Besluit van het dagelijks bestuur van het Waddenfonds houdende subsidie Openstellingstelling Waddenfonds 2015 / nr. 01

Geldend van 14-08-2015 t/m heden

Intitulé

Openstellingsbesluit Waddenfonds 2015 / nr. 01

Openstellingsbesluit van het dagelijks bestuur van het Waddenfonds van 4 december 2014, kenmerk 2015 / nr. 01, houdende nadere regels met betrekking tot de openstelling van een aanvraagperiode en de vaststelling van subsidieplafonds

(Openstellingsbesluit Waddenfonds 2015 / nr. 01).

(laatstelijk gewijzigd bij besluit van het dagelijks bestuur van 6 juli 2015)

Het dagelijks bestuur van het Waddenfonds,

gelet op artikel 1.8 van de Subsidieverordening Waddenfonds 2014,

besluit het navolgende Openstellingsbesluit vast te stellen

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In dit Openstellingsbesluit wordt verstaan onder:

  • a.

    Jaarprogramma: het Jaarprogramma Waddenfonds 2014-2015;

  • b.

    subsidieverordening: de Subsidieverordening Waddenfonds 2014.

Artikel 1.2 Subsidieplafonds

Ten behoeve van de openstelling gelden de navolgende subsidieplafonds:

Titel 1: thema Natuur € 4.000.000,-

Titel 2: thema Water € 2.000.000,-

Titel 3: thema Duurzame havens € 2.000.000,-

Titel 4: thema Duurzame agrarische sector € 2.000.000,-

Titel 5: Budget lokale innovaties € 1.000.000,-

Artikel 1.3 Binnen welke periode kan subsidie worden aangevraagd?

  • 1. Aanvragen voor het thema Natuur kunnen worden ingediend in de periode van dinsdag 3 februari 2015 tot en met vrijdag 4 september 2015, 12:00 uur.

  • 2. Aanvragen voor de thema’s Water, Duurzame havens, Duurzame agrarische sector en het Budget Lokale Innovaties kunnen worden ingediend in de periode van dinsdag 3 februari 2015 tot en met donderdag 3 december 2015; 12:00 uur.

Artikel 1.4 Hoe worden de beschikbare middelen verdeeld?

Aanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst.

Artikel 1.5 Is er een financiële drempel om voor subsidie in aanmerking te komen?

  • 1. Een project komt alleen voor subsidie in aanmerking als de subsidiabele projectkosten ten minste € 200.000,- bedragen.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid komt een project ten laste van het Budget Lokale Innovaties alleen voor subsidie in aanmerking als de subsidiabele projectkosten ten minste € 10.000,-, maar minder dan € 200.000,- bedragen.

Artikel 1.6 Beoordelingskader

Een aanvraag wordt getoetst aan:

  • a.

    het bepaalde in artikel 3.5 van de subsidieverordening;

  • b.

    het bepaalde in de hoofdstukken 5.2 tot en met 5.5 van de subsidieverordening, voor zover de aanvraag wordt beoordeeld met toepassing van respectievelijk de Algemene groepsvrijstellingsverordening, de MKB Landbouwvrijstellingsverordening of de de-minimusregelgeving;

  • c.

    het betreffende specifieke beoordelingskader, zoals opgenomen in hoofdstuk 2 van dit Openstellingsbesluit.

Artikel 1.7 Hoogte van de subsidie

  • 1. De basissubsidie voor activiteiten, die naar het oordeel van het dagelijks bestuur geen staatssteun vormt in de zin van artikel 107, eerste lid, VWEU, bedraagt niet meer dan 80% van de subsidiabele kosten.

  • 2. In afwijking van het eerste lid bedraagt de basissubsidie voor activiteiten gericht op cultuurhistorische elementen en infrastructurele voorzieningen, die naar het oordeel van het dagelijks bestuur geen staatssteun vormt in de zin van artikel 107, eerste lid, VWEU, niet meer dan 30% van de subsidiabele kosten.

  • 3. De subsidie voor activiteiten ten laste van het Budget Lokale Innovaties bedraagt niet meer dan 50% van de subsidiabele kosten.

  • 4. Het subsidiepercentage als bedoeld in het eerste en tweede lid kan ten behoeve van meervoudige doelrealisatie met ten hoogste 10 procentpunten worden verhoogd indien:

    • a.

      de aanvraag past binnen meerdere themalijnen waarvoor een aanvraagperiode is opengesteld;

    • b.

      meervoudige doelrealisatie niet reeds is vereist op grond van het betreffende specifieke beoordelingskader, zoals opgenomen in hoofdstuk 2; en

    • c.

      ten behoeve van meervoudige doelrealisatie ten minste 20% van de projectbegroting primair gericht is op de betreffende themalijn.

  • 5. De subsidie wordt berekend met toepassing van artikel 1.7 van dit Openstellingsbesluit en de artikelen 1.9, 1.10 en hoofdstuk 5 van de subsidieverordening.

  • 6. Het subsidiepercentage of subsidiebedrag wordt naar beneden bijgesteld indien:

    • a.

      er sprake is van overfinanciering;

    • b.

      subsidie het tekort op de onrendabele top overstijgt.

Hoofdstuk 2 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

Titel 1 Thema Natuur

Afdeling 2.1 Themalijn: Verzachten van de randen van het Wad

§ 2.1.1 Randen van het Wad: wadvogels

Artikel 2.1 Voor welke activiteiten kan subsidie worden aangevraagd?

Het aanleggen en verbeteren van hoogwatervluchtplaatsen en broedgelegenheid en milieuomstandigheden (geleidelijke zoet-zoutovergangen) voor wadvogels om te foerageren, te migreren, te rusten en zich voort te planten.

Artikel 2.2 Specifiek beoordelingskader

  • 1. Voor subsidieverstrekking gelden de volgende vereisten:

    • a.

      hoogwatervluchtplaatsen en broedlocaties zijn als zodanig aangegeven op de overzichtskaart in bijlage 2 van het Jaarprogramma;

    • b.

      aan de aanleg van een hoogwatervluchtplaats en/of broedlocatie is ten minste de realisatie van één geleidelijke zoet-zoutovergang gekoppeld, als de plaatselijke geomorfologische situatie het mogelijk maakt dit onder natuurlijk verhang te realiseren en in stand te houden.

  • 2. Aanvragen moeten per saldo in voldoende mate bijdragen aan de volgende criteria:

    • a.

      bij buitendijkse aanleg de ecologische meerwaarde door versterking van een of meerdere beschermde (onder Natura 2000) vogelsoorten of -populaties ten opzichte van het verlies van habitat;

    • b.

      bijdragen aan de verbetering van de broedomstandigheden voor beschermde vogelsoorten op bestaande broedlocaties (door vermindering van predatie, verstoring en verruiging);

    • c.

      bijdragen aan de soortenrijkdom in het Waddengebied;

    • d.

      bijdragen aan het realiseren van significante zoet-zoutovergangen aan de binnen- en/of buitenkant van de waddendijk;

    • e.

      bijdragen aan verbetering van de milieuomstandigheden.

§ 2.1.2 Randen van het Wad: verbetering migratie waterfauna

Artikel 2.3 Voor welke activiteiten kan subsidie worden aangevraagd?

De aanleg van vispassages en het treffen van andere maatregelen ter verbetering van de migratiemogelijkheden voor vissen en andere waterfauna (die in hun levenscyclus hiervan afhankelijk zijn) en bijdragen aan de biodiversiteit van de Waddenzee.

Artikel 2.4 Specifiek beoordelingskader

  • 1. Voor subsidieverstrekking gelden de volgende vereisten:

    • a.

      vismigratievoorzieningen maken deel uit van de projecten Amstelmeer en omgeving, Vismigratierivier (VMR) en Lauwersmeer en omgeving zoals die op de kansenkaart in bijlage 1 van het Jaarprogramma zijn opgenomen;

    • b.

      aan de aanleg van vismigratievoorzieningen is ten minste de realisatie van één geleidelijke zoet-zoutovergang gekoppeld, als de plaatselijke geomorfologische situatie het mogelijk maakt dit onder natuurlijk verhang te realiseren en in stand te houden.

  • 2. Aanvragen moeten per saldo in voldoende mate bijdragen aan de volgende criteria:

    • a.

      bijdragen aan veilige migratiemogelijkheden voor vissen en andere waterfauna;

    • b.

      bijdragen aan de soortenrijkdom in het Waddengebied;

    • c.

      bijdragen aan het realiseren van significante zoet-zoutovergangen aan de binnen- en/of buitenkant van de waddendijk;

    • d.

      bijdragen aan de realisatie van de themalijndoelen binnen het thema Duurzame recreatie en toerisme.

§ 2.1.3 Randen van het Wad: oeverzones en kwelders

Artikel 2.5 Voor welke activiteiten kan subsidie worden aangevraagd?

Het vergroten van het areaal natuurlijke oeverzones en buitendijkse kwelders en het treffen van aanvullende maatregelen ter uitbreiding van successiestadia van zilte biotopen, die bijdragen aan de verbetering van de biodiversiteit, aan betere slibinvang, aan minder golfoploop tegen de zeedijken en anticipeert op zeespiegelstijging.

Artikel 2.6 Specifiek beoordelingskader

  • 1. Voor subsidieverstrekking gelden de volgende vereisten:

    • a.

      aan de aanleg van oeverzones en/of buitendijkse kwelders is ten minste de realisatie van één geleidelijke zoet-zoutovergang gekoppeld, als de plaatselijke geomorfologische situatie het mogelijk maakt dit onder natuurlijk verhang te realiseren en in stand te houden;

    • b.

      extra oeverzones en buitendijkse kwelders worden aangelegd als onderdeel van versterking van de kustverdediging en/of van de ontwikkeling van de Waddenzeehavens.

  • 2. Aanvragen moeten per saldo in voldoende mate bijdragen aan de volgende criteria:

    • a.

      bijdragen aan vergroting van de zone voor pioniervegetaties en versterking van gradiënten in hoogte, dynamiek en zoutgehalte, ingeval van (her)inrichtingsmaatregelen;

    • b.

      bijdragen aan vergroting of behoud van de variatie in vegetatie, ook in de hogere kwelderzone;

    • c.

      de ecologische meerwaarde van buitendijkse aanleg van nieuwe oeverzones.

Afdeling 2.2 Themalijn: Herstel van natuurlijke processen in Waddenzee en estuaria: Slim omgaan met slib in het Eems-estuarium

Artikel 2.7 Voor welke activiteiten kan subsidie worden aangevraagd?

Het stimuleren van pilots op het gebied van vermindering van de slibbelasting in het estuarium ter verbetering van de ecologische kwaliteit van de Eems-Dollard.

Artikel 2.8 Specifiek beoordelingskader

  • 1. Voor subsidieverstrekking geldt het volgende vereiste:

    • ·

      activiteiten zijn gericht op vermindering van de slibproblematiek in het Eems-estuarium met het oog op ecosysteemherstel die significant verder gaan dan de voorwaarden die hieraan vanuit de wet- en regelgeving zijn gesteld.

  • 2. Aanvragen moeten per saldo in voldoende mate bijdragen aan de volgende criteria:

    • a.

      bijdragen aan vermindering van de hoeveelheid slib in het Eems-estuarium, bij voorkeur in het mondingsgebied;

    • b.

      bijdragen aan de nuttige toepassing van baggerslib, dat vrijkomt uit het Eems-estuarium;

    • c.

      bijdragen aan herstel van natuurlijke processen.

Afdeling 2.3 Themalijn: Verbetering van de waterkwaliteit en helderheid van de Waddenzee

Artikel 2.9 Voor welke activiteiten kan subsidie worden aangevraagd?

Verwerkingsmethoden, -maatregelen en -locaties van baggerslib uit Waddenzeehavens die bijdragen aan verbetering van de waterkwaliteit en helderheid van de Waddenzee, en aan verhoging van de natuurwaarden in de randen van het wad en wadplaten, binnen het bestaande vergunningregime.

Artikel 2.10 Specifiek beoordelingskader

  • 1. Voor subsidieverstrekking gelden de volgende vereisten:

    • a.

      activiteiten zijn gericht op de Waddenzeehavens Den Helder, Den Oever, Harlingen, Lauwersoog, Eemshaven en/of Delfzijl;

    • b.

      de opgedane kennis over het verminderen van het baggerbezwaar wordt verspreid naar andere delen van het Waddengebied.

  • 2. Aanvragen moeten per saldo in voldoende mate bijdragen aan de volgende criteria:

    • a.

      bijdragen aan vergroting van de helderheid van Waddenzee door vermindering van de hoeveelheid baggerslib die vanuit de havens in het dynamische milieu van de Waddenzee komt (in aansluiting op ‘building with Nature’-initiatieven);

    • b.

      bijdragen aan natuurontwikkeling en lage kwelder en plaatvorming met baggerslib uit de Waddenzeehavens.

Afdeling 2.4 Themalijn: Herstel van biobouwers en voedselweb

Artikel 2.11 Voor welke activiteiten kan subsidie worden aangevraagd?

Maatregelen ter vergroting van het areaal aan ongestoorde natuurlijke mosselbanken en zeegrasvelden ten behoeve van een evenwichtigere opbouw van het voedselweb en toename van de biodiversiteit.

Artikel 2.12 Specifiek beoordelingskader

  • 1. Voor subsidieverstrekking gelden de volgende vereisten:

    • a.

      activiteiten gericht op herstel van zeegras sluiten aan op de uitkomsten van eerder uitgevoerde en lopende experimenten voor zeegrasherstel in de Waddenzee;

    • b.

      activiteiten gericht op vermindering van de bodemberoering sluiten aan op de meest recente convenantafspraken, die daarover met de verschillende visserijsectoren zijn gemaakt;

    • c.

      activiteiten voorzien in verspreiding van de opgedane kennis in het Waddengebied en andere Nederlandse kustgebieden.

  • 2. Aanvragen moeten per saldo in voldoende mate bijdragen aan de volgende criteria:

    • a.

      bijdragen aan vergroting van het zeegrasareaal in de Waddenzee;

    • b.

      bijdragen aan vergroting van het areaal duurzaam beheerde mosselbanken in de Waddenzee;

    • c.

      bijdragen aan het vergroten van de mogelijkheden voor het invangen van mosselzaad in de Waddenzee en omliggend gebied;

    • d.

      bijdragen aan verbetering kwaliteit van de bodem en het bodemleven.

Titel 2 Thema Water

Afdeling 2.5 Themalijn: Extra vooroevers bij dijkversterking, zachte dijken, stuifduinen, washovers

Artikel 2.13 Voor welke activiteiten kan subsidie worden aangevraagd?

Maatregelen ter versterking van de ecologische, cultuurhistorische en landschappelijke waarden die tevens bijdragen aan de kustveiligheid en aan versterking van de kustverdediging.

Artikel 2.14 Specifiek beoordelingskader

  • 1. Voor subsidieverstrekking geldt het volgende vereiste:

    • ·

      het project sluit aan bij het nationaal Hoogwaterbeschermingsprogramma.

  • 2. Aanvragen moeten per saldo in voldoende mate bijdragen aan de volgende criteria:

    • a.

      bijdragen aan dynamisch kustbeheer in duingebieden op de Waddeneilanden;

    • b.

      bijdragen aan het herstel van ecologische, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden in of bij de kustverdediging;

    • c.

      bijdragen aan de realisatie van doelen binnen het thema Natuur.

Afdeling 2.6 Themalijn: Slim benutten van zoet water

Artikel 2.15 Voor welke activiteiten kan subsidie worden aangevraagd?

Maatregelen ter vergroting van de zelfvoorzieningsgraad in de drinkwaterbehoefte en ter betere benutting van (zuiniger omgaan met) zoet water op één of meer Waddeneilanden.

Artikel 2.16 Specifiek beoordelingskader

  • 1. Voor subsidieverstrekking gelden de volgende vereisten:

    • a.

      het project is gericht op de zoetwatervoorziening van één of meer Waddeneilanden;

    • b.

      het project is vernieuwend voor het betreffende Waddeneiland;

    • c.

      het project is gericht op verbeteringen in de hele keten van watergebruik en niet alleen op technische voorzieningen in één van de fasen (bijv. energiebesparing bij waterzuivering);

    • d.

      het project leidt zowel op de Waddeneilanden als daarbuiten niet (direct of indirect) tot het ontstaan en/of toenemen van schade aan andere gebruiksfuncties, zoals natuur en landbouw;

    • e.

      het project voorziet in verspreiding van opgedane kennis naar andere Waddeneilanden en de rest van het Waddengebied.

  • 2. Aanvragen moeten per saldo in voldoende mate bijdragen aan de volgende criteria:

    • a.

      bijdragen aan vergroting van de zelfvoorzieningsgraad in de drinkwaterbehoefte;

    • b.

      bijdragen aan vermindering van de drinkwaterbehoefte;

    • c.

      bijdragen aan besparing op energie en/of grondstoffen in de waterketen.

Titel 3 Thema Duurzame havens

Afdeling 2.7 Themalijn Werelderfgoed-waardige havens

Artikel 2.17 Voor welke activiteiten kan subsidie worden aangevraagd?

Pilots gericht op innovatieve maatregelen die het slibbezwaar in havens verminderen en positieve effecten hebben op natuur of negatieve effecten beperken.

Artikel 2.18 Specifiek beoordelingskader

  • 1. Voor subsidieverstrekking gelden de volgende vereisten:

    • a.

      het project betreft een pilot;

    • b.

      het project bouwt voort op het programma ‘Building with Nature’;

    • c.

      het project draagt bij aan het realiseren van doelen uit het thema Natuur;

  • 2. Aanvragen moeten per saldo in voldoende mate bijdragen aan de volgende criteria:

    • a.

      bijdragen aan versterking van de duurzame ontwikkeling van de havens in het Waddengebied;

    • b.

      bijdragen aan natuurontwikkeling en vermindering belasting slibhuishouding van de Waddenzee;

    • c.

      de potentiële opschaalbaarheid van de resultaten naar andere (Wadden)havens.

Afdeling 2.8 Themalijn Verduurzaming logistieke en industriële processen (nieuwe technologie / toepassing groene grondstoffen / reststromen, biobased economy) die leidt tot vermindering van de belasting van de ecologie van de Waddenzee

Artikel 2.19 Voor welke activiteiten kan subsidie worden aangevraagd?

Pilots gericht op verduurzaming van logistieke en industriële processen in aansluiting op de regionaal afgesproken specialisatie van Waddenhavens die tevens perspectief bieden op afname van de belasting van de ecologie van de Waddenzee (hergebruik grondstoffen, afname emissies).

Artikel 2.20 Specifiek beoordelingskader

  • 1. Voor subsidieverstrekking gelden de volgende vereisten:

    • a.

      het project betreft een pilot;

    • b.

      de pilot past in de regionaal afgesproken specialisatie van de Waddenhavens: Den Helder: faciliteren offshore; Harlingen-Willemshaven: toerisme en scheepsbouw; Den Oever en Lauwersoog: Visserij en recreatie; Eemshaven: biobased economy, assemblage, faciliteren offshore; Delfzijl: biobased economy;

    • c.

      de pilot leidt aantoonbaar tot vermindering van de belasting van de ecologie van de Waddenzee.

  • 2. Aanvragen moeten in voldoende mate bijdragen aan het volgende criterium:

    • ·

      bijdragen aan duurzame ontwikkeling van de havens in het Waddengebied.

Titel 4 Duurzame agrarische sector

Afdeling 2.9 Themalijn Omgaan met verzilting en ontwikkeling van zilte teelten en aquaculturen

Artikel 2.21 Voor welke activiteiten kan subsidie worden aangevraagd?

Pilots gericht op innovatieve projecten, gericht op het telen en het in de markt zetten van zouttolerante soorten en rassen of zilte teelten en aquaculturen in/vanuit het Waddengebied.

Artikel 2.22 Specifiek beoordelingskader

  • 1. Voor subsidieverstrekking gelden de volgende vereisten:

    • a.

      het project betreft een pilot;

    • b.

      bij de pilots is minimaal één ketenpartij / potentiële ‘launching customer’ betrokken;

    • c.

      het project heeft betrekking op minimaal 50 hectare landbouwgrond indien het gewassen betreft uit het bouwplan;

    • d.

      het project draagt aantoonbaar bij aan de vitaliteit van de agrarische sector in het Waddengebied.

  • 2. Aanvragen moeten per saldo in voldoende mate bijdragen aan de volgende criteria:

    • a.

      de potentie van de te ontwikkelen zilte cultures;

    • b.

      de vermindering van de emissie van nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen;

    • c.

      bijdragen aan het realiseren van de themalijndoelen uit het thema Duurzame Visserij;

    • d.

      ondersteuning door coalities, zoals Agriboard, LTO.

Afdeling 2.10 Themalijn Slim omgaan met zoetwater

Artikel 2.23 Voor welke activiteiten kan subsidie worden aangevraagd?

Pilots gericht op het treffen van innovatieve maatregelen gericht op het efficiënter omgaan met zoet water gericht op het anticiperen op veranderingen in seizoenomstandigheden en zeespiegelstijging.

Artikel 2.24 Specifiek beoordelingskader

  • 1. Voor subsidieverstrekking gelden de volgende vereisten:

    • a.

      het project betreft een pilot;

    • b.

      het project heeft een aantoonbaar positief effect op zowel natuur als landbouw;

    • c.

      het project komt tot stand in samenspraak met de betreffende waterschappen;

    • d.

      het project heeft betrekking op minimaal 50 hectare landbouwgrond.

  • 2. Aanvragen moeten per saldo in voldoende mate bijdragen aan de volgende criteria:

    • a.

      het perspectief op verdere uitrol in de agrarische praktijk;

    • b.

      bijdragen aan de vermindering van de emissie van nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen;

    • c.

      bijdragen aan het realiseren van de themalijndoelen uit de thema’s Natuur en/ of Water.

Afdeling 2.11 Themalijn Pilots circulaire economie (biobased): omgaan met reststromen in de agrarische en visserijsector

Artikel 2.25 Voor welke activiteiten kan subsidie worden aangevraagd?

Pilots gericht op maatregelen die bijdragen aan het beter benutten van stromen van (rest)stoffen en energie in de primaire agrarische sector, in samenhang met nieuwe verwerkingstechnieken in de visserij, de voedseltechnologie en met het inzetten van biologische grondstoffen in de chemische industrie.

Artikel 2.26 Specifiek beoordelingskader

  • 1. Voor subsidieverstrekking gelden de volgende vereisten:

    • a.

      het project betreft een pilot;

    • b.

      bij de pilots is minimaal één ketenpartij / potentiële launching customer betrokken;

    • c.

      het project draagt aantoonbaar bij aan de vitaliteit van de agrarische sector in het Waddengebied;

    • d.

      het project draagt bij aan het realiseren van de themalijndoelen uit de thema’s Natuur, Water en/of Duurzame visserij.

  • 2. Aanvragen moeten per saldo in voldoende mate bijdragen aan de volgende criteria:

    • a.

      de innovativiteit van het project;

    • b.

      de potentiële opschaalbaarheid van de resultaten, met name in het Waddengebied.

Afdeling 2.12 Themalijn Pilots onderscheidende (Waddenspecifieke) landbouw in het Waddengebied

Artikel 2.27 Voor welke activiteiten kan subsidie worden aangevraagd?

Pilots waarbij groepen van agrarische bedrijven hun bedrijfsmodel optimaliseren door in te spelen op waddenspecifieke omstandigheden in ecologische en recreatief-toeristische zin.

Artikel 2.28 Specifiek beoordelingskader

  • 1. Voor subsidieverstrekking gelden de volgende vereisten:

    • a.

      het project betreft een pilot;

    • b.

      het project draagt aantoonbaar bij aan de vitaliteit van de agrarische sector in het Waddengebied;

    • c.

      het project draagt bij aan het realiseren van de themalijndoelen uit het thema’s Natuur, Water en/of Verduurzaming energiehuishouding.

  • 2. Aanvragen moeten per saldo in voldoende mate bijdragen aan de volgende criteria:

    • a.

      het perspectief op verdere uitrol in de agrarische sector in het waddengebied;

    • b.

      de vermindering van de emissie van nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen.

Titel 5 Budget lokale innovaties

Artikel 2.29 Voor welke activiteiten kan subsidie worden aangevraagd?

Activiteiten die de vitaliteit en/of de kwaliteit van de fysieke leefomgeving van lokale gemeenschappen verbeteren.

Artikel 2.30 Specifiek beoordelingskader

  • 1. Voor subsidieverstrekking gelden de volgende vereisten:

    • a.

      De activiteit moet aantoonbaar zowel in sociaal als economisch opzicht bijdragen aan het verbeteren van de vitaliteit en/of de fysieke leefomgeving;

    • b.

      indien de activiteit geen evenement is, wordt de activiteit uitgevoerd door een samenwerkingsverband van lokale partijen;

    • c.

      indien sprake is van een evenement, zorgt de activiteit voor een duurzaam effect op de lokale economie en op de beleving en bewustwording van de kwaliteit en kwetsbaarheid van het Waddengebied;

    • d.

      de activiteit is minimaal op lokale schaal vernieuwend of grensverleggend;

    • e.

      de activiteit is overwegend gericht op fysieke investeringen en/of (vernieuwende onderdelen van) evenementen. Inhuur en loonkosten van menskracht staat in redelijke verhouding tot die investeringen.

  • 2. Aanvragen moeten per saldo in voldoende mate bijdragen aan de volgende criteria:

    • a.

      de betrokkenheid van de lokale gemeenschap;

    • b.

      het positieve effect van het (aangepaste) evenement;

    • c.

      de potentiële opschaalbaarheid van de resultaten, met name in het Waddengebied.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 3.1 Citeertitel en inwerkingtreding

Dit Openstellingsbesluit wordt aangehaald als Openstellingstelling Waddenfonds 2015 / nr. 01 en treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking in het provinciaal blad van de provincie Fryslân.

Ondertekening

Leeuwarden, 4 december 2014
C.Schokker- Strampel, voorzitter
drs. A.F. van de Klundert, secretaris

Toelichting

Op grond van de door het algemeen bestuur vastgestelde subsidieverordening Waddenfonds is het dagelijks bestuur bevoegd om subsidies te verstrekken die passen binnen het (eveneens) door het algemeen bestuur vastgestelde Jaarprogramma. In de subsidieverordening is opgenomen dat het Jaarprogramma ten minste bevat:

  • a.

    een thematische beschrijving van doelen die bijdragen aan de in het door provinciale staten van Fryslân, Groningen en Noord-Holland vastgestelde Uitvoeringsplan Waddenfonds genoemde doelstellingen; en

  • b.

    het type van activiteiten dat voor subsidie in aanmerking komt.

en daarnaast dat subsidieverstrekking door het dagelijks bestuur moet passen binnen het Jaarprogramma. Het Jaarprogramma geeft daarmee de beleidsmatige buitengrenzen aan van de subsidieverstrekking.

In de subsidieverordening is voor het dagelijks bestuur de bevoegdheid opgenomen om een zgn. Openstellingsbesluit vast te stellen waarmee het dagelijks bestuur de subsidieverstrekking operationaliseert. Zo mag het dagelijks bestuur in het Openstellingsbesluit nadere regels stellen met betrekking tot:

  • a.

    het beperken van de openstelling tot een bepaalde aanvraagperiode;

  • b.

    de subsidiabele activiteiten;

  • c.

    het beperken van de openstelling tot bepaalde categorieën van aanvragers;

  • d.

    het territoriaal begrenzen van de openstelling;

  • e.

    een drempelbedrag met betrekking tot de subsidiabele kosten;

  • f.

    het beoordelingskader;

  • g.

    de hoogte of berekeningswijze van de subsidie;

  • h.

    de subsidiabele kosten;

  • i.

    de wijze van verdeling van de beschikbare middelen;

  • j.

    de vorm van de te verstrekken van subsidie.

Voor de activiteiten waarvoor subsidie kan worden aangevraagd, alsmede voor het beoordelingskader, aan de hand waarvan subsidieaanvragen tegen het licht worden gehouden, is het Openstellingsbesluit leidend. Zo kan het dagelijks bestuur in het Openstellingsbesluit bepalen dat bepaalde thema's of themalijnen uit het Jaarprogramma (nog) niet worden opengesteld of beperkingen aanbrengen met betrekking tot de omvang van subsidiabele activiteiten, typen van activiteiten (bijvoorbeeld alleen pilotprojecten) en/of de kring van subsidieaanvragers.

Ten aanzien van pilotprojecten of demonstratieprojecten wordt expliciet verwezen naar § 1.4 Uitgangspunten Waddenfonds (pagina’s 10 en 11) van het Jaarprogramma 2014-2015. In deze uitgangspunten is aangegeven dat pilots zijn bedoeld als gericht innovatiestimulans. De implicatie van de daar weergegeven uitgangspunten is dat 1) subsidiëring van fundamenteel onderzoek door het Waddenfonds te allen tijd is uitgesloten en dat 2) indien een project is gericht op innovatie, het Waddenfonds enkel subsidiebijdragen kan verlenen aan de fasen 4 t/m 8 van de innovatiethermometer (‘Technology Readiness Levels’ van NASA, 1995). Deze fasen strekken zich van implementatie en test van prototypes tot het compleet en operationeel krijgen van een product of dienst. Hierbij wordt kredietsubsidie voorzien voor de fases dichtbij marktintroductie.

Aanvragen voor pilots moeten het perspectief bieden op een vervolgfase gericht op uitrol (marktintroductie) met een effect in het waddengebied (structureel effect).

Ter toelichting bij het budget lokale innovaties:

Activiteiten moeten aantoonbaar in zowel sociaal als economisch opzicht bijdragen aan verbetering van de vitaliteit. Subsidieaanvragen moeten zijn gericht op versterking of vernieuwing van netwerken, producten, functies of diensten. In de aanvraag moet worden onderbouwd hoe de activiteiten leiden tot innovatie.

Aan de opschaalbaarheid van het project wordt bijgedragen door de resultaten, de werkwijze en leerervaringen bij de eindoplevering te beschrijven.