Besluit van de inspecteur provinciale belastingen van de provincie Utrecht d.d. 23 april 2019 (nr. 81EE6630) houdende de verlening van mandaat inzake legesheffing aan de directeur van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (Besluit mandaat legesheffing 2019 Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied – provincie Utrecht)

Geldend van 28-06-2019 t/m heden

Intitulé

Besluit van de inspecteur provinciale belastingen van de provincie Utrecht d.d. 23 april 2019 (nr. 81EE6630) houdende de verlening van mandaat inzake legesheffing aan de directeur van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (Besluit mandaat legesheffing 2019 Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied – provincie Utrecht)

De inspecteur provinciale belastingen van de provincie Utrecht;

Gelet op:

  • -

    afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    titel 3 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek;

  • -

    de gemaakte afspraken in de Uitvoeringsovereenkomst.

Besluit vast te stellen:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit besluit en daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    inspecteur provinciale belastingen: de inspecteur provinciale belastingen voor de heffing van de provinciale belastingen op grond van de Legesverordening van de provincie Utrecht;

  • b.

    bevoegd gezag: de inspecteur provinciale belastingen van de provincie Utrecht;

  • c.

    uitvoeringsovereenkomst (UVO): de dienstverleningsovereenkomst tussen de opdrachtgever (de provincie) en de opdrachtnemer (de directeur);

  • d.

    mandaatgever: de inspecteur provinciale belastingen van de provincie Utrecht die middels dit besluit bevoegdheden mandateert;

  • e.

    gemandateerde: de directeur van de OD NZKG aan wie krachtens dit besluit bevoegdheden worden gemandateerd;

  • f.

    OD NZKG: het openbaar lichaam Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied;

  • g.

    directeur: de directeur van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied;

  • h.

    provincie: de provincie Utrecht;

  • i.

    mandaat: de bevoegdheid om in naam van de inspecteur provinciale belastingen besluiten te nemen;

Artikel 2 Mandaat

  • 1. Aan de directeur, alsmede diens plaatsvervanger, wordt, voor zover het bevoegdheden van de inspecteur provinciale belastingen betreft, mandaat verleend overeenkomstig het bij dit besluit behorende register, dat is opgenomen als bijlage II bij dit besluit.

  • 2. De bevoegdheden bedoeld in het eerste lid, behelzen niet de bevoegdheid te beslissen op bezwaar- en beroepschriften, bedoeld in artikel 6:4, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 3. Aan de directeur, alsmede diens plaatsvervanger, wordt mandaat verleend om alle feitelijke handelingen en rechtshandelingen te verrichten ter voorbereiding en uitvoering van de taken en bevoegdheden bedoeld in het eerste lid.

Artikel 3 Kaders uitoefening bevoegdheden

  • 1. De directeur dan wel diens plaatsvervanger aan wie bij dit besluit mandaat is verleend, past de algemene dan wel specifieke instructies van de inspecteur provinciale belastingen als bedoeld in artikel 10:6 Algemene wet bestuursrecht toe.

  • 2. De inspecteur provinciale belastingen zorgt ervoor dat de directeur, dan wel diens plaatsvervanger, over alle benodigde informatie (noodzakelijk voor de uitvoering van het in het eerste lid bepaalde) kan beschikken. De inspecteur provinciale belastingen treedt bij voorgenomen nieuw beleid of beleidswijzigingen in overleg met de directeur dan wel diens plaatsvervanger over uitvoeringsaspecten, indien dat beleid raakt aan de taken en bevoegdheden die namens de inspecteur provinciale belastingen worden uitgevoerd.

  • 3. De directeur, dan wel diens plaatsvervanger, treedt in overleg met de inspecteur provinciale belastingen indien hij het noodzakelijk acht af te wijken van de in de vorengaande leden bedoelde kaders of het bedoelde beleid.

Artikel 4 Informatieplicht

  • 1. De directeur dan wel diens plaatsvervanger verstrekt desgevraagd alle inlichtingen die betrekking hebben op de uitoefening van het bij het besluit verleende mandaat inzake legesheffing.

  • 2. In voorkomende gevallen informeert de directeur dan wel diens plaatsvervanger de inspecteur provinciale belastingen tijdig over: het nemen van beslissingen van principieel juridische aard, beleidsmatig principiële aard, of politiek- of bestuurlijk gevoelige aard en tevens bij het nemen van beslissingen met risico’s van financiële aard, zoals een mogelijk kostenverhaal op basis van onrechtmatige daad of anderszins. De directeur alsmede diens plaatsvervanger neemt hierbij de algemene instructie uitoefening mandaat die als bijlage III is opgenomen bij dit besluit in acht.

Artikel 5 Ondermandaat

  • 1. De directeur, dan wel diens plaatsvervanger, kan de bevoegdheden, bedoeld in artikel 2, in ondermandaat opdragen aan ondergeschikten, tenzij dit is uitgesloten in het register.

  • 2. De artikelen 2, 3 en 4 zijn van overeenkomstige toepassing op de uitoefening van bevoegdheden in ondermandaat.

  • 3. De directeur, dan wel diens plaatsvervanger, zorgt ervoor dat de door hem ondergemandateerden tevens kunnen beschikken over de informatie zoals genoemd in artikel 4.

  • 4. Een besluit tot verlening van ondermandaat wordt bekend gemaakt in het publicatieblad van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied en treedt in werking op de dag na publicatie.

Artikel 6 Ondertekening

  • 1. Indien een besluit krachtens mandaat wordt genomen als bedoeld in artikel 2 luidt de ondertekening:

    De inspecteur provinciale belastingen van de provincie Utrecht,

    namens deze,

    de directeur van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied,

    de naam van de gemandateerde

  • 2. Indien een besluit krachtens ondermandaat wordt genomen als bedoeld in artikel 5 luidt de ondertekening:

    De inspecteur provinciale belastingen van de provincie Utrecht,

    namens deze,

    de directeur van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied,

    voor deze,

    gevolgd door:

    • -

      de functieaanduiding

    • -

      de handtekening

    • -

      de naam van de ondergemandateerde

Artikel 7 Slotbepalingen

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag nadat het overeenkomstig artikel 3:42, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is bekendgemaakt.

  • 2. Dit besluit wordt aangehaald als: ‘Besluit Mandaat legesheffing 2019 Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied – provincie Utrecht’.

Ondertekening

de inspecteur provinciale belastingen van de provincie Utrecht op 23 april 2019,

H. Heijnemans

Bijlage I Artikelsgewijze toelichting behorend bij besluit mandaat

1.1 Artikel 1 Begripsbepalingen

Artikel 1 van het besluit mandaat bevat een omschrijving van de belangrijkste begrippen die in het besluit worden gebruikt. Mandaatgevend orgaan is de inspecteur provinciale belastingen van de provincie Utrecht.

1.2 Artikel 2 Mandaat, machtiging en volmacht

Artikel 2, eerste lid, verwijst naar het register behorende bij het besluit mandaat. Hierin staan de concrete bevoegdheden opgenomen. In het tweede lid is bepaald dat van het mandaat is uitgesloten, de bevoegdheid om op bezwaar en beroep te besluiten. Deze bevoegdheid blijft bij de mandaatgever. Ten behoeve van het beslissen op een bezwaar- of beroepschrift inzake het heffen van leges en het voeren van verweer wordt desgevraagd door de gemandateerde deskundige informatie verschaft.

Het laatste lid gaat over feitelijke handelingen en rechtshandelingen ter voorbereiding en uitvoering van de taken en bevoegdheden, zoals genoemd in het eerste lid.

1.3 Artikel 3 Kaders uitoefening bevoegdheden

In artikel 3 zijn de kaders van de uitoefening van de bevoegdheden aangegeven. De Omgevingsdienst NZKG zal haar besluiten, voor zover relevant, motiveren met bestaand beleid. De inspecteur provinciale belastingen van de provincie Utrecht zal relevant beleid moeten bekendmaken aan de Omgevingsdienst NZKG. Als er sprake is van algemene en specifieke instructies, zal de Omgevingsdienst NZKG deze toepassen. De Omgevingsdienst NZKG treedt, indien nodig, in overleg met de inspecteur provinciale belastingen als afgeweken wordt van het beleid.

1.4 Artikel 4 Informatieplicht

De Omgevingsdienst NZKG informeert, gevraagd en ongevraagd, de inspecteur provinciale belastingen over de door haar uitgevoerde taken. In het tweede lid wordt verwezen naar de algemene instructie uitoefening mandaat. Deze algemene instructie met uitgangspunten over het omgaan met het mandaat in relatie tot bestuurlijke besluitvorming is opgesteld omdat er behoefte was om duidelijkheid te geven over de wijze waarop de Omgevingsdienst NZKG de mandaatgevers in staat stelt hun verantwoordelijkheid voor de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheden waar te maken. De instructie is als bijlage III bij dit besluit toegevoegd.

1.5 Artikel 5 Ondermandaat

Dit artikel geeft aan dat de directeur van de Omgevingsdienst NZKG bevoegdheden in ondermandaat kan opdragen aan ondergeschikten. Het is aan de directeur om dit te bepalen, en zo ja aan welke functionarissen. Tevens zijn de artikelen 2, 3 en 4 van toepassing voor ondermandaat en zal de directeur zorg dragen dat de door hem ondergemandateerden over de benodigde informatie zoals genoemd in artikel 4 beschikken. Een besluit tot verlening van ondermandaat wordt bekend gemaakt in het publicatieblad van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied en treedt in werking op de dag na publicatie.

1.6 Artikel 6 Ondertekening

In dit artikel is aangegeven hoe de ondertekening luidt bij (onder)mandaat.

1.7 Artikel 7 Slotbepalingen

In dit artikel is aangegeven dat het besluit mandaat in werking treedt na bekendmaking conform het gestelde in de Algemene wet bestuursrecht. Tevens wordt de naamsaanduiding van het besluit aangegeven.

Bijlage II Register behorend bij besluit Mandaat legesheffing

In onderstaand register staan de taken waarvoor mandaat is verleend door de inspecteur provinciale belastingen van de provincie Utrecht aan de directeur van de OD NKZG.

Nummer

Verleend mandaat

Toelichting

1. Algemeen

1.1

Op grond van artikel 2 van het mandaatbesluit omvatten de bij of krachtens dit mandaatbesluit verleende mandaten tevens alle feitelijke handelingen en rechtshandelingen ter voorbereiding en uitvoering van de taken en bevoegdheden opgenomen in dit mandaatregister

Indien voor een taak of bevoegdheid mandaat is verleend omvat dit de bevoegdheden die ontleend kunnen worden aan de voor de heffing van leges toepasselijke wetgeving uit de Awb, de AWR, de Gemeentewet en de legesverordening van de provincie Utrecht (en bijbehorende lagere regelgeving) voor zover deze niet zijn uitgesloten. Dit betreft onder meer:

• behandelen van en voeren van correspondentie/gesprekken van uitvoerende en/of informatieve aard;

• het vragen van aanvullende gegevens op grond van hoofdstuk VIII afdeling 2 van de AWR;

• het opvragen van informatie bij (overheids)instanties in het kader van de voorbereiding van besluitvorming;

• bekendmaking en mededeling van besluiten conform afdeling 3.6 van de Awb en hoofdstuk III van de AWR.

1.2

Beslissen inzake het geheel of gedeeltelijk – ambtshalve of op verzoek – wijzigen of vernietigen van de onder dit mandaatregister vallende besluiten, voor zover het een fout in de toepassing van de legestarieventabel betreft.

Omvat het wijzigen van een besluit zoals elders in het mandaatregister is opgenoemd op grond van de geldende regelgeving. Dit betreft bijvoorbeeld gevallen waarin bij het opleggen van de initiële aanslag een fout is gemaakt. Het behandelen van bezwaarschriften valt hier niet onder.

2. Legesverordening

2.1

Heffen van leges op grond van de geldende legesverordening van de provincie Utrecht inzake aanvragen die worden ingediend bij de OD NZKG waarvoor leges zijn verschuldigd door de aanvrager. Het verrichten van de voor de heffing van leges benodigde administratieve handelingen.

Van de bevoegdheid zijn uitgesloten:

- de invordering van leges;

- het beslissen op een bezwaar- of beroepschrift inzake het heffen van leges en het voeren van verweer;

- behandelen van een verzoek tot toepassing van de hardheidsclausule of verzoek tot vermindering, restitutie dan wel vernietiging op een andere grond dan een fout in de toepassing van de legestarieventabel.

Onder het heffen van leges wordt onder meer verstaan het opleggen van (voorlopige en definitieve) aanslagen en het vaststellen van de elementen die samen tot het verschuldigde legesbedrag leiden. Denk hierbij aan het vaststellen van het toepasselijke belastbare feit, het vaststellen van de grondslag (in veel gevallen de bouwkosten), het toepassen van de tarieven en samenloopbepalingen.

Ten behoeve van het beslissen op een bezwaar- of beroepschrift inzake het heffen van leges en het voeren van verweer wordt desgevraagd door de gemandateerde deskundige informatie verschaft.

De leges worden geheven op grond van de toepasselijke wetgeving; de Awb, de AWR, de Gemeentewet en de legesverordening van de provincie Utrecht en bijbehorende lagere regelgeving.

Bijlage III Algemene instructie uitoefening mandaat Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied

Artikel 1 Bemoeienis van het bevoegd gezag

In voorkomende gevallen informeert de directeur de inspecteur provinciale belastingen tijdig over het nemen van beslissingen van:

  • principieel juridische aard;

  • beleidsmatig principiële aard;

  • politiek- of bestuurlijk-gevoelige aard;

Tevens stelt hij het bevoegd gezag in de gelegenheid hem aanwijzingen te geven. Zo nodig treedt de directeur met de inspecteur provinciale belastingen in overleg. Hieraan voorafgaand stemt de directeur ambtelijk af. Het bevoegd gezag kan in deze gevallen in lijn met artikelen 10:6 en 10:7 van de Awb de aanvraag zelf afhandelen, of een bijzonder mandaat aan de directeur verlenen voor verdere behandeling van de zaak onder voorwaarde van naleving van de voor de afhandeling door de het bevoegd gezag gegeven instructies. Afhandeling van deze gevallen geschiedt bij voorkeur door de directeur, niet door het bevoegd gezag zelf.

Artikel 2 Verstrekken van inlichtingen

Gemandateerden1 verstrekken desgevraagd alle inlichtingen die betrekking hebben op de uitoefening van het bij het mandaatsbesluit verleende mandaat.

Artikel 3 Bekendmaking van besluiten

Het in een document vastleggen van een besluit of handeling, genomen respectievelijk verricht op grond van het mandaatsbesluit geschiedt op briefpapier van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied.

Artikel 4 Beleidsregels

  • a.

    Indien de mandaatgever een voor een besluit relevante beleidsregel heeft vastgesteld, verwijst de directeur ter motivering van een besluit naar die regel.

  • b.

    Wanneer de directeur vermoedt dat er zodanige tegenstellingen (dreigen) te ontstaan in het beleid van een of meer van de deelnemers, dat het functioneren van de dienst als gemeenschappelijke dienst daardoor zou kunnen worden bemoeilijkt, meldt hij dit aan het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling en aan het bestuur van de betreffende deelnemers.

  • c.

    De directeur kan bij tegenstellingen in het beleid tussen de mandaatgevers voorstellen voor uitvoeringsbeleid in het verzorgingsgebied doen ter opheffing van deze tegenstellingen.

Toelichting Algemene instructie

Algemeen

Uitgangspunt is een verantwoord gebruik van het mandaat binnen de grenzen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (ODNZKG) maakt voortdurend afwegingen over een verantwoord gebruik van de gemandateerde bevoegdheden. De directeur ODNZKG dient immers de uitoefening van het mandaat te weigeren, indien hij van de mandaatgever instructies ontvangt die de grenzen van het mandaat te buiten gaan. Anderzijds is hij zich ervan bewust dat hij op grond van de Awb de uitvoering van het mandaat niet kan weigeren, indien hij met de opdrachtgever binnen de sfeer van het mandaat van mening verschilt over de toepassing van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid waarvoor mandaat is verleend. De zeggenschap over de in mandaat uitgeoefende bevoegdheden ligt immers bij het bevoegd gezag. Kern van de instructie is het benoemen van de situaties waarin de directeur het initiatief neemt om bij individuele besluiten het bevoegd gezag in de gelegenheid te stellen hem aanwijzingen te geven.

Artikel 1

Dit artikel geeft duidelijkheid over de gevallen waarbij bemoeienis van het bevoegd gezag met individuele besluiten in beginsel aan de orde is. De ODNZKG is onder meer ingesteld om een level playing field voor bedrijven te realiseren. Dit vraagt een uniformering van optreden en zo weinig mogelijk bemoeienis van het bevoegd gezag met individuele besluiten. Dat is ook in het belang van een doortastend optreden bij overtredingen. De bemoeienis van het bevoegd gezag met individuele besluiten blijft daarom in beginsel beperkt tot kwesties van principieel juridische aard, beleidsmatig principiële aard, of politiek- of bestuurlijk- gevoelige aard. Een tweede element is het op tijd informeren van de mandaatgever. De professionaliteit, deskundigheid, integriteit en gezaghebbendheid van de ODNZKG kunnen alleen goed naar voren komen, als de directeur in voorkomende gevallen de mandaatgever tijdig informeert. Zo vroeg mogelijk in het proces, dus niet pas op het moment dat het besluit op een aanvraag aanstaande is.

Artikel 2

Volgens artikel 10:6 onder b van de Awb verschaft de gemandateerde de mandaatgever op diens verzoek inlichtingen over de uitoefening van de bevoegdheid. In deze instructie wordt duidelijk dat dit ook betrekking heeft op houders van een ondermandaat. Daarnaast wordt hiermee tot uitdrukking gebracht dat het bevoegd gezag in overeenstemming met de Awb ook de volledige zeggenschap houdt over zaken die op grond van artikel 1 niet door directeur bij het bevoegd gezag zijn aangemeld.

Artikel 3

Dit is een bevestiging van de bestaande praktijk. Hiermee wordt ook in de communicatie met de burgers en bedrijven eenheid van optreden in het verzorgingsgebied bevorderd.

Artikel 4

Dit artikel is gericht op het uitvoeringsbeleid. Harmonisering van uitvoeringsbeleid en uniformering van optreden in het verzorgingsgebied is gewenst. Het is een voorwaarde voor een level playing field en een doortastende handhaving. Ook moet worden voorkomen dat grote verschillen in uitvoeringsbeleid van de deelnemers het functioneren van de dienst bemoeilijken.


Noot
1

Dit geldt dus ook voor houders van een ondermandaat