Regeling vervallen per 18-06-2020

Algemene subsidieverordening Wassenaar 2017

Geldend van 20-07-2016 t/m 17-06-2020

Intitulé

Algemene subsidieverordening Wassenaar 2017

Z-23192-WS/RB-3529

De gemeenteraad van Wassenaar,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 31 mei 2016;

gelet op de artikelen 147,eerste lid en 149 van de Gemeentewet; gelet op artikel 147, tweede lid van de Gemeentewet, en artikel 23 van de Financiële verordening gemeente Wassenaar, en de inspraakverordening van Wassenaar,

overwegende dat het college samenspraak heeft georganiseerd ter voorbereiding van dit raadsbesluit, met inwoners en belanghebbende organisaties in de vorm van een enquête en aanvullend een samenspraakbijeenkomst waarin een ontwerp Subsidieplan en Algemene subsidieverordening is besproken; de uitkomst van samenspraak is neergelegd in twee verslagen die als bijlage zijn toegevoegd aan dit voorstel(zie bijlagen 1 en 2: Aanbevelingen samenspraakavond Wassenaar en Uitkomst enquête subsidiebeleid 2014/2015); deze inbreng is verwerkt in de voorliggende Algemene subsidieverordening;

gelet op de artikelen 147, eerste lid en 149 van de Gemeentewet, artikel 23 van de Financiële verordening gemeente Wassenaar en de Inspraakverordening gemeente Wassenaar;

besluit:

  • 1.

    De ontwerpsubsidieverordening n.a.v. de uitkomsten van de samenspraak te wijzigen zoals is aangegeven in de bij dit besluit behorende bijlage 1.

  • 2.

    Vast te stellen de Algemene subsidieverordening Wassenaar 2017.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Aanvrager of organisatie:

    een rechtspersoon, naar burgerlijk recht of als bedoeld in Boek 2 van het BW of een rechtspersoon i.o., die zich zonder winstoogmerk als hoofddoel stelt het behartigen van belangen, het organiseren van activiteiten waarop deze verordening van toepassing is, met uitzondering van openbare lichamen die zijn ingesteld krachtens de Wet Gemeenschappelijke Regelingen, publiekrechtelijke instanties. Voor de monumentenwachtsubsidie, subsidie voor wijk- en buurtinitiatieven en subsidie voor vrijwilligersinitiatieven ten behoeve van lokale goede doelen, kunnen ook natuurlijke personen in aanmerking komen.

  • b.

    College:

    het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wassenaar

  • c.

    Raad:

    de gemeenteraad van de gemeente Wassenaar

  • d.

    Subsidieplan:

    het door de raad periodiek vastgestelde subsidiebeleid, waarin onder meer is opgenomen welke activiteiten in aanmerking komen voor subsidie.

  • e.

    Jaarlijkse subsidie:subsidie die per kalenderjaar of boekjaar wordt verstrekt;

  • f.

    Incidentele subsidie:

    subsidie die voor activiteiten met een incidenteel of eenmalig karakter wordt verstrekt;

  • g.

    Subsidiecategorieën:

    deze verordening kent drie subsidiecategorieën, te weten:

    • 1.

      Categorie 1 subsidies tot en met € 5.000,–;

    • 2.

      Categorie 2 subsidies van € 5.000,01 tot en met € 50.000,–;

    • 3.

      Categorie 3 subsidies vanaf € 50.000,01.

  • h.

    Europees steunkader:

    een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op artikelen 106, derde lid, 107, 108 en 109 van het Verdrag heeft vastgesteld;

  • i.

    Wet:

    Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Artikel 2 Reikwijdte

  • 1. Deze verordening is van toepassing op verstrekking van subsidies door het college, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies als bedoeld in artikel 4:23 lid 3 van de wet (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is).

  • 2. Ten aanzien van subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is kan het college bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

Artikel 3 Subsidieregeling

De raad stelt een subsidieregeling vast waarin alle activiteiten zijn opgenomen die in aanmerking komen voor subsidie en actualiseert deze jaarlijks.

Artikel 4 Europees steunkader

  • 1. Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kan het college bij subsidieregeling afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

  • 2. Bij subsidieregelingen waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijst de subsidieregeling naar het toepasselijke steunkader.

  • 3. Bij subsidies waar een Europees steunkader op van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

  • 4. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.

Artikel 5 Subsidieplafonds en begrotingsvoorbehoud

  • 1. De raad kan per beleidsthema subsidieplafonds vaststellen.

  • 2. In dat geval bepaalt het college bij subsidieregeling de wijze van verdeling van de betrokken subsidie.

  • 3. De raad kan een subsidieplafond verlagen:

    • a.

      als deze verlaging wordt vastgesteld voor de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd; of

    • b.

      als de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.

  • 4. Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd overeenkomstig het vorige lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging.

  • 5. Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij de verleningsbeschikking wordt daarop gewezen.

Artikel 6 Meerjarige subsidies

  • 1. Het tijdvak waarvoor een jaarlijkse of incidentele subsidie wordt verleend is maximaal vier jaar.

  • 2. Een meerjarige subsidie wordt verleend onder het voorbehoud dat jaarlijks voldoende financiële middelen ter beschikking worden gesteld.

Artikel 7 Weigerings- en intrekkingsgronden

  • 1. Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de wet weigert het college de subsidie in ieder geval wanneer:

    • a.

      de te subsidiëren activiteiten niet of niet in overwegende mate zijn gericht op of ten goede komen aan de gemeente Wassenaar of haar ingezetenen;

    • b.

      de aanvraag niet voldoet aan regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

    • c.

      de aanvraag niet voldoet aan de voorwaarden van de eventuele nadere subsidieregelingen die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

    • d.

      de subsidieaanvraag wordt ingediend na het plaatsvinden van de activiteit c.q. de aanvangsdatum van de periode waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

    • e.

      het redelijkerwijs te verwachten is dat de subsidieontvanger winst beoogt;

    • f.

      de aanvrager niet alle benodigde vergunningen en ontheffingen ten behoeve van de gesubsidieerde activiteit heeft of zal kunnen krijgen;

    • g.

      de aanvrager doelen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet en/of het algemeen belang of de openbare orde;

  • 2. Het college kan subsidie weigeren wanneer:

    • a.

      de organisatorische en/of financiële continuïteit van de aanvrager en/of de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd onvoldoende is gewaarborgd;

    • b.

      de aanvrager een vrij besteedbaar vermogen heeft dat tenminste vier keer zo hoog is als het subsidiebedrag waarvoor hij op grond van een positieve beoordeling in aanmerking zou komen als het eigen vermogen niet meetelt. Overige subsidies tot en met € 5.000, categorie 3 subsidies en aanvragers die in hoofdzaak afhankelijk zijn van meerdere subsidiegevers zijn uitgezonderd van deze weigeringsgrond.

    • c.

      de aanvrager geen sluitende begroting heeft ingediend;

    • d.

      er geen evenwichtige verhouding is tussen de verwachte resultaten en de gevraagde bijdrage;

    • e.

      al in voldoende mate wordt voorzien in de activiteit en/of het doel dat wordt nagestreefd;

    • f.

      voor de activiteit al gemeentelijke subsidie is verstrekt.

  • 3. Bij nadere subsidieregeling kunnen aanvullende weigeringsgronden worden gesteld.

Hoofdstuk 2 Aanvraagproces

Artikel 8 Aanvraagtermijn

  • 1. Een aanvraag om een jaarlijkse subsidie wordt ingediend tussen 1 juli en 1 september voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2. Andere aanvragen om subsidie worden ingediend 8 weken voordat de aanvrager voornemens is te beginnen met de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd. Deze vorm van subsidie wordt gekenmerkt als een incidentele subsidie.

  • 3. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

Artikel 9 De aanvraag

  • 1. Een aanvraag voor subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college.

  • 2. Het college kan een standaard aanvraagformulier vaststellen.

  • 3. De aanvraag tot € 5.000,– bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      Een beschrijving van de activiteiten waarvoor aanvrager subsidie aanvraagt;

    • b.

      Het doel dat met deze activiteiten wordt nagestreefd;

    • c.

      Een beschrijving van het belang dat de gemeente of haar inwoners hebben bij deze activiteiten;

    • d.

      Een overzicht van de geraamde inkomsten en uitgaven, voor zover deze betrekking hebben op de activiteit(en) waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

  • 4. Een aanvraag vanaf € 5.000,– bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      Een beschrijving van de activiteiten (activiteitenplan) waarvoor aanvrager subsidie aanvraagt;

    • b.

      Een beschrijving van de doelstelling(en) en resultaten die met de activiteit(en) worden nagestreefd;

    • c.

      Een beschrijving van het belang dat de gemeente of haar inwoners hebben bij deze activiteiten;

    • d.

      Een begroting van en een dekkingsplan voor de kosten van deze activiteiten. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • e.

      De stand van de algemene of egalisatiereserve of andere voorziening(en) op het moment van de aanvraag;

    • f.

      Een overzicht van de samenstelling van het bestuur.

  • 5. Indien voor het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar geen subsidie werd aangevraagd, dient bij de aanvraag ook te worden ingediend:

    • a.

      Een afschrift van de oprichtingsakte van de rechtspersoon dan wel van de meest actuele versie van de statuten;

    • b.

      De laatst opgemaakte jaarrekening dan wel de balans van de staat van baten en lasten en de toelichting daarop of, als deze documenten ontbreken, een verslag over de financiële positie van de aanvrager op het moment van de aanvraag.

  • 6. Subsidie kan worden aangevraagd voor een periode van maximaal vier jaar.

  • 7. Bij subsidieregeling kan van de voorgaande leden worden afgeweken.

Artikel 10 Beslistermijn

  • 1. Het college beslist op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de aanvraag is ingediend.

  • 2. Het college beslist op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 8, tweede lid, binnen 8 weken nadat de volledige aanvraag is ingediend.

  • 3. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

Hoofdstuk 3 Verplichtingen en vaststelling

Artikel 11 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De ontvanger van de subsidie stelt het college onmiddellijk schriftelijk of per e-mail op de hoogte:

    • a.

      als duidelijk is dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, niet of niet geheel zullen doorgaan;

    • b.

      van wijzigingen van de statuten voor zover het de vorm van de rechtspersoon betreft;

    • c.

      als de organisatie die de subsidie ontvangen heeft, ophoudt te bestaan.

  • 2. Aan een beschikking tot subsidieverlening kunnen verplichtingen worden verbonden met betrekking tot het beheer, gebruik en beschikbaar stellen aan derden van hetgeen met de subsidie tot stand is gebracht.

  • 3. Bij subsidies hoger dan € 50.000, verleend voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan de verplichting worden opgelegd tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten.

Artikel 12 Eindverantwoording subsidies tot en met € 5.000

  • 1. Het college stelt subsidies tot en met € 5.000,– per jaar direct vast voor een periode van vier jaar. Wel zal het college steekproefsgewijs om een verantwoording vragen.

  • 2. Bij een subsidie voor een periode van vier jaar betaalt het college jaarlijks uit, vóór 1 februari.

  • 3. Bij een incidentele subsidie betaalt het college het bedrag ineens binnen 4 weken nadat het besluit op de aanvraag genomen is.

Artikel 13 Eindverantwoording subsidies van meer dan € 5.000

  • 1. Bij een jaarlijkse subsidie hoger dan € 5.000 dient de aanvrager uiterlijk 22 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht, een aanvraag tot vaststelling in.

  • 2. Bij een incidentele subsidie dient de aanvraag tot vaststelling uiterlijk 13 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten hebben plaatsgevonden, te worden ingediend.

  • 3. De aanvraag tot vaststelling bevat in ieder geval:

    • a.

      Een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt in hoeverre de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, hebben plaatsgevonden;

    • b.

      Een financieel verslag met in ieder geval de eindafrekening van de activiteit, waarin is toegelicht aan welke kostenposten de subsidie is besteed;

    • c.

      Bij een subsidie boven de € 50.000 (categorie 3 subsidie) bevat de verantwoording ook een balans van het (einde van het) afgelopen jaar, een resultatenrekening met een toelichting daarop en een onafhankelijke accountantsverklaring.

  • 4. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden vastgesteld of andere gegevens worden verlangd.

Artikel 14 Besluit tot subsidievaststelling

  • 1. Het college stelt de subsidie vast binnen 13 weken nadat de aanvraag is ingediend.

  • 2. Het college kan de beslissing als bedoeld in het eerste lid uiterlijk zes weken verdagen; de subsidieontvanger wordt hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld.

  • 3. De subsidie kan lager worden vastgesteld indien:

    • a.

      de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel zijn verricht;

    • b.

      de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid, of

    • d.

      de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten.

  • 4. Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, bedoeld in artikel 13, eerste lid en tweede lid, is ingediend, kunnen burgemeester en wethouders de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Wordt de aanvraag niet binnen deze termijn ingediend dan kunnen zij overgaan tot ambtshalve vaststelling.

Hoofdstuk 4 Hardheidsclausule en slotbepalingen

Artikel 15 Hardheidsclausule

  • 1. Het college kan deze verordening, met uitzondering van de artikelen 2, 3 en 4, in individuele gevallen buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover de toepassing van die bepalingen voor de subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de betrokken bepalingen te dienen doelen.

  • 2. Toepassing van het vorige lid wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.

Artikel 16 Slotbepalingen, citeertitel en inwerkingtreding

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van Wassenaar gehouden op 4 juli 2016.

de griffier,
drs. G. de Schipper-Tinga
de voorzitter,
drs. J.Th. Hoekema

Toelichting Algemene subsidieverordening gemeente Wassenaar 2017

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2. Reikwijdte

Eerste lid

Met het eerste lid krijgt het college de bevoegdheid toegewezen om te besluiten over het verstrekken van subsidies waarop de Algemene subsidieverordening (hierna: ASV) van toepassing is.

Dit betreft in beginsel alle subsidies, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies waar overeenkomstig artikel 4:23, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht geen wettelijke grondslag nodig is.

Tweede lid

Ten aanzien van subsidies waarvoor overeenkomstig artikel 4:23, derde lid, van de Awb geen wettelijke grondslag nodig is (zoals bijvoorbeeld incidentele subsidies) is de ASV in beginsel niet van toepassing. Dit lid geeft het college de bevoegdheid om de ASV (deels) van toepassing te verklaren als daartoe aanleiding bestaat.

Artikel 3. Subsidieregeling

Met dit artikel komt tot uitdrukking dat in de door de raad vastgestelde subsidieregeling alle activiteiten en subsidiecriteria zijn opgenomen. Dit om te voorkomen dat er verschillende subsidieregelingen naast elkaar bestaan. Daarvoor is het nodig dat jaarlijks wordt gecheckt of de regeling geactualiseerd moet worden. Op deze wijze worden de te subsidiëren (nieuwe) activiteiten die voortvloeien uit nieuw of gewijzigd door de raad vastgesteld sectoraal beleid geborgd in de integrale subsidieregeling van de raad.

In andere artikelen van de ASV worden bevoegdheden gedelegeerd aan het college die betrekking hebben op de inhoud van de subsidieregeling: het afwijken van termijnen, het aanvullen van de weigeringsgronden, het afwijken van de indieningsvereisten, het verbinden van bepaalde verplichtingen aan de subsidie.

Artikel 4. Europees steunkader

Om subsidies onder een Europees steunkader te brengen moet de subsidie op het toepasselijke steunkader worden toegesneden. Daarbij kan het nodig zijn dat er afgeweken wordt van de ASV, of dat deze aangevuld wordt. Het eerste lid maakt het college daartoe bevoegd.

Het tweede en derde lid zijn een uitvloeisel van de eis van de Europese Commissie dat in subsidieregelingen en -beschikkingen die gebruik maken van het Europees steunkader, het toepasselijke kader expliciet wordt vermeld.

Als sprake is van steun die valt onder een Europees steunkader, kunnen uiteraard alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor subsidie in aanmerking komen voor zover die voldoen aan de eisen en voorwaarden van het betreffende steunkader (lid 4).

Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

De raad stelt de subsidieplafonds vast (lid 1). Vervolgens bepaalt het college bij subsidieregeling de wijze van verdelen (tweede lid in combinatie met artikel 4:26, tweede lid, van de Awb). Bij de bekendmaking van de subsidieplafonds door de raad wordt er, indien van toepassing, gewezen om de mogelijkheid het subsidieplafond te verlagen (derde en vierde lid).

Het college, dat via artikel 2 de bevoegdheid gedelegeerd heeft gekregen om te besluiten over het verstrekken van subsidies, is verder verplicht – in lijn met de mogelijkheid van artikel 4:34, eerste lid, van de Awb – (in bepaalde gevallen) om bij het gebruik maken van deze gedelegeerde bevoegdheid een begrotingsvoorbehoud te maken (vijfde lid).

Artikel 6. Meerjarige subsidie

Hierin wordt bepaald dat voor maximaal 4 boekjaren een subsidie kan worden verleend. Deze mogelijkheid is opgenomen om een meerjarenbeleid gestalte te geven.

Artikel 7 Weigerings- en intrekkingsgronden

In het eerste lid zijn verplichte weigeringsgronden opgenomen.

In het tweede lid zijn facultatieve weigeringsgronden opgenomen. Het college kan in deze gevallen weigeren, maar is daartoe niet verplicht.

De leden één a tot en met één g spreken voor zich.

De leden twee a, c, d, e, f spreken voor zich.

Volgens lid 2b stelt dat het college de noodzaak van de subsidie vast op basis van het vrij besteedbaar vermogen. Het vrij besteedbare vermogen wordt berekend op basis van de volgende formule: vlottende activa minus, bestemmingsreserves, voorzieningen en schulden. Indien dit vrij besteedbaar vermogen hoger is dan viermaal het bedrag waarvoor de aanvrager in aanmerking zou komen als er geen ander beletsel is, wordt subsidie geweigerd.

Het weigeren van subsidie kan in sommige gevallen leiden tot ongewenste effecten. Subsidie is bij uitstek bedoeld om bepaalde activiteiten te ontplooien en te stimuleren, die de levendigheid, leefbaarheid en/of uitstraling van het dorp en zijn inwoners ten goede komen.

Deze weigeringsgrond is daarom niet van toepassing op:

  • a.

    Overige subsidies tot en met € 5.000 (als stimulans en blijk van waardering);

  • b.

    categorie 3 subsidies (meer dan € 50.000): het betreft hier over het algemeen partijen waarmee de gemeente een opdrachtnemer-/geverrelatie beoogt;

  • c.

    aanvragers die in hoofdzaak afhankelijk zijn van verschillende subsidiegevers en waarvan de subsidie die zij aan de gemeente Wassenaar vragen een relatief kleine bijdrage betreft. In deze gevallen wordt gerekend met het totaalbedrag dat bij alle subsidiegevers in structurele mate wordt aangevraagd en verleend. Het vrij besteedbare vermogen mag niet meer zijn dan vier keer dit totaalbedrag.

Lid drie ten slotte geeft het college de bevoegdheid in een subsidieregeling nog andere weigeringsgronden op te nemen, bijvoorbeeld weigeringsgronden die specifiek met de te subsidiëren activiteiten samenhangen.

Als de Europese Commissie tot het oordeel is gekomen dat een subsidie niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie, dan moet de verleende subsidie ingetrokken en teruggevorderd worden (inclusief rente). Het derde lid geeft het college de bevoegdheid om hier uitvoering aan te geven.

Artikel 8. Aanvraagtermijn

De aanvraagtermijnen zijn afhankelijk van het soort subsidie. Er wordt onderscheid gemaakt tussen subsidies die per kalenderjaar of per boekjaar worden verstrekt, en andersoortige subsidies. Bij subsidieregeling kan het college besluiten af te wijken van de aanvraagtermijnen die vastgesteld zijn in het eerste tot en met derde lid.

Artikel 9. De aanvraag

Het eerste lid bepaalt dat een aanvraag voor subsidie schriftelijk dient te worden gedaan. Met ‘schriftelijk’ is meer bedoeld dan ‘op papier geschreven’. Een aanvraag kan ook per email worden ingediend. Een aanvraag kan ook digitaal worden gedaan als het college het door hem vastgestelde formulier ook in digitale vorm beschikbaar heeft gesteld.

Met lid twee wordt de mogelijkheid geboden een standaardformulier te gebruiken. Als het college dit vaststelt is de aanvrager verplicht dit formulier te gebruiken.

Lid drie tot en met zes bepalen welke stukken en gegevens bij de aanvraag overgelegd dienen te worden.

Volgens lid zes kan de gemeente voor maximaal 4 jaar subsidie verlenen.

Bij subsidieregeling kan het college besluiten hiervan af te wijken (zevende lid).

Artikel 10. Beslistermijn

Hier worden de termijnen gegeven waarbinnen het college gehouden is te beslissen op een aanvraag voor subsidie. In de Awb staan geen strikte beslistermijnen op een aanvraag om subsidie. Ook hierbij is onderscheid gemaakt tussen subsidies per kalenderjaar of boekjaar, en andere. Bij subsidieregeling kan het college besluiten af te wijken van de beslistermijnen die vastgesteld zijn in het eerste en tweede lid (derde lid).

Artikel 11. Algemene verplichtingen van subsidieontvanger

Eerste lid

Dit artikel bevat een meldingsplicht en informatieplicht die voor alle subsidieontvangers geldt.

Tweede lid

Dit artikel bevat een aanvullende bevoegdheidsgrondslag voor het college om aan de subsidie bepaalde ’bijzondere‘ verplichtingen te verbinden, in aanvulling op wat reeds mogelijk is direct op grond van de wet (zie artikel 4:37 van de Awb).

De artikelen 4:38 en 4:39 van de Awb maken het verder mogelijk om nog andere verplichtingen aan een subsidie te verbinden, als de verordening daarvoor een grondslag biedt. Die grondslag is in dit lid gegeven met betrekking tot verplichtingen in het kader van het beheer en gebruik van datgene wat met de subsidie tot stand is gebracht.

Artikel 12. Eindverantwoording subsidies tot en met € 5.000

Kenmerkend voor subsidies tot en met € 5.000 is dat deze op basis van vertrouwen worden verleend; er wordt niet meer standaard om verantwoording gevraagd. In plaats daarvan geldt een actieve meldingsplicht voor de subsidieontvanger bij niet nakoming van de voorwaarden (zie artikel 11). Achteraf kan steekproefsgewijs een controle plaatsvinden bij de subsidieontvanger.

Verder wordt het subsidiebedrag als voorschot per jaar, jaarlijks voor 1 februari verstrekt en hoeft de subsidieontvanger geen aanvraag voor subsidievaststelling (verantwoording) in te dienen. Hierdoor kunnen de lasten voor zowel de subsidieaanvrager als de subsidieverstrekker worden bespaard.

Het derde lid spreekt voor zich.

Artikel 13. Eindverantwoording subsidies van meer dan € 5.000

In dit artikel is bepaald op welke wijze subsidieontvangers subsidie van meer dan € 5.000 aan het college dienen te verantwoorden. Er is een onderscheid tussen de verantwoording voor subsidies tussen € 5.000 en € 50.000 en subsidies van meer dan € 50.000.

Er dient een aanvraag tot vaststelling ingediend te worden (eerste en tweede lid).

Derde lid sub a en b

Deze aanvraag tot vaststelling bevat een inhoudelijk en financieel verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht. Met betrekking tot het inhoudelijk en financieel verslag kan vooraf bij de subsidieverlening al zijn aangegeven op welke manieren het aantonen kan plaatsvinden. Er kunnen daarbij verschillende instrumenten worden gebruikt, zoals bestuurs- en activiteitenverslagen, een managementverklaring, een deskundigenverklaring of andere bewijsstukken (bijvoorbeeld een publicatie), enz. Het verslag kan ook bestaan uit een algemeen jaarverslag van een rechtspersoon. Het gaat er om dat duidelijk is dat de verkregen subsidie is aangewend voor het doel waarvoor de subsidie werd verstrekt.

Voorts kan het college, overeenkomstig het vierde lid, in een subsidieregeling aangeven andere bewijsmiddelen te verlangen dan een financieel en inhoudelijk verslag.

Derde lid, sub c

Bij subsidies vanaf € 50.000 wordt uitgegaan van de traditionele afrekening van subsidies; op basis van gerealiseerde kosten en baten. De vaststelling van de subsidie vindt plaats op basis van uitgevoerde activiteiten en gerealiseerde kosten.

Het vierde lid biedt de basis om in een subsidieregeling te bepalen dat er ook andere, waaronder minder, gegevens gevraagd worden.

Artikel 14. Besluit tot subsidievaststelling

Het eerste lid bevat – overeenkomstig artikel 4:13 van de Awb – de termijn waarbinnen de beschikking gegeven dient te worden. Het merendeel van de aanvragen zal binnen deze beslistermijn kunnen worden afgehandeld. Meer ingewikkelde aanvragen vergen soms meer tijd.

De verdaging van de beslistermijn – voor de duur van ten hoogste de in het tweede lid nader bepaalde termijn – biedt dan uitkomst. Een besluit tot verdaging is appellabel.

Derde lid

De wet regelt in artikel 4:46 de gronden wanneer subsidie lager kan worden vastgesteld dan in de subsidieverlening is vermeld. Deze gronden zijn:

  • a.

    de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;

  • b.

    de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

  • c.

    de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid, of

  • d.

    de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten.

De hier benoemde gronden moeten niet verward worden met een lagere vaststelling van de subsidie die afhankelijk gesteld is van de werkelijk gemaakte kosten. Daarvoor geldt dat in de beschikking tot subsidieverlening wordt bepaald dat de subsidievaststelling wordt gebaseerd op de werkelijk gemaakte kosten tot ten hoogste het bij die subsidieverlening toegekende bedrag.

Artikel 15. Hardheidsclausule

In de hardheidsclausule is aangegeven op welke onderdelen van de regeling deze clausule van toepassing is. De te treffen voorziening, die niet in de verordening is voorzien, dient altijd binnen de doelstellingen van de subsidie te passen.