Aanwijzingsbesluit en nadere regels ‘Tijdelijke gebruiksvergunningsvrije tenten en overkappingen

Geldend van 15-11-2012 t/m heden

Intitulé

Aanwijzingsbesluit en nadere regels ‘Tijdelijke gebruiksvergunningsvrije tenten en overkappingen

1. Inleiding en grondslagen

Het is verboden zonder of in afwijking van een door het college verleende gebruiksvergunning een inrichting in gebruik te hebben of te houden, voor zover daarin meer dan vijftig personen tegelijk aanwezig zullen zijn (artikel 2 lid 1 onder a Brandbeveiligingsverordening). Onder ‘inrichting’ wordt verstaan: een voor mensen toegankelijke ruimtelijk begrensde plaats, voor zover die geen bouwwerk is (artikel 1 onder a Brandbeveiligingsverordening). Tenten en overkappingen vallen onder de definitie ‘inrichting’, wanneer zij 31 dagen of korter geplaatst worden. Dan zijn zij immers geen ‘bouwwerk’ (uitspraak Raad van State: 07-06-2001 LJN AP5086) en vallen zij niet onder de Woningwet, maar onder de Brandbeveiligingsverordening.

Op basis van artikel 2 lid 1 van de Brandbeveiligingsverordening is dus voor tijdelijke tenten en overkappingen tijdens evenementen en andere tijdelijke gebeurtenissen een tijdelijke gebruiksvergunning noodzakelijk, indien er meer dan vijftig personen tegelijk in aanwezig zullen zijn. Dit verbod geldt niet voor door het college aangewezen inrichtingen, al dan niet beperkt in plaats en omvang (artikel 2 lid 4 Brandbeveiligingsverordening). Tijdelijke tenten en overkappingen worden in dit aanwijzingsbesluit aangewezen als inrichting waarvoor het verbod uit artikel 2 lid 1 van de Brandbeveiligingsverordening niet geldt. De tenten en overkappingen moeten natuurlijk wel aan bepaalde nadere regels voldoen.

Deze aanwijzing is mogelijk gemaakt, omdat in het verleden grote aantallen tijdelijke gebruiksvergunningen verleend werden met vaak dezelfde standaardvoorschriften. Voor deze ‘standaardvergunningen’ is deregulering gewenst. Door middel van deregulering en het stellen van nadere regels omtrent inrichtingen zoals (feest)tenten en overkappingen worden de administratieve lasten verlicht voor ondernemers en burgers. Tevens worden de administratieve lasten voor de gemeente verlicht.

Indien een tent dan wel overkapping op openbaar gebied geplaatst wordt, blijft een vergunning voor het gebruik van een openbare plaats anders dan overeenkomstig de publieke functie daarvan op grond van de Algemene plaatselijke verordening (artikel 2:6) noodzakelijk. Tenten en overkappingen die onderdeel uitmaken van een evenement zijn vrijgesteld van de vergunningplicht voor gebruikmaking van het openbaar gebied voor de tent(en) en overkapping(en). Verder zijn ook tenten en overkappingen die tijdens de kermisdagen geplaatst worden door horeca-inrichtingen vrijgesteld van de hiervoor geldende vergunningplicht voor het openbaar gebied.

Daar waar in dit aanwijzingsbesluit wordt gesproken over “tent”, kan in plaats daarvan ook “overkapping, parasol, trussen e.d.” worden gelezen.

2. Tenten en overkappingen

Voor een tent en/of overkapping waar meer dan 50 personen tegelijkertijd in aanwezig zullen zijn, hoeft geen tijdelijke gebruiksvergunning te worden aangevraagd (artikel 2 lid 4 juncto artikel 2 lid 1 juncto artikel 1 Brandbeveiligingsverordening). Wel gelden de onderstaande nadere regels/voorschriften voor een tijdelijke gebruiksvergunningsvrije tent en/of overkapping.

Indien niet voldaan wordt aan onderstaande nadere regels, kan hiertegen handhavend worden opgetreden. Dit kan betekenen dat de tent/overkapping niet geplaatst mag worden of afgebroken moet worden.

Nadere regels

Melden

  • ¨

    Het plaatsen van een tijdelijke gebruiksvergunningsvrije tent en/of overkapping dient tenminste vier weken voor het tijdstip waarop de tent dan wel overkapping geplaatst wordt schriftelijk bij het college van burgemeester en wethouders te worden gemeld via het daartoe bestemde meldingsformulier. Indien de tent dan wel overkapping onderdeel uitmaakt van een evenement, wordt de melding geacht te zijn gedaan via het evenement.

  • ¨

    Bij de melding dient een plattegrond van de tent dan wel overkapping op schaal gevoegd te worden. In ieder geval moet op de plattegrond vermeld zijn:

    • o

      Indeling van de tent/overkapping (wanden, podium, bar);

    • o

      (Nood)uitgangen;

    • o

      Noodverlichting;

    • o

      Opstelplan van tafels en stoelen (indien van toepassing);

    • o

      Blusmiddelen (locatie).

  • ¨

    De meldingsverplichting geldt niet voor:

    • o

      horeca-inrichtingen die een tent dan wel overkapping willen plaatsen tijdens de kermisdagen;

    • o

      evenementen en activiteiten met maximaal 250 gelijktijdig aanwezige personen, waarbij een tent dan wel overkapping wordt geplaatst.

Algemene voorschriften

  • ¨

    Een tent en/of overkapping mag maximaal 4 x per jaar en voor maximaal 7 achtereenvolgende dagen geplaatst worden.

  • ¨

    Als gevolg van het plaatsen dan wel het gebruik van de tent en/of overkapping mag geen schade ontstaan aan gemeente-eigendommen. Indien dergelijke schade ontstaat, dient de melder de ontstane schade te vergoeden.

  • ¨

    Het openbaar gebied dient in dezelfde staat te worden opgeleverd als waarin het in gebruik wordt genomen.

  • ¨

    De gemeente Veldhoven aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid tegenover derden, die uit het plaatsen dan wel gebruik van de tent en/of overkapping kan voortvloeien.

  • ¨

    Bevelen en aanwijzingen gegeven door bevoegde ambtenaren van politie, gemeente en brandweer ter plaatse moeten worden opgevolgd.

Voorschriften tent en overkapping

Omgeving en constructie:

  • ¨

    Het doek van de tent en/of overkapping moet voldoen aan NEN 8020-41.

  • ¨

    De tuien van de tent en/of overkapping moeten zodanig zijn aangebracht dat vluchtwegen en uitgangen hierdoor op generlei wijze worden belemmerd.

  • ¨

    De opstelling van de tent en/of overkapping dient zodanig te zijn dat deze voor brandweervoertuigen tot op een afstand van 30 meter bereikbaar is.

  • ¨

    De plaatsing van een tent en/of overkapping dient zodanig te zijn dat de bluswatervoorzieningen onbelemmerd bereikbaar zijn.

De tent en/of overkapping (incl. trussen) wordt zodanig geplaatst dat een vrije doorgang voor hulpdiensten (brandweer, politie en ambulance) mogelijk blijft. Op locaties waarvoor een rijloper voor de hulpdiensten door het college is vastgesteld dient de rijloper vrijgehouden te worden. Op locaties waarvoor geen rijloper voor de hulpdiensten is vastgesteld, moet de doorrijdbreedte op de openbare weg minstens 4,00 meter zijn waar de openbare weg deze breedte toelaat. Indien de openbare weg deze breedte niet toelaat, wordt voor de minimale doorrijdbreedte, de breedte van de openbare weg aangehouden. De doorrijdhoogte op de openbare weg moet altijd, gemeten over de gehele minimale doorrijdbreedte, minimaal 4,20 meter zijn.

¨De constructie van de tent en/of overkapping dient voldoende stabiliteit te bezitten. De constructie dient te voldoen aan het gestelde in de NEN-EN 13782.

(Nood)uitgangen:

  • ¨

    Een (nood)uitgang moet minimaal 0,85 meter breed en 2,00 meter hoog zijn.

  • ¨

    Ter plaatse van de (nood)uitgang(en) van de tent en/of overkapping dient zowel aan de binnen- als buitenzijde van de tent en/of overkapping over tenminste de breedte van de uitgang een vrij vloeroppervlak aanwezig te zijn van 4 m2.

  • ¨

    Er moeten minimaal 2 zover mogelijk van elkaar gelegen (nood)uitgangen aanwezig zijn, waarlangs een veilige plaats wordt bereikt.

  • ¨

    De totale (nood)uitgangsbreedte moet in relatie staan tot het aantal personen dat op enig moment in de tent aanwezig kan zijn. Hierbij geldt dat de minimale totale (nood)uitgangsbreedte berekend wordt door het maximum aantal aanwezige personen te vermenigvuldigen met 1,1 cm (voorbeeld: 100 personen resulteert in 110 cm totale uitgangsbreedte).

  • ¨

    De voor ontvluchting bestemde doorgangen en de paden die er naar toe leiden, dienen te allen tijde vrijgehouden te zijn.

  • ¨

    De loopafstanden binnen de tent en/of overkapping tot de dichtstbijzijnde uitgang mogen de afstand van 30 meter niet overschrijden.

  • ¨

    Uit- en nooduitgangen en de doorgang er naar toe welke door middel van doek zijn voorzien, mogen de ontvluchting niet belemmeren (toegestaan is een naar de vluchtrichting draaiende deur of een geheel geopend en vastgezet doek van de tent en/of overkapping).

Verlichting:

  • ¨

    De elektrische installaties dienen te voldoen aan de gestelde in NEN 1010 veiligheidsvoorschriften voor laagspanningsinstallaties.

  • ¨

    Voor de verlichting van het bouwsel mag uitsluitend gebruik worden gemaakt van elektrisch licht.

  • ¨

    De plaats van de verlichtingsornamenten dient zodanig te zijn, dat geen brandgevaar kan ontstaan.

  • ¨

    Bij het ontbreken van voldoende daglicht, daling en/of wegvallen van de spanning van de elektriciteitsvoorzieningen dient een voorziening getroffen te worden die voorziet in het automatisch inschakelen van een noodverlichting, welke een lichtsterkte heeft zodanig dat redelijke oriëntering mogelijk is. De voeding dient gedurende een half uur de genoemde lichtsterkte te waarborgen.

  • ¨

    Boven elke voor ontvluchting bestemde doorgang dient een transparantverlichtingsarmatuur te zijn aangebracht. Deze transparanten dienen onder dezelfde voorwaarden gelijk met de noodverlichting te worden ingeschakeld. Op deze armaturen dienen pictogrammen te zijn aangebracht volgens de NEN 3011.

  • ¨

    De in het bouwsel aanwezige transparantverlichting mag op geen enkele wijze aan het oog zijn onttrokken.

Verwarming:

  • ¨

    Gasinstallaties dienen te voldoen aan voorwaarden gesteld in NEN 1078, Gavo 1976 en NEN 3324.

  • ¨

    De waterinhoud van een gevulde of een lege gasfles mag niet meer dan 45 liter bedragen. De aanwezige gevulde en lege gasflessen mogen gezamenlijk maximaal een totale waterinhoud hebben van 115 liter.

  • ¨

    De aangesloten en reserve gasflessen dienen:

    • o

      buiten een tent en overkapping te zijn opgesteld,

    • o

      niet voor onbevoegden toegankelijk te zijn,

    • o

      goed geventileerd te zijn opgesteld en

    • o

      tegen opwarming door zonnestraling te zijn beschermd.

  • ¨

    Ruimteverwarmingtoestellen met aansluitingen dienen goedgekeurd te zijn door de GIVEG.

Bereid ing van voedsel:

¨Nabij het bereidingstoestel (o.a. barbecue) moet een blusmiddel met een inhoud van tenminste 6 kg c.q. liter voor de brandklassen A, B en C aanwezig zijn.

Bereiding op gas of elektriciteit

  • ¨

    Het bereiden van voedsel op gas of elektriciteit is in een tent en/of onder een overkapping toegestaan, indien aan bovengenoemde eisen met betrekking tot gasinstallaties en –flessen onder ‘verwarming’ en ‘bereiding van voedsel’ wordt voldaan. De opstelling van de bak- en braadapparatuur dient qua afstand tot het doek van de tent en/of overkapping dusdanig te zijn, zodat er geen brandgevaarlijke situatie ontstaat.

  • ¨

    De verbindingsslang(en) tussen de gasflessen en een bereidingstoestel op gas moet(en):

    • o

      zijn vervaardigd van synthetisch rubber met één of meer staaldraad- en/of textielinlagen, volgens NEN 3143;

    • o

      met behulp van deugdelijke slangenklemmen vast aan de gasflessen en aan het bereidingstoestel zijn bevestigd en vrij ongespannen zijn aangelegd;

    • o

      zodanig zijn aangebracht dat zij op geen enkele wijze aan ontoelaatbare temperatuursinvloeden worden bloot gesteld of mechanisch kunnen worden beschadigd;

    • o

      zo kort mogelijk worden gehouden en geen grotere lengte hebben dan 1 meter;

    • o

      in goede staat verkeren; dit wil zeggen dat de verbindingsslang niet poreus mag zijn.

Bereiding op vaste stoffen, zoals houtskool (bijvoorbeeld: barbecue op houtskool)

  • ¨

    Een bereidingstoestel gestookt op vaste stoffen (o.a. houtskool) mag niet in een tent dan wel onder een overkapping geplaatst worden. Het bereidingstoestel dient op tenminste 5 meter afstand buiten een tent dan wel overkapping te worden geplaatst, zodanig dat er geen brandgevaar bestaat voor de directe omgeving en het tijdelijk bouwsel.

  • ¨

    Voor het aanmaken van een met houtskool gestookt bereidingstoestel mag alleen gebruik worden gemaakt van de speciaal daarvoor bestemde aanmaakblokjes. Het gebruik van brandbare vloeistoffen voor het aanmaken van een dergelijk bereidingstoestel is verboden.

Bakkramen, niet zijnde mobiele bakwagens

  • ¨

    Een frituurtoestel is thermisch zodanig beveiligd dat de temperatuur van het bakmedium niet boven 200°C kan oplopen.

  • ¨

    Indien met de verwarmingsapparatuur olie of vet wordt verwarmd, dan dienen in de onmiddellijke nabijheid van de verwarmingsapparatuur goed passende en hanteerbare deksels aanwezig te zijn om pannen of vaatwerk met oververhit of brandend vet of olie af te dekken.

  • ¨

    Het draagvlak onder de bak- en braadtoestellen moet tenminste 0,1 meter buiten de toestellen onbrandbaar zijn (NEN 6065 klasse 2), dan wel zijn bekleed met een onbrandbaar en een warmte slecht geleidende materiaal. De wanden, in de nabijheid waarvan toestellen zijn geplaatst, moeten 0,30 meter buiten het toestel op dezelfde wijze zijn bekleed.

  • ¨

    Een bakkraam in de omgeving van brandgevaarlijke materialen is niet toegestaan. Er dienen zodanige maatregelen getroffen te worden, bijvoorbeeld door het verplaatsen van de kraam of het aanbrengen van een isolerende laag, dat de brandbare materialen niet hun eigen ontbrandingstemperatuur zullen bereiken.

Inrichting:

  • ¨

    In de inrichting (tent en/of overkapping) mogen maximaal 2 personen per m2 vrij beschikbaar vloeroppervlak aanwezig zijn.

  • ¨

    De tent en/of overkapping wordt voor de openstelling voor het publiek gecontroleerd. De melder neemt hiervoor tijdig contact op met de brandpreventist van de gemeente via telefoonnummer (040) 258 44 33.

  • ¨

    De hoogte in de tent of onder de overkapping bedraagt minimaal 2,40 meter. Indien de tent dan wel overkapping over de openbare weg gespannen wordt bijvoorbeeld met behulp van trussen, dient de minimale doorrijdhoogte van 4,20 meter, gemeten over de gehele minimale doorrijdbreedte, voor de hulpdiensten gewaarborgd te zijn.

  • ¨

    In de tent of onder de overkapping toegepaste versieringen en stofferingen moeten uitgevoerd zijn in onbrandbaar materiaal.

  • ¨

    Opstellingsplannen (zitplaatsen):

    • o

      Bij in rijen opgestelde zitplaatsen moet tussen de rijen een vrije ruimte aanwezig zijn van ten minste 0,45 meter, gemeten tussen de loodlijnen door de elkaar dichtst naderende gedeelten van de rijen. Indien in een rij tussen zitplaatsen tafeltjes zijn geplaatst, moet de genoemde vrije ruimte ter plaatse van de tafeltjes doorlopen.

    • o

      Aan het einde van een rij moet, ten opzichte van het einde van de naastgelegen rij of de wand van de tent dan wel overkapping een uitgang met een breedte van minimaal 1,10 meter aanwezig zijn.

Toezicht en controle:

¨Gedurende de tijd dat personen in het bouwsel aanwezig zijn, moet een voor de naleving van de eisen van de gebruikstoestemming verantwoordelijke persoon aanwezig zijn die de aanwijzingen van de met controle belaste ambtenaren op eerste aanzegging uitvoert of doet uitvoeren. Deze dient voorzien te zijn van een telefoon (mobiel) voor eventueel te waarschuwen hulpverleningsdiensten. De naam en het telefoonnummer van deze persoon dienen tijdig aan de brandpreventist van de gemeente doorgegeven te worden via telefoonnummer (040) 258 44 33.

Blusmiddelen:

¨Het volgend aantal blusmiddelen in verhouding tot de oppervlakte van de tent en/of overkapping dient aanwezig te zijn in de tent dan wel onder de overkapping:

Oppervlakte tent/overkapping

Aantal blusmiddelen

0 – 250 m2

minimaal 1 draagbaar blusmiddel van minimaal 6 kilogram c.q. liter voor de brandklassen A, B en C

251 – 500 m2

minimaal 2 draagbare blusmiddelen van minimaal

6 kilogram c.q. liter voor de brandklassen A, B en C

501 – 750 m2

minimaal 3 draagbare blusmiddelen van minimaal

6 kilogram c.q. liter voor de brandklassen A, B en C

751 – 1000 m2

minimaal 4 draagbare blusmiddelen van minimaal

6 kilogram c.q. liter voor de brandklassen A, B en C

¨Draagbare blustoestellen moeten goedgekeurd, duidelijk zichtbaar zijn aangebracht en steeds voor direct gebruik gereed te zijn.

Dit besluit wordt aangehaald als Aanwijzingsbesluit en nadere regels ‘Tijdelijke gebruiksvergunningsvrije tenten en overkappingen’ en treedt in werking op 15 november 2012.

Het Aanwijzingsbesluit en nadere regels ‘Tijdelijke gebruiksvergunningsvrije tenten en overkappingen’ wat op 3 april 2012 bij besluit van het college van burgemeester en wethouders is vastgesteld, is per 30 oktober 2012 ingetrokken.