Gemeenschappelijke Regeling Regionale Uitvoeringsdienst Limburg Noord (GR RUD LN)

Geldend van 01-12-2017 t/m heden

Intitulé

Gemeenschappelijke Regeling Regionale Uitvoeringsdienst Limburg Noord (GR RUD LN)

Gemeenschappelijke Regeling Regionale Uitvoeringsdienst Limburg Noord (GR RUD LN)

Het college van gedeputeerde staten van de provincie Limburg

Gelet op het bepaalde in artikel 51, lid 2 van de Wet gemeenschappelijke regelingen en de verkregen toestemming van de Provinciale Staten van de provincie Limburg;

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Beesel, Bergen (L), Echt-Susteren, G ennep, Horst aan de Maas, Leudal, Maasgouw, Mook en Midde laar, Nederweert, Peel en Maas, Roerdalen, Roermond, Venlo, Venray en Weert,

Gelet op het bepaalde in artikel 51, lid 2 van de Wet gemeenschappelijke regelingen en de door de colleges van burgemeester en wethouders van hun gemeenteraden verkregen toestemming;

Overwegende dat:

  • ·

    Het Rijk, het Interprovinciaal Overleg en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten in 2009 afspraken hebben gemaakt over de vorming van regionale uitvoeringsdiensten, het takenpakket dat deze diensten in ieder geval moeten gaan uitvoeren en de kwaliteitsnormering van vergunningverlening en handhaving;

  • ·

    Deze afspraken hebben geleid tot een verbetering van de uitvoering van de VTH-taken in de afgelopen jaren;

  • ·

    Het gewenst is deze huidige bereikte situatie te consolideren;

  • ·

    Vanaf januari 2013 de RUD Limburg Noord operationeel is, gebaseerd op een bedrijfsconcept dat bestaat uit een netwerkmodel op basis van een bestuursovereenkomst;

  • ·

    Genoemde afspraken een wettelijke verankering hebben gekregen in een wijziging van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (wet VTH) en de hierop te baseren wijziging van het Besluit Omgevingsrecht met als belangrijkste speerpunten een samenwerking in omgevingsdiensten, kwaliteit van de uitvoering door omgevingsdiensten en informatieuitwisseling tussen handhavingspartners;

  • ·

    Deze wettelijke verankering betekent dat de RUD Limburg Noord uiterlijk op 1 januari 2018 moet zijn opgericht als een Openbaar Lichaam zoals bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr);

Gelet op:

De Wet gemeenschappelijke regelingen, de Provinciewet, de Gemeentewet, de Algemene wet bestuursrecht en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

Besluiten: Vast te stellen de navolgende gemeenschappelijke regeling voor de Regionale Uitvoeringsdienst Limburg Noord van de deelnemende gemeenten en de provincie.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepaling

  • 1. In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      Burgemeester en wethouders: de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten;

    • b.

      Deelnemers: de aan deze regeling deelnemende gemeenten en de provincie Limburg;

    • c.

      Derde: organisatie niet zijnde een van de deelnemers;

    • d.

      Facultatieve taken: taken niet zijnde de taken uit het wettelijk basistakenpakket;

    • e.

      Gastorganisatie: één van de deelnemende gemeenten aan deze regeling die de uitvoeringsdienst faciliteert op het gebied van bedrijfsvoering, zoals “personeelsaangelegenheden, informatisering, organisatie, financiën, automatisering, communicatie en huisvesting/facilitaire zaken (PIOFACH)” en waartoe een afzonderlijke dienstverleningsovereenkomst tussen de uitvoeringsdienst en de gastorganisatie wordt gesloten;

    • f.

      Gedeputeerde staten: het college van gedeputeerde staten van de provincie Limburg;

    • g.

      Het wettelijk basistakenpakket: het takenpakket zoals bedoeld in artikel 7.1 lid 1 van het Besluit Omgevingsrecht;

    • h.

      Het takenpakket Limburg Noord (TPLN): het takenpakket van de GR RUD Limburg Noord bestaande uit het wettelijke basistakenpakket als bedoeld in artikel 7.1 lid 1 van het Besluit Omgevingsrecht, de milieutaken voor niet-RUD-inrichtingen en Wabo-specialistische milieutaken zoals “ketentoezicht”, “sloop en asbest”, “afvalwater (indirecte lozingen)”, “bodem, water en bouwstoffen”, “externe veiligheid”, “geluid”, “groen en ecologie” en “luchtkwaliteit” zoals genoemd onder de punten 11 en 17 t/m 23 van de Kwaliteitscriteria 2.1;

    • i.

      Kwaliteitscriteria 2.1: het op 28 juni 2012 door VNG, IPO en het Rijk bestuurlijk vastgestelde document waarin criteria zijn opgenomen waaraan vergunningverlening, toezicht en handhaving in het omgevingsrecht moeten voldoen, alsmede de hierop volgende vastgestelde versies;

    • j.

      Lijnmanagersoverleg: overleg tussen de directeur van de GR RUD LN en de lijnmanagers van de deelnemers;

    • k.

      Minister: de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties;

    • l.

      Openbaar lichaam: het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2 van deze regeling;

    • m.

      Provinciale staten: provinciale staten van de provincie Limburg;

    • n.

      Raden: de raden van de deelnemende gemeenten;

    • o.

      Regeling: deze gemeenschappelijke regeling;

    • p.

      Secretarissen: de gemeentesecretarissen van de deelnemende gemeenten en de directeur van de provincie Limburg;

    • q.

      Uitvoeringsdienst: de regionale uitvoeringsdienst Limburg-Noord die voor alle deelnemers belast is met tenminste het wettelijk basistakenpakket. De uitvoeringsdienst kan voor alle deelnemende gemeenten worden belast met de uitvoering van het takenpakket Limburg-Noord (TPLN) en de overige facultatieve taken;

    • r.

      Uitvoeringseenheid: eenheid van medewerkers in dienst bij de gemeente Roermond gespecialiseerd in vergunningverlenende en toezichthoudende taken met betrekking tot voormalige provinciale inrichtingen die zijn komen te vallen onder het gemeentelijk bevoegd gezag.

    • s.

      Uitvoeringsprogramma: overzicht van de taken en per taak de hiervoor benodigde middelen (menskracht, geld) die door de deelnemer(s) voor het eerstvolgende jaar gepland worden;

    • t.

      Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

    • u.

      Wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen;

    • v.

      Werkgebied: het grondgebied van de aan deze gemeenschappelijke regeling deelnemende gemeenten.

  • 2. Waar in deze regeling artikelen van de Provinciewet of de Gemeentewet, dan wel andere wettelijke regelingen van overeenkomstige toepassing worden verklaard, wordt -tenzij anders vermeld- in die artikelen voor de provincie, provinciale staten, gedeputeerde staten en de commissaris van de koning, respectievelijk de gemeente, de raad, burgemeester en wethouders, de burgemeester, gelezen: het openbaar lichaam, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

Artikel 2 Instelling, doel en beleid

  • 1. Er is een openbaar lichaam welke rechtspersoonlijkheid bezit als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wet, genaamd Regionale Uitvoeringsdienst Limburg-Noord, verder te noemen de Uitvoeringsdienst.

  • 2. Het openbaar lichaam wordt aangegaan voor onbepaalde tijd en is statutair gevestigd te Venlo. De vestigingsplaats van medewerkers kan afwijken van deze statutaire vestigingsplaats.

  • 3. Het openbaar lichaam is ingesteld ter behartiging van de individuele en gezamenlijke belangen van de deelnemers op het gebied van de uitvoering van taken van toezicht op en handhaving van de milieuvoorschriften krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de overige milieuwet- en regelgeving, alsook voor de uitvoering van taken op het gebied van vergunningverlening krachtens deze wet- en regelgeving, zoals omschreven in Hoofdstuk 2 van deze regeling.

  • 4. Het openbaar lichaam is bevoegd tot het op verzoek en ten behoeve van één of meerdere deelnemers en/of derden verrichten van diensten;

  • 5. De regeling doet geen afbreuk aan regelgevende, besluitvormende en verordenende bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de afzonderlijke deelnemers.

  • 6. Deelnemers verlenen voor de uitvoering van het wettelijk basistakenpakket en voor zo ver van toepassing voor het takenpakket Limburg-Noord (TPLN) en de overige facultatieve taken, middels de daartoe benodigde besluiten mandaten, machtigingen en volmachten met inbegrip van de mogelijkheid tot ondermandaat, submachtiging en subvolmacht, aan de directeur van de RUD.

Hoofdstuk 2 Taken

Artikel 3 Takenpakket Limburg Noord

  • 1. De uitvoeringsdienst draagt zorg voor de uitvoering van tenminste de taken zoals opgenomen in het wettelijk basistakenpakket. Daarnaast draagt de uitvoeringsdienst op verzoek van een deelnemer zorg voor de uitvoering van het takenpakket Limburg-Noord (TPLN). Uitvoering vindt plaats in samenwerking tussen de deelnemers door uitwisseling van specialistische kennis en capaciteit en hiertoe wordt een dienstverleningsovereenkomst tussen deelnemers en openbaar lichaam afgesloten.

  • 2. Naast de taken op het gebied van vergunningverlening, handhaving en toezicht behoren tot het takenpakket van de uitvoeringsdienst ook coördinerende, afstemmende en adviserende taken die voor de deelnemers tezamen worden verricht.

  • 3. Voor het wettelijk basistakenpakket en het takenpakket Limburg-Noord (TPLN) stelt het algemeen bestuur het gezamenlijk handhavings- en uitvoeringsbeleid vast conform artikel 7.2 van het besluit Omgevingsrecht. In dit beleid zijn tevens de handhavingsarrangementen met het OM en de politie, de opdrachten van het algemeen bestuur en de vastgestelde landelijke prioriteiten verwerkt.

  • 4. De gemeentelijke deelnemers hanteren een in het algemeen bestuur overeengekomen uniforme methode voor probleemanalyse, risicoanalyse, prioriteitstelling en programmering van het wettelijk basistakenpakket en het takenpakket Limburg-Noord (TPLN) en leggen op basis hiervan een uniform uitvoeringsniveau vast.

Artikel 3a Uitvoeringseenheid

  • 1. Er is een uitvoeringseenheid voor vergunningverlenings- en toezichttaken met betrekking tot voormalige provinciale inrichtingen die onder gemeentelijk bevoegd gezag zijn gekomen. Deze eenheid bestaat uit medewerkers in dienst bij de gemeente Roermond.

  • 2. De activiteiten van de eenheid zijn opgenomen in het uitvoeringsprogramma van de GR RUD LN.

  • 3. Taakinhoudelijk functioneert deze eenheid rechtstreeks onder de verantwoordelijkheid van de directeur GR RUD LN. De directeur neemt maatregelen indien de eenheid het betreffende deel van het uitvoeringsprogramma niet kan realiseren. De dagelijkse sturing vindt plaats door de direct leidinggevende van de gemeente Roermond. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roermond treedt op als werkgever voor de medewerkers van deze eenheid.

  • 4. De betreffende deelnemers nemen verplicht de diensten van deze eenheid af.

  • 5. De kosten worden verdeeld op basis van een voor deze eenheid specifieke verdeelsleutel. Deze verdeelsleutel wordt door het AB vastgesteld en is gebaseerd op wat daarover is vastgelegd in artikel 10 lid 4 van de in Bestuursovereenkomst RUD Limburg-Noord versie 4.0 (14 november 2014).

Artikel 3b Uitvoering provinciale taken 1

  • 1. Taakinhoudelijk functioneren de hiertoe aangewezen 2 medewerkers die de provinciale taken 3 uitvoeren die zijn ondergebracht in de GR RUD LN onder de verantwoordelijkheid van de directeur van de GR RUD Zuid-Limburg. De directeur van de GR RUD LN neemt, in overleg met de provincie, maatregelen indien de GR RUD ZL het betreffende deel van het uitvoeringsprogramma van de RUD LN niet kan realiseren.

  • 2. Artikel 3, lid 3, is niet van toepassing voor de Provincie.

Artikel 4 Andere taken fysieke omgeving

  • 1. In aanvulling op de taken uit het wettelijk basistakenpakket en het takenpakket Limburg-Noord kan de uitvoeringsdienst, voor zover dit geen verstoring veroorzaakt in de uitvoering van de taken uit het wettelijk basistakenpakket en het takenpakket Limburg-Noord, op verzoek van een deelnemer en na goedkeuring van het dagelijks bestuur, ook andere adviserende, ondersteunende en uitvoerende werkzaamheden op het gebied van de zorg voor de omgeving verrichten.

  • 2. Voor de uitvoering van de andere taken worden aanvullende dienstverleningsovereenkomsten gesloten tussen de betreffende deelnemer(s) en het openbaar lichaam.

Artikel 5 Werkzaamheden voor derden

Onverminderd de verplichtingen die voortvloeien uit de in artikel 3 en 4 bedoelde taken, kan de uitvoeringsdienst op verzoek van derden adviserende, ondersteunende en uitvoerende werkzaamheden op het gebied van zorg voor de omgeving verrichten na goedkeuring van het algemeen bestuur.

Artikel 6 Volgorde inzet medewerkers

  • 1. In het uitvoeringsprogramma stelt het algemeen bestuur, op voorstel van de afzonderlijke gemeentelijke deelnemers, de formatie en de functies vast voor het uitvoeren van de taken (art. 3 en 4) in het eerstvolgende jaar. De medewerkers met een duurzaam dienstverband bij de deelnemers, gericht op de uitvoering van het uitvoeringsprogramma worden als eerste ingezet. Hieronder vallen ook de medewerkers van de gemeenschappelijke regeling MER en de daartoe aangewezen medewerkers van de gemeenschappelijke regeling regionale uitvoeringsdienst Zuid Limburg alsmede medewerkers van andere gemeenschappelijke regelingen tussen deelnemers.

  • 2. Indien de gemeentelijke deelnemers in gezamenlijkheid voor de uitvoering van taken niet kunnen voldoen aan de eisen zoals bedoeld in artikel 3, lid 3 van deze regeling of indien er onvoldoende capaciteit beschikbaar is, sluit de gemeentelijke deelnemer, na melding aan de GR RUD LN dat inzet van extra capaciteit nodig is, voor deze taken overeenkomsten met externe dienstverleners. Van het sluiten van de overeenkomst tot inhuur wordt de GR RUD LN onverwijld op de hoogte gesteld.

Hoofdstuk 3 Het bestuur

§ 1 Het Algemeen Bestuur

Artikel 7 Samenstelling Algemeen Bestuur

  • 1. Het openbaar lichaam heeft een algemeen bestuur. De colleges van burgemeester en wethouders en gedeputeerde staten wijzen ieder uit hun midden één lid van het algemeen bestuur aan.

  • 2. De colleges van burgemeester en wethouders en gedeputeerde staten wijzen in ieder geval één vervangend lid van het algemeen bestuur aan die de door hen benoemde leden bij ontstentenis of verhindering vervangen.

  • 3. De directeur van de GR RUD LN neemt als secretaris en adviseur deel aan het overleg van het algemeen bestuur.

Artikel 8 Zittingsduur

  • 1. De leden en plaatsvervangende leden van het algemeen bestuur worden aangewezen en treden af op de dag waarop de zittingsperiode van de colleges van burgemeester en wethouders respectievelijk gedeputeerde staten afloopt. Aftredende leden kunnen opnieuw als lid of plaatsvervangend lid worden aangewezen.

  • 2. Wanneer een lid of plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur geen lid meer is van een college van burgemeester en wethouders respectievelijk gedeputeerde staten, houdt dit lid tevens op lid of plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur te zijn.

  • 3. Een lid of plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Dit gebeurt door schriftelijke mededeling aan het algemeen bestuur.

  • 4. Indien tussentijds de plaats van een lid of plaatsvervangend lid vacant komt, wijst het betrokken college van burgemeester en wethouders respectievelijk gedeputeerde staten zo spoedig mogelijk een nieuw lid of plaatsvervangend lid aan.

  • 5. Een lid of plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur dat zijn lidmaatschap ter beschikking heeft gesteld, blijft in functie totdat een nieuw lid of plaatsvervangend lid is aangewezen.

  • 6. Bij het bestaan van één of meer vacatures blijven de resterende bestuursleden bevoegd besluiten te nemen.

  • 7. Wanneer iemand wordt aangewezen om een vacante plaats in het algemeen bestuur te vervullen, treedt hij af op het moment waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, zou hebben moeten aftreden.

  • 8. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, door of vanwege het bestuur van één der deelnemers dan wel door of vanwege het bestuur van het openbaar lichaam aangesteld of daaraan ondergeschikt. Met ambtenaar wordt voor de toepassing van dit lid gelijkgesteld zij die in dienst van één der deelnemers dan wel van het openbaar lichaam op arbeidsovereenkomst naar burgerlijke recht werkzaam zijn.

Artikel 9 Werkwijze

  • 1. Het algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast.

  • 2. Het algemeen bestuur vergadert in ieder geval tweemaal per jaar. Meerdere vergaderingen kunnen ingelast worden wanneer de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig acht, of wanneer twee of meer leden van het algemeen bestuur, onder opgave van redenen, dit schriftelijk verzoeken.

  • 3. De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar. De deuren zijn gesloten wanneer minimaal 1/5e van het aantal leden hierom verzoekt of de voorzitter dit nodig acht en het algemeen bestuur vervolgens als zodanig besluit.

  • 4. Artikel 15, eerste lid Gemeentewet, artikel 15, eerste lid Provinciewet, artikel X7 en X8 Kieswet zijn van overeenkomstige toepassing op de leden van het algemeen bestuur.

Artikel 10 Vergaderquorum

  • 1. Het algemeen bestuur kan slechts vergaderen en besluiten nemen indien meer dan de helft van het aantal leden van het algemeen bestuur aanwezig is.

  • 2. Indien het vereiste aantal leden als bedoeld in lid 1 niet aanwezig is bij een vergadering, kan de voorzitter een nieuwe vergadering beleggen, welke binnen twee weken dient plaats te vinden.

  • 3. Op vergaderingen als bedoeld in lid 2 is het bepaalde van lid 1 niet van toepassing, met dien verstande dat het algemeen bestuur over de begroting, een begrotingswijziging en de jaarstukken alleen kan beraadslagen en voorlopige besluiten kan nemen. De niet aanwezige leden hebben de mogelijkheid om binnen tien werkdagen te reageren op het verslag van de vergadering. Indien er niet wordt gereageerd, wordt men geacht ingestemd te hebben met de voorlopige besluiten. De voorlopige besluiten worden binnen tien werkdagen omgezet in definitieve besluiten of, afhankelijk van de reacties, vervallen de besluiten.

Artikel 11 Besluitvorming

  • 1. Een lid van het algemeen bestuur heeft één stem.

  • 2. De stemverdeling wordt in ieder geval één maal per vier jaar herijkt.

  • 3. De herijking van de stemverdeling wordt vastgesteld door het algemeen bestuur.

  • 4. Besluitvorming vindt plaats met een meerderheid van stemmen tenzij in de regeling anders is bepaald.

  • 5. Indien de stemmen met betrekking tot een bepaald voorstel staken, wordt het betrokken onderwerp aangehouden tot de eerstvolgende vergadering van het algemeen bestuur. Indien de stemmen wederom staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Ingeval de stemmen bij herstemming over besluiten met betrekking tot benoeming, voordracht of aanbeveling van personen staken, beslist de voorzitter behoudens als het gaat om de functie van voorzitter.

  • 6. Bij het doen van benoemingen, keuzen, voordrachten en aanbevelingen betreffende personen wordt schriftelijk gestemd, in de overige gevallen mondeling.

Artikel 12 Inlichtingen- en verantwoordingsplicht

  • 1. Het algemeen bestuur geeft aan de raden, burgemeester en wethouders, provinciale staten of gedeputeerde staten, de door één of meer leden van de raden, burgemeester en wethouders, provinciale staten of gedeputeerde staten gevraagde inlichtingen. Het reglement van orde van het algemeen bestuur regelt de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan deze bepaling.

  • 2. Een lid van het algemeen bestuur geeft aan burgemeester en wethouders of gedeputeerde staten die dit lid heeft aangewezen de door één of meerdere leden van burgemeester en wethouders of gedeputeerde staten gevraagd of ongevraagd inlichtingen voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid, op de wijze die door dit bestuursorgaan is bepaald.

  • 3. Een lid van het algemeen bestuur kan door burgemeester en wethouders of gedeputeerde staten die dit lid heeft aangewezen ter verantwoording worden geroepen voor het door hem gevoerde beleid, op de wijze die door dat bestuursorgaan is bepaald.

Artikel 13 Taken Algemeen Bestuur

  • a. Bepalen van de strategische koers van de uitvoeringsdienst;

  • b. Beoordelen en vaststellen van het handhavings- en uitvoeringsbeleid, zoals bedoeld in artikel 3, lid 3 van deze regeling;

  • c. Beoordelen van en vooraf instemmen met de dienstverleningsovereenkomst tussen deelnemers;

  • d. Beoordelen en vaststellen van het inhoudelijk jaarverslag, de begroting en de jaarrekening;

  • e. Het onderzoeken van de mogelijkheden tot afstemming en stroomlijning van de beleidsuitgangspunten van de deelnemers;

  • f. Bewaken van afspraken over de bestuurlijke vertegenwoordiging vanuit de regio in overleggen en bijeenkomsten (provinciaal, landelijk);

  • g. Uitvoering van de geschillenregeling, zoals bedoeld in artikel 37 van deze regeling;

  • h. Vaststellen van het regionaal uitvoeringsprogramma;

  • i. Vaststellen van het jaarlijkse evaluatieplan, de evaluatie en de adviezen.

§ 2 Het Dagelijks Bestuur

Artikel 14 Samenstelling Dagelijks Bestuur

  • 1. Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en twee andere leden, door en uit het algemeen bestuur aan te wijzen.

  • 2. De leden en plaatsvervangende leden worden gekozen in de eerste vergadering van het algemeen bestuur, waarin het algemeen bestuur in een nieuwe samenstelling bijeenkomt.

  • 3. De directeur van de GR RUD LN neemt als secretaris en adviseur deel aan het overleg van het dagelijks bestuur.

Artikel 15 Zittingsduur

  • 1. Het (plaatsvervangend) lidmaatschap van het dagelijks bestuur eindigt zodra het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt of wanneer het lid van het dagelijks bestuur als zodanig ontslag neemt.

  • 2. De aanwijzing van leden van het dagelijks bestuur ter vervulling van plaatsen die door overlijden, ontslag of om een andere reden tussentijds zijn opengevallen vindt plaats binnen twee maanden na het tijdstip waarop de vacature is ontstaan. Een tussentijds tot lid van het dagelijks bestuur benoemd lid treedt af op het moment waarop degene in wiens plaats hij is benoemd zou aftreden.

  • 3. Een lid van het dagelijks bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Hij doet daarvan schriftelijk mededeling aan het algemeen bestuur.

  • 4. Het algemeen bestuur kan één of meer leden van het dagelijks bestuur ontslag verlenen, indien dezen het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezitten.

Artikel 16 Werkwijze

  • 1. Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls de voorzitter of ten minste twee leden dit nodig oordelen.

  • 2. Het dagelijks bestuur stelt een reglement van orde vast voor zijn vergaderingen. Dit reglement wordt medegedeeld aan het algemeen bestuur.

  • 3. De voorzitter en elk lid hebben één stem. In het geval de stemmen staken, heeft de voorzitter een doorslaggevende stem.

  • 4. De vergaderingen van het dagelijks bestuur worden met gesloten deuren gehouden, tenzij in de regeling anders is bepaald of het dagelijks bestuur anders bepaalt.

  • 5. In de vergaderingen van het dagelijks bestuur kan slechts worden beraadslaagd en besloten, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is.

  • 6. Indien het vereiste aantal leden niet aanwezig is, belegt de voorzitter, onder verwijzing naar dit artikel, opnieuw een vergadering welke binnen één week dient plaats te vinden.

  • 7. Bij het doen van benoemingen, keuzen, voordrachten en aanbevelingen betreffende personen wordt schriftelijk gestemd, in de overige gevallen mondeling.

Artikel 17 Inlichtingen- en verantwoordingsplicht

  • 1. De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording schuldig voor het door het dagelijks bestuur gevoerde beleid. Het reglement van orde van het algemeen bestuur regelt de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan deze bepaling.

  • 2. Het dagelijks bestuur geeft, ieder tezamen en afzonderlijk, uit eigen beweging dan wel op verzoek van het algemeen bestuur of een of meer leden daarvan, aan het algemeen bestuur alle inlichtingen die nodig zijn voor een juiste beoordeling van het door het dagelijks bestuur gevoerde beleid.

  • 3. De aflegging van verantwoording als bedoeld in het eerste lid, alsmede het na voorafgaand verzoek verstrekken van inlichtingen als bedoeld in het tweede lid, geschieden op de wijze zoals is aangegeven in het reglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur.

  • 4. Het algemeen bestuur is bevoegd in het reglement van orde voor zijn vergadering nadere regels te stellen ten aanzien van de wijze waarop door het dagelijks bestuur dan wel de leden ervan inlichtingen dienen te worden verschaft respectievelijk verantwoording dient te worden afgelegd.

  • 5. Het algemeen bestuur kan regelen van welke besluiten van het dagelijks bestuur kennisgeving wordt gedaan aan de leden van het algemeen bestuur. Daarbij kan het algemeen bestuur de gevallen bepalen waarin met terinzagelegging kan worden volstaan.

  • 6. De leden 1 tot en met 5 zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de voorzitter.

§ 3 De voorzitter

Artikel 18 De voorzitter

  • 1. De voorzitter wordt door en uit het algemeen bestuur aangewezen.

  • 2. De voorzitter is tevens voorzitter van het algemeen bestuur en voorzitter van het dagelijks bestuur.

  • 3. Bij afwezigheid of ontstentenis van de voorzitter wordt hij vervangen door de plaatsvervangende voorzitter. Deze wordt aangewezen tijdens de eerste vergadering van het algemeen bestuur.

  • 4. De stukken die van het algemeen bestuur of het dagelijks bestuur uitgaan, worden door de voorzitter ondertekend.

  • 5. De voorzitter vertegenwoordigt het openbaar lichaam in en buiten rechte. Hij kan deze vertegenwoordiging aan een door hem aan te wijzen gemachtigde opdragen.

§ 4 De adviesraad

Artikel 19 De adviesraad

  • 1. Het algemeen bestuur stelt een adviesraad in, waarin qualitate qua de secretarissen van de deelnemende gemeenten en de directeur van de Provincie of bij ontstentenis hun plaatsvervangers alsmede de directeur van de uitvoeringsdienst zitting hebben.

  • 2. De adviesraad adviseert aan het dagelijks bestuur en de directeur van de uitvoeringsdienst.

  • 3. De directeur van de uitvoeringsdienst is voorzitter van de adviesraad.

Artikel 20 Zittingsduur

  • 1. De leden van de adviesraad hebben zitting voor onbepaalde tijd en treden af op de dag waarop zij hun functie van gemeentesecretaris of directeur van de provincie niet meer vervullen.

  • 2. Bij het bestaan van één of meer vacatures blijven de resterende leden van de adviesraad bevoegd besluiten te nemen.

Artikel 21 Werkwijze adviesraad

  • 1. De adviesraad kan slechts vergaderen indien meer dan de helft van het aantal leden van de adviesraad aanwezig is. Indien het vereiste aantal leden niet aanwezig is bij een vergadering, kan de voorzitter een nieuwe vergadering beleggen, welke binnen twee weken dient plaats te vinden. Op deze nieuwe vergadering behoeft niet meer dan de helft van het aantal leden van de adviesraad aanwezig te zijn.

  • 2. De adviesraad stemt op basis van meerderheid over zijn uit te brengen adviezen.

  • 3. Indien de stemmen met betrekking tot een voorstel staken, wordt het betrokken voorstel aangehouden tot de eerstvolgende vergadering van de adviesraad. Indien de stemmen wederom staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

Artikel 22 Taken adviesraad

De taak van de adviesraad omvat tenminste:

  • a.

    Het adviseren van dagelijks bestuur en directeur over de programmering en de evaluatie en de bijbehorende maatregelen;

  • b.

    Het adviseren over strategische thema’s zoals (niet limitatief) de bedrijfsvoering, de doorontwikkeling van de organisatie en financiën.

  • c.

    Het adviseren op verzoek van directeur en dagelijks bestuur.

Hoofdstuk 4 Bevoegdheden

Artikel 23 Bevoegdheden Algemeen Bestuur

  • 1. De bevoegdheden die bij de regeling worden overgedragen, berusten bij het algemeen bestuur, tenzij bij wet of in de regeling anders is bepaald.

  • 2. Het algemeen bestuur kan aan het dagelijks bestuur bevoegdheden van het algemeen bestuur overdragen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet.

  • 3. Het algemeen bestuur kan in ieder geval niet overdragen de bevoegdheid tot:

    • a.

      het vaststellen van de begroting of van de jaarrekening, bedoeld in artikel 58 Wgr;

    • b.

      het heffen van rechten, bedoeld in artikel 54, eerste lid onder a Wgr;

    • c.

      het vaststellen van verordeningen door strafbepaling of bestuursdwang te handhaven.

  • 4. Artikel 56b Wgr is van overeenkomstige toepassing op een algemeen verbindend besluit dat wordt genomen op grond van het eerste lid.

  • 5. In afwijking van artikel 10:16, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan het algemeen bestuur beperkingen stellen aan de uitoefening van de overgedragen bevoegdheid.

  • 6. Ten aanzien van de bevoegdheden die met toepassing van het eerste lid zijn overgedragen, zijn de regels die bij of krachtens de wet zijn gesteld met betrekking tot de uitoefening daarvan en het toezicht daarop van overeenkomstige toepassing.

Artikel 24 Bevoegdheden Dagelijks Bestuur

  • 1. Het dagelijks bestuur is in ieder geval bevoegd:

    • a.

      het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam te voeren, voor zover niet bij of krachtens de wet of de regeling het algemeen bestuur hiermee is belast;

    • b.

      beslissingen van het algemeen bestuur voor te bereiden en uit te voeren;

    • c.

      regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van het openbaar lichaam;

    • d.

      medewerkers van het openbaar lichaamte benoemen, te schorsen en te ontslaan;

    • e.

      tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van het openbaar lichaam te besluiten, met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 55a Wgr;

    • f.

      te besluiten namens het openbaar lichaam, het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover het het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist.

  • 2. Het dagelijks bestuur neemt, ook alvorens is besloten tot het voeren van een rechtsgeding, alle conservatoire maatregelen en doet wat nodig is ter voorkoming van verjaring of verlies van recht of bezit.

Hoofdstuk 5 Organisatiebepalingen

Artikel 25 De directeur

  • 1.

    De uitvoeringsdienst heeft een directeur die onder verantwoordelijkheid van het dagelijks bestuur belast is met de leiding van de uitvoeringsdienst en met de zorg voor een juiste taakvervulling door de uitvoeringsdienst.

  • 2.

    De directeur van de uitvoeringsdienst fungeert als secretaris van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur, is voorzitter van de adviesraad en het lijnmanagersoverleg en is leidinggevende van de medewerkers van de ambtelijke organisatie. Het dagelijks bestuur legt de instructie van de directeur vast in een directiestatuut.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur benoemt, schorst en ontslaat de directeur.

  • 4.

    Voor een adequate taakuitoefening beschikt de directeur over voldoende bevoegdheden overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 lid 6 van deze regeling.

Artikel 26 De ambtelijke organisatie van de uitvoeringsdienst

  • 1. Het dagelijks bestuur kan in een organisatieverordening de hoofdstructuur van de organisatie, de directie, de taken, de bevoegdheden en de werkwijze van de ambtelijke organisatie van de uitvoeringsdienst bepalen.

  • 2. Het dagelijks bestuur stelt een rechtspositie- en arbeidsvoorwaardenregeling vast voor de medewerkers van de ambtelijke organisatie van de uitvoeringsdienst.

  • 3. Het dagelijks bestuur is belast met het aanstellen als medewerker, het tewerkstellen op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht en met het schorsen en ontslag van de medewerkers van de ambtelijke organisatie van de uitvoeringsdienst. Het dagelijks bestuur neemt daarbij de vastgestelde rechtspositie- en arbeidsvoorwaardenregeling in acht.

  • 4. Het dagelijks bestuur kan de in het vorige lid bedoelde bevoegdheden opdragen aan de directeur van de uitvoeringsdienst, tenzij het ambtenaren betreft die belast zijn met functies van leidinggevende aard die rechtstreeks onder de directeur ressorteren.

Artikel 27 Gastorganisatie

Om ervoor te zorgen dat de directeur en de medewerkers van de ambtelijke organisatie van de uitvoeringsdienst hun werkzaamheden kunnen uitvoeren, wordt gebruik gemaakt van een gastorganisatie.

Hoofdstuk 6 Financiën

Artikel 28 Begroting

Ten aanzien van de begroting van het openbaar lichaam is het bepaalde in § 7 van Hoofdstuk 4 van de Wet van toepassing.

Artikel 29 Jaarrekening

Ten aanzien van de jaarrekening van het openbaar lichaam is het bepaalde in § 7 van Hoofdstuk 4 van de Wet van toepassing.

Artikel 30 Doorberekening van kosten

  • 1. De benodigde middelen voor de uitvoering van de taken van de ambtelijke organisatie van de uitvoeringsdienst, zoals bedoeld in artikel 26 van deze regeling, worden in een programmabegroting door het algemeen bestuur vastgesteld.

  • 2. Het algemeen bestuur legt de verdeling van deze kosten over de deelnemers vast met behulp van een verdeelsleutel.

  • 3. ledere deelnemer betaalt bij wijze van voorschot de benodigde middelen voor:

    • a.

      uitvoering van de taken van de ambtelijke organisatie van de uitvoeringsdienst, zoals bedoeld in artikel 26 van deze regeling;

    • b.

      uitvoering van de taken van de uitvoeringseenheid, zoals bedoeld in artikel 3a van deze regeling.

  • 4. Een deelnemer betaalt bij wijze van voorschot de benodigde middelen voor de uitvoering van de taken conform het regionaal uitvoeringsprogramma waarvoor capaciteit van andere deelnemers wordt ingezet. De bevoorschotting van de uitvoering geschiedt op basis van de eisen, zoals bedoeld in artikel 3 lid 3 en artikel 4 van deze regeling, of een nader door de deelnemer gedefinieerd hoger kwaliteitsniveau. De tarifering voor deze producten en diensten is gebaseerd op voor-calculatorische integrale kostprijs. Alvorens het rekeningresultaat te bepalen, vindt een controle plaats op de opbrengsten en kosten in het kader van de vennootschapsbelasting. Een saldo op deze activiteiten zal worden verrekend met de betreffende opdrachtgevers zodat aan hen de na-calculatorische kostprijs in rekening wordt gebracht.

  • 5. Het jaarlijks saldo wordt verdeeld over de deelnemers conform de verdeelsleutels zoals opgenomen in lid 2 van dit artikel.

  • 6. In afwijking van het onder lid 5 bepaalde kan het Algemeen Bestuur incidenteel besluiten om saldo toe te voegen aan een nader te benoemen reserve of weerstandsvermogen.

  • 7. Het jaarlijks saldo, voor de begroting zoals bedoeld in lid 2b, wordt verdeeld over de deelnemers conform de verdeelsleutel als opgenomen in lid 5 van artikel 3a.

Hoofdstuk 7 Overige bepalingen

Artikel 31 Archief

  • 1. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden overeenkomstig en volgens een door het algemeen bestuur vast te stellen regeling ingevolge artikel 40 van de Archiefwet 1995.

  • 2. De gastorganisatie zorgt voor de bewaring van de op grond van artikel 12, eerste lid van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbestanden van de in deze regeling genoemde bestuursorganen.

Artikel 32 Toetreding

  • 1. Het betreffende bestuursorgaan dat wil toetreden, dient hiertoe een verzoek in bij het dagelijks bestuur. Het betreffende bestuursorgaan voegt hierbij het besluit tot toestemming van zijn vertegenwoordigend orgaan.

  • 2. Het dagelijks bestuur brengt het verzoek ter kennis van het algemeen bestuur en geeft daarbij een advies over de toetreding.

  • 3. Toetreding kan geschieden nadat het algemeen bestuur hiertoe bij unanimiteit heeft besloten.

  • 4. Een lid van het algemeen bestuur kan slechts voor toetreding stemmen, nadat hij hiervoor de instemming van het bestuursorgaan van de deelnemer die hem heeft aangewezen heeft verkregen. Dit bestuursorgaan kan deze instemming pas verlenen na verkregen toestemming van zijn vertegenwoordigend orgaan.

Artikel 33 Uittreding

  • 1. Een deelnemer kan uit de regeling treden door toezending aan het algemeen bestuur van een daartoe strekkend besluit van het bestuursorgaan dat de regeling mede is aangegaan na verkregen toestemming van het vertegenwoordigend orgaan van de betreffende deelnemer als bedoeld in artikel 51 van de Wet.

  • 2. Het algemeen bestuur besluit over de voorwaarden waaronder de uittreding geëffectueerd kan worden en regelt de financiële en overige gevolgen van de uittreding.

  • 3. Uittreden vindt niet eerder plaats dan met ingang van 1 januari van het jaar volgende op dat waarin de voor uittreding noodzakelijke wijziging van deze regeling in werking is getreden.

  • 4. Het uittreden van een van de deelnemers leidt niet tot opheffing van de regeling.

  • 5. Na ontvangst van het in het eerste lid vermelde besluit wordt een, in overleg met de uittredende deelnemer aan te wijzen, onafhankelijke registeraccountant opdracht verleend een plan op te stellen dat ten minste inzicht geeft in alle kosten die direct of indirect samenhangen met de uittreding. Het plan wordt vastgesteld door het algemeen bestuur en de daarin voor de uittredende deelnemer omschreven financiële verplichtingen zijn bindend.

Artikel 34 Opheffing en liquidatie

  • 1. Deze regeling kan op voorstel van het algemeen bestuur worden opgeheven door een daartoe strekkend besluit van de betrokken bestuursorganen van de deelnemers, met inachtneming van de daartoe strekkende bepalingen van de Wet.

  • 2. Door het algemeen bestuur wordt een liquidatieplan opgesteld na alle deelnemers te hebben geraadpleegd.

  • 3. Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de deelnemers tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing. Het liquidatieplan voorziet ook in de gevolgen die de opheffing heeft voor het personeel.

  • 4. Toewijzing van personeel aan de deelnemers vindt plaats bij besluit van het algemeen bestuur.

  • 5. Bij de ontbinding van het openbaar lichaam in verband met opheffing van de regeling of anderszins, blijft het openbaar lichaam voortbestaan voor zover dat voor de vereffening van het vermogen noodzakelijk is.

Artikel 35 Beëindiging taken

  • 1. Een deelnemer kan het afnemen van taken als genoemd in de artikelen 3 en 4 lid 1 van deze regeling beëindigen, behoudens het wettelijk basistakenpakket. Dit geschiedt wanneer meer dan de helft van de leden van het algemeen bestuur instemt met de afwikkeling van de financiële en organisatorische gevolgen hiervan.

  • 2. Indien een deelnemer taken niet meer wil afnemen, zal in het kader van de in het eerste lid bedoelde afwikkeling van de financiële gevolgen daarvan een toewijzing van personeel aan deze deelnemer plaatsvinden en zal er een compensatie verschuldigd zijn voor de overige rechten en verplichtingen als de uitvoeringsdienst voor die taken personeel en/of daarvoor verplichtingen heeft aangegaan. De hoogte van compensatie wordt nader bepaald door het algemeen bestuur.

  • 3. De hoeveelheid toe te wijzen personeel wordt bepaald op basis van de begroting over het jaar voorafgaand aan het jaar van de beëindiging van de taken.

  • 4. Beëindiging van het afnemen van taken als bedoeld in het eerste lid kan slechts plaatsvinden met ingang van 1 januari van het jaar, volgende op dat waarin het algemeen bestuur met de beëindiging instemt.

  • 5. Na ontvangst van het in het eerste lid vermelde besluit tot beëindiging van het afnemen van taken, wordt aan een in overleg met de betreffende deelnemer aan te wijzen onafhankelijke registeraccountant opdracht verleend een plan op te stellen dat ten minste inzicht geeft in alle kosten, die direct of indirect samenhangen met de beëindiging. Het plan wordt vastgesteld door het algemeen bestuur en de daarin voor de beëindigende deelnemer omschreven financiële verplichtingen zijn bindend.

Artikel 36 Wijziging

  • 1. Wijziging van de regeling kan plaatsvinden bij daartoe strekkende instemmende besluiten van de bestuursorganen van alle deelnemers die de regeling zijn aangegaan, na verkregen toestemming van de vertegenwoordigende organen van de deelnemers.

  • 2. Zowel het dagelijks bestuur, als de bestuursorganen van de deelnemers kunnen voorstellen doen tot wijziging van de regeling.

  • 3. Een besluit tot wijziging dat conform het gestelde in het eerste lid tot stand is gekomen, treedt in werking op de in het wijzigingsbesluit genoemde datum, maar niet eerder dan dat het wijzigingsbesluit is bekendgemaakt.

Artikel 37 Geschillen

  • 1. Indien een deelnemer de afspraken en contracten die vallen onder de reikwijdte van deze regeling niet nakomt, dan wel er anderszins een conflict ontstaat tussen een of meerdere deelnemers met de ambtelijke organisatie van de uitvoeringsdienst of directeur, wordt de kwestie voorgelegd aan het algemeen bestuur.

  • 2. Het algemeen bestuur doet een bindende uitspraak.

  • 3. lndien deelnemer(s) zich niet kunnen vinden in de uitspraak van het algemeen bestuur zal het geschil worden voorgelegd aan de bevoegde rechter.

  • 4. lndien een conflict niet wordt opgelost en de deelnemers het risico lopen dat contracten niet worden nagekomen, kan het algemeen bestuur besluiten om de directeur de bevoegdheid te geven om de taakuitvoering (waar sprake is van contractrisico) over te nemen van de betreffende deelnemer en op kosten van die betreffende deelnemer uit te laten voeren.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 38 Slotbepalingen

  • 1. Het algemeen bestuur beslist in alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet.

  • 2. Deze regeling wordt getroffen voor onbepaalde tijd.

  • 3. Bij voorgenomen wijziging van deze regeling zendt het dagelijks bestuur de ontwerpwijziging met een toelichting aan de raden en provinciale staten.

  • 4. Gedeputeerde staten zijn belast met verzending van deze regeling aan de minister.

  • 5. Alle deelnemers dragen op de gebruikelijke wijze zorg voor de bekendmaking van deze regeling, alsmede de registratie van deze regeling.

Artikel 39 Citeertitel

Deze regeling kan worden aangehaald als: gemeenschappelijke regeling regionale uitvoeringsdienst Limburg Noord en treedt in werking op 1 december 2017.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de Colleges van Burgemeester en Wethouders van de gemeenten Beesel,
Bergen (L), Echt-Susteren, Gennep, Horst aan de Maas, Leudal, Maasgouw, Mook en Middelaar, Nederweert, Peel en Maas, Roerdalen, Roermond, Venlo, Venray en Weert en het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Limburg.

Noot
1

D.w.z.: Taken die onder het provinciaal bevoegd gezag vallen

Noot
2

Thans medewerkers van de provincie, uiteindelijk medewerkers van de GR RUD ZL

Noot
3

Zie voetnoot 1