedraagt dan de totale subsidiabele kosten in het project exclusief de bijdragen in natura;

    • -

      de bijdrage is slechts subsidiabel indien de werkelijke arbeidstijd voor de uitvoering van de activiteit gecontroleerd kan worden.

    • -

      De waarde van onbetaalde eigen arbeid wordt gewaardeerd op € 35,– per uur. Deze bedragen worden niet uitgekeerd, maar gelden als eigen bijdrage in de financiering van het project.

Voorbereidingskosten

Voorbereidingskosten komen voor subsidie in aanmerking indien zij gemaakt zijn binnen één jaar voordat de aanvraag om subsidie is ingediend. Het gaat uitsluitend om de kosten voor architecten, ingenieurs, adviseurs en haalbaarheidsstudies die direct gerelateerd zijn aan de voorbereiding van de aanvraag voor het project. De kosten kunnen worden gemaakt door kosten derden, personeelskosten of door bijdragen in natura voor eigen arbeid.

Artikel 5 Hoogte subsidie

De ondergrens van een project bedraagt € 50.000,- aan subsidie. Deze ondergrens moet worden gehaald op het moment van de subsidieverlening op basis van de subsidiabele kosten. Het kan zijn dat er € 55.000,- wordt aangevraagd maar dat hiervan ‘slechts’ € 45.000,- subsidiabel blijkt na beoordeling van de aanvraag. In dat geval wordt de subsidie niet verleend. Voor bedrijfsverplaatsingen geldt een maximum van € 400.000,- aan subsidiabele kosten voor verplaatsingen die een directe bijdrage leveren aan landbouwstructuurversterking in combinatie met natuurdoelen € 150.000 voor verplaatsingen die een directe bijdrage leveren aan landbouwstructuurversterking en andere publieke doelen.

Artikel 6

Deze regeling sluit niet uit dat de aanvrager uitsluitend subsidie aanvraagt voor ELFPO omdat de cofinanciering via een waterschap of andere instantie met een publiekrechtelijke satus wordt verstrekt. Indien dit het geval is dan is het aan de subsidie-aanvrager de taak ervoor zorg te dragen dat de bijdrage van de derde overheid is gegarandeerd. Dit moet blijken uit een besluit van de betreffende overheidsdienst waarin wordt verklaard dat zij het subsidiebedrag verstrekken op basis van de zelfde regels van de Verordening POP3 provincie Utrecht 2014–2016. Dit betekent dat het besluit in ieder geval het subsidiebedrag, het steunpercentage, de subsidiabele kosten, het totale bedrag aan subsidiabele kosten, de naam van het project en de naam van de begunstigden moet vermelden.

Artikel 7 en 8 Selectiecriteria en Puntensystematiek

Gedeputeerde Staten hanteren voor de beoordeling en rangschikking van de subsidieaanvragen een puntentelling. Aanvragen worden beoordeeld op:

  • a.

    kosteneffectiviteit;

  • b.

    mate van effectiviteit van de activiteit;

  • c.

    kans op succes/ haalbaarheid;

  • d.

    urgentie, een en ander zoals aangegeven in het openstellingsbesluit.

Voor de weging geldt dat b. de mate van effectiviteit als belangrijkste wordt gezien en een weging van 3 heeft, kosteneffectiviteit, en kans op succes/haalbaarheid krijgen een weging van 2. De urgentie krijgt een weging van 1.

I Aanvragen gericht op het tot stand brengen van een kavelruil-proces (bijeen brengen van partijen, opstellen van een projectplan).

De verwachting is dat projecten worden ingediend die gericht zijn op het tot stand brengen van kavelruil. Een goede inventarisatie van kansrijke kavelruilprojecten door het bijeenroepen van betrokken partijen maakt hiervan onderdeel en bieden programmatisch houvast voor de komende openstelling van deze regeling.

ad a. Kosten effectiviteit

Kosteneffectiviteit wordt bepaald door de totaal aangevraagde subsidiabele kosten te relateren aan het effect op / de mate waarin de doelstelling(en) zoals beschreven in de openstelling worden behaald. Een norm hiervoor is niet te geven, gekeken wordt of de kosten in verhouding staan tot het resultaat.

Ad b. mate van effectiviteit van de activiteit

De effectiviteit wordt ingeschat op basis van de kwaliteit van het projectplan. Deze kwaliteit wordt bepaald door in samenhang de volgende aspecten te bezien:

  • -

    de begrenzing van het gebied waar het plan betrekking op zal hebben,

  • -

    de beleidsopgaven in het gebied, zoals realisatie Nationaal Natuur Netwerk (NNN) en wateropgaven zoals die voortkomen uit de Kaderrichtlijn Water (KRW)of de normen in het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)

  • -

    het aantal deelnemers uit het betreffende gebied dat bij het opstellen van het plan betrokken zal gaan worden,

  • -

    de grootte van het beoogde gebied waarop de kavelruil van toepassing zal gaan zijn,

  • -

    de mate van integraliteit van de het verkavelingsplan en

  • -

    de verbetering in verkavelingsstructuur die bereikt kan gaan worden, te meten door het verschil in ‘uitgangskwaliteit’ én te behalen ‘eindkwaliteit’ (bijvoorbeeld op grond van kadasterkaarten) van het gebied waar het ruilverkavelingsproces plaats zal gaan vinden.

Ad c. kans op succes/ haalbaarheid

De haalbaarheid van het plan tot opstellen van een verkavelingsplan zal beoordeeld worden door in samenhang de volgende aspecten te bezien.

  • -

    de ervaring van de projectleider / het bureau die de uitvoering op zich neemt, op basis van meegestuurde cv’s (max 1 punt)

  • -

    de inhoudelijke kwaliteit van ‘het plan om te komen tot het verkavelingsplan’ te bepalen aan de hand van de volgende criteria (max 3 punten):

    • hoe realistisch is het plan,

    • zijn relevante partijen bij de ontwikkeling van het plan betrokken,

    • kent het project een realistische planning, opzet en onderbouwde begroting,

    • worden de verwachte knelpunten helder benoemd.

Ad d. urgentie

Hierbij gaat het om de vraag in hoeverre het tot stand brengen van een verkavelingsproces noodzakelijk is voor het bereiken van publieke doelen en op welke termijn die aanpak noodzakelijk is

Onder de realisatie termijnen voor natuur wordt hier respectievelijk verstaan onder termijnen: langere termijn: geen einddatum onder afzienbare termijn en korte termijn periode tot 2027 (natuurdoelen uit het NNN); en onder onmiddellijk oppakken de periode tot 2021 (zoals de internationale opgave Natura 2000 en PAS).

II. Aanvragen gericht op de daadwerkelijke uitvoering van een projectplan ruilverkaveling (= daadwerkelijke uitvoering verkaveling + uitvoering daaraan gerelateerde investeringen)

ad a. Kosteneffectiviteit

De kosten worden vergeleken met een normbedrag. De normkosten worden gesteld op € 2300,= per geruilde ha indien sprake is van kavelaanvaarding en € 1500,= indien geen sprake is van kavelaanvaarding. Dit bedrag is gebaseerd op kosten van kavelruil in de afgelopen jaren in de provincie Utrecht. De kosten zijn opgebouwd uit proceskosten, procedurekosten en kavelaanvaarding.

Ad b. mate van effectiviteit van de activiteit

De beleidsmatige doelstelling van de provincie Utrecht voor de melkveehouderij is minimaal 60% huiskavel en maximaal 2-3 veldkavels. Voor deze openstelling relevante publieke doelen zijn , milieu-, water-, natuur- en landschapsdoelen.

Ad c. kans op succes/ haalbaarheid

De haalbaarheid van het plan tot opstellen van een verkavelingsplan zal beoordeeld worden door in samenhang de volgende aspecten te bezien

  • a.

    de kwaliteit van het projectplan (max 2 punten)

    De kwaliteit van het projectplan zal worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

    • -

      kwaliteit (deskundigheid, ervaring) van de projectleider op basis van cv’s;

    • -

      hoe realistisch is het plan;

    • -

      zijn relevante partijen in voldoende mate bij de uitvoering van het plan betrokken, er moet sprake zijn van aantoonbaar draagvlak;

    • -

      kent het project een realistische planning, opzet en begroting.

  • b.

    de mate waarin risicofactoren zijn onderkend en beheersbaar gemaakt zijn (max 2 punten). Hierbij wordt gekeken naar:

    • -

      zekerheid van beschikbaarheid noodzakelijke eigen middelen van alle betrokken partijen;

    • -

      zekerheid beschikbaar komen van noodzakelijke vergunningen;

    • -

      zekerheid van deelname meest relevante partijen aan volledige traject.

Ad d. urgentie

Hierbij gaat het om de vraag in hoeverre de daadwerkelijke uitvoering van de verkaveling noodzakelijk is voor het bereiken van publieke doelen en op welke termijn die aanpak noodzakelijk is.

Onder de realisatie termijnen voor natuur wordt hier respectievelijk verstaan onder termijnen: langere termijn: geen einddatum onder afzienbare termijn en korte termijn periode tot 2027 (natuurdoelen uit het NNN); en onder onmiddellijk oppakken de periode tot 2021 (zoals de internationale opgave Natura 2000 en PAS).

III. Aanvragen voor bedrijfsverplaatsing van landbouwbedrijven

Het gaat bij deze openstelling om een oproep voor het indienen van een subsidieaanvraag voor ‘individuele projecten/ projectplannen’ en niet om aanvragen waarbij projecten ingediend kunnen worden die bestaan uit het uitvoeren van meerdere (nog niet nader gespecificeerde/ geconcretiseerde) bedrijfsverplaatsingen binnen een omschreven periode en gebied. De beleidsmatige afweging voor subsidie op bedrijfsverplaatsing is dat, gezien de hoge kosten, bedrijfsverplaatsing alleen subsidiabel als een substantieel publiek belang gediend wordt. De doelstelling van bedrijfsverplaatsing is verbetering van de landbouwstructuur, in combinatie een publiek doel. Het publiek doel kan een natuurdoel zijn (bijvoorbeeld realisatie NNN) of een ander doel zoals water (bijvoorbeeld een waterberging).

ad a. Kosten effectiviteit

Een bedrijfsverplaatsing levert in het algemeen zowel voor de in het gebied achterblijvende bedrijven (die gronden over kunnen nemen) als voor het verplaatste bedrijf (meer/andere ontwikkelmogelijkheden) een bedrijfseconomisch voordeel op. De kosten effectiviteit van een bedrijfsverplaatsing neemt toe naarmate er meer hectares voor de verschillende doelen (landbouwstructuur in combinatie met natuur of landbouwstructuur in combinatie met andere publieke doelen) ingezet kunnen worden.

  • a.

    De mate van kosteneffectiviteit wordt bepaald door de totaal aangevraagde subsidiabele kosten te relateren aan het effect op/ de mate waarin de doelstelling(en) zoals beschreven in de openstelling worden behaald.

    • -

      1 punt, de totale subsidiabele kosten zijn zeer hoog ten opzichte van het effect op de doelstelling(en) van de openstelling.

    • -

      2 punten: de totale subsidiabele kosten zijn hoog ten opzichte van het effect op de doelstelling(en) van de openstelling.

    • -

      3 punten: de totale subsidiabele kosten zijn redelijk ten opzichte van het effect op de doelstelling(en) van de openstelling.

    • -

      4 punten: de totale subsidiabele kosten zijn zeer redelijk ten opzichte van het effect op de doelstelling(en) van de openstelling.

Ad b. mate van effectiviteit van de activiteit

De effectiviteit van het project / de projectactiviteiten wordt bepaald door de effecten die de bedrijfsverplaatsing zal hebben doordat de vrijgekomen hectares in het gebied waar het bedrijf uit verplaatst wordt, ingezet worden voor landbouwstructuur in combinatie met natuurdoelen of landbouwstructuur in combinatie met andere publieke doelen zoals bijvoorbeeld waterdoelen. De subsidie aanvraag kan daarom uit twee categorieën bestaan:

  • a.

    bedrijfsverplaatsing ten behoeve van landbouwstructuurversterking in combinatie met natuurdoel;

  • b.

    bedrijfsverplaatsing ten behoeve van landbouwstructuurversterking in combinatie met overige publieke doelen.

De effectiviteit van het project / de projectactiviteiten wordt bepaald door de effecten die de bedrijfsverplaatsing zal hebben. Deze uitwerking wordt met name bepaald door het gebied waar het bedrijf uit verplaatst wordt en de aard en omvang van het te verplaatsen bedrijf. Er wordt in samenhang naar de volgende aspecten gekeken:

  • -

    te verwachten effecten op landbouwstructuur in combinatie met natuur of op landbouwstructuur in combinatie met andere publieke doelen ,( milieu-, water-, en landschapsdoelen)

  • -

    de aanwezigheid van kwetsbare functies in de omgeving en de bijdrage die de bedrijfsverplaatsing levert aan het oplossen van piekbelastingen op deze kwetsbare functies,

Hierbij is vooral het aantal hectares dat ingezet wordt voor realisatie van het Nationaal natuur Netwerk (NNN) of voor andere publieke doelen (waterberging of functiewijziging voor waterdoelen (Kaderrichtlijn Water ), afhankelijk van categorie aanvraag, van belang, maar daarnaast kunnen ook kwalitatieve aspecten meespelen. Een bedrijfsverplaatsing die slechts enkele hectares NNN oplevert, zal normaal gesproken matig scoren op effectiviteit, maar als deze hectares van strategisch belang zijn voor de afronding van een belangrijke schakel in de NNN of in de nabijheid van een Natura 2000 gebied liggen kan toch een score voldoende of goed gegeven worden.

Een score goed of zeer goed zal gegeven kunnen worden wanneer meer dan 10 hectare ingezet wordt voor functiewijziging naar natuur of een ander publiek doel . Van belang is wel dat de met de verplaatsing ingebrachte hectares direct en met zekerheid ingezet kunnen worden voor de beoogde doelen. Hectares die ingebracht worden als ruilgrond die mogelijk in de toekomst via ruiling ingezet zouden kunnen worden voor natuur of water gelden niet als prestatie bij deze openstelling.

De score op het aspect “mate van effectiviteit” wordt als volgt bepaald:

  • -

    1 punt: de verplaatsing draagt bij aan landbouwstructuurversteking en in beperkte mate aan realisatie van het publieke doel;

  • -

    2 punten: de verplaatsing draagt bij aan landbouwstructuurversteking en levert daarnaast een voldoende bijdrage aan realisatie van het publieke doel;

  • -

    3 punten: de verplaatsing draagt aan landbouwstructuurversterking en levert daarnaast een goede bijdrage aan realisatie van het publieke doel;

  • -

    4 punten: de verplaatsing draagt bij aan landbouwstructuurversteking en levert daarnaast een zeer goede bijdrage aan realisatie van het publieke doel.

Ad c. kans op succes/ haalbaarheid

Bezien wordt wat de haalbaarheid van de uitvoering van het project bedrijfsverplaatsing is. Hierbij worden de volgende aspecten in samenhang bezien:

  • a.

    de kwaliteit van het projectplan (max 2 punten)

    De kwaliteit van het projectplan zal worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

    • -

      onderbouwing van de noodzaak van de bedrijfsverplaatsing voor het bereiken van de gestelde doelen ook in vergelijking met mogelijke minder ingrijpende alternatieven zoals het aanbieden van compensatiegrond

    • -

      hoe realistisch is het plan

    • -

      zijn relevante partijen in voldoende mate bij de uitvoering van het plan betrokken,

    • -

      kent het project een realistische planning, opzet, nauwkeurige beschrijving van te behalen resultaten en onderbouwde begroting,

  • b.

    de mate waarin risicofactoren zijn onderkend en beheersbaar gemaakt zijn (max 2 punten)

    Hierbij wordt gekeken naar

    • -

      zekerheid van beschikbaarheid noodzakelijke eigen middelen van alle betrokken partijen

    • -

      zekerheid beschikbaar komen van noodzakelijke vergunningen

    • -

      zekerheid van deelname meest relevante partijen aan volledig traject blijkend uit intentieverklaringen

Ad d. Urgentie

Hierbij gaat het om de vraag in hoeverre de bedrijfsverplaatsing noodzakelijk is voor het bereiken van natuur- en waterdoelen en op welke termijn die aanpak noodzakelijk is.

Onder de realisatie termijnen voor natuur wordt hier respectievelijk verstaan onder termijnen: langere termijn: geen einddatum onder afzienbare termijn en korte termijn periode tot 2027 (natuurdoelen uit het NNN); en onder onmiddellijk oppakken de periode tot 2021 (zoals de internationale opgave Natura 2000 en PAS).

Artikel 9 Bevoorschotting

De aanvrager mag maximaal 1 keer per jaar een betalingsverzoek indienen (aanvraag voorschot op basis van realisatie). Omdat de aanvrager al verplicht is, op basis van artikel 1.17 van Verordening subsidies POP3, 1 keer per jaar een voortgangsverslag in te dienen is het aan te bevelen om dit te combineren. Een aanvraag om een voorschot voorafgaand aan de realisatie is in ieder geval niet mogelijk. Met realisatie wordt bedoeld dat de kosten ook daadwerkelijk gemaakt zijn en dit aangetoond kan worden met facturen en betaalbewijzen.

Aanvraagprocedure

Onverminderd het gestelde onder artikel 1.7 van de Verordening subsidies POP3 geldt dat:

  • -

    aanvragen kunnen worden ingediend via een digitaal loket bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (rvo.nl). De link is terug te vinden in de samenvatting van deze regeling via https://www.provincie-utrecht.nl/loket/subsidie/;

  • -

    aanvragen worden ingediend met gebruikmaking van een volledig ingevuld format projectplan, vergezeld van de van toepassing zijnde bijlagen. Hiervoor dienen door de provincie Utrecht verstrekte vaste formats te worden gebruikt.

U kunt tot en met vrijdag 16 juni 2017 vragen stellen over de openstelling via het e-mailadres subsidies@provincie-utrecht.nl. De antwoorden op de geanonimiseerde vragen zijn uiterlijk 23 juni 2017 beschikbaar via de website van de provincie Utrecht.

Aanvragen worden eerst beoordeeld op ontvankelijkheid en vervolgens voorgelegd aan een onafhankelijke adviescommissie van deskundigen. De aanvragen worden door de adviescommissie gerangschikt op basis van de scores. Op basis van dit advies neemt het college van Gedeputeerde Staten een besluit. Alle aanvragers ontvangen binnen 22 weken na sluiting van de openstellingsperiode een beschikkingsbrief.